Houbaer. antels Eerste Blad Draagt Plouvier's Schoenwerk. ES- Maandag 20 Februari DilnümiasrbestaatuitZ bladea. No, 43 1911. f 0,40 - 0,45 - 5,- Gemeentebestuur* Onze bevolking. Feuilleton, 49e Jaargang. pronging, Hen,enz letaaldraad Iren, Draad.- ligheidstoe- n en kleure egevende Engelsche [uitend niet Verschijn! dageSijkSj uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbormements-fiduerfenfiën op zeer uoordeelige uooriuaarden cv 1KEN, rekt. lil is- maat denhuis aagd, tegen Mei and, 't liefst met <pgave en hoeveel r M. G. Bureau ,nt". n gevraagd twee tsfboden naand, waschgeld ragen Bureau de- - 4,— - 4,50 tl, - 1,50 VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30, Franco per post 1,50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÉN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote 'etters en clichés naar plaatsruimte. OPENBARE KENNISGEVING. Burgem. en Wethouders van Vlis- singen, brengen ter openbare kennis dat de ontwerp zomerdienstregelingen 1911 der Maatschappij lot Exploitatie van Staatsspoorwegen en der Neder- landsche Centraal Spoorwegmaat schappij van af heden ter secretarie ter visie liggen en dat eventueele opmerkingen dienaangaande door be langhebbenden vóór of op 1 Maart e, k. rechtstreeks aan het departement van waterstaat behooren te worden ingezonden. Vlissingen, 17 Februari 1911. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, W1TTEVEEN. Ziedaar een onderwerp, uiteraard altijd belangrijk, maar dat door den loop der gebeurtenissen van de laatste jaren, in belangrijkheid nog veel gewonnen heeft. Dit blijkt telkens. Het bleek ook weer uit de voordracht, die de heer J, C. Ramaer, hoofdingenieur-direc teur van den waterstaat te 's Graven- hage en voorzitter der afdeeling Nederland van het Aardrijkskundig Genootschap, voor een paar dagen in die afdeeling hield over de sterfte in Nederland, in verband met gezond heidsleer en waterstaat. Dat de waterstaat op den gezond heidstoestand en het sterftecijfer zulk een gewichtigen invloed heeft, was tot dusver minder bekend. De sterfte bij ons, vergeleken vooral met de toestanden van omstreeks 1850, is zeer gunstig. Alleen Engeland en Noorwegen wijzen een nog iets beter cijfer aanmaar in de aller laatste jaren was bij ons de verbete ring buitengewoon groot, zoodat wij, als de vermindering in sterfte door gaat, wat zeer waarschijnlijk mag worden genoemd, in dit opzicht spoedig de meest gezegende natie zullen zijn. Het allermerkwaardigste is intus- schen, dat de meest gunstige toestan den voorkomen in de provinciën Noord- en Zuid-Holland en Zeeland. Toen de Engelschen een eeuw geleden hun tegen Napoleon gerichten inval in Zeeland deden, konden zij het er „Loop spoedig naar beneden in de koffiekamer en vraag, of Dina nog Her is. Ga, ik wordt nog gek. Je ziet toch, dat ik niet gaan kan, mijn heenen trillen. Loop hard zoo is 't goed 1" Met horten en stooten had Schreu- der er die woorden uitgebracht, zijn armen zwaaiend van onrust. Nu zijn dochter de trap afijlde, zakte hij op een stoel ineen, richtte daarna het bovenlichaam zuchtend op en als i" dronkemanswaanzin bromde hij „Wacht eens, waar was ik gisteren? Beneden bij Joost, die voor een Soed drinkgeld een duizendtal val- sche eeden aflegt. Laat in den avond kwam toen Dina Ja, juist die 2at aan het buffet, toen de kerel den drank inschonk die zoo wonderlijk smaakte. Joost bleef lang in haar eenvoudig niet uithouden. Onze groote bondgenoot in den tachtigjarigen oorlog tegen Spanje leefde toen altijd nogen thans zijn er, in Zeeland en in Holland, streken die niet onderdoen voor de gezondste bergstreken want men mag veilig aannemen dat tusschen ziekte en sterfte een zeer nauw ver band bestaat. In ieder geval is de vermindering der sterfte in de zee provinciën zeer bevredigend. In Haar lem, waar ongeveer de meest gun stigste toestand heerscht, bedraagt het sterftecijfer slechts 12 per duizend. 26 was vroeger al heel gunstig. De spreker bracht alle hulde aan de gtzondheids-, woning- en andere wetten, aan het geneeskundig staats toezicht, de vroegere geneeskundige raden en de tegenwoordige gezond heidsraden maar aan hun arbeid is toch slechts een klein deel van de vermindering toe te schrijven, ook omdat alle gemeentebesturen niet even krachtig medewerken. Ware de be doelde invloed meer afdoende, dan zou men daarvan in de landprovinciën ook meer moeten bespeuren, maar daar zijn gedeelten waar 't er met de sterfte nog heel treurig uitziet. Het is de verbetering van den wa terstaatstoestand, die in Holland en Zeeland zulke gunstige gevolgen he :ft gehad. Waarom is dat niet het geval in de heistreken, met name in de Meierijsche heide Omdat men naar alle waarschijnlijkheid de tuberculose, even als de malaria en vele andere infectieziekten in onze heidestreken mag toeschrijven aan de vele, juist in deze streken bestaande venen, plassen zonder afwatering, die des zomers gedeeltelijk opdrogen, als wanneer de vorming van zekere bacillen vrij spel heeft. Anders zou het zijn wanneer gezorgd werd voor het aftappen van die venen, door het verbinden daarvan met nabijgelegen rivieren of beken, door afwateringskanalen. liet spreekt van zelf dat eene be schouwing van den loop van het sterftecijfer en de verrassende uit komsten op dit gebied der laatste jaren, tot allerlei vragen aanleiding geeft. In de eerste plaats wel deze hoe ver kan deze vermindering doorgaan wat zal het einde zijn Er zijn deskun digen die beweren, dat er eens een tijd zal komen, waarin, plaats heb bendeongevallen buiten beschouwing gelaten, de menschen uitsluitend op hoogen ouderdom door volkomen na tuurlijke oorzaken zullen sterven. Het spreekt van zelf dat wij nog lang zoo ver niet zijn; maar even zeker is het dal de buitengewoon sterke vermin dering der sterfte toch invloed moet hebben, en dan ligt het voor de hand nabijheid en ja hoe was 't toen ook? kwam het mij niet voor alsof ze samen wat bedisselden Gek, die ik berf, waarom zette ik niet ooren en oogen open, in plaats van te drinken en te lachen over de grappen van den andere, van haar handlanger. Maar stil, kalm Hoe ging het verder? Dina bracht me boven, mij ellendeling; dat ik mij mijn zinnen benevelde, waar ik op mijn hoede had moeten zijn. Mijn hoofd was in de war, mijn oogleden vielen dicht van den slaap. Een slaapmutsje heeft de schoft mij gegeven ja, juist, zoo noemde hij het. ja, ja, het was een echt slaapmutsje, in den drank was een slaapmiddel gemengd o zekerBoven trok Dina mij mijn jas uit. Ik legde zelf de portefeuille onder mijn hoofdkussen ja, ja; dat weet ik heel nauwkeurig. O, MarieHier breidde Schreuder zijn armen uit, alsof hij redding zocht voor zijn eigen herinneringen aan het hart van zijn dochter, die op dat oogenblik juist binnentrad. „Wat heb je gehoord, kind?" „Kalm, vader," antwoordde deze om aan te nemen dat de gemiddelde levensduur zeer sterk moet toenemen, in. a. w. het aantal oudjes langzamer hand veel grooter moet worden. Op zich zelf is dit natuurlijk geen bezwaar. Een gezonde ouderdom, die lang in staat stelt tot arbeiden, is zeker geen ramp en onze zorg voor de oudjes, die hoe langer hoe meer noodzakelijk zal worden, breidt zich reeds uit en zat zich nog meer uitbreiden. Toch zal zeker de kracht der natie ver zwakken, wanneer niet een voldoend aantal jonge, gezonde en krachtige menschen daartegenover staat. Het vraagstuk der bevolking is een van de moeilijkste en staat in nauw verband met dat der welvaart. Ar moede is het gebrek aan ruiivermo- gen. Wanneer er armoede heerscht, dan bestaat er een wanverhouding tusschen het aantal menschen en hunne gezamenlijke voortbrengende krachten. Neemt de bevolking toe, dan moet ook de voortbrenging toe nemen, moeien de middelen van be staan, de bronnen van inkomst zich uitbreiden en dat het aantal geboor ten zou veroorzaken dat die uitbrei ding wordt tegengehouden, door de vermindering der bevolking bevorderd, wordt niet alleen niet door de feiten bewezen, maar zelfs tegengesproken. Het is altijd de groote fout geweest van hen die zich met het vraagstuk der bevolking bezighielden, dat zij hun kracht zochten in middelen om tot mindere snelle aanwas der be volking te geraken, meenende dat er dan bronnen van bestaan genoeg zouden zijn, in plaats van heil te zoeken in de middelen tot verhoo ging der voorlbrengende kracht, in welk geval het absoluut onnoodig is om voor toeneming der bevolking bevreesd te zijn. Wanneer men bedenkt dat de ver mindering van het sterftecijfer nood wendig ten gevolge moet hebben dat voortdurend toeneemt het aantal van hen, die tot de voortbrengende kracht in de maatschappij weinig of niets meer kunnen bijdragen, dan ligt het in den aard der zaak dat die voort brengende krachten op andere wijze moeten worden aangevuld. Wanneer in den toestand, waarin wij op dit oogenblik verkeeren, het cijfer der geboorten sterk moest da len, dan zou dat voor de productieve kracht zeer schadelijk wezen en waarschijnijk na verloop van tijd een sterken economischen achteruitgang ten gevolge hebben, en daarvoor moet men trachten zooveel mogelijk te waken. Ook met het vraagstuk der bevol king hield de heer Ramaer zich in en sloeg teeder haar armen om zijn hals. „Wij moeten ons lot geduldig dragen." „Waar is Dina Spreek „Gevlucht 1" De oude uitte een woesten kreet en sloeg als een vertwijfelde de handen voor 't gelaat. „In 's hemelsnaam, vaderriep het meisje, „wilt ge, dat de men schen op straat onze ellende zullen hooren Laten we den tegenspoed het hoofd bieden en liet ergste met kalmte dragen. Wanneer wij den moed verliezen, is alles verloren Schreuder richtte zich langzaam op, keek in het gelaat van zijn dap per kind, in wier oogen twee groote tranen blonken en zeide„Je hebt gelijk, je hebt gelijk. Wij moeten ons flink houden, misschien is nog red ding mogelijk, spreek, wat heb je gehoord „De menschen beneden zeggen, dat Dina ongeveer een half uur, na dat gij de eetzaal hadt verlaten, zich de voordeur heeft laten ontsluiten, voorgevende dat zij met den nacht trein naar Boston moest, om morgen weder terug te keeren. Zij had slechts zijn voordracht bezig, maar dit deel etvan kon ons veel minder bevre digen. Door het vertoonen van daarop betrekking hebbende kaarten, bewees de spreker dat, in vroeger tijd, de geboorten vrijwel gelijken tred hielden met de sterftenalleen waar een streek zeer bloeiend was, waren de geboorten belangrijk grooter. Het aantal gebooiten moet toen in de be doelde streken dus zeer groot zijn geweest, in aanmerking genomen het hooge sterftecijfer van destijds. Sedert een twintigtal jaren is in deze verhouding verandering geko men, althans in sommige gedeelten van ons land, door een opzettelijk tegengaan van de aangroeiing der be volking. Spreker schrijft dit verschijnsel toe aan den geest des tijds, die zich op dit punt openbaart, speciaal aan de vrijdenkerij. Dit laatste vooral komt ons niet zonder bedenking voor. Hoe weten schappelijk spreker overigens in zijn betoog was, die opmerking omtrent de vrijdenkerij was toch zeker niet wetenschappelijk. Naar onze meening werken ver schillende oorzaken te zamen, maar zullen die oorzaken weer verdwijnen, waar meerdere bronnen van welvaart geopend worden, de productieve kracht der natie wordt verhoogd. Dat de toestanden op dit gebied tegenwoordig niet zoo bijzonder rooskleurig zijn, dat aan den anderen kant bronnen van bestaan geopend zijn voor velen voor wie ze vroeger niet bestonden (hier denken wij in zonderheid aan de vrouw) zal wel invloed hebben op het sluiten van huwelijken, en op het onberaden sluiten van huwelijken en de nood lottige gevolgen ervan, hebben reeds vete tientallen van jaren staat huishoudkundigen gewezen, die alles behalve vrijdenkers waren. in dit opzicht maken wij ons dan ook niet al te ongerust. Bij een ster ker aanwas der bevolking, die waar lijk nog niet zoo heel gering is, zou voor het tegenwoordige de wanver houding tusschen bevolking en pro ductiemiddelen, waarvan het bestaan niet te loochenen is, nog maar wor den vergroot. Mogen wij er in slagen, onze economische toestanden met tertijd duurzaam te verbeteren, dan zal de toeneming der bevolking waarschijnlijk niet uitblijven en dan ook zonder zorg kunnen worden tege moet gezien. een kleinen koffer in de hand en een rooden doek om haar hoofd gesla gen. De huisknecht heeft haar ge zegd, dat zij onmogelijk in den nacht alleen naar het station kon gaan, waarop zij antwoordde, dat gij een rijtuig voor haar hadt besteld, dat haar kwam afhalen: juist had er een rijtuig aan de overzijde der straat stilgehouden, waarin zij gesprongen en weggereden was." „Het is zoo klaar als de dag." zuchtte de boer, „dat nietswaardige schepsel heeft mij bestolen en is met Joost er van door. Domkop die ik ben, hoe kon ik gelooven, hoe kon ik Als een razende liep hij de beide vertrekken door, doorzocht de bed den, haalde de kasten overhoop, keerde de zakken van zijn kleederen binnenste buiten, en toen al zijn zoeken vergeefs bleek te zijn, ver vloekte hij zichzelf, waarna hij op een stoel ineenzakte en in een he vig snikken uitbrak. Opnieuw boog Marie zich over hem heen, als een engel der vertroosting en met bevende stem zeide zij„Zijn uw kinderen u dan Brieven uit deflofsfad. Tant de bruitZooveel lawaai om een simpel bloempje Om het kleine Juiiana-bioempjePardon de „tuberculose bloem". Ge kent zeker de historie van dit lieve bloemje wel, dit nagemaakte telgje van Vrouw Flora, met zoo nobele bedoeling de dubbeltjes uit de zakken der voorbijgangers te too- veren ten bate der bestrijding van de vreeseiijke tuberculose, 't Succes van deze methode van liefdadigheid is 't vorig jaar al gebleken. Dit jaar zou men op den ingeslagen weg voortgaan, maar ten slotte blijkt men toch een eenigszins andeien weg te nemen, al loopt die overigens ook parallel met den vorigen. „Jutiana-bloempje", noemde de spraakmakende gemeente dit zichtbare teeken van philantropischen zin ad 10 cent, hetwelk op den eersten jaardag van ons Prinsesje op straat te koop werd geboden en die naam maakte het bloemje voor menigeen zeker niet minder sympathiek. Doch bij hen, op wie oranje de uitwerking heeft van een rooden lap op een stier, geraakte ons bloempje juist om de zelfde reden in discrediet. Aan anti- oranjegezinden kant (iedereen weet wel waar die is) wilde men van een Juliana-bloempje op Juiiana-dag niet weten. Eentuberuclose-bloempje was uitstekend, was zelfs heel braaf, maar er mocht geen verband zijn, of ook maar schijnen te zijn, met het Prin sesje of met wie of wat ook van het Vorstenhuis. Was de ergernis voor barig Hetschijnt zoo Toen bleek weldra dat het bewuste bloempje dit jaar geen „Juliana"- btoempje zou zijn, geen Oranjehartje zou hebben en niet speciaal op den jaardag van 't Prinsesje zou worden verkocht. Maar dat maakte het er niet beter op On ne peut pas contenter tout ie monde et son père Nu kwamen Oranje en anti-iood op hun achterste beenen te staan. Dat was een'kniebuiging voor den rooden vijand, heette het vol politieke verontwaardiging, een beleediging van ons Vorstenhuis, klonk het vol nobeten Oranje-zin. Was ook deze verontwaardiging voorbarig? Helschijnt zoo! Het dagelijksch bestuur der tuber- culose-verecniging heeft een verkla ring van de geschiedenis gegeven en op ruime schaal verspreid, waarmede ze, naar het schijnt, ten slotte toch nog „tout ie monde et son père" hoopt te „conienteeren". Uit die verklaring van het bestuur blijkt, dat de eenige reden, waarom het vorig jaar de bloemendag op den niets waard, dat gij zoo jammert om uw geld en om Dina Blijf ik dan niet bij u, vader, uw kleine Marie, die ge vroeger zoo liefhad!, die u zoo van harte bemint, en die o zoo gelukkig is, dat die vaische gewe- tenlooze persoon niet meer tusschen ons staat Langzaam kwam Schreuder tot zichzelf, steunde, richtte zich half op en riep toen op hartverscheurenden toon „Dat is het, wat mij half waan zinnig maaktmijn geweten klaagt mij aan en verwijt mijJe hebt je kinderen mishandeld om die deerne te behagen. Het geld, dat je ontstolen werd, was hun erfdeel. Vervloek mij, Marie, scheld op mij, maar spreek niet zoo tot me, want ieder troostwoord ver wondt mij als de bitterste aanklacht, ieder woord snijdt in mijn ziel en toont mij, hoe vreeselijk ik je mis kende en hoe slecht ik jegens je gehandeld heb, O, als ik dat ellen dige schepsel, die Dina ontmoet (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1