49e Jaargang.
Woensdag
IS Februari
■No. 39
1911
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
BINNENLAND,
TELEFOONNUMMER 10.
VLISSINGSCHE COL!RAM
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post L50.
Afzonderlijke nummers S cent. Men abonneert zich bij aile Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 1© cent. Bij directe opgaat van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
'etters en clichés naar plaatsruimte.
Kamerverkiezing Sneek.
Bij de gisteren plaats gehad heb
bende stemming voor de verkiezing
van een lid der Tweede Kamer in
het district Sneek, ter vervanging van
den heer H. Col ij n Jr., opgetreden
als minister van oorlog, werden uit
gebracht 4864 geldige stemmen.
Hiervan verkregen de heeren dr. J.
Scheurer, anti-rev. 2665, Ph. Noord
wal, anti-rev. 1170 en ds. A. van der
Heide, soc-dem., 1029 stemmen, zoo
dat gekozen is dr. j. Scheurer.
Den 11 en Juni 1909, bij de perio
dieke verkiezingen, werd de heer H.
Coiijn ]r. gekozen met 3833 stemmen,
terwijl toen nog verkregen de lieer
H. A. j. van Wijhe, soc.-dem. 930 en
C. A. Zeiverder. vrijz-dam. 1078
stemmen. Het aantal kiezers bedraagt
7645.
Nederland en de Scheldevrijhaid.
In het „Institut Maritime" heeft
advocaat Van Babel, naar aanleiding
der Belgische wetgeving op het in
beslag nemen van schepen gesproken
over het incident der Duitsche stoom
boot „Minerva", die de Nederland-
sche regeering op 13 September 1910
op de reede van Viissingen aan den
ketting deed leggen, omdat, enkele
dagen te voren, een boot van 'dezelf
de reederij een Hollandscnen loods
kotier in den grond had geloopen.
Naar het „hbl. v. Antw." meldt,
kwam mr. Van Babel tot de slotsom,
dat in het onderhavig geval, Nederland
noch het internationale recht, noch
het burgerlijke recht had geschonden
en dat geen der tot de Nederlandsche
regeering in deze zaak gerichte ver
wijten steek hield.
Armenzorg en landlooperij.
in de „Vragen des Tijds" publiceert
de heer J. F. Hondius, directeur van
een der gestichten te Veenhuizen, een
artikel over bovenstaand onderwerp.
Hij wijst de hoofdoorzaken aan, die
tot armoede en vervalleiden, en illu
streert zijn meeningen hierover met
tal van voorbeelden van in Veenhuizen
opgenomen personen.
De heer Hondius is van oordeel,
dat veel wordt gestraft als bedelarij
en landlooperij wat in werkelijkheid
niets anders is dan een gevolg van
tegenspoed, ziekte en armoede.
Werd tot voor korten tijd Veenhui
zen door de verpleegden beschouwd
als een toevluchtsoord, meer en meer
wordt thans de bedoeling duidelijk
om de opzending naar een rijkswerk
inrichting te doen zijn een straf, en
die straf een leed te doen zijn.
Hoe meer nu de gestichten Veen
huizen, niet slechts in naam, maar
ook in werkelijkheid, strafgestichten
worden, zegt de heer Hondius, des
te meer doet zich pijnlijk gevoelen
de groote leemte, welke hier ie lande
bestaat in de verzorging van veie
armen en invaliden, die om verschil
lende redenen geen hulp kunnen krij
gen van particuliere weldadigheids
instellingen, noch van de gemeente-
üjke armbesturen, en daardoor langs
epn omweg ten laste van de justitie
zÖn gebracht.
En hij vervolgt: Waar dankzij
de kinderwetten door de zich
uitbreidende gezinsverpleging van
weeskinderen, tegemoetkoming bij
vakopleiding, enz., de jeugd, meer
dan vroeger mogelijk was, bescher
ming vindt, daar mag worden aange
nomen, dat de armoede der ouders
ais oorzaaak van verval geleidelijk
zal afnemen.
Ten opzichte van de volwassenen
kan de onlangs aangenomen wei op
de reclasseering, behalve aan gevan
genen hulp brengen aan hen, die
wegens bedelarij, landlooperij of
herhaalde openbare dronkenschap
hun straf in een rijkswerkinrichting
ondergaan of naar aanleiding van
zoodanige overtreding daarheen drei
gen ie v/orden opgezonden. Uit de
memorie van toelichting meen ik te
mogen afleiden, dat voor zoodanige
hulp in aanmerking zuilen komen
zulke personen die daarvoor vanwege
den minister van justitie bijzonderlijk
zullen worden aangewezen, alsmede
zij, die door bepaalde, op dit ge
bied werkzaam zijnde vereenigin-
gen daarvoor worden uitgezocht.
Ais ik mi] niet vergis, dan za! die
keuze zich wel beperken tot hen, die
om hun leeftijd, validiteit, vakkennis,
enz., de meeste kans op reclasseering
bieden. Maar zij die het meest be
hoefte hebben aan hulp en steun, om
buiten deze strafgestichten te kunnen
biijven de ouden en zwakken de
physiek- en psychisch defecten
zij zuilen, zooiang een verplichte
ziekte-, invaliditeits- en ouderdoms-
verzekering of pensioen blijven ont
breken, zijn en blijven voorwerpen
van armenzorg.
Herziening der Bouwver
ordening.
Door de commissie voor de straf
verordeningen is een voorstel aan den
gemeenteraad gedaan tot herziening
der bouwverordening en tot vaststel
ling eener verordening voor bestaande
woningen.
De thans voor deze gemeente gei
dende bouwverordening, vastgesteld
na de tot standkoming der woningwet,
behoort naar de meening van Burg.
en Weth. noodzakelijkerwijze te wor
den herzien.
De concept-verordening luidt als
volgt
Algemeene bepalingen. Artikel 1.
Onder straatgrens worüt indezever-
ordening verstaan de gr; ns tusschen
den openbaren weg en den bouw
grond; onder rooilijn de wegzijde var.
den voorgevel van het gebouw of de
wegzijde van de afsluiting van het erf.
Art. 2. Onder hofjes worden in deze
verordening verstaan de niet aan den
openbaren weg gelegen, doch van
daar door een open of overdekten
doorgang toegankelijke open ruimten,
waarop belendende gebouwen hunnen
uit- en ingang hebben.
Art. 3. Onder straten worden in
deze verordening begrepen alle stra
ten, wegen, parken, voetpaden, grach
ten, kaden, trottoirs, pleinen, stegen,
wandelplaatsen, open plaatsen of
sloppen binnen de gemeente, die
hetzij ai dan niet voor den publieken
dienst bestemd, voor een ieder toe
gankelijk zijn.
Art. 4. Onder eigenaar wordt ia
deze verordening mede begrepen de
erfpachter, opstailer, vruchtgebruiker
of beheerder.
Art. 6. Waar in deze verordening
gesproken wordt van „goed, behoor
lijk, voldoende redelijk", wordt daar
mede bedoeldten genoegen van
Burg. en Weth.
Art. 6. Het is verboden: lo. Eene
straat aan te leggen anders dan ter
.piaatse, volgens de afmetingen, in de
richting en ter hoogte ais is vastge
steld bij het uitbreidingsplan der
gemeente 2o. te bouwen anders dan
hetzij aan bestaande straten, hetzij
aan straten, opgenomen in het uit
breidingsplan der gemeente 3o. te
bouwen of de grondslagen te maken
van gebouwen, muren, schuttingen,
hekken or andere--afheiningen, anders
dan met inachtneming van de rooi
lijn en de straatgrens, zooais die
door of vanwege Burg. en Weth. over
eenkomstig het uitbreidingsplan of
nader raadsbesluit voor ieder perceel
is aangewezen.
Alt.-7. De straatgrenzen en rooi
lijnen worden voor iedere straat door
den gemeenteraad vastgesteld. Zoo
lang deze niet zijn vastgesteld worden
de lijnen gevolgd die in liet verlengde
iiggen van de aangrenzende perceeien.
Liggen deze ter weerszijden in ver
schillende straatgrenzen en rooilijnen,
dan geldt het verlengde van het meest
achterwaarts gelegen perceel.
Art. 8 Het aanleggen van zooge
naamde hofjes of doodloopende stra
ten, alsmede het bouwen in bestaande
hofjes is verboden.
Art. 9. Indien twee nieuwe straten
of eene nieuwe en eene bestaande
straat evenwijdig of nagenoeg even
wijdig komen te loopen, dan moet
de aanleg aldus geschieden dat het
daartusschenliggend bouwblok ten
minste 40 M. breed is. Ligt echter
tusschen de twee straten slechts ééne
rij huizen, dan behoeft de in het vorige
lid bedoelde afstand niet meer dan
20 M. ie bedragen.
Art. 10. De omtrekmuren van ge
bouwen moeten te lood worden op
getrokken. Indien de aard van h:t
werk opbouw onder een helling nood
zakelijk maakt, kunnen Burg. en Weth.
daarvoor onder door hen te stellen
voorwaarden vergunning verleenen.
De voorsprongen van plinten, banden
van luchtopeningen, pilasters, deur
drempels, treden of eenige andere
uitmeLeiing, mogen beneden de
hoogte van 2 50 M. boven den bega-
nen grond niet grooter zijn dan 20
c.M. In straten, op grachten en kaden
van meer dan 10 M. breedte mogen
balkons en erkers worden gebouwd,
mits ten minste 3 M. boven den be-
ganen grond en niet meer dan I M.
buiten den gevel uitstekende. Zij
moeten worden aangebracht door
middel van ijzeren of stalen leggers,
die door de geheete dikte van den
gevelmuur heengaan en behoorlijk
aan de balklaag verbonden zijn.
Indien consoles worden aange
bracht, moeten deze voldoende in
den gevelmuur worden bevestigd. De
balcons moeten voorzien zijn van
balustraden en afwaterend naar den
gevel worden gemaakt en het water,
ook van cis erkers, door een gegoten
ijzeren afvoerbuis langs den gevel
naar den openbaren weg afvoeren.
Voor het aanbrengen van zonne
schermen,buiten den gevel uitstekende
uithangborden, vlaggestokken en re-
clamelaniaains is vergunning noodig
van Burg. en Weth., die daaraan
voorwaarden kunnen verbinden.
Art. 11. Achter eik gebouw
hetzij al of niet ter bewoning bestemd
moet opengelaten worden een
open ruimte, plaats, tuin of erf, waar
van de oppervlakte ten minste '/s
deel van de oppeiwlakte van het
gebouw bedraagt, met dien verstande,
dat deze open ruimte wordt gemeten
over de voile breedte van het terrein
tot eene zoodanige diepte als noodig
is om de voorgeschreven oppervlakte
te verkrijgen. Op deze open ruimte
mag geen getimmerte van welken
aard ook, worden gemaakt. Burg. en
Weth. zijn bevoegd, de gezondheids
commissie gehoord, van het boven
staande vrijstelling te verleenen a.
op hoeken van stratenb, indien
door terreinsomstandigheden de bo
venbedoelde vrije ruimte niet be
schikbaar is. In deze gevailen zijn
zij bevoegd nadere eischen vast te
stellen.
Art. 12. Indien tusschen twee ge
bouwen eenige ruimte wordt open
gelaten, moet de afstand ten minste
1 M. bedragen. De grondslag dezer
tusschenruimte moet voldoende be
straat en afwaterend gelegd worden
naar een vervalput met stankscherm,
die in de straten waar een gemeente
riool aanwezig is met een aarden-
buisriooi daaraan moet worden
verbonden. Waar geen gemeenteriool
Abonnements-Aduertentiën op zeer ooerdeeiige voorwaarden
aanwezig is, moet het water over-
eenkomsiig de door Burg. en Weih.
te geven voorschriften worden af
gevoerd.
Art. 13. ieder eigenaar moet zijn
erf, gelegen binnen de bebouwde
kom der gemeente en belendende aan
den openbaren weg, afsluiten met
een muur of ijzeren hek ter hoogte
van minstens 2.25 M. boven den
openbaren weg. In de parken kunnen
Burg. en Weth. een heg als afschei
ding toestaan. De afsluiting van erven
in de bebouwde kom der gemeente
waarop zich mestvaalten bevinden,
moet steeds door e;-n muur van vol
doende hoogte geschieden.
Art. 14. Het is verboden buiten het
richtingsvlak der gevels aan den
openbaren weg te maken bordessen,
stoepen, buiten- of keldertrappen,
pothuizen, hekken, banken, paien,
uitstekken, luifels, winkelkasten of
waterbakken. Voor het maken van
keldergaten, lichtgaten, regen- of
wolbakken wordt vergunning van den
gemeenteraad vereischt. Bij nieuwen
aanleg of bij geheele vernieuwing
van trottoirs wordt ue hoogte en
breedte daarvan door Burg. en Weth.
bepaald, terwijl de door hen vast te
stellen materialen moeten worden
gebezigd.
Ari. 15. Alle deuren, met uitzon
dering van de in het volgende artikel
bedoelde, moeten naar binnen open
slaan. Burg. en Weth. zijn bevoegd
hiervan vrijstelling te verleenen. De
zonneblinden en luiken moéten plat
legen den muur draaien en voorzien
zijn van een middel tot vastzetting
of bevestiging.
Art. 16. In kerken, scholen, schouw
burgen, fabrieken of lokalen voor het
houden van bijeenkomsten of ver
gadering bestemd, moeten a. aiie
deuren, zoowel binnen als buiten
deuren, naar buiten openslaan b.
naar buiten openslaande deuren plat
tegen den muur draaien en voorzien
zijn van een middel tot vastzetting
of bevestiging c. de trappen, deuren
gangen en corridors in voldoend
aantal aanwezig en van voldoende1
afmetingen zijn d. de trappen van
onbrandbare materialen zijn samen
gesteld. Burg. en Weth. zijn bevoegd
van hef sub d bepaalde vrijstelling
te verleenen.
Art. 17, Hijsen- of windasbalken
moeten minstens 5 M. boven den
openbaren weg verheven zijn en
hoogstens 1.5Ó M. uit den gevel
vooruitspringen. Zij moeten van ijzer
of staal zijn en naar door Burg. en
Weth. goedgekeurde teeke ringen zijn
vervaardigd.
Art. 18. Het is verboden de vloeren
der beneden woonvertrekken lager te
leggen dan 15 cM. boven de hoogte van
de aangrenzende straat of indien
het gebouw verder dan 10 M. van
eene straat verwijderd is boven den
aangrenzenden beganen buitengrond.
In dit laatste geval moet het terrein ge
legen tusschen de straatgrens en
rooilijn naar de zijde van den open
baren weg eene helling verkrijgen
van minstens 3 cM. per Meter.
Onder de hoogte van de aangren
zende straat wordt verstaan de hoogte
van het troitoïr grenzende aan het ge
bouw,en waar geen trottoir aanwezig is,
de kruin van den openbaren weg. Burg.
en Weth. kunnen ontheffing verlee
nen van het bepaalde in den aanhef
van dit artikel voor zoover betreft
de vloeren van winkels, magazijnen
en pakhuizen, indien die vloeren
bestaan uit steen, tegels, terraso en
dergelijk materiaal hetwelk op dei
grond is aangebracht. Geen woon-
of slaapvertrekken mogen in kelders
of sousterrains worden gemaakt of
ingericht. Burg. en Weth. zijn bevoegd
van laatstgenoemd verbod vrijstelling
te verleenen indien de afstand tus
schen bovenkant vloer en onderkant
bintiaag of plafond ten minste 3 M.
bedraagt, terwijl de vloer niet lager
dan 1 M. onder den aangrenzenden
buitengrond of straat ligt, In dit ge
val gelden de door hen te stellen
nadere eischen omtrent verlichting,
ventilatie en afwatering.
Art. 19. Het is verboden een ge
bouw of een gedeelte van een ge
bouw aan de straatzijde hooger op
te trekken dan tot de breedte van de
straat vermeerderd met 3 M. De
hoogte van het gebouw wordt ge
meten uit de kruin der straat tot
aan de nok van hel dak. Burg. en
Weth. kunnen vergunning verleenen
om de in dit artikei bepaalde maxi
ma te overschrijden. Alsdan gelden
de door hen te stellen nadere eischen.
Art. 20 Het is verboden een ge
bouw op ie richten om ie dienen tot
woning tenzij lo. de oppervlakte van
iedere zich daarin bevindende of te
maken woning, gemeten over een
horizontaal vlak tusschen de muren
ten minste 30 ML bedrage indien tot
de woning een verdieping of zolder
behoortzonder zolder of verdieping
moet deze oppervlakte minstens 40
MJ. zijn. 2o. iedere woning ien minste
twee vertrekken bevatte, waarvan
tenminste één, ongerekend de betim
mering, eene oppervlakke hebbe van
ten minste 15 M3. Indien een dezer
vertrekken tevens ais keuken dienst
doet, moet er bovendien zijn een
spoïllioek van ten minste 2 M'. 3o.
de hoogte van alie woon-, werk- en
slaapvertrekken, ook die in souster
rains en zolders, gerekend van den
vloer tot den onderkant der balklaag
ten minste 3 M. bedrage. Indien de
woning behalve de voornoemde ver
trekken afzonderlijke slaapvertrekken
bevat, moeten deze ten minste 4 ML
groot zijn. 4o. de zolverdieping be
hoorlijk beschoten en aan aiie zijden
omringd zijn door een. borstwering
ter hoogte van ten minste 0,85 M. Bij
woningen met meer dan vier vertrek
ken, kunnen Burg. en Weth. hiervan
ontheffing verleenen. Het is verboden
de wanden en plafonds van woon-,
werk en slaapvertrekken anders
sainen te stellen dan uit onbrandbaar
materiaal.
Ari. 21 ieder ter bewoning bestemd
gebouw moet ten minste van een toe
gang aan de straatzij de voorzien zijn.
Wanneer in een gebouw meerdere
woningen zijn gevestigd moet de
hoof Jtoegang van iedere woning aan
de straatzijde gelegen zijn. Burg. en
Weth. kunnen van -deze bepaling
ontheffing verleenen voor villa's. De
wijdte in den dag van dezen toegang
moet ten minste 0.85 M. bedragen,
die voor meerdere woningen in éen
gebouw ten minste 1 M. en de hoogte
ten minste 2.50 M. Eén toegang mag
niet voor meer dan vier woningen
dienen.
Art. 22. In iedere woning moet ten
minste een va; e trap aanwezig zijn
om de verdieping of den zolder te
bereiken. De binnenwerksche breedte
der trappen moet minstens 0.80 M.
zijn die van trappen bestemd voor
meer woningen minstens 0.90 M. De
gemiddelde aantrede zonder wel mag
niet minder zijn dan 0,15 M. en de
optrede eveneens niet meer dan 0,20
M. bedragen. De dikte van boomen
en treden moet respectievelijk min
stens 28 en 32 mM. zijn. De trappen
moeten behoorlijk verlicht zijn en
ten minste aan ésn zijde voorzien
van leuningen, alsmede keerleuningen
rondom het trapgat. Do ouderkanten
van trappen, waar zij niet met steenen
wanden zijn ombouwd, worden be
kleed met niet brandbare materialen.
Wanden langs trappen, traphaiien of
andere ruimten, waarin trappen wor
den gebouwd, moeten van steen
gemetseld zijn. Het gebruik van losse
trappen en ladders is verboden.
Art. 23. De portalen en gangen in
woningen moeien ten minste 90 cM.
breed en ten minste 3 M. hoog zijn.
Zij moeten behoorlijk verlicht zijn.
Art. 24. Indien in eene woning
geen gang aanwezig is, moet aan de
binnenzijde bij den toegang een
portaal zijn van ten minste 1 A/13,
oppervlakte, na aftrek van alle be
timmeringen.
Art. 25. In iedere woning moet
voor elk gezin ten minste ée.i be-