Opruiming
Plouvier's
Schoenmagazijn
Donderdag
2 Februari
Van Week tol Week.
Feuilleton.
BINNÏ2N LANDT
No, 28.
49e Jaarg-ang.
1911
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÈNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
'etters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op 2on- en Feestdagen.
Er komen, helaas, allertreurigste
berichten omtrent de hevig besmet
telijke ziekte, die in China heerscht,
en waaraan men thans den naam
geeft van longpest. In Peking zal het
er waarschijnlijk toe komen, dat de
wijk der buitenlanasche legatiën streng
geïsoleerd zal worden, terwijl dan het
zakenvenceer tusschen deze wijk en
de Ctiineesche stad slechts onder het
strengste toezicht zal mogen plaats
hebben. Het treurigst is alweer het
verzet tegen de tenuitvoerlegging van
de noodzakelijke sanitaire maatre
gelen. Volgens eene mededeeling van
den Chineeschen gezant te Londen,
is de haard der besmetting gelegen
te Wladiwostok, van waar zij door
dieren moet zijn overgebracht naar
zuidelijke streken. Volgens de dok
toren der Europeesche legaties te
Peking, is deze pest-epidemie de
felste, welke de geschiedenis kent.
De ziekte is een vreeselijke ontsteking
van de long, die bloedvergiftiging
ten gevolge heeft en tot dusver ab
soluut doodelijk is. Het verschijnsel
verspreidt zich ongemeen snel en het
treinenverkeer op de lijn Tientsin
Poekof is reeds gestaakt.
Ook de geneesheeren vallen onder
de uitoefening van hun ambt. Op een
afstand van 250 kilometers in de
ronde moeten alle steden en dorpen
rondom Charbin besmet zijn.
De Russische regeering overweegt
het bijeenroepen van een congres te
dezer zake, te irkoetsk.
De Bagdad-spoorweg in Noord-
Perzië blijft de aandacht van het
buitenland trekken. Eerst na verloop
van eenige weken wacht men de
beslissing. Welken vorm de overeen
komst met Duilschiand zal aannemen,
staat ook nog niet vast. Van geheime
bepalingen moet geen sprake wezen.
Het schijnt dus aangewezen, om deze
zaak voorloopig te laten rusten.
lntussclr.n heeft Engeland weereen
antwoord aan Perzië gezonden over
de quaestie der handelswegen in het
zuiden en daarbij voldoening betuigd
over de maatregelen, door de Per
zische regeering getroffen, ter ver
meerdering van de veiligheid, ofschoon
men meent, dat de buitengewone
strengheid van den winter in die
streken, ook veel tot de rust heeft
bijgedragen. Daarom neemt de En-
gelsche regeering toch een afwach
tende houding aan en behoudt zich
de bevoegdheid voor om terug te
komen op de benoeming van Britsch-
Indische officieren bij de politiemacht,
indien het mocht blijken, dat de
maatregelen der Perzische regeering
geen gunstig resultaat nebben.
Van de verhooging der douane
rechten in Zuid-Perzië met 10 percent,
om daaruit de kosten te bestrijden,
wil de Engelsche regeering echter
niets weten, om de eenvoudige reden,
dat die kosten dan door de Engelscne
kooplieden zouden worden betaald.
Dat weten de Perzen natuurlijk
even goed, maar het spreekwoord
zegt immers ook, dat twee joden
weten wat één bril kost.
Intusschen, als de Briisch Indische
officiertjes er komen, dan wil de
Engelsche regeering er nog we! eens
over denken 1
Wat de opstanden in Klein-Azië
betreft, die nu eigenlijk al een paar
jaar duren, verneemt men, dat deze
zijn aangestookt door twee hoofden,
aan welke de Turksche regeering
zelfs vorstelijke rechten had toege
kend, maar die al hun beloften
schonden en feitelijk samenspannen
om een onafhankelijk rijk te stichten.
Verschillende stammen moeten voor
dit plan gewonnen zijn. Men maakt
zich meester van alle wegen in Yemen
en omsingelt de steden, terwijl men
ruim voorzien is van munitie en
levensmiddelen.
Inderdaad, Turkije ioopt gevaar,
om weer eens wat grondgebied fe
verliezenmaar talrijke troepen zijn
onderweg, die vermoedelijk veertien
duizend opstandelingen tegenover
zich zullen vinden.
Het wetsontwerp tot het vaststellen
van eene grondwet voor Elzas-Lotha-
ringen is in den Duitschen Rijksdag
voor de eerste maal gelezen. Aller
zonderlingste dingen zijn bij die ge
legenheid namens de regeering verteld.
Vooreerst zou de ervaring leeren, dat
het algemeen stemrecht, handel, in
dustrie en ambacht niet tot hun recht
laat komen. Om nu de werking van
het algemeen kiesrecht te verzwakken,
is de instelling van een Hoogeibuis
noodzakelijk geacht. Dat Hoogernuis
zal tevens het toezicht oefenen, het
welk totnogtoe door den Bondsraad
geoefend werd.
Wat de positie van den keizerlijken
stadhouder en de quaestie der ver
tegenwoordiging van Elzas Lotha
ringen in den Bondsraad betreft,
meent de regeering dat het niet aan
gaat een stadhouder voor het leven
te benoemen, omdat de invloed des
keizers op de verhoudingen in het
tegenwoordige Rijkstand, geheel zou
ophouden. Het moet niet kunnen
voorkomen dat de stadhouder den
vertegenwoordiger van Elzas-Lotha-
ringen in dm Bondsraad andere in
structies geeit dan die, welke de
TELEFOONNUMMER 10.
Abonnements-ftduerfenfiën op zeer uoordeelige ooorutaarden
Zijn blik viel op Marie en met
bevende stem zei„Ik zal gaan, gij
zi]t haar vader. Toch wil ik u nog
zeggen, dat ik geen bedelaar ben.
ik heb voor u gewerkt, en gij hebt
miJn arbeid karig genoeg betaald,
maar gebedeld heb ik nooit. Arm
was ik vroeger en gij rijk, dat dankt
S'J aan het toeval. Werden wij bei
den echter eens op de kust van een
vreemd land geworpen, dan zou ik
willen zien wie van ons beiden
meer waard is, de bedelaar of de
onbuigzame eigenaar van den Den
nenhof. Vaarwel Marie. Ween
met, ik kom terug en mijn vrouw
zult gt] worden, al zou de geheele
wereld er zich ook tegen verzetten
b«ireuder was een oogenblik zoo
verbluft, dat hij geen woorden kon
Vinden. Eindelijk wilde hij zijn te
genstander naijlen.
Marie hieid hem tegen. „Vader",
vleide ze in doodelijken angst, „laat
den armert jongen gaan, gij hebt
hem leed genoeg gedaan
„Uit den weg of riep Schreu-
der in blinde woede en hief zijn
vuist op. Hij bracht den slag echter
niet toe. Opeens omklemde iemand
met reuzenkracht zijn pols verschrikt
stoof hij opzij.
De anders zoo verlegen Koenraad
stond voor hem.
„Niet slaanzeide deze en
plaatste zich met zijn breede borst
voor zijn vader, als wilde hij zeg
gen „eerst zult ge het met mij moe
ten klaarspelen, voor ge mijn zuster
eenig leed veroorzaakt."
In een oogwenk was de hevige
toorn van Schreuder verdwenen.
Een huivering ging door zijn leden
bij het aanschouwen van den jongen
reus, wiens oogen zoo groot schenen,
wiens haren zoo verward over het
voorhoofd hingen. Een gevoel van
berouw overviel Schreuder, toen bij
de jammerende, twijfelende Marie
aanzag.
„Dat je me ook zoo iets moest
Pruisische vertegenwoordigers krijgen.
Iedere andere vorm van vertegen
woordiging zou invloed oefenen op
de stemmenverhouding in den Bonds
raad, ten nadeeie van Pruisen.
De vertegenwoordiger der regeering
meende dat het gevoel, dat Eizas-
Lotharingen onafscheidelijk verbonden
is aan het rijk, welk gevoel immers
den grondslag voor de positie van den
Bondsstaat vormt, nog niet heel sterk
ontwikkeld is juist in die kringen,
welke het luidst om zelfbestuur vragen.
Men zou zeggen, is dit zoo, dan
zou dat een reden kunnen zijn om
het Rijksland nog geen zelfbestuur
te verleenen en, moet men op die
veranderde gezindheid wachten, dan
kan men lang wachten. Elzas-Lotha-
ringen is grootendeels Franschgezind
en wil men het Duitsch doen worden,
da.i z 1 men. het de zegeningen van
een mild bestuur moeten doen on
dervinden, het proefhoudend gebleken
middel der Habsburgers in Galicië,
Zevenbergen, enz.
Het namens de regeering gespro
kene is dan ook niet onbeantwoord
gelaten, krachtig werd opgekomen
tegen het onlangs nog weer opge
worpen denkbeeld, om Elzas-Lotha
ringen eenvoudig bij Pruisen in te
lijven, een denkbeeld dat de regeering
niet verwierp, ai verklaarde zij daartoe
slechts in de uiterste noodzakelijkheid
te zullen overgaan.
Met klem werd geëischt de ver
heffing van het Rijksland tot een
werkelijken Bondsstaat. Hoe wensche-
lijk het ook zij dat het land de be
voegdheid krijgt om zijn eigen wetten
te maken, onaannemelijk achtte men
het dat de kiesdistricten niet bij de
wet, maar bij verordening zouden
worden bepaald. Daardoor laadt de
regeering de verdenking op zich, dat
zij bijzondere partijen wi! bevoordee-
Ien. En dat de keizer niet een ge
deelte, maar bepaald de helft van dat
aantal leden der Eerste Kamer zou
benoemen, werd ook geheel verwer
pelijk geacht.
Van sociaal-democratische zijde
achtte men het ontwerp een poging
om het Rijksland geheel te verpruisen.
Zoo de Elzassers Duiischers willen
zijn, dan willen zij toch geen Pruisen
wezen. Liever wenscht men er een
republiek van te maken, zoo als Ham
burg, Bremen en Lubeck maar in
ieder geval geen Pruisische bijmo
narchie, met een Eerste Kamer die
geheel van den keizer afhankelijk is.
Zonderling klonk de opmerking van
een der sociaai-democraten, dat het
meervoudige stemrecht vooral den
oud-Franschen (en goede zou komen.
aandoen," zeide hij wrevelig. „Jij,
de dochter van den boer van den
Dennenhof en die vagebond Eerder
zou ik gedacht hebben, dat zon en
maan te zamen kwamen en daarboven
aan den sterrenhemel hoogtijd vier
den. Foei, schaam je. Kom in huis
en denk er eens over na, hoe ver
keerd je gedaan hebt, kom."
„Laat mij naar mijn kamer gaan,
vader," snikte het meisje, toen deze
de deur naar het woonvertrek open
stiet, „ik kan zoo niet onder vreemde
menschen verschijnen.'
„Ga je gang, maar denk er aan,
de dochter van Schreuder moet
trotsch zijn of ze is zijn dochter
niet. Goeden nacht."
Koenraads kamer grensde aan die
van zijn zuster;, hij moest haar
slaapkamer doorgaan, wilde bij in
zijn kamertje komen. Toen hij be
hoedzaam binnentrad, scheen het
hem toe dat Marie sliep. Zachtkens
sloot hij de deur, hield zijn breede
hand voor de v'am der kaars en liep
op de deur van zijn vertrekje toe.
Nauwelijks evenwel had hij zijn
Zou de Duitsche regeering dat dan
ook niet weten
Het wetsontwerp zal er ongetwij
feld wei komenmaar een geheel
andere vraag is liet, of het ten ge
volge za! hebben wat vooral P.uisen
wildat in de Rijkstanden een
Duitsche politiek gevormd wordt,
dat geen Duitschland vijandige geest
zich in Elzas-Loiharingen ontwikkelt
en dat de voorgestelde instellingen
en het politieke leven op nieuw zullen
ontwikkelen. Wij gelooven er niets
van. Van het Dnitsche politieke leven
wil men er nog heel weinig weten
en daarvan is het Pruisische dril-
systeem de schuid.
Stuwadoorswet.
Bij de Tweede Kamer is gisteren
ingediend het ontwerp-Stuwadoorswet.
Het ontwerp berust op de overweging,
„dat het noodzakelijk is, bepalingen
vast te stellen in het belang van de
personen, werkzaam bij het Iaden en
lossen van zeeschepen". Het ontwerp
heeft ten doel, te waken tegen over
dreven lange werktijden en arbeid op
Zondag, en tegen gebrek aan zorg
voor de veiligheid bij den arbeid,
en te bevorderen, dat steeds aan den
arbeider het hem contractueel toeko
mende loon worde uitbetaald.
De vlootpredikant.
In de memorie va t antwoord op
het afdeeiingsverslag der Eerste Kamer
over de marinebegrooting deelt de
minister mede, dat met den directeur
commandant van Willemsoord over
legd wordt over zoodanige wijziging
der instructie van den door bemid
deling der Christen-Oificiersvereeni-
ging te Helder werkzamen predikant,
dat de bemoeienis dier vereeniging
met zijne werkzaamheden geheel wordt
uitgesloten. De minister overweegt in
hoever de tot dusver genomen proef
met de wijze van verzorging der
geestelijke belangen zal worden voort-
gezet.
Tot lid van de Prov. Staten van
Zuid-Hoiland voor het district Rid
derkerk is gisteren gekozen de heer
J. L. van Rij (anti. rev.) met 2i 32
stemmen, tegen 1388 die waren uit
gebracht op den heer K. S. de Wijn
(lib.)
Benoemingen.
Bij Kon. besluit is met ingang van
1 April 1911 aan J. W. Weleker en
A. A. Bekaar, beiden te 's Graven-
hage, op hun verzoek eervol ont
slag verleend resp. als hooidinspec-
zware schoenen en zijn grof iakensch
buis uitgetrokken, of een ingehouden
snikken trof zijn oor.
Hij luisterde, ging naar het bed
van zijn zuster en vroeg waarom zij
weende.
In plaats van .antwoord te geven,
sloeg Marie haar*blanke annen om
den hals van haar broeder en barstte
in hartverscheurend snikken uit. Na
eenige oogenblikken vond ze pas
woorden en stamelde „Ach, Koen-
raad, gij kunt mij niet begrijpen
Werkelijk begreep hij haar niet.
De gevoelens, die het hart van het
meisje vervulden, waren hem vreemd,
doch in het diepe duister van zijn
geest was zijn zuster altijd de eenige
persoon geweest, die een verteede-
renden invloed op zijn hart uit
oefende.
Toen nu de zachte armen zijner
zuster zijn hals omsloten, toen haar
gloeiende wangen zich warm tegen
zijn gelaat drukten, toen hij de sterke
aandoening bemerkte, die de borst
der snikkende in beroering bracht,
werd hij door een geheimzinnig ge
voel aangegrepen. Het werd hem
bang te moede en toch deed het hem
teur-generaa! en inspecteur-generaal
van den Rijkswaterstaat, met dank
betuiging voor de door hen gedu
rende een reeks van jaren aan den
lande bewezen gewichtige diensten,
en zijn met ingang van dienzelfden
datum, benoemd tot hoofdinspec-
generaal van den Rijkswaterstaat P,
H. Kemper, thans inspecieur-generaal
van den Rijkswaterstaattot inspec
teur-generaal van den Rijkswaterstaat
E. R. van Nes van Meerkerk en R.
J. Castendijk, thans hoofdingenieur-
directeur van den Rijkswaterstaat
te kl.
voorts zijn rnet ingang van ge-
meiden datum bevorderd tot hoófd-
ingenieur-directeur van den Rijks
waterstaat le kl.N. A. M. van den
Thoorn en A. E. Kempees, thans
hoofdingenieur-directeur van den
Rijks waterstaat 2e kl.tot hoofd
ingenieur-directeur van den Rijks
waterstaat 2e kl., R. H. Gockinga,
thans ingenieur van den Rijkswater
staat le kl., met den titel van hoofd
ingenieur en W. H. du Croix en A.
B. Marinkelle, thans ingenieur van
den Rijkswaterstaat le kl.tot inge
nieur van den Rijkswaterstaat le kl.
E. van Konijnenburg er. A. R. van
Loon, thans ingenieur van den Rijks
waterstaat 2e ki. tot ingenieur van
den Rijkswaterstaat 2e kl. J. W. Bir-
nie en D. A. van Heyst, thans inge
nieur van den Rijkswaterstaat 3e kl.
DAS LICHT.
„LichtWat is Licht Diepten der
hemelen, diepten der zeeën en Gij, o,
aarde, zeg mij, wat, wat is Licht
Zoo zong voor ruim een halve eeuw
de Vlaamsche dichter Jan van Beers
bij het genezen van zijn blindheid.
Naast hem staat Conscience met
zijn heerlijke beschrijving van den
morgenstond. Als alles nog op de
heide slaaptals de teergevoelige
planten hare bladeren nog houden
toegevouwen, gelijkende op bezielde
wezens, die inet de oogen toe in
vergetelheid gedompeld liggen als de
westerkim nog zwart is en ondoor
dringbaar, dan kleurt langzaam zich
de oosterkim met een twijfelachtig
licht. En als dan weldra het glanzend
meesterstuk van den grooten Werkman
alles met nieuw leven bezielt en de
ontwaakte natuur zich baadt in den
glans van een nieuwen dag, dan
juicht en jubelt alles, wat leven heeft,
want licht alleen doet leven en 't kan
niet anders, ot voor den met dichter
lijk talent tojgerusten mensch is het
Licht een onuitputtelijk onderwerp.
Het gedicht „Das Licht" van H.
Piötz is ook een van die heerlijke
poëtische uitingen over dat rijke on
derwerp en 't kan geen verwondering
baren, dat een talentvol componist
daarin een milde stof vond, om zijn
goed. iets van het zieieleven van de
weenende zuster drongen diep in zijn
ziel door, zijn hart klople sneller,
zijn oogen straalden. Hij drukte een
kus op haar betraande wangen, en
terwijl een onverklaarbaar gevoel zijn
keel ais 't ware toekneep, fluisterde
hij „Niet weenen, Marie, je moet
niet weenen! Mij hebt je toch. Mocht
er een komen, die een hand naar je
durft uitsteken, dan wurg ik hem,
Ga maar gerust slapen. Lig je
goed? Ja? Nu, ik blijf bij je waken."
Zorgzaam schudde hij het hoofdkus
sen op, legde haar hoofd zachtjes
neer, zette zich op den kant van
het bed en streelde haar wangen.
Spoedig hoorde hij een rustige,
regelmatige ademhaling. Toen hij
zich overtuigd had, dat Marie was
ingeslapen, zette hij zich behoed
zaam aan het voeteneinde van hei
bed. Het zilveren maanlicht, dat door
het met wingerd omlijste raam viel,
bescheen met trillende stralen het
hoofd van den jongen wachter.
(Wordt vervolgd.)