Dinsdag
17 Januari
binnenland.
Feuilleton*
1911
^o, 14
49** Jaargang.
VUSSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE JR., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÊNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
ftbonnements-ftduerfentiën op zeer uoordeelige uoorwaarden
De Rijksmiddelen.
De laatste Middelenstaat, welke
altijd het interessantst is omdat zij
ook de cijfers van het geheele jaar
behelst, doet op het eerste gezicht
schrikken, f 400,000 minder dan in
December van 1909, het ziet er niet
goed uit. Doch anders staat het, als
men bedenkt, dat in December 1909
de verhooging van den jeneveraccijns
werd ingevoerd en daardoor die
maand bijna 1 millioen meer aan dat
middel gaf. Trekt men dat millioen,
zoowel van den alcoholaccijns als
van het totaal der middelen van De
cember 1909 af, dan blijkt December
1910 zijn naamgenoot van 1909
eigenlijk met f 600,000 overtrof, en
de verhoogde jeneveraccijns f 320,000
meer in het laadje bracht. Is het
eerste cijfer bevredigend, immers een
accres van 4 pet., het tweede wekt
gemengde gevoelens. Voor het eerst
in December bracht de jeneveraccijns
meer op dan de ramingbegint men
tegen den hoogen prijs in te drinken
°De directe belastingen en de in
voerrechten geven in December geen
noemenswaardige verschillen met het
vorige jaar te zien. De suiker echtei
hield den jenever gezelschap en
bracht aanzienlijk meer op f 177,000.
De Dritte im Bunde der sterk geste-
gene is de post die f 103,000, d. i.
bijna 7 pet., meer opbracht, terwijl
ook de loodsgelden zich niet onbe
tuigd lieten met hun accres van 10
pet. Slechts de successiebelasting
bedierf het spel eenigszins door
f 130,000 achter te blijven.
Thans het geheele jaar. Er kwam
in het geheel meer in f 7,414,200.
Echter zou dat accres, wanneer de
gedistilleerd-accijns niet verhoogd
ware en er ook in 1909, gelijk in
1910, over een vol jaar opcenten
waren betaald, slechts f 5,479,000
bedragen hebben een cijfer intus-
schen, dat nog alleszins bevredigend
kan genoemd worden, immers 3'/»
pet. van de ontvangsten van 1909.
Tot dit, om zoo te zeggen, netto
accres van f 5,480,000 droegen na
genoeg alle middelen bij. Slechts de
zegelrechten bleven 2l/2 ton bij ver
leden jaar ten achter, vermoedelijk
geheel het gevolg van het geringer
aantal nieuwe emissiën van effecten.
Ook de domeinen bleven 2 ton ach
ter, wellicht het gevolg van het uit
stellen van eenige storting.
Doch overigens langs de geheele
linie accres. Voorop gaan de poste
rijen met f 934,000, behoorlijk gese-
cundeerd door de telegrafie en tele
fonie met f247,000. De invoerrechten
volgen met f 712,000, dan de be
drijfsbelasting (zonder opcenten) met
f 586,000, daarna het geslacht met
II.
41.)
o-
De opoffering van Hagen had bij
allen de overtuiging doen ontstaan,
dat Dorothea in het brandende huis
teruggekeerd en daar gebleven was.
Zij moest reeds lang omgekomen zijn.
De herder haalde een ladder, welke
tot draagbaar moest dienen, en legde
daarop hooi en stroo, ien einde den
gewonde een zacht leger te bereiden.
En terwijl nu de mannen de baar
droegen, liep hij er naast om op te
passen, dat de gewonde niet viel, als
hij uit zijne verdooving ontwaakte.
Die voorzorg wasonnoodig. Hagen
was nog altijd bewusteloos, toen de
stoet de herberg bereikte. Hij werd
naar binnen gedragen. Dorothea, wier
lijk, naar men meende, in het bran
dende huis lag, kwam de mannen
tegemoet. In het eerst verschrikt over
die onverwachte ontmoeting, uitten
niet minder dan f 384,000, nagenoeg
8 pet., de personeeie belasting met
f 357,000, de suiker met f 317,000,
slechts 1 Va Pct- het recht van suc"
cessie met" f 278,000, de grondbe
lasting met f 255,000, de registratie
met f 215,000 en de loodsgelden met
f 211,000, niet minder dan 7'*/s pet.
De vermogensbelasttng zonder op
centen was niet al te gunstig, moet
toch met f 180,000 gerangschikt
worden onder de overige niet uit
drukkelijk te noemen middelen, die
minder dan f 200,000 accres gaven.
Vergelijken wij thans nog even met
de raming zoo voor 1910 als voor
1911. De raming voor 1910 werd met
f 2,763,000 overtroffen. Hiervan moet
echter blijkens een nota aan den voet
van den staat, worden afgetrokken
ongeveer f 804,000 aan bedrijfsbe
lasting, weike voor Indië zijn geïnd.
Doch ook het restant van 197a ton
is nog een mooi cijfer, als men in
aanmerking neemt, dat de gedistil
leerd-accijns bijna 31 fon bij de
raming achterbleef en dus de overige
middelen te zamen f 5 millioen de
raming te boven gingen.
Ook hier werkten bijna alle mid
delen mede. Slechts de zegelrechten,
de domeinontvangsten en de grond-
lasting bleken te hoog geraamd. Bij
het overtreffen van de raming gingen
de posterijen wederom voorop met
0.6 ton, onmiddellijk gevolgd door
de suiker, die f 874,000 boven de
raming gaf.
In totaal brachten de middelen na
aftrek van de bedrijfsbelasting voor
Indië bestemd, f 175,728,000 op,
terwijl de minister van financiën die
opbrengst in September j.l. nog
raamde op circa f 174'/2 millioen.
Het tekort op den gewonen dienst
van 1910, dat de minister toen voor
zag, t. w. f 1,5 a 2 millioen gulden
zal dus aanmerkelijk kleiner zijn.
Voor 1911 is er geraamd mei in
begrip van opcenten en gedistilleerd-
accijns f 175,574,000. De opbrengst
over 1910 was, zooals uit het voren
staande blijkt, reeds een paar ton
hooger, zoodat elke gulden accres, die
de middelen in 1911 mochten ver-
toonen, direct in mindering komt van
het voor dat jaar geraamde tekort
op Óen gewonen dienst van circa
f 7 millioen,
Werkelijk, de ontvangsten doen
haar uiterste best om de uitgaven bij
te houden in haar hooge vlucht.
Moge de wetgever het haar niet te
moeilijk maken om zooveel mogelijk
bij te blijven. („N. Ct.")
De Scheldeforten.
De gepensioneerde luitenant gene
raal W. O. F. Snijders, heeft bij
Nijgh en Van Ditmar (e Rotterdam
een brochure onder den titel „Geen
verdedigingswerken aan de Wester
zij weldra hunne blijdschapvooral
gaf de herder op onstuimige wijze
zijne vreugd te kennen.
Terwijl de legerstede voor den ge
wonde werd gereed gemaakt verhaalde
de oude man, wat er gebeurd was,
en Dorothea deed zich zelve bittere
verwijten, dat zij heimelijk weggegaan
en den boeren ontweken was. Om
haar had hij dus den dood getrot
seerd? Zij moest welde kracht zijner
liefde erkennen.
Wanneer nu de twijfel haar maar
niet gefolterd had, of hij schuldig
was aan de door haar ontdekte mis
daad 1
Stom, met tranen in de oogen, zat
zij aan het leger van haar bewuste-
loozen man, terwijl de herder een
zalf klaarmaakte voor de brandwon
den en de dikke kastelein ieder oogen-
blik naar buiten liep om te zien, of
de dokter nog niet kwam.
Dorothea verlangde met koortsach
tig ongeduld naar den dokter. Zij
twijfelde er niet aan, of de wonden
van haar man waren doodelijk, zij
wist, dat hij sterven gingmaar hij
mocht niet sterven, vóór hij op hare
vragen geantwoord had. Zij moest
Schelde uitgegeven, een betoog op
historischen grondslag" tegen den
aanleg van Scheldeforten. De con
clusie van zijn betoog luidt:
„Het zou naar mijne overtuiging
eene onvergeeflijke fout zijn, eene
daad van militair en financieel wan
beleid, indien mm thans, juist op
di oogenblik, miliioenen tegelijk
ging besteden, neen wegwerpen, aan
noodelooze en nuttelooze forten
'tzij dan twee of een aan den
mond der Schelde. Op dit oogenblik,
nu het leger, nu de infanterie zoo
dringend van noode heeft beter te
worden geoefend, nu misplaatste
zucht naar bezuiniging, op een on
derwerp waarop niet te bezuinigen
valt, waarvoor integendeel méér
ruimte aan geld eene levensquaestie
is geworden, dat wapen in verval
heeft gebracht.
„Men geve dus aan het leger geen
fortsteenen voor oefeningsbrood
„Laat men de rente van de milli
oenen, die aan de Schelde-werken
worden bespaard, omzetten in oefe-
ningstijd voor de infanterie Daaraan
bestaat de meest ernstige behoefte.
Dat is een eisch waarvoor de nood
dringt, Dadr is inderdaad periculum
in mora
Bij de brochure is een schetskaartje
van de Wester-Schelde.
Plannen van minister Golijm
Naar de „N. C-t." verneemt, zijn
de viermaanders, die minister Cool
in de militiewet wilde behouden, bij
het te verwachten wijzigingsvoorstel
van minister Colijn bestemd te ver
dwijnen.
Voorts verluidt, dat de voorgeno
men splitsing der derde afdeeling
van het departement van oorlog ver
moedelijk niet zal doorgaan. De of
ficier althans, die als referendaris
aan het boofd van de nieuwe afdee
ling zou komen te staan, zal in actie-
ven dienst blijven. Men herinnert
zich, dat tegen de splitsing, bij de
behandeling der wijziging en ver-
hoogir.g van Hoofdstuk Vlil 1910 in
October jl„ levendige oppositie werd
gevoerd, vooral door den heer Duy-
maer van Twist. Het voorstel werd
ten slotte met 47 tegen 18 stemmen
aangenomen.
Niet „rechts"-genoeg.
De „Standaard" kapittelt den mi
nister van justitie, mr. Regout, die
we! zijn begrooting met ongemeen
talent verdedigde, maar van wien toch
niet kan gezegd, dat zijn principieele
uiteenzetting door de mannen der coa
litie in de Kamer met onvermengd
genoegen is aangehoord, en minder
nog, dat zijn alleszins boeiende rede
rechts algemeen instemming vond.
Zelfs deed het min of meer pijnlijk
zekerheid hebben om den wil van
een ander, die wellicht boette voor
Hagens schuld. De gedachte, dat zij
haar echtgenoot in zijn stervensuur
van zulk eene afrijselijke misdaad
wilde beschuldigen, was ontzettend,
maar het moest geschieden, alleen
door die beschuldiging kon zij zeker
heid krijgen.
De molenaar ontwaakte uit zijne
verdooving, maar zijn bewustzijn
keerde niet terug. Hij ijlde, hij sprak
van een lijk, dat door het vuur ver
nietigd zou worden, van een hevigen
strijd met een verrader, die hem in
het ongeluk wilde storten.
De herder en de kastelein schudden
bedenkelijk 't hoofd en wierpen elkaar
veelbeteekenende blikken toe, maar
Dorothea begreep zijne woorden en
gruwde van den man, aan wien zij
verbonden was door eene keten,
welke slechts de dood kon ver
breken.
Eindelijk kwam de dokter. Doro
thea verzocht hem, haar de waar
heid te zeggen. Hij keek haar ernstig
aan, en in zijn oog kon zij wel
reeds lezen, dat hij geene hoop
koesterde. Zij herhaalde hare vraag,
aan, dat, na afloop van zijn rede, van
links schier één lofzang van hem op
ging. Voormannen van links, als Van
Hamel en Drucker, prezen om strijd
zijn rede als uitnemend, en verzeker
den hem van hun sympathie en me
dewerking. Zelfs had een hunner reeds
uitgesproken, dat deze minister van
justitie welhaast hartelijker saamwerk-
king van links zou ondervinden, dan
van de zijde zijner antirevolutionnaire
vrienden. En van Wijnbergen én de
heer jhr. mr. de Savornin Lohman
hadden zeer principieel de rechtsop
vatting die uit de christelijke begin
selen voortvloeit, gesteld tegenover
de moderne rechtsopvatting.
Men had derhalve mogen verwach
ten, dat de minister van justitie in dit
kabinetzich onomwonden bij de heeren
van Wijnbergen en de Savornin Loh
man had aangesloten, en zich met hen
vierkant tegen de moderne opvatting
van het recht had overgesteld.
Dit intusschen deed hij niet. Hij
liet de beweringen van deze beide
heeren zoo goed als geheel ter zijde
toonde er prijs op te stellen, van zijn
ouden leermeester van Hamel niet
al te veel te verschillen, en liet zich
over het algemeen in zulk een geest
uit, dat men links aan toenadering
geloofde, en de naar het scheen, toe
gestoken hand met zekere gretigheid
aannam.
Van links volgde de loftuiting
dan ook onmiddellijk en van rechts
een benenkelijk stilzwijgen. Men
wilde blijkbaar van rechts den minis
ter in zijn positie niet bemoeilijken,
drong daarom niet nader aanen
zweeg. Toch was de loftuiting van
links tegenover dit zwijgen van
rechts een niet onbedenkelijk ver
schijnsel."
Het artikel besluit aldus „Onder
liggen in den harden strijd der ver
zoeking kan een christelijk staats
man nooit straffeloos. Hij moet aan
die hardheden zich wennen. Er zich
tegen harden. Er ten slotte onge
voelig voor worden. En er over zege
vieren. Heeft niet de Christus het
aan al zijn volgelingen aangezegd,
dat hij niet gekomen is, om vrede
op aarde te brengen, maar het zwaard,
en het hun voorspeld dat gelijk ze
hem vervolgd hebben, ze ook zijn
trouwe discipelen zouden vervolgen
Dat is een kruis, maar een kruis,
dat ook een christen-staatsman willig
moet opnemen. Kan hij 't eerst nog
niet, dat hij er zich dan in oefene.
Zijn beginselen moeten hem hethg
zijn. Ga hij onder, mits de beginselen
waarvoor hij den strijd aanbond,
maar triomfeeren."
Staatspensionneering.
Blijkens het bondsoverzicht over
1910 van den bond voor staatspen-
en toen antwoordde hij dat de won
den bepaald doodelijk waren. Nadat
hij een en ander had voorgeschreven,
vertrok hij.
Dorothea nam opnieuw plaais aan
de legerstede van haar man, terwijl
de schaapherder onophoudelijk ais
een barmhartige Samaritaan bezig was.
„De dokters vergissen zich dik
wijls", dus poogae hij de jonge
vrouw te troosten, „zij geven sorns
een zieke op, die daarna begint op
te leven, wanneer zij hem met hunne
medicijnen in rust laten. Hagen heeft
een gezond en krachtig gestel, hij
zal het wel te boven komen".
„Gij hebt gelijk", sprak de kaste
lein, die bij de tafel zat en onver
moeid pleisters klaarmaakte,"mij heeft
ook eens een dokter opgegeven, toen
ik in een heete koorts lag. Nu ligt
die dokter al sinds jaar en dag on
der de zoden, en ik denk nog menig
jaartje te leven".
Dorothea schudde het hoofd en
gaf zich geheel over aan hare droeve
gedachten.
De dag begon aan te breken en
deed in zijn flauw schemerlicht het
gelaat der jonge vrouw nog bleeker
sionneering bestaat deze thans uit
357 afdeeiingen met 36440 leden en
472 aigemeene leden. Bovendien zijn
93 bonden en vereenigingen met
pl.m. 31000 leden aangesloten.
De bevolking der groote steden.
Den len Januari had Amsterdam
574.000 inwoners, Rotterdam 426.000,
's Gravenhage 280.000 en Utrecht
120.000.
Een kwarteeuw politiewerk.
Heden is het 25 jaar geleden dat
de heer Jac. van Waning, sedert
1892 burgemeester van Ouderkerk
a. d. IJsel, met de pen en met het
woord zijn propaganda begon ten
bate van de zedelijke en maatschap
pelijke verheffing der politie in Ne
derland.
Als hoofdredacteur van zijn „Poli
tiegids" gedurende een kwarteeuw,
als president der rijkspolitievereeni-
ging en als voorzitter der examen
commissie voor het politie-diploma,
gaat hij voort zij a beste krachten te
wijden aan hetgeen zijn levensdoel
werd.
Het orgaan van den aig. Nederl.
Politiebond, van deze maand, brengt
de beeltenis van den jubilaris en hul
digt hem en zijn arbeid in woorden,
die van groote erkentelijkheid en
vereering getuigen.
Roode-kruis-honden.
Aan het jaarverslag over 1910 der
Nederlandsche Vereeniging voor Roo-
de-Kruishonden wordt het volgende
ontleend
Bedroeg het ledental aan het einde
van het eerste jaar 157, thans telt
de Vereeniging 4 leden-begunstigers
en 370 gewone leden.
Twee keer werd een demonstratie
met Roode-Kruishonden gehouden.
Die van 6 Augustus ging gepaard
met een keuring der honden. Zes
honden namen aan de keuring deel.
Aan drie honden werd het diploma
voor den tijd van een jaar uitgereikt.
Ook de buitenlandsche deskundigen
woonden deze demonstratie en keuring
bij. De vereeniging nam deel aan het
tuinfeest van het Roods K"u'S in Au
gustus in het park van het Huis ten
Bosch gegeven. Ook daar omb ak
het den viervoeters niet aan belang
stelling. Een gift van f 100 van het
Hoofdcomité van het Roode Kruis
werd bestemd door den bouw van
een kennel. Deze kennel is thans het
hoofddoel van de Vereeniging en
plannen dienaangaande zul en worden
besproken in de eerstvolgende aige
meene vergadering, te houden op
Zondag 12 Februari e. k. te 's Graven
hage.
De demonstraties op 18 Juni en
6 Aug. ji. hebben de beste bewijzen
schijnen. De kastelein iag met het
hootd op de tafel en siiep, de her
der stond in een hoek der kamer en
keek bezorgd naar buiten.
Hagen opende de oogen, zijn blik
was kalm. Hij keek zijne vrouw
lang aan, zijne iippen trokken kramp
achtig samen, en op zijn voorhoofd
parelden zweetdruppels.
„Ik ga sterven", zei hij zacht, „ik
heb u willen redden en daarbij mij
zeiven den dood op den hals ge
haald".
Dorothea knikte, het was haar
niet mogelijk hem een vriendelijk
woord toe te voegen.
„Waart gij niet meer in het bran
dende huis?" vroeg hij.
„Neen, ik was hier".
„Dat hadt gij tegen de meid moe
ten zeggen".
„Ja, als ik gekunnen had".
Hij zag haar uitvorsc'nend aan, zij
sloeg de oogen niet neder voor zijn
doordringenden blik.
(Wordt vervolgd.)