Ijk. aanbeveling. colade). rschool". EN sfbode n ia vasnaad. idajsblad Zaterdag 14 Januari feuilleton* BLQOKEB'Sl DAALDERS CACAO.! IR ]So 12 49e Jaargang. 1911 ïhting, mmmrn VAN OEN HAK OP OEI TAL r het afgeloopen ós 22 Januari ;retari -Penning- ging „Zeevaart- 3UYVER, Boule- 54. van „Vlissing's arloren. dit te bezorgen G. X MAKER, Rijwiel- TÊ KOOP S, bevattende 7 der en tuin. t 33. :s Bureau „Vlis- üdtó'oiiri van af 2 uur in te spreken. "elsfoon No. 7i, SKADE. ijle IÉ®. irlei goederen- rage verstrekt. MJSM-KLGP. •CTIE. VLISSINGSCHE COURANT. prijzen. Prijs per drie maanden 1,30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE jR., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELKFOOKNÜMMEB 10. j flbonnements-Adoertentiën op zeer uoordeeiige voorwaarden BINNENLAND. Minister Golijn. Bij Koninklijk besluit is, in ver band met zijne benoeming tot mi nister van oorlog, aan den gewezen tijdelijken adviseur voor de bestuurs zaken der buitenlandsche bezittingen in Nederlandsch-Indië, laatstelijk op wachtgeld hier te lar.de, H. Coiijn, op zijn verzoek, gerekend van en met 4 januari 1911, eervol ontslag uit den Indischen dienst verleend. Generaal-majoor Gooi. Bij Koninklijk besluit van 11 ja nuari 1911, no. 31 is bepaald: le. dat de generaal-majoor W. Cool, af getreden minister van oorlog, geacht zal worden te behooren tot den staf der genie en zulks gerekend van 4 januari 1911; 2e. dat deze opper- officier ter beschikking zal zijn van den minister van oorlog. Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Omtrent de bijeenkomst van ver tegenwoordigers van dagelijksche besturen van grootere gemeenten, die het comité tot voorbereiding van een Vereeniging van Nederlandsche ge meenten tegen 9 dezer te Amsterdam had belegd, meldt men het volgende. In de vergadering, die voorgezeten werd door mr. 1. A. van Royen, voorzitter van het comité van voor bereiding en burgemeester van Zwol le, waren de vertegenwoordigers van negen-en-twintig colleges van Bur- gemeester en Wethouders aanwezig. Bij den aanvang der vergadering deelde de voorzitter mede, dat van zes colleges bericht was ingekomen, dat zij met het plan tot het oprich ten van een vereeniging sympathi seerden, doch verhinderd waren een afgevaardigde ter vergadering te zenden. Bij de algemeene beschouwingen over het ontwerp der statuten, bieek het, dat slechts drie der ver tegenwoordigde colleges den opzet der vereeniging anders zouden wenschen. De overige aanwezigen waren het er over eens, dat de verwachte resultaten niet door een nieuwe Vereeniging van burge meesters, wethouders en gemeente raadsleden, dus van natuurlijke per sonen, te bereiken zullen zijn, doch dat belangrijk nut slechts zal worden gesticht door een samenwerken van gemeenten zelf. Ook waren de aan wezigen bijna alien van oordeel, dat de werkzaamheid der op te richten vereeniging zich niet slechts zai moeten uitstrekken tot het geven van adviezen en andere werkzaam heden van administratief-rechtelijken 39.) Zij besloot eerst dan naar het huis van haar man terug te keeren als hij zich zuiveren kon van de vreeselijke verdenking, welke zij nu legen hem had opgevat. Zij hoopte toch nog dat hem dit mogelijk zou zijn. Tot dien tijd toe wilde zij naar de dorpsherberg gaan. Zij kende de vrouw van den kastelein en wist, dat zij bij haar goed ontvangen zou worden. Moest zij van haar man scheiden, dan vond zij een wijkplaats in de hut, welke zij met hare moe der had bewoond. Die hut was nog haar eigendom, de oude vrouw had nooit willen toegeven aan het aan dringen van den molenaar, om ze te verkoopen. Aan den zoom van het bosch bleef Doortje staan. Zij keerde zich Om en sloeg een laatsten blik op GEEN CftCRO SMftfiKT 200 KRRCHTiQ ALS aard, doch dat de vereeniging zich ook op praktisch terrein zou moeten bewegen, ten einde haren ieden financieel voordeel fe bezorgen. Aan de besprekingen der artikelen van de ontworpen statuten werd door alle aanwezigen, ook door hen, die hadden verklaard, dat zij met het doel der vereeniging niet volledig instemden, deelgenomen. Behoudens enkele wijzigingen vereenigden de aanwezigen zich met het door het comité samengestelde ontwerp. Wat betreft de vraag, voor welke gemeenten het lidmaatschap zal open staan, wordt na breedvoerige discus sie besloten,dat overeenkomstig bet aangeboden voorontwerp slechts ge meenten met niet minder dan 10.000 inwoners tot het lidmaatschap zullen worden toegelaten. Bij de besprekin gen werd er evenwei de aandacht op gevestigd, dat het in de bedoeling ligt, kleinere gemeenten, ook al zijn zij geen lid, later toch in de gelegen heid te stellen bij het bureau advie zen in te winnen en te profiteeren van de instellingen of voordeelen op ma terieel gebied, die de vereeniging in het leven hoopt te roepen. Een ander punt, dat langdurige be sprekingen uitlokte, is de vraag, hoe hoog de contributie zal worden ge steld. Hieromtrent komt de vergade ring tot overeenstemming door te be palen, dat de leden een jaarlijksche contributie, van '/3 cent per inwoner zuiien bijdragen. Voor deze contribu tie verkrijgt eik lid onder meer het recht van het bureau en eventueel de bibliotheek der Vereeniging gebruik te maken. Het bureau zal aan de leden alle verlangde adviezen geven. Dit geschiedt kosteloos. Besloten wordt voorts, dat bij toe treding een intreegeld zal worden ge heven, dat voor de oprichters wordt bepaald op f 1 per duizend inwoners. Ten slotte werd besloten, dat het comité van voorbereiding in functie den molen, die nu door eene zee van vlammen omgeven was, Ach, zij had onder dat dak geen enkel vroolijk, gelukkig uur door leefdzij kon gemakkelijk scheiden van dat huis, waaraan zich voor haar geene enkele aangename herinnering vastknoopte. In de verte hoorde zij de stemmen der boeren en snel ging zij het bosch in, om hen te vermijden. Zij was bang voor de nieuws gierige vragen, waarop zij geen ant woord kon gevenzij wilde hel aan haar man overlaten, die vragen te beantwoorden. Toen de boeren haar voorbijgesneld waren, zette zij haar weg voori. Niemand had haar be merkt, toen zij achter de deur der herberg verdween. HOOFDSTUK X. Met lossen teugel rende Hagen langs de herberg op het tooneel van den brand toe. Vrouwen en kinderen stonden op de straat door het dorp zij riepen hem toe, dat het zijn huis washij hoorde eene scherpe stem het woord „brandstichter" roepen, en woedend drukte hij zijn paard de zal blijven, totdat de vereeniging zal zijn opgericht en een bestuur zal zijn benoemd. Het comité wordt ge machtigd zich thans te wenden tot de raden der gemeenten, die voor het lidmaatschap in aanmerking komen, met het verzoek tot de op richting eener vereeniging ingevolge vastgestelde ontwerpstatuten mede te willen werken. Zooals men zich zal herinneren, bestaat dit comité behalve uit den heer Van Royen voornoemd, uit de heeren jhr. mr. C. A. Elias, burgemeester van Zaandam mr. E. P. van Lanschot, burgemeester van Bredamr. A. F. baron van Lynden, burgemeester van Utrecht, enj. Simons, wethouder van 's Gra- venhage. -a 'B'-O- Rijkskweekscholen. De minister van jbinnenlandsche zaken brengt in de „Staatsct" ter kennis van belanghebbenden, dat op 1 Mei 1911 bij de Rijkskweekschool voor onderwijzeressen te Apeldoorn en bij de Rijkskweekscholen voor onderwijzers te Nijmegen, Haarlem, Middelburg, Diventer, Groningen en Maastricht ten hoogste 24 kweeke- üngen kunnen worden geplaatst. Bij gelijke bekwaamheid en aan leg genieten diegenen de voorkeur, die in de gemeente wonen waar de kweekschool is gevestigd, of die elders wonende, zelf in de kosten van huisvesting en verpleging voor zien. Bij de aangifte moet 'jaarvan door de ouders of voogden van de adspiranten melding worden gemaakt. Zij die voor plaatsing aan een van de rijkskweekscholen voor onderwij zers in aanmerking wenschen te ko men, moeten zich vóór 1 Maart 1911 aanmelden bij den directeur der rijkskweekschool die zij wenschen te bezoeken, en zij die plaatsing ver langen aan de rijkskweekschool voor onderwijzeressen te Apeldoorn, moe ten zich vóór 20 Februari 1911 bij de directrice dier inrichting aanmelden. Een postcircuiaire. Er is in enkele bladen in zeer af keurende termen gesproken over een circulaire van den directeur-generaal der posterijen en telegrafie, waarin den directeuren wordt te kennen ge geven, dat ingeval van schriftelijke verzoeken van besturen of afdeelin- gen van vakvereenigingen, aan mon delinge afdoening daarvan de voor keur is te geven boven schriftelijke. De reden, waarom dit voorschrift door sommige bladen werd afgekeurd was, dat men er in zag een poging om aan de vakvereenigingen geen „zwart op wit" te geven en hen met een los praatje weg te zenden. Naar het „Vad." echter verneemt en ook bevestigd wordt door een sporen in de zijden, zoodat het woest begon te steigeren. Toen het bosch achter hem lag en zijn biik op de brandende ge bouwen viel, zag hij dadelijk, dat huip te laai kwam en er aan geene redding gedacht kon worden. Hij reed verder. In den boomgaard ston den een aantal boeren in groepen bij elkander. Zij omringden hem, toen bij uit den zadel sprong. Er werden bedreigingen geuit, welke hij slechts op zich zelf kon toepassen. Hij gaf geen antwoord, maar liep haastig op de brandende gebouwen toe. De schaapherder volgde hem. De anderen bleven achter om uit de verte te zien, wat hij nu doen zou. „De brand is weer aangestoken", zei de herder, en er lag een scherp verwijt in den toon, die hij aansloeg. De molenaar staarde naar de vlammen, die met haar rood schijnsel zijn aangezicht kleurden. „Dan heeft Rootle Hendrik het gedaan", antwoordde hij. „Ik heb hem weggejaagd, omdat hij brutaal was, en hij heeft gedreigd, dat het mij zou berouwen". „De vorige maal zou Kasper het mededeeling van „de Telegraaf", was de bedoeling integendeel, den direc teuren voor te schrijven, zich niet met een briefje van de zaak af ie maken, maar den besturen der vak vereenigingen gelegenheid te geven hun opmerkingen mondeling voor te dragen en met hen overleg te plegen. Hulde aan Carnegie. De directie van den Larenschen Kunsthandel bericht dat de bijdragen voor het van Carnegie te schilderen portret, bestemd voor het Vredespa leis, uit het geheele land toestroomen. Zij varieeren tusschen f 25 en 50 et. Uit verschillende provinciesteden werd het verzoek gedaan plaatselijke comités te mogen oprichten, waarte gen geen bezwaar bestaat. Integendeel de directie van den Larenschen Kunst handel zal dit gaarne zien. In de salons van den Larenschen Kunsthandel, Heerengracht 495 Am sterdam, ligt een lijst ter inzage en ter teekening. Uit Golijn's jongensjaren. Men meldt ons, ter lypeering van het karakter van den nieuwen mi nister van oorlog, den'heer Coiijn, de volgende gebeurtenis uii zijn jon gensjaren De jonge Hendrikus wou en zou in militairen dienst, ondanks allen tegenstand van vader Coiijn. „Dan spring ik in '1 water", was zijn antwoord op 's vaders laatste besiiste weigering, en de daad bij het woord voegend, sprong hij par does in de sloot, welke toevallig evenwel niet veel water bevatte. Daar het echter winter was, scheen het water hem niet te bevallen, zoo dat hij meteen aanstalten maakte, er uit te komen. Vader, die zich zoo maar niet de wet liet stellen, stond echter met een hark gewapend aan den kant en zorgde, dat Hendrikus voor zijn straf nog wat in 't water bleef. Met vader viel niet te gekscheren. Dat bad heeft echter Hendrikus' liefde voor het soldatenleven niet kunnen bekoelen. Hij werd militair en zijne volharding is beloond. Van zijn vrienden moet men 't heb ben, zegt het spreekwoord. De vol gende jachtgeschiedenis, voorgevallen te Osterah, bewijst dit opnieuw. Twee goede vrienden gingen 's nachts uit op de hazenvangst. Strikken werden gelegd en toen, om geen kou te lijden, ging men wachten in een herberg. Maar A werd na een poos niet lekker, zei hij, en verwijderde zich. B bieef. Na een poos wachtens ging B de strikken eens onderzoeken en vond gedaan hebben", merkte de onde man aan. „Mogelijk is het toen ook wei mijn knecht geweest", zei Hagen, terwijl hij verder ging, „maar wie kan dat bewijzen Zeg, heeft niemand Rooden Hendrik gezien Hij had die laatste vraag tot de boeren gericht, die achter hem ston den maar hij ontving geen ant woord. „Het is toch merkwaardig, dat de brand aitijd in uwe afwezigheid uit breekt", begon de herder weder. „Zwijg!" riep de molenaar. „Wat moet dat beteekenen Als ik den brandstichter had, dan sloeg ik hem dood, den schurk „Nu, schade hebt gij er niet bij, de assurantie-maatschappij moet een voudig weder betalen". Hagen hief de rijzweep op, welke hij nog in de hand hield de oude man keek ham bedaard en scherp aan. „Gij zijt een dwaas", sprak. Ha gen, terwijl hij den arm weer liet zinken. „Ik heb waarlijk geen voor deel bij de ramp. Al wordt ook de brandschade mij vergoed, dan ver goedt mij nog niemand het verlies twee flinke hazen. Drommels, dat was een buitenkansje. Zijn vriend hoefde hier niets van te weten, hij zou even de hazen naar huis brengen en dan de strikken opnieuw zetten. Maar dat liep anders, want A scheen geen groot vertrouwen in B te hebben. Hij had zich in een jagerspak gestoken en zich verdekt opgesteld. Toen hij B een anderen weg zag inslaan, rook hij lont en zette zijn vriend "na. Deze, bemerkende dat men hem op de hielen zat, gooide de hazen er neer en poetste de plaat. A lachte in zijn vuistje en ging kalmpjes met zijn buit naar huis. Een bedrog van bedenkelijker aard deed zich te Leeuwarden voor, waarbij den winkelier v. D. aan den Oorstel- singel door iemand een nagemaakt bankbiljet van f40 werd aangeboden, v. D. bemerkte het eerst, toen hij er geld op gegeven had en de aanbieder, zekere P., was vertrokken. Toen zag hij, dat P. hem een biljet, ter waarde van 40 kussen aan toonder, in de handen gestopt had. Hij spoedde zich naar P., maar deze veinsde van niets te weten. De marechaussee kwam er bij te pastoen P. dezen zag binnen komen, wierp hij het biljet, datv. D. bij hem had achtergelaten, in de ka chel. Half verbrand werd het er weer uitgehaald en P. genoot de eer den marechaussee te mogen geleiden. Geen prettig begin van hst nieuwe jaar. Neen, dan zet de heer Charles Ga- denne, pastoor te Roches, een biijder gezicht tegen 1911. De grijsaard is 105 jaar geworden en is het leven nog volstrekt niet moe, zooals hij aan een journalist verklaarde. Deze pastoor is het levend bewijs voor de waarheid van het oude spreekwoord, dat kra kende wagens het langst duren. Toen hij 18 jaar was, zeiden de dokters hij maakt het niet lang meer, en op het Seminarie was men eens reeds voor hem beginnen te bidden, dewijl men meende, dat hij dood was. En later, in 1880, toen hij 75 was, was 't weer zoo. En de oude man bereidde zich op den dood voor. Hij liet zijn grafsteen maken en er op beitelen 188. Maar hij kwam de 8 over en liet er een 9 van maken 189. En 10 jaar later moest dit weer veranderd worden in 190, en na... „nu moet de steen houwer" zoo lachte de pastoor smakelijk, „nu moet de steenhouwer er 191 op beitelen". En hij besloot zijn verhaal aldus: „Ik ga met een blij gezicht 1911 tegemoet". Het jaar 1911 schijnt anders in menig op zicht een kritiek jaar te zullen worden. Althans de bekende profetes Mme de Tiiébes voorspelt in haar helderziend heid groote gebeurtenissen, evenals verleden jaar, welke voorspellingen toen, naar zij zelf zegt, prachtig zijn uitgekomen. Voor 1911 profeteert zij nu o. m.Parijs zal 2 maal door on heilen geteisterd worden en de stad dat ik lijd door niet te kunnen malen". „Nu, dat verlies is zoo groot niet „Wat weet gij daarvan V ik wilde juist een paar knechts huren en de vijitienhonderd mud tarwe malen, die nu in de lucht gevlogen zijn. Ik zou daar goede zaken mede gemaakt hebben nu kan ik voor de tarwe niet meer vragen dan den markt prijs, welke bijzonder laag is. Is dat soms voordeel „De vorige maal was het duizend mud", zei de herder scherp, „gij hebl altijd een merkwaardig grooten voorraad". „Wat gaat u dat aan „Niets, maar het doet iemand leed, wanneer er zooveel heerlijk graan verbrandt". „Waarom hebt gij het dan niet gered vroeg de molenaar schamper. „Daar vraagt gij naar, maar naar uwe vrouw vraagt gij niet" Hagen haalde de schouders op. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1