DRAAGT pLOUVIER's OVERSCHOENEN. V rijda 13 Januari 49 1911. Gemeentebestuur. Feuilleton* BINNENLAND. No 1 1 Jaargang-, NGSCHE COURANT 8* Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE JR., Kleine Markt 58. ADVERTENTIÉN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Oroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbonnements-ftdusrtentiën op zeer uoordeeiige uooriuaarden POLITIE. Wijziging der Motor- en Rijwiel- verordening. De Burgemeester en Wethouders van Vlissingendoen te weten, dat door den raad dier gemeente, in zijne vergadering van 30 December 1910 is vastgesteld de volgende Verordening tot wijziging der ver ordening tot regeling van hei verkeer op de wegen, in verband met het ge bruik van motorrijtuigen en rijwielen. Artikel 1. Na artikel 1 der aange haalde verordening wordt ingevoegd een artikel 1 bis luidende „Voor het verkeer met alle motorrijluigen en met rijwielen worden gesloten a de Oprit naar den boulevard De Ruyter aan het Beursplein bij het hotel Noord- zeeboulevard b de Oprit naar den boulevard De Ruyter bij het Mariniers- plein en de Weststraat." Art. 2. Na art. 2 der aangehaalde verordening wordt ingevoegd een art. 2bis luidende „Het' is verboden te rijden met motorrijtuigen en rijwielen op de in arl. Ibis genoemde wegen." Burgemeester en Wethouders zijn be voegd van het in het vorige lid ge stelde verbod ontheffing te verkenen. Art. 3. In art. 9 der aangehaalde verordening wordt na artikel 2 irrge- lascht„art. 2bis". Aldus vastgesteld door den ge meenteraad van Vlissingen, in zijne vergadering van 30 De cember 1910. De Gemeenteraad voornoemd, (w.g.)v. DOORN v.KOUDEKERKE. De Secretaris, (w.g.) WITTEVEEN. v Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van Zeeland vol gens hun bericht van 6 Januari 1911 no. 110a, 3e afdeeling in afschrift me degedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, 11 Januari 1911. Burg. en Welh. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. ting wordt ingevolge art. 42 van de wet op de Kamers van Arbeid, ge straft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of een geldboete van ten hoogste vijj en zeventig gulden. Vlissingen, 7 Januari 1911. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE De Secretaris, WITTEVEEN. Oud-minister Gooi. De afgetreden minister van oorlog, generaal-majoor W. Cool, zal met 1 Mei den dienst met pensioen verlaten en tot dien datum ter beschikking blij ven van den tegenwoordigen minister van oorlog. KAMERS VAN ARBEID. Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, herinneren bij deze be langhebbenden nogmaals aau hunne VERPLICHTING tot inzending vóór 15 Januari a. s. van de Lijsten, be doeld in artikel 1, van het Kiesregle ment voor de Kamers van Arbeid. Niet nakoming van deze verplich Ds kustverdediging. in een artikel „van zeer bevoegde zijde" in „De Nederlander" wordt in het licht gesteld dat een belangrijk gedeelte van den Duitschen invoer langs den Rotterdamschen Waterweg en de Wester-Schelde geschiedt, zoo dat in geval van een oorlog tussc.hen Duitschland en Engeland dii laat ste al het mogelijke za! doen om deze toegangswegen af te sluiten. De schrijver betoogt Een dicht mijnenveld voor den Nieuwen Rotterdamschen Waterweg en een tweede voor de Wester-Scheide kunnen door een zwakke vloot, die slechts op korten afstand van haar basis behoef! op te treden, worden beschermd tegen opruimen. Deze mijnenvelden zullen de vaart op Rotterdam en Antwerpen afdoende beletten. Hoe krachtiger de Nederlandsche vloot is, hoe grcoter het Engelsche smaldeel moet zijn, dat deze mijnver- sperringen moet beschermen. Krachtiger en doelmatiger forten te Hoek van Holland, Vlissingen, en in Zeeuwsch-VIaanderen, zullen het leg gen dier versperringen kunnen voor komen, of eens gelegd, de schepen en vaartuigen beschermen, die deze moeien opruimen. Niet tegen de havens Ijmuiden en Nieuwediep zal Engeland optreden die hebben voor haar geen belang. Wel kan tegen deze afsluitingstaktiek beweerd worden, dat in strenge win ters ook de vaart iangs de rivieren tijden lang gesloten blijft en dit Duitschland niet deert, maar zulk een bewering houdt geen stand, omdat op dit geval handel en scheepvaart re kenen en bijtijds elk najaar maatre gelen nemen. Ingeval van een plotseling uilge broken oorlog, is dat niet mogelijk en de wereldvoorraden van massale artikelen zijn te gering om een plot seling en onverwacht tot stand ge komen stremming in.het vervoer te kunnen dulden. Een neutraal Nederland zou Enge- land's pogingen verijdelen en daarom zou ons land door hem gedwongen worden partij te kiezen en aangezien wij Engeiand's zijde houdende, toch niet vrijwillig de vaart op Rijn en Schelde zouden sluiten, zuilen wij, zelfs ais het noodig is, tegen onzen wil, gedwongen worden met Duitsch land mede te gaan, tenzij dat onze groote toegangen naar zee krachtig verdedigbaar zijn en onze viool vol doende sterk is. De nieuwe minister van oorlog. De Haagsche correspondent van „de Tijd" geefi in de meest warme bewoordingen getuigenis van zijn ge loof in de kunde, het karakter, den praktischen zin, de administratieve gaven van den heer Colijn. Hij acht hem bovendien, als groot gebracht in de school van Van Heutsz, vrij van de kwaal, waaraan alle depar tementen lijden, maar in 't bijzonder het departement van oorlog papier wellust. Daarna besluit hij Natuurlijk kan het alies tegenvallen. Waar iets ge heel nieuws wordt gewaagd, bestaat de kans van mislukken. Zooals ik in den aanvang zei, - bestaat die kans voor den heer Colijn meer als mi nister van oorlog, dan hij ze had be- loopen als minister van koloniën. Hij zal dit zeker hebben overwogen niet lijdend aan zelfoverschatting, zal hij reden hebben gehad om het te wa gen. Een middenweg is daarmede, bij een man als hij, uitgesloten hij slaagt, wat waarschijnlijk is, of hij sneuvelt. De proef wordt een succes of een mislukking. Zij wordt geen middending. Ik heb hoop genoeg op het succes, om het optreden van den nieuwen bewindsman als een zegen voor het geheele kabine( te begroeten zoowel als voor het land, ondanks het gevoelig verlies dat de Kamer in haar geheel en de anli-revolutaire partij in het bijzonder lijdt. Katholieke gemeenteraadsleden. Nadat de algemeene vergadering van den bond van Katholieke Kies- vereenigingen het denkbeeld van de Arnhemsche kiesvereeniging om het initiatief te nemen tot het vormen van een bond van Katholieke ge meenteraadsleden en het opstellen van een program van beginselen had verworpen, als liggende niet op het terrein door zijn statuten omschreven, achtte genoemde Arnhemsche kies vereeniging het, gezien den bijval dien haar denkbeeld gevonden had, wenschelijk zelf het initiatief te ne men en zij noodigde hare zusterver- eenigingen en de Katholieke raads leden in ons land uit tot een verga dering, die gister in Arnhem gehouden is en bezocht werd door een 80 tal personen, waarvan een twintigtal afgevaardigden van kiesvereenigingen. Mr. J. R. H. van Schaik jr., uit Arnhem, hield de inleiding, waarin hij in den breede uiteenzette, hoezeer het gebied der gemeentelijke be moeiing zich in de laatste tijden uit breidde, hoe noodzakelijk het voor Katholieke raadsleden is, meer be kend te worden met de Katholieke sociologie, om in de gemeenteraden systeem tegenover systeem te kunnen plaatsen en hoe een bond van die raadsleden in dit opzicht van groote beteekenis kon zijn. Besloten werd tot oprichting van dien bond, waar van evenwel geen kiesvereenigingen lid kunnen worden. Tal van bezwaren werden geopperd, tegen de samen stelling van een program van begin selen, inaar besloten werd toch in den een of anderen vorm een bepa ling op te nemen, waaruit blijkt, dat de bond zich zal plaatsen op prin cipieel Katholiek standpunt, bijvoor beeld op dat van de encycliek „Rerum Novarum". Een commissie werd benoemd, om de statuten te ontwerpen. Levende strijdkrachten. Naar het „Centrum" meldt, zal de regeling der levende strijdkrachten bij de behandeling der defensie-aange legenheden door de Tweede Kamer den voorrang hebben. Herhalingsoefeningen. In dit jaar zullen de navolgende lichtingen onder de wapenen worden geroepen Infanterie en wielrijders, lichting 1907, 1908 en 1910 voor 26 dagen; Mitrailleur-afdeeling, lichting 1910, voor 26 dagen Cavalerie, lichting 1908, voor 20 dagen Veld-artillerie, lichting 1906 en 1908 voor 26 dagen; Bereden artillerie, lichting 1908, voor 26 dagen Pontonniers, lichting 1904, 1906 en 1908, onderscheidenlijk voor 11, 26 en 26 dagen voorts de treinsoldaten van de ca valerie bij de veld-artillerie overge plaatst van de lichting 1906 voor 20 dagen. Een Duitsch oordeel over onze Marine. In de „Marine-Rundschau", afleve ring December 1910, komt voor een zeer gedetailleerde en juiste beschrij ving van de manoeuvres, gehouden in 1909 in de stelling van den Helder. Waar dit orgaan beschouwd wordt als het orgaan van de Duitsche ad miraliteit, is het niet van belang ont bloot het oordeel over deze manoeu vres in wijder kring bekend te doen zijn. Aan het slot zegt de zaakkundige schrijver „Zijn deze manoeuvres, wier groot- sche opzet niet steads in overeen stemming v/as met het voorhanden materieel, bijzonder interessant wegens de denkbeelden die de grondslag vormden, zij geven ook aanleiding tot ten reeks van feiten op zich zelf, die getuigen van een doelbewuste wijze van werken in de Nederlandsche marine. „In de eerste plaats vestigen wij de aandacht op de navigatie, zoowel van de schepen ais van de torpedo booten. Zoowel over dag als 's nachts is gedurende acht dagen door de voor deze gelegenheid te zamen ge brachte schepen en torpedobooten, meest tijdens slecht weer, in de nauwe vaarwaters, op de wijze zooals dat in oorlogstijd zal moeten geschie den, gemanoeuvreerd zonder dat eenige averij van oeiang voorkwam, een omstandheid, die pleit voor de goede zeemansvorming van den Ne- derlandschen zeeofficier. Als men verder het torpedoboot- materieel beschouwt en daarbij na gaat welke preslaties deze kleine vaarluigen te zien gaven, dan komt zeer veel lof toe aan hen, die zonder torpedojagers, kruisers of scouts, ge heel op zich zelf aangewezen, het commando voerden. Ook het optreden van de onderzeeboot, die geheel zonder begeleiding werkte, getuigt v;n de degelijke oefening in dit nog jonge wapen. „Alles te zamen genomen kan men zeggen, dat uit deze oefeningen een frissche, vooruitstrevende geest spreekt welke zich reeds liet binden door hej O— 38.) Zoo^ snel hare wankelende voeten haar dragen konden, ijlde zij naar de trap. Met bevende hand deed zij de deur achter zich dicht en vloog den molen door naar hare slaapkamer, waar zij half bewusteloos op een sloel nederviel. Het vreeselijk schouwspel bleef haar voor de oogen, duidelijk zag zij eiken trek in het verwrongen gelaat het was haar, alsof het lijk nog al tijd voor haar lagzij durfde de oogen niet opslaan. Lang duurde het, eer zij genoeg zaam van hare ontsteltenis bekomen was, om over de gedane ontdekkin gen te kunnen nadenken. Wie was de moordenaar Deze vraag rees natuurlijk het allereerst in haar op. Zij durfde geen antwoord vinden. Hendrik had het vuur niet aange legd. 01 was hij op het oogenblik zijner misdadige handeling door de hand Gods getroffen Had eene be roerte eene einde gemaakt aan zijn leven, op het oogenblik dal hij het toonee! zijner misdaad wilde ver laten Ja, dat was mogelijk? Wie kan de wegen der Voorzienigheid door gronden Maar had de zaak zich wel zoo toegedragen Waarom had Hendrik niei in denzelfden nacht, waarin hij was weggejaagd, de misdaad ge pleegd Waarom had hij daarmede gewacht Hoe was het hem moge lijk geweest in den molen te komen, daar toch Dorothea alle deuren ge sloten had gevonden Hoe kwam het, dat Dorothea niets had gehoord, terwijl toch hel verwrongen gelaat van den doode bewees, dat de dood eerst na hevigen strijd was inge treden O, wie kon haar op al die vragen antwoord geven Er kwamen nog andere vragen, niet minder moeielijk te beantwoor den. Waar was het koren, waarover Hagen zoo dikwijls had gesproken Waarom was hij juist des avonds naar de stad gegaan, om den vol genden dag ieiug te komen. En op welken grond had hij op zoo stellige manier de verdenking uitgesproken dat zijn knecht toenmaals de brand had aangestoken en men vreezen moest, dat hij de wraakoefening zou herhalen Dorothea wiide de akelige ge- dachien terugdringen, welke haar bestormdendoch zij was er niet toe in staat. De donkere dreigende wolken pakten zich al dichter sa men en hulden haar in een donke ren, door geen enkele ster verhel derden nacht. Had Hagen het gedaan Neen, neen, dat was onmogelijk, zoo'n duivel kon hij niet zijnEn toch, alle, omstandigheden wezen op hem, wanneer zij zich de vraag stelde wie de afschuwelijke daad haa bedreven. En als hij het. gedaan had, dan moest hij boeten voor zijne duivelsche slechtheid, danmaar hij was haar echtgenoot, en al woonde er ook geen gevoel van liefde voor hem in haar hart, zij had toch voor het aangezicht Gods beloofd, alles met hem te zuilen dragen. Indien Hagen de schuldige was, dart moest hij zijne schuld bekennen, schriftelijk of mondeling, opdat de onschuldige verlost kon worden. Zij zou hein niet aan het gerecht over leveren, zij zou niet eerder gebruik maken van zijne bekentenis, dan als hij het land veriaten hadmaar be kennen moest hij, goedschiks of kwaadschiks. Maar 't was immers onmogelijk, hij kon het niet gedaan hebben Het was middernacht geworden en Dorothea zat nog op dezelfde plaats, zij dacht niet eens aan naar bed gaan. Daar hoorde zij plotseling de gillende stem der meid „Brand" i roepen. Het was een kreet, die door merg en been drong. Zij ijlde naar de deur. Het was niet mogelijk, dat er brand kon we zen zelve had zij het licht uitge daan en het duivelsche plan van den brandstichter verijdeld. Met hangende haren, onophoude lijk om hulp roepende, vioog Bri- gitta voor haar uit. Reeds was er eene sterke brandlucht, en toen Dorothea voor het huis stond, zag zij eene lange, zwarte rookwolk over den boomgaard naar het dorp drij ven. Het was blijkbaar, dat het vuur op meer plaatsen was aangelegd aan twee tegenovergestelde kanten van het dak lekten reeds de vlam men. Stom en onbeweegiijk van schrik, ontzetting en afgrijzen stond Doro thea voor het brandende huis, den blik gericht op de vlammen, welke met verbazende snelheid om zich heen grepen. Het was haar niet mo gelijk, een woord uit te brengen. Zij knikte zwijgend, toen Brigitta zei, dat ook nu de brand aangestoken waszij schudde weigerend het hoofd bij de vraag, of men niet trachten zou te redden, wat nog gered kon worden. Al had het in hare macht gelegen, den brand te blusschen, dan zou haar de kracht ontbroken hebben. De oude meid riep voortdurend om hulp. Dorothea keerde het bran dende huis den rug toe en sloeg den weg in naar het dorp. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1