Eerste Blad
Maandag
Dit nammerbestaat ait2 bladen.
Het jaar 1910.
No. 7.
49e Jaargang.
1911.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÉN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10.
lil.
Het jaar 1910 bracht de Oosten-
rijksch-Hongaarsche monarchie een
ongekende rust. In een groot rijk,
uit zoovele nationaliteiten samenge
steld, die, hoe zonderling het ook
schijnen moge, voor een deel elkaar
haten en verachten en allerminst kun
nen gerekend worden onder de „zo
nen van hetzelfde vaderland", moeten,
uiteraard, de toestanden altijd veel
te wenschen overlaten, 't Heeft vaak
moeite genoeg gekost om dien lap?
pendeken bij elkander te houden
doch in dit opzicht zijn ds tijden
toch niet ongunstiger geworden. De
oude, maar altijd onvermoeide Keizer
is voortdurend in de weer om alle
belangen zooveel mogelijk te veree
nigen. Hij is dan ook de populaire
vorst bij uitnemendheid en men doet
veel of laat veel uit persoonlijke
sympathie voor hem. In tegenstelling
van den Duitschen collega is hij een
model van een grondwettelijk vorst,
die zich zelf volstrekt niet op den
voorgrond plaatst, nooit met zijn per
soonlijke gevoelens te koop loopt en
geenszins afkeerig is van de eischen
der nieuwere staatsleer. Dat bewijst
zijn ijveren voor hei algemeen stem
recht, waarvan vele zijner onderdanen
nog afkeerig zijn. De Keizer verliest
daarbij trouwens het belang der mo-
narphie niet uit het oog en met name
vervyupjit hij er veel heil van voor
eene voortdurende toenadering tus-
s.chen de groote deelen van het rjjkf
Hoe meer de bjnnenlandsche rust
verzekerd etl samenwerking verkregen
wordt, hoe krachtiger Oostenrijk naar
buiten staat, Inderdaad is het een
zeer krachtig rijk, al krachtiger ge?
worden na de inlijving van Bosnië
en Herzegowina en ofschoon ook hier
allerlei nationaliteiten vereenigd zijn,
wordt geen harer, zooals in Duitsch-
land, geminacht en vervolgd. Het
milde bestuur der Habsburgers komt
aan allen ten goede. Dit krachtige
Oostenrijk is ongetwijfeld een der
pesie waarborgen voor het behoud
van den Èuropeeschen vrede.
In Hongarije houdt hef kabinet
Khuen—Hedervary thans de zaken
goed gaande. De onafhankelijkheids
partij is voor het tegenwoordige in
de 'minderheid en alles gaat weer
zijn gewonen gangterwijl ook in
Bohemen de nooit geheel sluimerende
sitrijd tusschen Tsjechen en Duitschers
34.)
„Houdt gij mij voor een schurk?
Ik zal betalen, zoodra ik kan."
„Wanneer zult gij het kunnen
vroeg de bankier, zijne portefeuille
sluitende. „Wij willen wachten, als
gij onderpand geeft, en wij hebben
u een middel aangewezen, om dit
te doen maar gij wilt niet".
De molenaar was opgestaan en
liep driftig de kamer op en neer.
„Als ik onder dat stuk mijn naam
zet, dan ben ik een bedelaar", riep
hij toornig„dan kan ik den staf
opnemen en met mijne vrouw weg
trekken".
„Dat is de bedoeling niet", zei
de bankier.
„O, ik ken uwe bedoeling wel
dat stuk zou in uwe handen een
vurig zwaard wezen, waarmede gij
mij kondt en zoudt uitdrijven 1 Ik
in hoofdzaak een rassen- en in het
bijzonder een taalstrijd, tijdelijk is
gesust.
In het Vereenigd Koninkrijk ken
merkt de binnenlandsche politiek zich
in 1910 van het begin tot het einde,
door den strijd tusschen de beide
Huizen der volksvertegenwoordiging
het Hoogerhuis of Tweede (bij ons
Eerste Kamer) en het Lagerhuis of
Huis der gemeenten. De rechten van
het Hoogerhuis daar te lande hangen
wel eenigszins in de lucht, terwijl
zijn samenstelling voor een gtoot deel
van de kroon afhangt, een zeer on
gezonde toestand, vooral in een land,
welks constitutioneele instellingen
zuik een grooten naam hebben en
dat, wat zijn regeeringsvorm betreft,
niet zonder reden meermalen een
republiek met een gekroonden presi
dent is genoemd.
De Lords hadden de begrooting
verworpen of althans niet in behan
deling genomen, waarbij nieuwe be
lastingen werden voorgesteld, die de
goedkeuring van adel en grondbezit
niet konden wegdragen. Een beroep
op het volk werd gedaan, maar de
verkiezingen voor het Lagerhuis
brachten geen groote overwinning aan
de regeerings- en hervormingspar
tijen en men gevoelde de wensche-
lijkheid van toenadering en een ge
mengde commissie zou trachten aan
de wenschen van beide Huizen te
gemoet te komen, door het voorstellen
van een vergelijk, waarbij het Hoo-
gernuis in ieder geval een hervor
ming onderging.
Lang duurden de onderhandelingen
en vóór zij aanvingen stierf koning
Eduard VII, die zich gedurende zijn
korte regeering in Engeland zeer be
mind en in geheel Europa zeer ge
zien had gemaakt. Hij was een vrede
vorst bjj yitnemendhéjd en toch een
krachtig man, die door persoonlijken
invloed veel, zoo niet alles, kon ge
daan krijgen,
Het was eigenlijk ten gevolge van
dit overlijden, dat men trachtte in
de zaak der Lords tot een compro
mis te komen want de jonge koning
George bezat weinig kennis van en
in het geheel geen ervaring in staats
zaken, waar hij zich altijd buiten ge
houden had. De regeering vond het
niet passend, om hem maar dadelijk
te plaatsen voor de studie van zulk
een ingewikkeld vraagstuk.
De goed bedoelde en ernstig op
gevatte poging had echter geen re
sultaat. De besprekingen dpr commis
sie hadden niet zulk een gevolg, dat
men de samenstelling van een wets
ontwerp op had kunnen bouwen en
nu had de koning wel het Hooger
huis kunnen omzetten, door zooveel
liberale of althans heryormings-ge-
Abonnements-flduerfenffën op zeer uoordeeiige voorwaarden
heb gezwegen bij de woekerwinsten,
welke gij van mij geëischt en ge
nomen hebtik heb gezwegen bij
alle oneerlijkheden, waarvan ik als
ik geld moest hebben, het slachtof
fer werd. Wat zou het mij ook ge
baat hebben, of ik mij al verzet
had. Ik was in uwe macht. En nu
wilt gij den strik geheel toehalen.
Gij denkt dat ik te zwak geworden
ben om mij te verwerenmaar gij
zult ondervinden dat gij u vergist
hebt. Ik ben een eerlijk man en zal
u niet bedriegen, maar ik wil ook
niet de bedrogene zijn, ik wil niet
blindelings in den val loopen, welke
gij voor mij hebt opengezet".
Hij sloeg bij de laatste woorden
met de vuist op de tafel, zoodat het
document, dat hij teekenen moest,
in de hoogte vloog, en wierp den
heeren een zoo dreigenden blik toe,
dat zij verschrikt opsprongen.
„Dat is niet gehandeld, zooals
't behoort", riep Izaak. „Wij hebben
u het geld geleend in vertrouwen
op uwe eerlijkheid wij zijn geko
men om vriendschappelijk met u te
spreken, en wij hebben u getoond,
dat wij uw ongeluk niet willen. Nu
zinde leden te benoemen, als noodig
zouden zijn om dit Huis met het an
dere in overeenstemming te brengen
doch van dit constiiutioneel paarde-
middel is nog geen gebruik gemaakt
en weer werd het Lagerhuis ontbon
den en een nieuw beroep op de kie
zers gedaan. Maar de kiezers in het
Vereenigd Koninkrijk, hoewel ze hun
rok nog al eens omdraaien, bleven
aan hun houding van Januari getrouw
en het is dus voor het jaar 1911
weggelegd, deze gewichtige zaak tot
een einde te zien^brengen.
Was met dit alles het jaar 1910
voor het Vereenigd Koninkrijk een
vrij kalm jaar, van de voornaamste
republiek in Europa, van Frankrijk,
kan dit niet getuigd worden. Zooals
men weet vaart Frankrijk al lang in
het radicaal-socialistische schuitje,
met een anti-kerkelijke politiek. In
haar strijd tegen Rome, m.a. w. in
haar streven om den staat tegenover
de kerk de eerste plaats te doen in
nemen, is zij vrij wel geslaagd en in
't algemeen vindt de politiek der
Fransche regeering bi] het land steun,
zooals door de jongste algemeene
verkiezingen weer bewezen is.
Overigens zijn er nog anti-repu-
blikeinsche elementen te over in
Frankrijk en velen achten deze nog
gevaarlijk genoeg, om het wenschelijk
te maken voortdurend op zijn hoede
te zijn en vooral geen zoogenaamde
verzoenende politiek te gaan volgen.
In hoeverre dit juist gezien is kun
nen wij niet beoordeelendoch naar
onze meening wordt Frankrijk door
een geheel ander gevaar bedreigd,
een gevaar dat het politieke water
wel eens zeer troebel zou kunnen
maken en aan de vijanden der re
publiek de gelegenheid zou kunnen
schenken om met vrucht in dat troe
bele water te visschen,
Brieven uit deflofsïad.
IC.
Haagsch Oudejaaroesters en
champagne. Haagsch Nieuwjaarde
„wer.sch" van Nardus in den schouw
burg. Bij die gelegenheid laat Nardus,
met goedmoedigen spot, het Haagsche
wel en wee de revue passeeren, en
de Hagenaar luistert er naar, amuseert
zich en wordt niet boos al krijgt
hij ook menige lik uit de pan
Over de asphaltbestrating, die met
zooveel succes als rolschaatsbaan
wordt gebruikt, had Nardus het, en
over de drukke maar nauwe hoofd
verkeerswegen in de stad en de wijd-
sche plannen voor gansch nieuwe
en breede banen over de toeterende
en dampende „Halo's" en „Spijker's",
die de straat voor den voetganger al
zullen wij u aanklagen en beslag
leggen op al wat gij nog bezit. Wij
zullen ons zoo goed mogelijk trach
ten te dekken, zoover de wet het
maar toelaat. Gij dwingt ons, al het
uwe te laten verkoopen".
De molenaar had het raam ge
opend en riep den koetsier toe, dat
hij moest inspannen, daar de heeren
wilden vertrekken.
„Wij willen niet in toorn schei
den", sprak de bankier. „Tot mor
genmiddag geven wij u nog tijd, om
u te bedenken. Behoud het stuk
hier of wilt gij dat niet? Goed,
dan nemen wij het medemaar wij
vertrouwen dat gij het zult komen
onderteekenen. Er is voor u geen
gevaar aan verbonden. Wij zullen
u niet verjagen. Wij willen alleen
gedekt zijn voor het geval, dat gij
weer gingt speculeeren. Gij zoudt
zelfs aan ons een goeden steun
hebben. Liep alles u soms tegen,
dan kon de molen toch niet ver
kocht worden wij zouden dan met
de akte optreden en bewijzen, dat
hij ons eigendom is. Dan verhuurden
wij hem aan u voor eene vooraf te
bepalen som.
haast even onveilig maken als de
fietsrenner.de slagers- en kruideniers
jongens over de onmogelijk nauwe
damesrokken die den laatsten tijd in
de mode zijn (robes „HoIIande op zijn
smalst" noemde Nardus ze)over de
Olieslagerskoorts waaraan Den Haag
een tijd lang geleden heeftover Wijn
malen en zijn succes in de luchtover
de angst van een Haagsch raadslid
voor electriciteitde Papendrechtsche
strafzaakde verfrisschings-brengende
Ozon-spuit in de raadsvergaderingen
de commissie-gelden voor raadsleden
hei nieuwe stadhuisplan de geschie
denis met den vlootdominee het be
weerde brandgevaar in den schouw
burg en al de schouwburg...plannen
het Wagner-theater...plan en wat dies
meer zijde speelhuizen de onge
motiveerde arrestatie van een bekend
Haagsch journalistden val van baron
Van Heeckeren met zijn geheimzinnige
historiehet aftreden van minister
Cool, onze kustverdediging en wat
men al zoo van ons in het buitenland
zegtover de afschaffing van bakkers-
nachtarbeid; de nieuwe Haagsche
inkomstenbelasting(die, tusschen twee
haakjes gezegd, verschillende kapi
taalkrachtige en zelfs puissant rijke
inwoners uit Den Haag verdreven
heeft), de „man-met-de-rooie-pet" en
zijn chantage-praktijken en nog allerlei
„Haagsche Hopjes". Uit deze korte
qpsomming kan men reeds zien, dat
de Nieuwjaarswensch het Haagsche
openbare leven in 1910 als een bios
coop-film aan het oog der verbeelding
deed voorbijtrekken. Zoo'n revue is
niet alleen voor den Hagenaar inte
ressant, maar iedere rechtgeaarde land
genoot mag er belang in stellen, want
iedere Nederlander heeft immers twee
steden lief bovenal, n.l. de stad zijner
inwoning en Den Haag (Behalve
dan natuurlijk de Hagenaar, die slechts
één stad behoeft te beminnen).
De aardige opmerking is van burge
meester Sweerts, die de eerste raads
zitting in het nieuwe jaar heeft ge
opend met een sympathiek en keurig
speechje, doch waarin men niet zon
der verwondering heeft gemist eenige
mededeeling omtrent 's burgemeesters
plannen voor de toekomst; want,
zooals men weet, heeft baron Sweerts
slechts bij wijze van proef zijn ambt
weer aanvaard na zijn langdurig ziek
teverlof. Vrijwel algemeen hoopt men,
dat zijn stilzwijgen op dit punt be-
teekent, dat de zeer geachte burger
vader het nog maar eens met frisschen
moed zal probeeren.
De Raad heeft zich in deze eerste
ziHir.g in 1911 bezig gehouden met
de kwestie der arbeiderswoningen.
Op dit gebied ontbreekt er aan 't
schoone Haagje nog veelHeeft een
onderzoek van directeur van het
Bouw- en Woningtoezicht niet aan
getoond, dat er in deze gemeente niet
„Met spek vangt men muizen" zei
Hagen schamper. „Als de muis in
de val is, dan wordt ze doodge
slagen".
„Dus gij vertrouwt ons niet?"
„Neen
„Dan kunt gij ook niet verwachten
dat wij u vertrouwen zullen", her
nam de bankier. „Gij zijt nu opge
wonden, Hagen. Denk nog eens na
over de zaak, wellicht zult gij dan
inzien dat wij slechts uw welzijn op
het oog hebben".
Hij knikte den molenaar vriendelijk
toe en volgde zijn zoon, die de ka
mer reeds verlaten had. Weldra rolde
het rijtuig weg.
Hagen stond voor het raam en
keek het rijtuig na. Hij bemerkte
niet, dat Dorothea binnenkwam.
Eerst toen zij op aarzelenden toon
vroeg, of zij het eten zou opdoen,
keek hij om. Hij streek met de hand
over de oogen alsof hij de beelden,
die hem angst aanjoegen, wilde ver
drijven, en schudde het hoofd.
„Ik heb geen honger", zei hij
kortaf, „eet gij maar en stoor u niet
aan mij. Wat hebben die kerels te
gen u gezegd, toen ik niet thuis was
minder dan 1800 woningen afgebro
ken moeten worden of zeer dringend
verbetering behoeven
Niettemin heeft de Raad geen spij
kers met koppen geslagen. Er is
urenlang zonder vrucht gediscussieerd
over de beginselkwestie Van „particu
lier initiatief" ook inzake volkswo
ningbouw. De vrijzinnig-democraat
Deen, die de kat de bel aanbond,
wilde zelfs heelemaal niet van over
heidsbemoeiing op dit terrein weten.
Zelfs de zorg voor de huisvesting voor
de allerarmsten wilde hij aan het
particulier initiatief overlaten, hetgeen
een heel waagstuk lijkt.
Z. i. moest een particuliere onder
neming, ingericht voor het bouwen
van volkswoningen overeenkomstig
de bepalingen der Woningwet, ten
minste 10 pCt. van het voor den
bouw vereischte kapitaal waarborgen
en de gemeente dan 90 pCt. bij passen,
't Is te begrijpen, dat de Raad daar
voor niets voelde, want in de praktijk
zou het vermoedelijk altijd om die
90 pCt. van de gemeente te doen
zijnde heer Deen trok zijn in dezen
zin voorgestelde motie daarom in.
Het onvruchtbare debat eindigde
hiermede, dat de stemmen staakten
over een motie van den heer Van
Malsen, bedoelende om elk woning
plan, waarvoor gemeentelijke steun
wordt gevraagd, op zichzelf, naar
eigen mérites te beoordeelen en ais
het financieel deugdelijk bevonden
wordt, desnoods over die bijdrage
door particulieren van slechts 10 pCt,
heen te stappen. Het liep dus voor-
loopig op niets uit.
Ook overigens werd er niet veel
afgedaan. Het voorstel van Burg. en
Weth., om hun een crediet groot
f12,000 te verieenen, voor het doen
opmaken, door een vijftal architecten,
van ontwerpen voor het inrichten
als arbeiderswijk van in het uitbrei
dings plan daarvoor aangewezen ter
reinen, alsook voor het bouwen van
nieuwe of verbeteren van bestaande
woningen in de bebouwde kommen,
ging niet voor de eerste maai
voorloopig weer van de baan. Dat
voorstel zal nog tot heel wat geschrijf
en gewrijf aanleiding geven, want
velen, ook in den Raad, meenen dat
door dit voorstel aan het „particulier
initiatief" inzake woningbouw meer
en grooter hindernissen worden in
den weg gelegd dan noodig is.
Van Haagsche woningtoestanden
gesproken op de groote misstanden
op dit gebied is nu pas weer de
aandacht gevestigd. Men is n.l. bezig
met het sloopen van heele rijen van
de ellendigste krotten, waarin jaren
lang de armsten onder de armen
hebben gewoond.
Deze „woningen" stonden in het
zgn. „Kleine Veentje", het terrein dat
ingesloten wordt door de Electrische
„Zij hebben naar alles gevraagd
naar het bouwland, waarom de mo
len stilstaat, of er geen knecht was.."
„Wat gaat hen mijn knecht aan
vloog Hagen op. „Waarom vroegen
zij naar hem
„Zij vroegen juist niet naar hem",
antwoordde Dorothea, verschrikt door
de heftigheid van haar man„het
viel hun alleen op, dat er niet ge
werkt werd. Peter, die menschen
hebben niets goeds in den zin, zij
deden, alsof de molen hun eigen
dom was".
„Ja, zij zouden hem gaarne heb
ben", lachte de molenaar, maar zijn
lach klonk akelig. Zij denken, dat ik
naar hunne pijpen moet dansen
doch zoover zijn wij nog niet.
Van avond komt Hendrik terug, als
hij tenminste geen anderen dienst
gevonden heeft. Zeg hem maar, dat
hij zijn boeltje kan pakken, want
dat ik hem niet langer hebben wil".
„Zeg hem dat liever zelf, Peter
„Zijt gij bang voor hem
„Ja ik geloof, dat hij geen braaf
mensch is".
(Wordt vervolgd.)