Eerste Blad 97. Maandag 26 December No. 30i kerstfeest. Gemeentebestuur. Feuilleton. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. 48e Jaargang. 1910. 36, pond pond. is 14 cts. irkool nen elend VIISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.S0. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÉNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. fiitnummerhestaatflitZbladeH. Nieuwe Abonné's, uitge» zonderd bij wekelijksche be= taling, ontvangen de dagelijks verschijnende „VLISSING= SCHE COURANT"koste, loos tot 1 Januari. De „Vlissingsche Courant' Maandag NIET verschijnen. 'zal BURGERLIJKE STAND. De Ambtenaar van den Burger lijken Stand van Vlissingen, maakt bekend dat het kantoor van den Burgerlijken Stand op Maandag 26 Dec. e.k. zal GEOPEND zijn van des middags 12 tot des namid dags 12l/s uur, tot het doen van aan giften van geboorten en overlijden. Vlissingen, 24 Dec. 1910. De Ambtenaar voornoemd, W. KLOMP. In sfillen vrede. Wij hebben ons gehaast het v/erk af te maken, teneinde een paar da gen in ongestoorde rust en genot te kunnen doorbrengen. De j aartaak trouwens ioopt alom ten einde. De vacanties zijn begonnen en alles is voor een poosje teruggekeerd in het oude nest. Zelfs de woelige staat kunde zwijgt en ook de natuur rust, in nevelen gehuld. Een blij-ernstige stemming heeft zich aan allen mee gedeeld. Wij gaan Kerstfeest vieren. Welk een wereld van gedachten ligt in die weinige woorden opge sloten Nu herdenken wij gebeurte nissen, die vóór een reeks van eeuwen plaats hadden gebeurtenissen waar van wij ons slechts een zeer flauwe voorstelling kunnen maken en die toch om zoo te zeggen ons leven beheerschen gebeurtenissen die ons in ieder geval telkens onder de aan dacht worden gebracht en onder den indruk waarvan wij telkens geraken. Kerstfeest het oogenblik waarop wij, vermoeid van 's levens strijd, als het ware een oogenblik da wa pens neerleggen, die wapens, die we nu eenmaal noodig hebben, doch waarmede toch zoovele droeve en helaas maai al te vaak geheel noo- delooze wonden worden toegebracht. Het leven is een strijd. Wan neer wij dit zeggen, dan spreken wij zonder twijfel een groote waarheid uit; maar tevens een waarheid die in tweeërlei zin kan worden opgevat middellijk en onmiddellijk. En nu zal niemand, die gewoon is op de tee kenen des tijds te letten, ontkennen dat de richting van onzen tijd maar al te duidelijk naar de onmiddellijke opvatting heenwijst. Wordt het in den grooten econo- mischen strijd van zekere zijde niet onomwonden geleerd, dat we nooit op vrede of verzoening te hopen hebben, maar dat kapitaal en arbeid, feiteiijk werkgever en werkman, na tuurlijke vijanden zijn, die nooit zul len ophouden elkander te bekampen Dat is een uiterstemaar in het gewone of dagelijksche leven, zien wij toch overal dergelijke richtingen en strooiningen. Uit het feit dat ieder eenigszins ontwikkeld en weldenkend mensch zich een welgevestigde mee ning tracht te vormen omtrent de dingen die den ernst van het leven betreffen, een eigen overtuiging te hebben, daaruit leidt men af, dat hij die meening nooit anders zou kunnen uiten, die overtuiging nimmer op andere wijze zou kunnen te ken nen geven, dan met een bepaalde bedoeling, om het verschil te doen uitkomen tusschen zijne eigene mee ning en die van een ander, om de zijne aan te prijzen, de andere op zettelijk te bestrijden. Dat iemand eene zaak zou kunnen beschouwen en bespreken zooals ze daar ligt, onbevangen, onpartijdig, dit acht men niet meer moeilijk, zooals het inder daad iso, neen, men acht het een voudig onmogelijk, men verwerpt het neutraliteit heet onbestaanbaar. Het is noodeloos meerdere voor beelden van dien aard aan te voe ren ieder kan ze in eigen omgeving wel opmeiken. Dat ongeloof of, zoo men wii dat futaliteitsgeloof, achten wij een droe vig vei schijnsel van onzen tijd. Het verlaagt het gehalte der wereldbe schouwing. In die beschouwing wordt de mensch zelf verlaagd d. w. z. tot minder in staat geacht, dan waartoe hij werkelijk in slaat is. Zijne zedelijke krachten en vermo gens worden ondeiscbat, en waar dit verschijnsel zich uitbreidt, daar moet het op den langen duur on gunstig terugwerken op die krachten en vermogens zeiven, En dat juist in een tijd, waarin van die krachten zoovee! gevraagd wordt. Neen, naar het onmachtsgevoel der oude wereld gaan wij niet terug, Aan een eeuwige strijd die slechts met vernietiging eindigt; aan een -O— 24.) Groote vaten bier lagen in he ruime voorhuis, waar voor he grootste gedeelte der gasten gedek was, terwijl het bruidspaar met den pastoor en de rijke boeren in de pronkkamer aan tafel zat. Ook aan muziek ontbrak het niet en de nieuwe dorschvloer in de schuur werd door dansende knapen en meisjes ingewijd, terwijl de oude lieden de gebouwen doorliepen, om hunne nieuwsgierigheid te bevredigen. Zij hadden niet gedacht, dat Ha gen er bij den brand zoo goed af zou komen. Wat waren die gebouwen hecht en sterk, hoe gemakkelijk en goed was alles ingerichtWat was er veel vee in de stallen Er ont brak niets aan, volstrekt niets; uit alles bleek, dat de molenaar inder daad een rijk man was. Die Dorothea was maar gelukkig, en onder de jonge meisjes was er geen, die niet gaarne met haar ge ruild had. Toch zat zij daar naast haar echtgenoot niet als eene geluk kige vrouw, die niets meer heeft te wenschen. Ernstig, bijna somber had zij naast haar verloofde voor het altaar gestaan, bij het verwisselen der ringen had er geen glimlachje om hare lippen gespeeld, en de zonneschijn des geluks had haar aangezicht niet bestraald, toen zij de kerk verliet en de gelukwenschen der gasten ontving. Men zag haar nu bijna uitsluitend met den pastoor praten, slechts zel den richtte zij een woord tot haar man, die hare onfsteindheid niet eens scheen op te merken. Hagen was gelukkig, dat kon men hem aan zien. Hij keek dikwijls met schitte rende oogen naar zijne schoone vrouw, klonk ieder oogenblik met de gasten, schertste en lachte, en danste achtereenvolgens met alle meisjes, die hij op den dorschvloer aantrof Was zijne vroolijkheid ook een masker, waarachter zich toorn en verbittering verborgen? Misschien ftbcnnements-flduerfentiëri op zeer uoordeelige voorwaarden eeuwig onvermogen van het mensche- lijk geslacht, dat van zelf tot een hopeloos ondergaan moet eindigen, daaraan gelooven wij niet. Voor ons is een ster in den Kerst nacht juist verschenen om een evolutie an het menscheiijk geslacht aan te kondigen en voor ons schijnt zij nog altijd even helder aan 's hemels transen. Dat ongeloof aan de resultaten van den wereldstrijd, aan 's menschen zedelijke krachten, dat zoo sterk in onzen tijd aan het licht treedt, waar uit zou het toch eigenlijk voortvloeien? Is het oververmoeidheid, die tot wan hoop voert, is het ongeduld Och, we weten het niethet eene misschien zoowel als het andere. Maar één ding is zeker: de beste eigenschappen van den waarachtig hoog staanden mensch, die missen wij er in. In het licht van den Kerstnacht kunnen die eigenschappen zich toch zoo heerlijk ontwikkelen Zeker, er is strijd, altijd en overal en om den uitwendigen vrede te brengen, daarom is dat licht ook niet verschenen. Als die uitwendige vrede ooit komen zal, dan zal hij toch slechts een uitvloeisel zijn van den inwendigen vrede des harten van elk mensch in het bijzonder en daardoor van allen te zamen. Maar kan het ook soms zijn, dat we liever maar geen resultaten van den strijd, geen teekenen van ont wikkeling, geen teekenen van vrede willen zien Kan het ook soms we zen, dat wij de ster in/ den Kerst nacht maar liever ver weg denken Zijn we dan ban? voor het licht, vreezende dat het ons kwaad zal doen, onze belangen benadeelen, ons streven in den weg treden? Dat doet ons onwillekeurig denken aan de bange vrees van een Herot'es, die voor geen middelen terugdeinsde, oin het gevaar af te weren, waardoor hij meende bedreigd te worden aan Herodes den kindermoordenaar. Maar Vondel zegt in zijn „Gijs- brecht van Amstel" „Bedrukte Rachel, staak dit -waren Uw kinders sterven martelaren En eerstelingen van het zaad, Dat uit uw bloed begint te groeien En heerlijk tot Gods eer zal bloeien, En door geen tirannie vergaat. Neen, noch Herodes, noch iemand anders, heeft ooit het licht der wereld kunnen uitdooven, noch den voort gang er van vertragen, noch de over winning ervan wegnemen. Neen, sedert de ster in den Kerstnacht ver schenen is en de strijd tusschen den geest des lichts, der liefde en des vredes met de machten der duisternis aanving, is er geen stilstand, veel minder achteruitgang in de zedelijke wereld geweest, heeft de boom altijd vruchten voortgebracht, heeft het nooit aan resultaten ontbroken, is, dooreen wel. Wie hem nauwkeurig gadesloeg, dien kon het niet ontgaan, dat me nigmaal een toornige gloed in zijne oogen opvlamde, zijne lippen zich samenpersten en hij krampachtig de vuisten balde. De schaapherder zag het, maar sprak er met niemand over. Niemand zou hem ook geloofd hebben, wan neer hij beweerd had, dat de pastoor dien dag een ongelukkig huwelijk had ingezegend. Toen hij in de avondschemering Dorothea alleen naar den tuin zag gaan, kon hij niet nalaten haar te volgen. Hij was een oude man, die veel beleefd en ondervonden had, van hem kon de jonge vrouw wel een raad aannemen en tevens ver trouwen, dat het een goede raad was, dien een trouw vriend haar gaf. Zij zag hem verschrikt aan, toen hij voor haar stond. Hare oogen wa ren vochtig en hare trillende lippen verrieden den storm, die in hate ziel woedde. „Gij moet nu geduld oefenen, juf frouw Hagen", zeide hijde stap is gedaan, tranen en klachten kunnen hem niet ongedaan maken". genomen, de helderheid altijd grooter geworden, het levenspeil van den mensch verhoogd. De geest des vredes kent geen onverzoenlijken strijd, die op vernie tiging uitloopt en die de beste eigen schappen van den mensch verhindert tot haar recht te komen. Die geest kent alleen evolutie, dat isverhef fing. Hij maakt de dingen hooger en breeder, den mensch hooger van neiging, breeder van opvatting. Hij maakt den mensch ook krachtiger en naar mate de kracht toeneemt en de strijd beter en met betere wapenen getreden wordt, is er meer over winning, maar ook meer vrede en een vrede, die ieder voldoet. Want voor hem die gelooft in de wonder bare kracht van dat Goddelijke licht, is de strijd niet meer een middel om buit te behalen, zijn grenzen uit te breiden en te heerschen, maar een middel om tot betere toestanden te geraken, die aan allen, vriend en vijand, ten goede komen, die het al gemeen wereldpeil verhoogen. In stillen vrede prijkt weer de ster van den Kerstnacht. Dat stille vrede dan ook heersche in ons gemoed, vervult van gedachten van liefde, van verbroedering, van vergeving. Dan kunnen wij hopen, dat de Kerstboom ook ons zal brengen menige goede gavedat het schoone vredefeest immer het schoonste zal blijven, op- geteekend in het dagboek des levens dat de hemelsche verschijning met elk onzer levensjaren hooger zal prij ken aan het uitspansel van ons be staan. Brieven uit d@Hofstad. XCVII Er is Maandagavond iets buiten gewoons in den Kon. schouwburg gebeurd vóór de Fransche opera „Les Saltimbanques" begon te spelen, deed het orkest fanfares en de volksliede ren hooren en 't publiek verhief zich daarbij plechtig van zijn zetels. Wat er dan voor feestelijks aan de hand was? Och, dien middag was er ge schied wat ik al half en half ver wachtte de gemeenteraad had besio ten om na afloop van dit seizoen den schouwburg nog niet te sluiten, maar den fatalen termijn met een jaar te verlengen, dus tot het voorjaar van 19 2. Niet voor niemendal hebben dus belanghebbenden en belangstellenden de (Haagsche) wereld in rep en roer gebracht met adressen aan den ge meenteraad en met ontelbare ingezon den stukken in de Haagsche bladen. Voor die veelheid van argumenten is de gemeenteraad gezwicht, hoewel hij zijn besiuit (evenals de vorige maal) „Geduld antwoordde Doortje oo harden toon. „Dat koopt men niet op de markt". Maar in het volgende oogenblik, wierp zij het hoofd trotsch terug. „Wie zegt u, dat ik het noodig heb vroeg zij scherp. „Wie zegt, dat ik niet gelukkig ben? Waarom geeft gij mij een raad, dien ik niet verlangd heb De oude man schudde even het grijze hoofd. „Niemand zegt het", antwoordde hij, „en behalve uw man en ik, ge looft het ook niemand, daar men zich niet kan verbeelden, dat gij niet gelukkig zoudt zijn. Maar waar om wilt gij u voor mij vermommen Gij hebt geen vriend, die u raden en beschermen kan, en misschien hebt gij eenmaal behoefte aan raad en bescherming. Ik ben wel slechts een arm man, die niet in aanzien isdoch ik ben ook een eerlijk man, die het goed meent met ieder een. Als Kasper toenmaals naar mij- geluisterd had, dan „Dan zou de brand niet uigebro- ken zijn vroeg Doortje haastig. „Dan hadden zij hem niets kun maar net op 't kantje af genomen heeft, met een half stemmetje meerderheid. Eigenlijk is 't een gekke geschiede nis met onzen Schouwburg. Volgens de rapporten der officieele deskundi gen is 't gebouw uit een oogpunt van brandgevaar zoo aller-gevaarlijkst, dat het een misdaad zou zijn er ook nog maar één voorstelling te geven. Dat krasse oordeel heeft de meerderheid van den raad onderschreven, maar tegelijkertijd goedgevonden dat het gebouw nog een seizoen werd be speeld. En nu is dat al twee seizoenen geworden. En als er na afloop van dien termijn nog geen nieuwe schouw burg is verrezen dan zal er vermoe delijk nog wel een seizoentje bijko men. Me dunkt, uit dit alles blijkt vrij duidelijk, dat 't met het brandgevaar in den ouden schouwburg niet zoo'n vaart loopt als 't men wel wil doen voorkomen. Trouwens er is in de jong ste raadszitting ook terecht op gewe zen dat er zoovele er. ingrijpende maat regelen zijn getroffen in de laatste jaren, dat een nuchter denkend mensch moeilijk de „deskundigen" kan geloo ven als zij met veel misbaar beweren dat dit huis des vermaaks eigenlijk een crematorium voor de levende menschheid is. De zaak is dan ook veeleer in den raad werd het open lijk gezegd dat de oude schouw burg niet meer voldoet aan de eischen des tijds en de Hofstad al sinds lang aanspraak maakte op een nieuwen, moderner en practischer tempel der kunst. Het beweerde brandgevaar was een geschikt wapen om deze zege te be vechten, maar aan den ernst van dit argument gelooft immers de Raad zelf niet, want anders zou hij het oude gebouw niet nog twee seizoenen heb ben opengesteld voor het publiek, dat (tusschen twee haakjes) blijkens het drukke bezoek ook al niet hard aan dat vreeselijke gevaar gelooft. En wat de directie van den schouw burg betreft, deze voelt zich zóo zeker van haar zaak, dat zij belang stellenden in de gelegenheid heeft durven stellen om op een daarvoor aangewezen dag, onder geleide het heeie gebouw te bekijken en zich zoodoende op de hoogte te stellen van de verschillende maatregelen, die tegen brandgevaar zijn genomen, de vele nooduitgangen enz. Wanneer Den Haag een nieuwen schouwburg zal bezitten, valt nog op geen stukken na te voorspellen. De benoemde Schouwburgcommissie, die na jaren van geduld nu zoo hard aan 't werk zou gaan, heeft nog niets kunnen doen, althans ze heelt nog n ets van bcteekenis gedaan, ook al door de weigering der Nederlandsche bouwkundigen om op de voor hen zoo vernederende door den Raad nen bewijzen. Ik geloof ook nu nog niet aan zijne schuld, en zoo hij on schuldig is, dan zal dat mettertijd wei aan het licht komen". „Er gebeurt zooveel, dat nooit aan het licht komt". „Zoo moogt gij niet spreken, gij moet vertrouwen op den goeden God. Hij kent, de schuldige. Heb geduld, juffrouw Hagen Het is niet noodig, dat gij den gevangene ge heel vergeet, doch gij moet ook niet te veel aan hem denken. Gij zijt nu de vrouw van een ander, met uw man moet gij in vrede leven of gij schept u zelve eene hel op aarde. Toon de gasten een vroolijk gelaat, praat en lach met hen, ook al gaat het niet van harte. Een mensch moet zich kunnen beheerschen 1" Dorothea schudde droevig het hoofd, 't was haar onmogelijk vroo lijk te wezen. „Ik dank u", sprak zij, „ik zal niet vergeten, dat gij mijn vriend wilt zijn". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1