Schoolartsen aargr'arig HAM. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.S0. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÈN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- ön Feestdagen ftbonnements-flduertentiën op zeer uoordeelige woorioaarden TELEFOONNUMMER 10 Nieuwe Abonné's, uitge= zonderd bij weke'ijksche be taling, ontvangen de dagelijks verschijnende „VLÏSSING- SCHE COURANT"Koste loos tot 1 Januari. gronden oestaan zoo goed als niet. Slechts één waarneming zou voor dezen leeftijd pleiten, nl. dat op dit tijdstip de ontwikkeiing der hersenen zoo goed als afgesloten is. Overigens heeft de ervaring geleerd, dat in het algemeen zevenjarige kinderen voor het onderwijs genoeg ontwikkeld zijn, maar dat het voor een aantal kin deren wenschelijk ware, dat 't begin der school een jaar later plaats heeft. Er is echter een manier, om deze moeilijkheid te ontkomen en wel door het kind geleidelijk voor te bereiden. Men brengt dan immers slechts een in de natuur vooral gehuldigde wet in toepassingdie der geleidelijke ontwikkeling. Om tot verwezenlijking hiervan te komen, moeten er inrichtingen ge sticht worden, waar het kind door aanschouwing schrede voor schrede voor de gewone school wordt klaar gemaakt. Bij dergelijke voorbereiding is het een hoofdeisch, dat aan het kind niet meer geboden wordt, dan het kan verwerken en dat meer op de richting der ontwikkeling dan op de vorderingen wordt gelet. Fröbel scholen zijn daarom van zoo'n groot gewicht, omdat zij juist dit doel be- oogen en zich aanpassen aan de ontwikkelingsphasen van den kinder lijken geest. Men zij echter bij deze inrichtingen erop bedacht, dat aan het kind zooveel mogelijk de vrijheid blijft geschonken en het school-achtige verwijderd gehouden wordt. Voor een zeker soort kinderen blijft het wenschelijk, dat de school plicht later begint, nl. voor hen, die door den aard van hunne ontwikke ling niet bestand zijn tegen de in spanning van het schoolleven. Vooral de zoogenaamd erfelijk gedispoueer- den. Kinderen van ongezonde ouders, zelfs al zijn ze zelf schijnbaar geheel gezond, hebben steeds een teere constitutie en behoeven daarom vee! meer zorg dan andere. Kinderen van tuberculeuze families bv. moeten steeds zeer voorzichtig behandeld worden. Fouten in de opvoeding, de te vroege inspanning der geestelijke krachten wreken zich niet onmiddel lijk, maar hebben pas later gevolgen, die in een groot aantal der gevallen te voorkomen waren geweest- Het tijdstip, waarop dergelijke kinderen naar school knnnen, is niet in het algemeen te zeggen; voor elk afzon derlijk geval moei hier de medicus geraadpleegd worden, terwijl ze on der 't schoolgaan, steeds onder con trole dienen te blijven. (Een zeer ge wichtig punt in de bestrijding der turberculose.) Ook kinderen uii ze nuwzieke ouders dienen uitgezonderd te worden. Verder zij, wier lichame lijke ontwikkeling achterlijk blijkt te zijn, daar dit gewoonlijk gepaard gaat met de geestelijke ontwikkeling dan kinderen, die lijden aan rachitis, bloedarmoede, scrofuloser, huiduitslag en oogaandoeningen. Uit deze opsomming blijkt, dat een deskundig toezicht bij de toelating tot de school noodzakelijk is. Een dergelijk toezicht moet daarom door een deskundige geschieden, omdat de meeste ouders te weinig ontwik keld zijn, om op zulke punten te letten, terwijl er ook nog steeds velen zijn, die de school niet beschouwen als nuttig, maar gebruiken als be waarplaats. Dat ook in de verdere schooljaren de hulp van deskundigen zeer ge- wenscht is, moge blijken uit het volgende. Er zijn ziekten, die door het schoolbezoek veroorzaakt, verspreid of verergerd worden. Deze ziekten kunnen het gevolg zijn van onhygie- sche toestanden der schoolgebouwen, va r verkeerde inrichting van het on derwijs, of wel van besmetting der kinderen onderling. De meest be kende aandoening is de zijdelingsche ruggegraatsverkromming, de scoliose, bij het publiek bekend als „scheef gegroeid", „hooge schouder." Zeer menigvuldig komt dit voor bij kin deren die van huis uit zwak zijn en gering ontwikkelde spieren hebben. Door gauw moe te worden, tracht het kind een gemakkelijke houding aan te nemen, opdat de spieren zoo weinig mogelijk werk hebben te verrichten. Komt het nu in een slecht verlicht lokaal of in een niet-pas- sende bank, waarin het lang stil en rechtop moet zitten, dan worden de spieren tot overmatigen arbeid ge dwongen, waarvan het gevolg is moeheid. Nu wordt getracht een positie aan te nemen, waarbij die spieren buiten werking worden ge steld; dit is dan gewoonlijk een scheeve houding. Gebeurt deze han deling nu vaak, dan zal ten slotte de slechte positie een blijvende worden. Hieruit komt allerlei ellende voort stoornis in de functie van longen en hart, pijnlijkheid van den rug. Een dergelijke misvorming zal op lateren leeftijd de beroepskeuze zeer beper ken. Het is dus voor het kind van het uiterste gewicht, dat deze scoliose zoo spoedig mogelijk worde ontdekt. Aan gezien het begin van het kwaad voor den leek onmerkbaar is en juist de beste kans voor genezing biedt, ter wijl de blijvende positie niet meer te veranderen valt, blijkt hier weer het nut van deskundig onderzoek. Als bewijs, da? deze misvorming een echte schoolziekte is, moge gelden, dat zij het meest geconstateerd wordt bij kinderen, die eenigen tijd hebben schoolgegaan. Gelukkig komt het euvel bij velen nog terechteen zeker aantal echter blijft mismaakt, wat met eenige zorg voorkomen had kunnen worden. Een andere, eveneens zeer verspreide afwijking, veroorzaakt door het schoolbezoek, is de bijziendheid. Over deze aandoening zijn tal van onderzoekingen verricht en het resul taat van alle is zonder onderscheid, dat de school werkelijk hoofdoorzaak is. Tevens bleek, dat in de hoogere klassen het percent van bijzienden steeds naar boven ging. De oorzaak wordt toegeschreven aan overmatigen arbeid van het oog, aan de verlichting, de houding en het schoolmateriaal. Daar de bijziendheid ongeschiktheid voor sommige beroepen met zich brengt, is het van groot belang het te voorkomen. Wie kan ook hier weer anders optreden dan de schoolarts Als andere oogaandoeningen, die door hunne besmettelijkheid veel ge vaar opleveren, dienen genoemd te worden de ontsteking van het oog slijmvlies en het zoogen. trachoom, een aandoening, die geheele of ge deeltelijke blindheid kan veroorzaken. De besmettelijkheid ervan is zeer groot, en de gevolgen zeer ernstig. Van veel belang is ook het voor komen van parasitaire ziekten, die door overplanting veei last kunnen veroorzaken. Dat de hoofdluis nog zeer verspreid is, blijkt wei hieruit, dat veel moeders zoo gauw de kin deren naar school gaan, steeds een fleschje jachtwater gereedhouden. Nu lijkt dit zoo'n eenvoudige zaak, deze aandoening, maar zij geeit vaak aanleiding tot d: zoogen. luisabcessen, welke veel pijn voor het kind ver oorzaken. Een minder verspreide, doch meer te vreezen ziekte is de Farus, bij het volk bekend onder den naam „kletskop". Hierdoor ziet het hoofd er zeer vies uit, later vallen de haren uit en treden kale vlekken op. Deze ziekte duurt maanden ach tereen en de besmettelijkheid is zeer groot, zoodat éen aanwezig kind met vrij groote zekerheid meerdere zal aansteken. Voor het kind zelf is de aandoening zeer onaangenaam, omdat het gewoonlijk tot afschuw is voor zijn medediscipelen. Ook de behan delingswijze is zeer langdurig en pijnlijk Van groot nut is het ook hier weer, wanneer een aandoening spoedig wordt ontdekt. Het onderwijs zelve kan oorzaak ziiri van het ontslaan oftoenemen van ziek ten, vooral op zenuwgebied. Door tal van onderzoekers, o.a. door Baginsky is het veelvuldig voorkomen van hoofdpijn, St. vitusdans, stotteren, hysterie, zenuwachtigheid geconsta teerd. Hierbij moet opgemerkt worden dat behalve de school ook nog andere invloeden kunnen werken. Het is echter van groot gewicht, de ziekte in 't begin te ontdekken en er maatregelen tegen te nemen. Ten slotte wil ik nog opmerkzaam maken op een aandoening, die nu we! niet direct onder de schoolziekten te rangschikken is, doch onder de schooljeugd zoo vaak voorkomt, dat 't van belang is, haar te kennen, n.l. de adenoïde vegitaties in de keel, klierachtige gezwelletjes, welke aller lei stoornissen bij het kind verwekken zoowei physisch ais psychisch. Deze gezwelletjes vernauwen de achteruit gang van den neus en verhinderen daardoor de regelmatige normale neusademhaiing. De ademhaling moet dan door den mond plaats hebben. Er ontstaan stoornissen in den groei aan den schedel, aan kaak en gehe melte, aan borst. Het gezicht krijgt een sombere uitdrukking. De slaap is onrustig, de spraak toonloos. Het kind is suf, onattent en lui. Kramp aanvallen, hoofdpijnen, bedwateren staan hiermede in nauw verband. Mij dunkt, de opgesomde gevolgen (nog niet alle) getuigen er genoeg voor, van hoe ver dragende betee- kenis deze abnormaliteit voor de geheele ontwikkeling is en hoe ge wichtig het is, ze te erkennen. Helaas is deze aandoening niet zelden wanneer in Vlissingen eens onder zoek werd gedaan, zou de menigvul digheid al spoedig blijken. Behalve deze schoolziekten zijn er nóg andere alsvèrziendheid, doofheid e. a. Dat het schoolbezoek van bloed armoedige scrophuleuze, tuberculooze en infectieuze kinderen schadeiijk is voor henzelven en anderen, behoeft bijna niet gezegd te worden. Voor de opsomming van de bo vengenoemde schoolziekten (dit zijn nog niet alle) blijkt, dunkt mij wel genoeg, dat in vele gevallen tijdens en door het schoolbezoek de kinde ren aan gevaren bloot staan, welke tijdelijke of blijvende schade kunnen met zich slepen. Dat ouders, als leek er tegenover staande, niet in staat zijn, ze te herkennen, behoeft geen betoog. Ook den onderwijzer ontbreekt vaak genoegzame kennis, hoewel het zeer wel mogelijk is, dat eenige jaren ondervinding in dezen veel kunnen uitrichten. Het eenige goede is deskundig toezicht, het aanstellen van schoolartsen. Deze personen alleen zijn in staat te zorgen dat 't voorkomen van lichaamsge breken, ziekten en geestelijke afwij kingen tot een minimum beperkt wordt. Doch niet alleen de afwijkingen aan het kinderlijk lichaam moeten door schoolartsen geobserveerd worden. Ook hebben dergelijke ambtenaren besprekingen te houden over het leer plan, over het huiswerk en aanwijzin gen te geven aangaande het meubilair der school,boeken, leien, borden, ban ken, gordijnen, verlichting. Vervolgens behoort tot hun taak de regeling der Zeer vaak doen ouders de onaan gename ervaring op, en door alle onderzoekers op dit gebied is het eveneens geconstateerd dat hunne kinderen kort na het begin van het schoolgaan verschillende afwijkingen gaan vertoonen. Het kind woidt lus teloos, vermagert, er ontstaat con stipatie, de slaap wordt onrustig, het kind heeft benauwde droomen enz. Zijn deze verschijnselen afhankelijk van het schoolbezoek Het zou even goed kunnen zijn, dat de leeftijd het optreden van dergelijke verschijnselen meebracht. Bijv. zou het op dien leeftijd plaats hebbende tandenwis- selen oorzaak kunnen zijn, of ook de groei van het kinderlichaam. Hier staat echter tegenover, dat niet-school- gaande kinderen van denzelfden leef tijd zoo goed als nooit afwijkingen vertoonen. Een invloed, die zoo goed als geheel verwaarloosd wordt, is de overgang van de vroolijke kinder kamer in de school. Het jeugdige leven ondergaat immers een algeheele verandering, de ongebonden vrijheid is uit, de school eischt gehoorzaam heid en inspanning. Deze psychische invloed, vereenigd met de bewegings beperking en het gebrek aan frissche lucht; zijn voorzeker geschikt, om verlies van eetlust en andere ver schijnselen te voorschijn te roepen. Gelukkig, dat een groot aantal indi viduen zich snel kunnen aanpassen aan veranderde levensvoorwaarden. Er is echter een zekere categorie, waar deze accommodatie niet tot stand komt. Op deze categorie van kinderen heeft de school steeds een nadeeligen invloed. Des te schade lijker zal een school zijn, aan wier inrichting gebreken kleven. Zelfs de gezondste kinderen zullen op den duur hiervan nadeel ondervinden en al worden ze niet direct ziek, ze zul len verliezen aan energie en weer standsvermogen tegen invloeden van buiten. Waar nu de ouders zijn gedwongen, op dien leeftijd hunne kinderen naar school te zenden, hebben zij, mijn inziens, iiet recht te eischen, dat hun gewaarborgd wordt, dat deze dwang maatregel geen kwaden invloed op de kinderen zal hebben. In de eerste plaats rijst de vraag Is het tijdstip voor het begin van het onderwijs goed gekozen De meeningen loopen hieromtrent uiteen, wetenschappelijke belangheb enen M. O.) ardierstr. 21. catesse-Rol- heel zonder trham (been- 'oorham 43, 48. idvl.) 80 irstempel. >urs. MAN Co., ;erij, Oss. an hevige de borst", JLEMAN, iberg. „Ik rvige be- vereind in kon sla- d mij zeer, n op mijn wilde ko- ;n ben ik m de be- L O O S i. Na het kwamen oor ik mij imer kon jp aanbe- naar haar geslagen had. Inde eerste weken sprak zij nog dikwijls over hem, het was haar behoefte hare verbittering te uiten, en er waren oogenblikken, waarin zij zich tegen den molenaar uitliet op eene wijze, welke duidelijk te kennen gaf, dat zij niets vuriger wenschte dan ie keten te verbreken, welke haar aan hem verbond. Peter Hagen liet hare verwijtingen onbeantwoord, en dat was ook maar het verstandigst. Langzamerhand kwam het meisje tot kalmte. Hare gedachten namen eene andere rich ting, toen Hagen haar dikwijls kwam raadplegen over de inrichting van zijn huis, en weldra meende hij te mogen gelooven, dat Dorothea den gevangene vergeten had. En toen de lente kwam en de dag van het huwelijk naderde, scheen zij hare vroolijkheid geheel terugge vonden te hebben. Zij zong als om strijd met den nachtegaal, wanneer zij aan het huiswerk bezig was of aan haar uitzet naaide. Hagen ver heugde zich daarover. Hij wist niet, dat ook een mensch, wiens hart uit duizend wonden bloedt, kan lachen, kussen, wendde zij het gelaat af. „Och kom, wie ziet hei lachte de molenaar. Behalve de oude Bri- gitta is er niemand in huis". „Laat tiet liever", antwoordde Dorothea, „ik heb het niet gaarne". Het bloed steeg hem naar het hoofd, doch hij bedwong zijne drift. „Ik begrijp niet wat u scheelt", sprak hij wrevelig. „Wanneer u hier iets niei bevalt, zegt het dan en ik zal het veranderen. Gij moet volko men tevreden zijnwant tevreden heid is immers de steunpilaar van een gelukkig huwelijk. „Is dat niet veeleer de liefde zei Doortje hem vragend aanziende. „Als die het is zult gij zeer ge lukkig wezen want ik bemin u, zooals ik niemand op de geheele wereld bemin 1" riep Hagen, terwijl bij het meisje tegen zich aan drukte. „Ja, Doortje, wij zullen hier zeer ge lukkig zijn. Hebben wij niet alles, wat het hart begeert En wij zuilen spoedig nog meer hebben. Wij zullen hier niet lang wonen maar wij trek ken over korten tijd naar de stad, en dan zal er eerst een vroolijk le ven voor ons beginnen". zingen en schertsen, om de smartte verdooven. Doch op den dag voor het huwe lijk zou hij ondervinden, dat zijne kennis van het menschelijk hart zeer gebrekkig was. Hij had zijne bruid met het rijtuig afgehaald, om de voltooide inrich ting van zijn nieuw huis te laten zien en haar te vragen, of er nog iets ontbrak. Eiken wensen, dien zij zou uiten, wilde hij vervullen. Hij toonde haar de schuren, de stallen, den tuin en het woonhuis, hij leidde haar door alle kamers, en Dorothea knikte stilzwijgend bij al, wat hij zeide. Gedurende den rit was zij spraakzaam en vroolijk ge weest, en nu kwam slechts een kort antwoord over haar lippen, wanneer hij een vraag tot haar richtte, welke zij beantwoorden moest. Haar ernst moest hem dus wel bevreemden, te meer, daar zij op dat oagenblik toch waarlijk reden had om tevreden te zijn. Zij stonden in de woonkamer voor het raam en keken in den tuin. Ha gen had den arm om haar middel geslagenmaar toen hij haar wilde „Kan men dan alleen in de stad vroolijk zijn vroeg Doortje om wier lippen een droevig lachje zweefde. O, gij kent de stad niet, gij weet niet wat men daar al genieten kan, als men rijk is". „Ik verlang het niet te weten". „Omdat gij er geen begrip van hebt. Wij zullen een groot fraai huis, paarden en rijtuigen hebben wij zullen voorname lieden zijn en groote feesten geven „Dagelijks een groot, somber ge bouw zien, achter welks muren een ongelukkige wegkwijnt, omdat hij.... „Zwijg, ik wil het niet hooren viel de molenaar haar barsch in de rede. Een wild dier schiet men uit zelf verdediging neder, en een brand stichter is niets meer dan een wild dier. Gij hebt mij dikwijls genoeg de ooren vol gepraat over die zaak, en ik wil er nu niets van hooren men moet kannen vergeten. Hem is recht geschied, hij heeft vooruit geweten, dat die daad hem in de gevangenis zou brengen. (Wordt vervolgd.) „Ja, als gij zoo spreekt „Wel, men kan niet anders spre ken. De rechtbank veroordeelt nie mand, als er geene bewijzen voor de schuld zijn, en hier waren be wijzen genoeg". De herder schudde het grijze hoofd en zweeg. Ook de uitspraak der rechtbank kon zijn twijfel niet wegnemen. HOOFDSTUK VI. Hoeveel haast de molenaar ook maakte met het weder opbouwen van zijne woning, zoo was het toch voorjaar, voor hij zijn jonge vrouw daar kon binnenleiden. Dorothea was stiller en kalmer geworden, de tijd scheen de wonde geheeld te hebben, welke de ver oordeeling van haar vroegeren min- R Sancta m fl 2.- iger dus Vsthma, oest en aat 124; Vlasmarkt VN, Korte L. P1E-

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1