Eerste Blad Dit nummer bestaat uit2 bladen. Een VBrschiihkelijke hewefliny. Maandag 19 December Gemeentebestuur» Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbonnemerifs-ftduerfenfiëR op zeer yoordesSige uoorwaarden Ko 298 48e Jaargang. 1910. VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maai berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. GENEESKUNDIG STAATSTOEZICHT. De Burgemeester van Vlissingen brengt ter kennis van belangheb benden dat blijkens bij hem ingekomen ambtsbericht Smyrna is besmet ver klaard wegens Aziatische Choiera. Vlissingen, 16 December 1910. De Burgemeester voornoemd. VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Men zou misschien kunnen spre ken van een storm in een glas water. In ieder geval is de beweging die wij op het oog hebben zeer groot. Zij wordt veroorzaakt door het wets ontwerp, door minister Heemskerk in April van dit jaar ingediend, be vattende een regeling van de positie der ambtenaressen en onderwijze ressen bij het openbaar lager onder wijs, die in het huwelijk treden. Deze zullen, wanneer het ontwerp wet wordt, haar werkkring moeten neer leggen. Men schijnt het er niet over eens te wezen, wat den minister tot het indienen van zijn ontwerp heeft be wogen. Heeft hij paal en perk willen stellen aan het vooruitstreven der gehuwde vrouw, opdat dit niet worde een voorbijstreven en overheerschen van den man Wij betwijfelen het, en dat op his torische gronden. Het staat vast dat de toestand der vrouw in de maat schappij voorheen eene geheel andere was dan tegenwoordig. Bij gebrek aan voor haar geschikte bezigheden verkeerde de ongehuwde vrouw dik wijls in een staat van schromelijke afhankelijkheid van hare bloedver wanten of leidde, waar zij zich een soort van onafhankelijke positie wist te verwerven, een nauwelijks mensch- waardig bestaan. Het is dan ook in derdaad een zegen voor de vrouw, dat de gedaante der samenleving zoo veranderd is, dat men, bij de toene mende behoefte aan werkkrachten en werkzaamheid, ook hare geschikt heid in het algemeen of hare bijzon dere geschiktheid voor sommige werkzaamheden begon te erkennen. En dat men hierin niet heeft misge tast, blijkt zonneklaar uit het feit dat vrouwelijke werkkrachten steeds meer o— 19.) „Wanneer zij hem veroordeelen, dan hebben zij dat op hun gewe ten", antwoordde het meisje driftig. „Hij heeft het niet gedaan, daar durf ik een eed op doen". De oude vrouw schudde het hoofd, zulk een halstarrigheid was onbegrijpelijk. „Misschien gelooft gij dan ook niet, dat de brand is aangestoken vroeg zij op spottenden toon. „Allen, die den brand gezien hebben, zeg gen het wel maar gij wilt het na tuurlijk niet geiooven". Doortje zweeg. Ja, het was on twijfelbaar zeker, dat er bij den brand boos opzet in het spel was geweest. De vraag lag dus voor de hand, wie bij de zaak belang kon gehad hebben. En ieders antwoord was: Kasper. En Doortje kon niets worden gezocht, een afdoend bewijs voor de waarheid van hetgeen dik wijls beweerd is, dat de vrouw in hare afhankelijke positie eigenschap pen vertoont, die aan den arbeid zeer ten goede komen. Dat op deze wijze, geheel onwille keurig, aan den man een zekere con currentie wordt aangedaan, is zeker niet te ontkennen. Wij iaten nu het onderwijs nog even daar, omdat daar bij de niet waardeering van vrouwe lijke werkkrachten voorheen een ko lossale fout was. Dat de vrouw juist op haar plaats is, daar waar het nog meer aankomt op opvoedende dan wel op onderwijzende krachten, dat weten wij nu gelukkig sinds lang. Maar nu de bureaux, de kantoren, de magazijnen, de winkeis, de werk plaatsen, waar men voorheen bijna geen vrouwelijke ambtenaren, be ambten en bedienden vond en waar men ze nu bij voorkeur zoekt, Flei is zeer natuurlijk dat de mannenwe reld daarvan den invloed ondervindt maar de vraag is dan toch gewet tigdwaar komt dit verschijnsel vandaan Gelooft men waarlijk dat de chef van het bureau, de patroon, de fabrikant of wie het dan zijn moge, de voorkeur zou geven aan vrouwelijk personeel, als hij er min der goed mee kon opschieten De vrouw is rustiger, stelt zoo al geen mindere dan toch in ieder geval an dere eischen, bepaalt zich meer bij haar werk, is veelal ook ijveriger en gewilliger. Voor de zonen van Adam is dit, wij bekennen het, niet bijzonder vleiend, maar wij kunnen er niets aan veranderen. Wanneer de mannelijke ambtenaren, beambten en bedienden zich beijveren om in dit opzicht meer aan de vrouw gelijk te worden, dan zullen wij haar eene waardige concurrentie aandoen, die ongetwijfeld met goeden uitslag zal worden bekroond. Het is evenwel een veelbeteekenend feit, dat de man, die eertijds, als ondergeschikte, in de vrouw een concurrente zag, zoo dra hij een zelfstandige positie ver kregen heeft, zelf naar vrouwelijke hulp omziet 1 Ook de vurigste voorstanders van het wetsontwerp, dat wij boven be doelden, geven toe dat de alleen staande vrouw vrij behoort te k n- nen st even naar arbeid buiten den huiselijken kring en dat er vooral in onzen tijd genoeg werk in de we reld is, dat een helder verstand, een juisten blik en een liefhebbend hart behoeft. Slechts één ernstig bezwaar heeft men steeds doen hooren tegen die vrouwelijke werkzaamheden. Het is namelijk deze, dat de vrouw, indien zij later tot het gezinsleven mocht overgaan, voor dat gezinsleven min der geschikt is. Toch wordt dit ook meer zeggen, dan dat zij hem niet in staat achtte tot zulk eene laag heid. „Ik geloof ook, dat de brand aan gestoken is", sprak zij na een poosje. „En wie zou het dan gedaan hebben „Ik weet het niet". „Ja, gij weet het niet en niemand weet het, en juist daarom kan al leen Kasper het gedaan hebben. Hagen heeft anders geen vijand. Kasper heeft gedreigd, hij heeft ook tegen den herder gezegd, dat hij niet rusten zou voor hij den mole naar eene poets had gebakken. En toen de brand was uitgebroken, stond Kasper er bij en juichte en toen hij naderhand hoorde, dat Hagen alles vergoed kreeg, werd hij woedend. Is dat alles niet bewijs genoeg Als een ander het gedaan had zou Kasper ook niet gevlucht zijn". „De boeren zouden hem vermoord hebben, als hij niet gevlucht was", zei Doortje op wreveligen toon. „Dat zou zoo'n groot ongeluk niet geweest zijnHet zou een groot ongeluk wezen, als hij weer in het wel schrikkelijk overdreven. Vooreerst zal de vrouw, die van richting ver andert, daarvan zelve het meeste na deel ondervinden en de maatschappij in 't algemeen zal er weinig van ge voelen maar het is een feit, dat een onderwijzeres of eene vrouwelijke ambtenaar, die in liet huwelijk wenschl te treden, vaak eenigen tijd te voren aanvraag om ontslag doet, teneinde zich in het ouderlijk huis, bij bloed verwanten, op de huishoudschool, of waar dan ook, voor hare nieuwe roep ng te bekwamen. En dit brengt ons van zelf in het hart der quaestie. De jonge vrouw, die in eenige be trekking gaat, doet dat ter wilie eener betere en meer zelfstandige positie, ook ter wille eener meer nuttige werkzaamheid; maar zij doet het niet louter voor haar genoegen, dat wii zeggen niet in dien zin, dat zij er door geacht wil worden van de voornaamste bestemming der vrouwen afstand te doen. Er zijn wellicht uit zonderingen, maar die zuilen dan den regel wel bevestigen. Hoe dit zij, de vrouw die zich een openbaren of bijzonderen werkkring kiest, weet, dat hare kansen op het huwelijk daardoor verminderen. Een aanzienlijk deel van de ongehuwde vrouwen in betrekking, zuiien dat wel blijven en zij zullen er niet minder nuttig om zijn voor de maatschappij. Eert ander aanzienlijk deel zal in het huwelijk tredenmaar dit dan ook beschouwen ais vooruitgang, als het bereiken van een nog beteren en meer aangewezen werkkring en daar om het ambt of de burekking vrij willig neerleggen. Rest dan nog een zeer klein deel, dat ook in het huwelijk treedt en meent de zorg voor het huishouden wel met de uitoefening der betrekking te kunnen vereenigen. Al komen daarvan in de groote steden meerdere voorbeelden 5voor, over 't algemeen is het aantal zoo gering, dat het waarlijk de moeite niet waard is om zulk een beweging in het leven te roepen terwilie van zuik een klein belang een belang waarvan trouwens het bestaan door een groot deel van het volk niet wordt ingezien. Wanneer een gehuwde vrouw on derwijzeres of ambtenares is en dat blijft, dan zal dat toch in ieder geval wel van betrekkelijk tijdeiijken aard zijn en nu is het niet te ontkennen, dat haar nieuwe positie haar nu en dan verhinderen zal in de uitoefening van haar functie: maar dan is dat toch geen bezwaar van dien omvang, dat men er wetten, dat men er een algemeen verbod voor maakt. Dat het wetsontwerp van den mi nister Heemskerk tot wering van vrouwelijke gehuwde ambtenaren en dorp kwam. Want wat is de man, dien gij aitijd verdedigt Een dief, een mensch, die geen eer meer heeft en die, als hij niet verhonge ren wil, moet bedelen of stelen 1" Het meisje wierp een toornigen blik op de oude vrouw, die bij het raam een oud kleedingstuk zat te verstellen. „Dat is God geklaagd, dat men een mensch, die zich slechts eens vergrepen heeft, laat verhongeren, terwijl hij toch kan en wil werken," sprak zij op bitteren toon. „Niemand onzer is zonder zonde, moeder, en als iemand gestruikeld is, dan zijn wij verplicht hem op te heffen en te steunen." Het past u niet, altijd dien man te vetdedigen. Gij begrijpt toch wel, dat het Hagen niet onverschillig kan wezen, ais gij u met zoo'n va gebond ophoudt. Verliest hij het ge duld, dan „Dan zal ik den Hemel danken, als de keten breekt „En weet gij wat Hagen in dat geval zal doen Het meisje liet het hoofd op de borst zinken en zuchtte. onderwijzers, een invloed zou kunnen uitoefenen, dat de roeping der ge huwde vrouw en moeder wordt be vestigd en bekrachtigd tot bevordering van een edel en waar gezinsleven is schromelijke overdrijving. De minister is blijkbaar gezwicht voor den aandrang van sommige gemeentebesturen, die in dit opzicht tamelijk fanatiek te werk gingen. Ons zijn voorbeelden bekend van ge meenten, waarin de raadsleden het bestuur dwongen tot beperkende be palingen ten opzichte van gehuwde onderwijzeressen,niettegenstaande van al de onderwijzeressen in de ge meente er niet eene gehuwd, ja zelfs niet eene enkele geëngageerd was. En dan ging men de instructie op het onderwijs veranderen, zoogenaamd ter wille van het gezinsleven en de openbare zedelijkheid 1 Waar zoo ontzaglijk veel over drijving heerscht en men zooveel op rekening moet zetten van den be kenden haat tegen de vrouwencon- currentie, daar kunnen wij voor het bedoelde wetsontwerpje niét veel gevoelen te meer daar er een veel betere weg is, dien wij trouwens reeds zijn opgegaan. Men wil, dat de man uitsluitend zal staan voor de geldelijke zorg voor het gezin. Welnu, dat zal ook wei de wensch van de meeste ge huwde vrouwen zijn. Wanneer dan wat ijveriger wordt gestreefd naar behoorlijke salarisregehngen, met de roeping van den man als hoofd van i et gezin bij de bezoldiging van zijn salaris rekening wordt gehouden en aldus zorg wordt gedragen, dat de meest natuurlijke en meest gewenschte toestand alom kan bestaan, dan zal het aantal gehuwde vrouwen, die gezinszorg op den duur met den arbeid buiten het gezin wenschen te combineeren, wel inkrimpen tot zulk een minimum, dat het de moeite niet loont, die onbeduidende zaak bij de wet te regelen. Brieven uifdejlofsfad. XCVI. De Haagsche schouwburgkwestie.... Ja, ik moet er u nog eens mede bezig houden, maar de kwestie is er dan ook heusch interessant genoeg voor, zoowel voor de uitgaande Hagenaars en dat is een groot contingent als voor de niet-Hagenaars, die op meer ot minder gezette tijden hun pelgrimstocht naar de Hofstad maken en dan zeker de schouwburgen en dergelijke niet overslaan, en dat zijn heel wat niet-Hagenaars in den lande, om van de vreemdelingen niet eens te spreken. Op 't oogenblik is de toestand op theatergebied tamelijk kritiek in Den „Hij zal ons uit ons huisje ver drijven, en dan kunnen wij uit be delen gaan, ging de oude vrouw op scherpen toon voort. En niemand in het dorp zal iets van u willen we ten, omdat gij u met een dief hebt opgehouden." „Dat ik Kasper nog lief heb, kunnen de menschen niet begrijpen maar over de middelen, waardoor Hagen mij gedwongen heett hem mijn woord te geven, denken zij niet na" zei Doortje driftig. „Naar mijne meening is Hagen eerder eer loos te noemen dan Kasper." „Doortje 1" riep de moeder waar- scnuwend. „Waarom mag ik dat niet zeggen Ja, ik zal het niet overal rondba zuinen men zou mij vragen, waar om ik dat Hagen niet in het gezicht zeg. O het is een foltering, verbon den te zijn aan een man, dien men niet kan beminnen, niet eens ach ten 1 De trouwdag zal voor mij geen feestdag wezen, moeder. Maar ik zal niet klagen, ik zal geduldig zijn en denken, dat de goede God het al dus beschikt heeft. De oude vrouw keek haar kind Haag. Ais na afloop van dit seizoen de schouwburg aan het Korte Voor hout gesloten word!, komen het Ne- detlandsch Tooneel en de Fransche Opera leelijk iri de verdrukking, want er is natuurlijkgeen sprake van dat er 't volgende seizoen een ander schouw burggebouw beschikbaar zal zijn. Voor die twee gezelschappen is dit een heel leelijk gevai, ja het heet zelfs dat, althans wat de opera betreft, het leven ermee gemoeid is. Dit treft we derom zeer velen, die direct of indirect, in meerdere of in mindere mate, van de in den schouwburg optredende ge- zeischappen bestaan. Wat de particuliere plannen van schouwburgbouw betreft, waarover ik vroeger ai 't een en ander heb verteld daarmee schijnt het niet best te vlot ten, maar zelfs al komt daarin nog een verandering ten goede, dan schiet men er toch nog niet mee op voor 't volgende seizoen. Geen wonder dan ook, dat er door aileriei belanghebbenden getracht wordt orn het besluit tol definitieve sluiting van den Kon. schouwburg na afloop van dit seizoen ongedaan te maken. Nu weer hebben 37 stalhou ders en rijtuigverhuurders tot den ge meenteraad een adres gericht, waarin gewezen wordt op de groote schade, die zij en anderen zuilen lijden door sluiting van den schouwburg. Zij be tuigen daarom adhaesie aan de adres sen, die opschorting vragen van het sluitingsbesluit. Maar men heeft nog „pakkender" middelen gebruikt. Een Haagsche meneer heeft in een deftig adres aan den gemeenteraad verteld, dat hij, op verzoek van vele bezoekers van den 3en en 4en rang vanjdenjKon.Schouw burg, met het oog op mogelijk brand gevaar in genoemden schouwburg, 11. Dinsdag 6 December toen de schouw burg geheel bezet was, zoowel de beneden- als bovenrangen, heeft ge constateerd, in hoeveel lijd alle ran gen door de aanwezigen waren ont ruimd. Daartoe heeft hij zich met eenige bezoekers, dadelijk na het vallen van het scherm, opgesteld, aan het einde van den 3en rang, vanwaar men de geheele zaal kan overzien. Met het horloge in de hand heeft hij toen onder getuigen geconstateerd dat de ontruiming der zaal, in juist vijf en zestig seconden heeft plaats gehad. Bij eventueelen brand zou er dus volgens hem, gezien het snel verlaten der zaal door het publiek, voor niemand eenig gevaar bestaan. Hij verzoekt daarom het besluit tot slui ting van den schouwburg te willen verdagen. Deze meneer en zijn „geestverwanten" medescitouwburg- oezoekers zuilen bepaald gedaent verschrikt aan. Zoo openhartig was Doortje nog nooit geweest. Och, alles zou wel tereentkomenAls Doortje maar eenmaal de vrouw van den rijken molenaar was, dan zou achting en liefde wel volgen en de vagebond spoedig vergeten zijn. Hoe menig meisje was niet gehuwd tegen haar zin en toch gelukkig gewor den Waarom zou dat ook met Doortje niet het geval kunnen wezen Den volgenden dag kwam de mo lenaar met zijn rijtuig Dorothea af halen. Beiden waren opgeroepen ais getuigen in het proces tegen den brandstichter. Ook verscheidene an dere menschen waren gedagvaard. De molenaar was zeer ernstig en stil. Zoo dikwijls hij den blik van zijn meisje op zich gevestigd zag, sioeg hij de oogen neder, als iemand, die zich zeiven bewust is van een groote schuld, maar den moed niet heeft, ze te bekennen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1