iop! VLISSIINGSCH
iek
No 296
wor-
>d
►op
0,40
4,-
0,45
4,50
1,50
5f
48e Jaargang.
1910,
isfand
IJD-
jiesieÉ
lering
Stuur.
loed.
,M
Go.
ïnde
(elsche
d met
Vrijdag-
rijding
is de
(avond
►TEN.
EN.
cember
en, in het
at.
rSEMA,
Haag.
■k en de
.eden vrij.
Itsen, hoek
?r M3., bij
sekbank
voorra-
lieek.
en zij 'i
Verte-
issingen
bfoon 125.
IS?
Hijke con-
ng. Qeen
n te Vlis-
|3 (boven)
Mddelburs.
prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE JR., Kleine Markt 58.
16 December
ADVERTENT1ÊN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts fiveemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dageiijkSj uitgezonderd op Zon- ön Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-Bdoertentiën op zeer uoordeelige uooruiaarden
BINNBNLANPo
Tweede Kamer.
De'Kamer nam gisteren in behan
deling de waierstaatsbegrooting. Bij
de afdeeling spoorwegen deelde de
minister mee dat er nog geen voor
bereidende maatregelen genomen zijn
tot opzegging van de spoorwegover
eenkomsten, aangezien spoedig is te
verwachten het rapport der staats
commissie. Na bestudeering daarvan
zal de regeering zoo spoedig moge
lijk positie kiezen in de spoorweg-
politiek voor het oogenblik is de
minister geen voorstander van staais
exploitatie. De herziening der dienst-
voorwaarden wordt in Januari inge
voerd, met uitzondering van het pen
sioenreglement dat nog gewijzigd
moet worden.
Scherp critiseerde de minister de
houding van de Nederl. vereeniging
van tram- en spoorwegpersoneel. Uit
verschillende omstandigheden leidde
spr. af dat er bij de vereeniging
kwade trouw voorzit, en dat zij on
dermijning van het gezag beoogt.
Met een beroep op zijn verleden
als werkgever kwam de minister na
drukkelijk op tegen het verwijt der
sociaal democraten, als zou hij niets
gevoelen voor de arbeiders. Ook in
de toekomst zal hij hun belangen
voorstaan, maar tevens opkomen te
gen gezagondermijning.
De heer Troelstra kritiseerde 's mi
nisters houding en schreef diens ver
bolgenheid toe aan critiek der ver
eeniging voor spoor- en tramweg
personeel op het pensioen ontwerp.
Gisterenavond werd de behande
ling van de begrooting voortgezet en
bepaalde de discussie zich bijna uit
sluitend tot bespreking der postbe-
langen.
Het was bijna éen uur hedennacht
toen de heer Helsdingen „in dit vroege
morgenuur'' repliceerde.
De geheele bsgrooling van water
staat werd ten slotte zonder hoofde
lijke stemming overgenomen.
België en onze kustverdediging.
De „Vlaamsche Gazet" (red. J.
Hoste Jr.). die zich wat de quaestie
betreft of Nederland zich zou mogen
verzetten tegen het opvaren van de
Schelde door een vloot die België te
hulp zou komen, geheel aan de zijde
van den Belgischen hoogleeraar Nys
stelt, schrijft niettemin
Zou nu iemand aan Nederland het
recht kunnen betwisten Vlissingen te
versterken Nederland is vrij en het
handelt zooals het wil. Onze Noor
derburen, om in geen oorlog gewik
keld te worden, moeten ook in staat
zijn hun onzijdigheid te verdedigen.
Werden er forten in Vlissingen ge
bouwd, dan zou Nederland die kunnen
17.)
„Zij zouden gaarne weten, of ik nu
geruineerd ben, en dat wilden zij
van mij hooren. Het mocht wat!
Over eenige maanden staat er een
nieuw gebouw op mijn erf".
De kastelein keek den spreker
met onverholen verbazing aan.
„Weet gij nog wat ik hier ge
zegd heb tegen u en uwe gasten,
toen eenige maanden geleden de
agent der assurantie-maatschappij
hier was ging de molenaar voort.
„Ik gaf u allen den goeden raad,
have en goed te verzekeren tegen
brand- en hagelschademaar gij
vondt, dat zulks slechts dwaasheid
was.
Nu zult gij eens zien, welk een
mooi huis de maatschappij voor mij
zal opbouwen".
De kastelein schudde het hoofd
in werking stellen naar gelang van
de gebeurtenissen, insgelijks zonder
de belangen van België te krenken.
De ttaktaten en de omstandigheden
zouden de houding van Nederland
bepalen, en ook het belang van onze
Noorderburen, want geen enkele natie
heeft meer belang bij het zelfbestaan
van België dan Nederland.
Wij weten niet of, ingeval Frank
rijk en Duitschland nogmaals oorlog
voerden, de Engelsche schepen de
Schelde zouden willen opvaren alleen
om België te helpen.
Er werd gedurende de regeering van
koning Eduard een afzonderingspoli-
tiek gevoerd tegen Duitschland. Wie
den toestand grondig onderzoekt, zal
tot het besef komen, dat de „Entente
Cordiale", die misschien wel tot een
bondgenootschap tusschen Frankrijk
en Engeland geworden is, Nederland
evenzeer als België verplicht op hun
hoede te blijven.
Kleine volkeren kunnen slechts in
een gevaarlijken toestand geraken met
de belangen te dienen van machtige
mogendheden. Nederland en België
zullen stellig dien weg niet opgaan.
Ai kwamen er forten te Vlissingen,
tot nu toe heeft men niets bepaald
vooruitgezet, waardoor kan besloten
worden dat Nederland sinds 1830 van
dien stelregel afgeweken is of ooit
afwijken zal.
„Le Précurseur" komt in een arti
kel over de versterking van Vlissingen
op tegen de stelling dat Nederland
het recht mist Vlissingen te versterken.
Het blad stelt in het'licht, dat men
Nederland niet kan beletten eigen
grondgebied te versterken, dat ons
land ook nu reeds de macht bezit
een gewapende vloot te beletten zich
naar Antwerpen te begeven, dat daar
door geen forten noodig zijn. Er be
staat daarom naar zijn meening nu
niet meer reden dan vroeger voorde
Belgische regeering om te onderhan
delen met de Nederlandsche, teneinde
zich te verzetten tegen versterkingen
van de Wester-Schelde, ook a! stel
len deze de Noordelijke buren in staat
de Scheldemonding te sluiten.
De Rijksmiddelen.
De maand November heeft goede
resultaten voor 's lands schatkist op
geleverd. Bijna alle middelen hebben
een flink bedrag boven dat van het
vorig jaar opgebracht en in 't bijzon
der hebben de directe belastingen
tot de vermeerdering bijgedragen.
Van de opbrengst van den gedistil
leerd-accijns kan gezegd worden, wat
wij er reeds vorige maanden over
opmerkten, dat deze beneden de ver
wachting is gebleven. In 't geheel
werd ontvangen f 19,035,266.13, tegen
f 17,885,547.01 in November 1909,
dus f 1,149,719.12 meer. Uit welke
middelen deze vermeerdering voort
en keek met ongeloovigen glimlach
de rookwolken na, welke hij uit
zijne pijp blies. Juist wilde hij Ha
gen gaan uitleggen, waarom hij tegen
die assurantie-maatschappij was, toen
zich in de verie op den weg een
luid geschreeuw deed hooren. Beide
mannen snelden naar builen.
Toen zij onder de lindeboomen
stonden zagen zij in de verte eenige
ruiters.
„Zij hebben hemriep de kas
telein. „Het zijn onze mannen en de
gendarmen".
De molenaar hield de hand boven
de oogen en kneep de lippen sa
men. Een valsche trek speelde om
zijn mond.
De ruiters kwamen naderbij. Men
kon nu duidelijk zien, dat zich in
hun midden een voetganger bevond,
wiens armen geboonden v/aren, en
dat de gendarmen moeite hadden,
hem te beschutten tegen de mis
handelingen van de toesnellende
boeren.
„Hij is het!" zei nu ook Hagen.
„Nu zullen wij hem wel in langen
tijd niet meer zien
„Lieve deugd, dat zal Doortje
gekomen is, biijkt uit de volgende
opgaaf
In November 1910 brachten meer
op dan in November 1909, de grond
belasting f 116,000; het personeel
"31,000, de bedrijfsbelasting f267,000,
de vermogensbelasting f 150,000, het
recht op de mijnen f 6,000, de rech
ten op den invoer f 75,000 de sui
keraccijns f 65.000, die op den wijn
f 8000, op het gedistilleerd f 227,000,
het zout f 16,000, bier en azijn
16,000, de belasting op gouden en
zilveren werken f 2000, de registra
tierechten f 30,000. de successierech
ten f 32,000, de domeinen f 1000,
de posterijen f 107,000, de rijkstele
graaf f 11,000, de Staatsloterij f 82.000,
en de loodsgelden f 7000.
Minder werd slechts ontvangen
f 9000 uit den accijns op het geslacht,
f 41,000 uit de zegelrechten en f 1000
uit de hypotheekrechten.
Daar nu het geheele bedrag der
opbrengst over de eerste elf maanden
van 1910; f 160,266,548.355 is, tegen
f 152,452,163,023 in hetzelfde tijdvak
van 1909, zijn we op verleden jaar
reeds f7,814.385.33 vooruit.
(„N. Ct.")
De 40 miliioen.
Er heeft zich een comilé gevormd
om in verschillende plaatsen van Ne
derland het volgende adres aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal,ter
teekening te leggen „Geven met ver
schuldigden eerbied te kennen de
ondergeteekenden, ingezetenen van
het rijk, dat zij met groot leedwezen
gezien hebben, hoe de regeering in
dezen lijü voorstelt, een buitenge
woon fonds van 40 miilioen gulden
voor de kustverdediging te vormen,
op grond van gevaar voor neutrali-
teitsschending bij een eventueelen
oorlog tusschen Engeland en Duitsch
land
dat zij vernemen, dat de ondervin
ding van onze iijden niet dringt tot
het nemen van zulke voorzorgsmaat
regelen, daar Europeesehe oorlogen
steeds onwaarschijnlijker worden
(getuige de vele gelukkige oplos
singen, bv. bij de Fasjoda, Doggers-
bank, Marokko, Balkan-kwestie enz.
enz.) terwijl fatsoenlijke staten sedert
lang niet ineer betrokken worden in
de kwesties tusschen de groote mo
gendheden, tenzij zij zich zelf er in
mengen (getuige o.a. het neutraal
blijven in 1870—71 van Luxemburg
dat nog wei in de voorafgegane
moeilijkheden gemoeid geweest was);
onze naburen zijn toch geen bar
baren
dat ondergeteekenden U daarom
met allen aandrang verzoeken, op
het voorstel der regeering niet in te
gaan, vooral niet in dit tijdsgewricht,
nu, na de zaak Van Heeckeren van
toch niet zijn riep de kastelein
ontsteld. „Kijk eens, die vrouw,
welke zich door de mannen wij
heendringen
Hagen knarste op de tanden.
„Zij wordt tegengehouden!" ging
de kastelein voort. „Wat wii zij
ook eigenlijk? Zij, kan hem toch
niet helpen. Hageri, ik geloof,
dat gij beter gedaan hadt
„Het is de laatste keer geweest";
viel de molenaar hem barsch in de
rede. „Zij zal hem zoo spoedig niet
wederzien."
Maar des te meer aan hem
denken
„Als zij mijne vrouw is, heeft zij
wel aan andere dingen te denken,"
De troep hield voor de herberg
stil. De medeminnaars stonden nu
tegenover elkaar. Voor den fieren
blik van den gevangene sloeg Hagen
de oogen neder.
„Nu triomfee t gij," zei Kasper,
„mogelijk hebt gij nu alles bereikt,
wat gij bereiken wildet; maar het
uur der vergelding zal toch eenmaal
voor u slaan".
„Zou het?" spotte de molenaar.
„En weet gij, met hoeveel jaren
Keil, in binnen- en buitenland de
meening heeft post gevat, dat er druk
van buiten op onze regcering za! zijn
uitgeoefend.
Ondergeteekenden meenen ook,
dat er hier te lande meer behoefte
bestaat aan krachtigen vooruitgang
in den geest van het bekende woord
dat „Nederland groot moet zijn in
alle dingen, waarin een klein land
groot kan zijn," en met name aan
daden van regeering en andere
staatsorganen, om de daartoe ver-
eischte werken van welvaart en be
schaving te bevorderen deze zuilen
het aanzien en den goeden naam van
Nederland doen rijzen, terwijl de
aangevraagde 40 miilioen nu reeds
groote ongerusheid in 't binnenland
en wantrouwen in het buitenland
verwekken."
Overleg.
De „Standaard" wijdt twee hoofd
artikelen aan dit onderwerp. Na uit
voerig de parlementaire geschiedenis
te hebben nagegaan, wijst het blad
op een nieuwen toestand bij het op
treden van het kabinet-Kuyper in 1901.
Wij laten het blad verder aan het
woordDeze uitkomst plaatste ons
voor een nieuwen toestand. Was eerst
het onderling overleg uit de particu
liere besprekingen in de kiesvereni
gingen overgebracht, thans deed het
zijn intrede ook in het parlement en
oefende zijn invloed ook op de ver
houding tusschen parlement en kabi
net. Wel toch stelde het kabinet zelf
standig zijn regeerprogram op, maar
het achtte zich verplicht aan de drie
groepen, waarin net zijn steun zuu
moeten vinden, dit program vertrou
welijk mede te deelen, en te infor-
meeren of het voor dit program in
hoofdzaak op den steun dezer drie
groepen zou kunnen rekenen. Hierbij
nu ging men uit van de overweging,
dat zekere onderlinge verstandhouding
van de coalitiegroepen èn onderling
èn met het kabinet geëischt is om
ongewenschte botsingen, onderlinge
vervreemdingen siraks een schipbreuk
te voorkomen.
Op zich zelf, dit zij voetstoots toe
gegeven, had men het ook zonder
overleg kunnen wagen. Het kabinet
neemt tegenover de partijen een zelf
standige positie in, het heeft vooral
bij een coalitie de leiding van zaken
in handen, en het kan zich dan op
het standpunt plaatsen, dat het zijn
eigen gang kan gaan dat de coalitie
groepen zelve behooren te weten, of
ze het kabinet sleunen of loslaten
willen dat het kabinet zich desge-
vorderd met hulp van links tegen zijn
eigen geestverwanten kan pogen
staande te houden en dat het, gelukt
dit niet, kan aftreden, om voor mannen
onder een gelukkiger gesternte saam-
tuchthuisstraf brandstichting gestraft
wordt
„Zoo waar er een God boven ons
is, ik heb het niet gedaan. Word ik
toch veroordeeld, dan komt er een
onschuldige in de gevangenis".
Deze verklaring deed de woede
der boeren ontvlammen, die ze voor
een schandelijken leugen hielden. Zij
wilden zich op den gevangene wer
pen, maar de gendarmen sloten een
kring om hem heen en dreigden van
hunne wapenen gebruik te maken,
wanneer de aanvallers niet op be
hoorlijken afstand bleven. Alleen de
molenaar mocht binnen den kring
komen.
„Dat zegt iedereen, als hij ge
snapt wordt", schimpte Hagen.
„Toch zal het u niet helpen, of gij
onzen Lieven Heer al tot getuige
aanroept. Er zijn overtuigende be
wijzen tegen u."
Kasper keerde hem den rug toe
en zweeg.
„Mij hebt gij intusschen niet be
nadeeld", ging de molenaar voort.
„Wat ik door den brand verloren
heb, wordt mij door de assurantie-
maatschappij vergoed".
gebracht, plaats te maken. En niet
alleen dat we dit toegeven, maar we
erkennen gaarne, dat het aan een coa
litie-kabinet een meer heroiek karakter
zou leenen.
Alleen maar, zoo bouwt men wel
een politieke loofhut van enkele we
ken, maar geen gebouw van duurzaam
staatsbeleid. Immers de oppositie zit
altoos op het vinketouw, om van de
minste mikmak in de coalitie of tus
schen de coalitie en het kabinet aan
stonds ten eigen bate partij te trekken.
A! wie trouw in de coalitie mee op
marcheert heet dan een marionet, wie
een knuppel in het hoenderhok werpt,
vindt applaus om zijn dapperheid en
moed. En daar juist kan een coalitie
niet tegen, juist omdat ze uit partijen
bestaat, die wel uit eenzelfde beginsel
leven en handelen, maar in de uit
werking van dit gemeenschappelijk
beginsel steeds op kleine verschillen
sluiten die alleen door beleid en over
leg te beslechten zijn. In de Kamer
zelve zou dit nog zoo ernstig bezwaar
niet opleverenmaar van de Kamer
moet men om de vier jaar toch altoos
weer bij de kiezers terecht komen, en
de kiezers verstaan het niet, als men
bij de stembus hen saamroept om
eenzelfde doei te bereiken, en als dan
toch in de Kamer het kabinet steun
bij de oppositie zoekt, om tegen een
der coalitiepartijen in te gaan. Het
gezond verstand der kiezers noemt
dit in- en uitspelen, en geeft de in
standhouding der coalitie als een ho
peloos werk op.
Vandaar, dat ook wij telkens weer
op overleg tusschen de drie groepen
in de Kamer en tusschen Kamer en
uahinet aandrongen. Voistrekt niet in
den op lachverwekking doelenden zin,
waarin men dat van links voorstelt,
alsof kabinet en coalitiegroepen alle
ding in geheim comité zouden klaar
spelen en in de Kamer slechts pro
forma met de oppositie in bespreking
hadden te treden. Zulk een vertooning
is nooit bedoeld noch ooit aanbevolen.
Uitvechten met de oppositie moet men
elk ontwerp dat in beraadslaging komt,
van de critiek der oppositie moet wel
terdege par.ij worden getrokkenen
op de rechtmatige belangen van hen
die niet bij de coalitie zijn aangesloten,
moet wel waarlijk met allen ernst
worden gelet. Dat men dit eer
tijds van liberale zijde niet deed,
was steeds onze groote grief, en de
liberale partij zelf heeft er de nadeelige
gevolgen van ondervonden. Dit staat
even vast als dat het kabinet zijn eigen
verantwoordelijkheid draagt, en nooit
ter wille van de coalitie na mag iaten,
wat het beschouwt als door het lands
belang geëischi.
De dalutrs van oproeping der
lichtingen lot dienstneming ais vo
lontair bij het insiruciie-bataljon te
De gedachte, dat zijn medeminnaar
arm was geworden, was de eenige
troost, dien Kasper mede nam naar
de gevangenis en die hem zelfs met
het denkbeeld /an eene lange ge
vangenschap verzoende, omdat hij
nu de hoop mocht koesteren, dat
Dorothea niet met den molenaar zou
huwen. En die troost werd hem nu
ontnomen Het was hem onmogelijk
den kreet van woede te smoren, die
hem ontsnapte.
„Daar hoort gij het nu", aldus
wendde zich Hagen tot de omstan
ders. „Ziet hij er niet uit, alsof hij
mij zou willen vermoorden Dat
komt, omdat het hem niet gelukt is
mij te ruïneeren".
De gendarmen bestegen hunne
paarden, de dreigende houding der
boeren deed het ergste vreezen.
„Voorwaartsbeval de aanvoerder,
en voor de steigende paarden weken
de boeren verschrikt terug.
Op hetzelfde oogenblik reed een
lichte jachtwagen door de groepen,
die zich voor de herberg verzameld
hadden.
(Wordt vervolgd.)