No 294 48e Jaargang, 1910, Woensdag 14 December Feuilleton* BINNENLAND, VLISSINGSCHE Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. COURANT. ADVERTENT1ÊN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op 2on- en Feestdagen. Nota betreffende de kustverdediging. De aangekondigde nota, geteekend door de ministers van marine en van oorlog, is gisterenavond verschenen. In de inleiding wordt in de eerste plaats gewezen op de noodzakelijk heid, dat ons verdedigingstelsel vol ledige waarborgen oplevert voor een krachtige en besliste handhaving onzer onzijdigheid bij een oorlog tusschen andere rijken. Ook mag de mogelijkheid van een rechtstreeks tegen ons land gerichten oorlog niet worden voorbijgezien. Het zou onverantwoordelijk zijn aan te nemen, dat Nederland nimmer in eenig ernstig conflict met een andere mogendheid zou kunnen geraken, dat wij nimmer geroepen kunnen worden onze souvereine rechten tegen on rechtmatige aanranding te verdedigen. in de nota wordt vervolgens aan gevoerd, dat tot de middelen, die ten dienste staan om met goed gevolg de kustverdediging te vo;ren, be- hooren lo. de levende strijdkrachten te land2o. de vlooten 3o. de kustversterkingen, met den aankleve van dien. Wat de haven van Vlissingen aan gaat, deze uitmuntende haven u et haar uitgebreide, voor de zwaarste schepen toegangkelijke reede, haar ruime ligplaatsen en haar belangrijke scheepswerf, kan groote beteekenis bezitten als vlootstation voor een oorlogvoerende mogendheid, als vlucht- en reparatiehaven, als steun punt bij een blokkade van onze kust of uitvalhaven voor torpedobooten. Men kan de mogelijkheid niet ontkennen, dat zij op de oorlogvoe rende partijen een zoo groote mate van aantrekking kunnen oefenen, dat één harer, ook reeds uit zucht der tegenpartij voor te zijn, tot het be zetten en gebruiken der havens wordt uitgelokt. De neutraliteit der Westerschelde te handhaven en de haven van Vlissingen te verdedigen is dringend noodzake- 2-*-^ 15.) o— lijk. Onze zeemacht alleen is daartoe niet in staat. Zij mist de pantser schepen, krachtig genoeg om, indien dat noodig mocht worden, zonder verderen steun den strijd tegen een vreemde pantservloot te kunnen op nemen. Een overmacht tegenover zich krijgende, zouden onze pantserschepen op de Westerschelde zijn opgesloten, afgesneden van het hart des lands, en aan vernietiging prijsgegeven, Uit den aard der zaak kunnen ook de levende strijdkrachten te land al leen in de afsluiting van het vaar water en de verdediging der havens niet voorzien. Bovendien zou de be strijding van landingen op Walche ren en het beletten van de inbezit neming van Vlissingen aan de land zijde een aanzienlijke troepenmacht vorderen, welke aan groot gevaar zou blootstaan van zijn verb'nding met het achterland te worden afgesneden en welker vastlegging aan de verdedi ging van Walcheren bovendien ons veldleger bedenkelijk zou verzwakken. De aanleg van een krachtig be wapend, zelfstandig, stormvrij pant serfort bij Vlissingen is daarom on vermijdelijk. Daardoor zal niet al leen, zonder verzwakking van onze elders zoo noodzakelijke mobiele macht te land en te water, onzijdig heid op dit punt op de beste wijze verzekerd zijn, maar tevens verliezen door den aanleg van dat fort alle verdere agressieve ondernemingen tegen de Zeeuwsche eilanden haar waarschijnlijkheid en haar beteekenis. Het bezit dier eilanden en zelfs van den spoorweg Middelburg—Bergen op Zoom heeft voor onze tegenpartij weinig waarde, zoolang zij Vlissingen als basis mist. Geen der andere havens op Walcheren en Zuid-Beve- iand toch is met die van Vlissingen ten opzichte van toegankelijkheid, diepte ruimte en hulpmiddelen, ook slechts eenigszins vergelijkbaar. De aanleg van een fort bij Vlis singen zal geen nieuwen toestand scheppen ten aanzien onzer interna tionale verplichtingen en bevoegd heden. Het geldt hier de vervanging, op een meer doelmatige plaats, van bestaande versterkingen, welke door ligging, inrichting en bewapening n et meer aan de tegenwoordige eiserten voldoen. Deze versterkingen zullen dan ook kunnen worden opgeheven, zoodra het fort bij Viissingen gereed zal zijn. Tweede Kamer. De behandeling van hoofdstuk jus titie werd gisteren voortgezet. De heer Van Wijnbergen, de Pa- pendrechtsche zaak besprekend, con stateerde dat zoowel aan den rechter commissaris als hei hof te Arnhem de onbetwistbare eer toekomt aan deze zaak nieuw leven in te blazen. „Maar dan mijn graan in de schuur? Zoudt ge denken, dat ik bij den brand geene schade lijd Uw armzalig boeltje zal u vergoed worden, gij verliest geen cent!" „Ik zou ook niets kunnen ver liezen 1" „Dus heeft Doortje hem in be scherming genomen ging de mo lenaar op driftigen toon voort. „Hoe kon zij dat wagen Zij is toch mijne aanstaande „Zij heeft niet willen dulden, dat de woedende boeren hem in het vuur wierpen. Die hadden hem den dood gezworen en zouden hem, als hij in hunne handen gevallen was, bepaald vermoord hebben". De molenaar kromp ineen, als had eene ijskoude hand hem aan geraakt. TELEFOONNUMMER 10. Voor de groore verontwaardiging over het feit dat de psychiaters en niet de rechters de leiding hadden is geen reden't was eenvoudig de toepassing der moderne leer, door zoovelen voorgestaan. Men had de theorie alleen wat tactvoller moeten toepassen. Spr. zelf is er altijd tegen geweest, en daarom doet het hem geen leed dat het liep zooals het is geloopen. Hij hoopt dat het voorge vallene velen zal bekeeren van hunne meening. Spr. komt er vooral tegen op, dat men de psychiatrie bezigt om de moderne richting in ons strafrecht te introduceeren. Hiertegenover staat, dat hij den drie psychiaters van Arnhem geen enkel verwijt wenscht te maken. Zij zijn slechts consequent van hun we tenschappelijk standpunt uitgegaan en hij brengt hun hulde, waar hij eik woord van afkeuring tegenover hen onbillijk, onrechtvaardig en onver diend acht. Spreker trad daarna in uitvoerige critiek der moderne leer in ons straf recht. De -heer Van Nispen (Nijmegen), bespreekt de staking in de bouwvak ken te Amsterdam, waardoor maanden lang aldaar de ernstigste toestanden hebben geheerscht, vooral doot het optreden der anarchisten. Hij dringt op krachtiger optreden in zulke ge vallen aan. De heer Goeman Borgesius stelde voor ter bekorting der debattan, de verdere besprekingen der Papen- drechtsche zaak uit te stellen tot Fe bruari. Na bestrijding door den voor zitter en de heeren Duijs en Van Nispen wordt het voorstel ingetrokken. De heer Borgesius, daarop het woord bekomend, vraagt of de minister wet telijke regeling van een onderzoek als nu heeft plaats gehad met kracht wil tegen gaan. Spr. vraagt of thans de wet zooiets toelaat. Overigens is hij, als er een rapport is, voor pu bliceering, want van geheime recht spraak moet hij niets hebben. Verder criticeert hij de iede van den heer Van Wijnbergen, die Schadenfreude toonde. Spr. heeft ook eerbied voor de psychiaters, maar raadt dezen toch aan in de toekomst bescheide ner te zijn. Maar het instituut der psychiatrie zeif acht hij voortreffelijk. Den heer Duijs heeft de Papen- drechtsche zaak geleerd dat de Neder- landsche burger ais hij iets met de justitie heeft, „voor de haaien is". Scherp critiseert spreker de houding van den officier van justitie te Dord recht, inr. Van Tricht, in deze zaak. De Kamer verwierp met 53 tegen 5 stemmen het amendement Duijs tot schrapping van den post voor een specialen ambtenaar voor het tarief van gerechtskosten in Durgerlijke acten. fibonnsmgnts-fidysrtenfiën op zeer uoordeeligs ooorivaarden „Het doet er niet toe", zei hij knorrig, „zij had niet voor hem in den bres mogen springenDe kerels zouden zich nog wei bedacht hebben, eer zij hem in de vlammen wierpen. Gij moet hier blijven, Brigitta en als Hendrik komt, zeg hem dan, dat hij wel naar zijn broeder of er gens anders heen kan gaan, want dat er hier niets voor hem te doen is. Later zal ik wel met hem afre kenen. Wil hij, als alles in orde is, weer bij mij komen, dan is het mij goed. Ik rijd naar het dorp en neem mijn intrek bij Stamm, den kastelein. Als gij geld noodig hebt, moet gij maar bij mij komen. Zonder op antwoord te wachten, verliet hij het huisje en weldra zag Brigitta hem wegrijden. Voor de herberg hield hij stil en verzocht den kastelein zijn paard naar den stal te brengen en hem voor eenigen tijd eene kamer, als het kon, twee kamers af te staan. Vervolgens ging hij naar de hut, die Dorothea's moeder bewoonde. Op weg daarheen, wilden enkele boeren hem aansprekenmaar zi waagden het niet, lota zij zijn som Dr. Kuyper spreekt niet. in een driestar, getiteld „De val", schrijft „De Standaard" van Maan dagavond „Na den eersten uitval van het lid voor Zierikzee, had dr. Kuyper, op de meest nadrukkelijke wijze, verklaard, dat het ambtsgeheim hem verbood, zich te verdedigen, en dat, al viel men hem nog zoo fel aan, hij zijn plicht zou kennen om te zwijgen, waar spreken plichtsverza king zou zijn. Aan dit stellige woord, hield hij zich dan ook, en liet de heeren on gestoord hun nog feller aanval voort zetten. Doch nu schiet de liberaie pers den afgevaardigde voor Zierikzee te hulp, en merkt op, dat dr. Kuyper had moeten spreken. De val was listig genoeg opgezet. Men had ge dacht, dat dr. Kuyper er zijn zou, en had gehoopt, hem dan zóo te kunnen prikkelen, tot hij ten leste de beheersching over zichzelf, ver loor, en er in liep. Zijn plicht kennende, deed hij dit niet. Vandaar de teleurstelling. ber gelaat zagen. Zij begrepen, wat hij ging doen, en konden het hem volstrekt niei kwalijk nemen, dat hij boos was op Doortje, die den brandstichter verdedigd had. Doortje had wegens die zaak reeds een woordenwisseling gehad met nare moeder en met de oude Lena, die zich nog in de kamer bevond, toen de molenaar binnen trad. „Dat is eene mooie geschiedenis riep hij toornig, zonder den groet der vrouwen te beantwoorden. „Als gij meer houdt van den brandstich ter dan van mij, dan hadt gij mij uw woord niet moeten geven. De schurk steekt mijn huis in brand en gij helpt hem nog, om hem onge hinderd te doen ontkomen „Ja, dat heeft veel ergenis gege ven", zei de oude Lenamaar de molenaar opende ae deur en gaf de vrouw door een wenk te kennen, dat het hem aangenaam zou wezen, als zij heenging. „Wat wij met elkander hebben, kunnen wij onder elkander afdoen", zei hij. „Als het geheele dorp het hooren moet, zullen wij op de straat Staatscommissie Legerbezuiniging. Het noodig achtende, dat tot be vestiging der overtuiging omtrent de noodzakelijkheid van de geldelijke en persoonlijke lasten voor de verdedi ging des lands op het volk gelegd een onderzoek worde ingesteld, is bij Kon. besluit I. hiertoe een commissie benoemd, welke zai zijn samengesteld als volgt lid en voorzitter, de heer mr. P. C. 't Hooft, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Leden (in alphabetische volgorde) de heer L. F. Duymaer van Twist, lid van de Tweede Kamer der Staien- Generaal; de heer jhr. mr. D. J.De Geer, lid van de Tweede Kamer der Siaten-Generaalde heer C. L. M. Lainbrechtsen van Ritthem, civiei-in- genieurde heer K. Ter Laan, lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal de heer mr. H. P. Marchant, lid van de Tweede Kamer der Staten Generaalde heer J. B. Verhey, lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaalde heer dr. P. J. F. Ver meulen, lid van de Tweede Kamer der Siaten-Generaal tot adviseerende leden (in alpha betische volgorde)de kolonel N. Bosboom, commandant van het 2e reg. veld-artillerie de heer A. J. Doorman, raadadviseur, hoofd der llie afdeelmg van hel Departement van Oorlog de luit. kolonel kwartiermeester C. j. H. J. Schuak, hoofd der VlIIe at- deeting van het Departement van Oorlog de heer C. De Vries, gepen- sionneerd majoor der genie van het gaan Brommend droop Lena af, de mo lenaar sloot de deur achter haar en richtte toen weder zijne toornige blikken op Doortje, wier gelaat eene vastbeslotene, bijna vijandige uit drukking had. „Het geheele dorp spreekt er overbegon hij. „Gij hadt dien man niet meer mogen kennen, toen hij uit de gevangenis kwam". „Dat heb ik ook gezegd", stemde de moeder toe. „Maar wees gerust, Hanen, zij zal het niet weerdoen". „Ik zou het ongetwijfeld weer doen, ais het razende Volk hem wilde vermoorden 1" riep Doortje. „Gelooft gij dan, dat gij mijne lietde voor hem zoo geheel kunt uitroeien Gij beiden hebt het beproefd, gij hebt hem mij zoo zwart afgeschil derd, als maar mogelijk is, en toen dat niet hielp, Peter, hebt gij een anderen weg ingeslagen om mij van hem te scheiden. Het was geen goeden weg, maar gij hebt bereikt, wat gij wiidet, en daarmede moet gij tevreden zijn". Hagen beet zich op de lippen en sloeg de oogen neder. Hij kon niet Neder'.-Indische leger. Laatstgenoem de zal tevens als secretaris optreden. II. Bepaald a. De opdracht voor de commissie za! zijn als volgtOp dat de overtuiging omtrent de nood zakelijkheid van de geldelijke en per soonlijke lasten, welke de verdediging van het land eischt, op afdoende gronden gevestigd moge zijn, een onderzoek in te stellen, of de daar voor gebezigde gelden en persoon lijke diens'ten volgens de bestaande wetten op de meest economische en doeltreffende wijze tot verzekering van de weerbaarheid des lands wor den aangewend, met de bevoegdheid om tevens van haar gevoeien te doen blijken omtrent de wijzigingen, die in de bestaande wetten, uit dat oog punt beschouwd, behooren te worden aangebrachtb. de commissie is be voegd, adviezen in te winnen van personen tot het leger behoorende en buiten de commissie staande alsmede tot het verrichten van reizen in het belang van haar arbeid, terwijl de leden der commissie gerechtigd zijn tot het indienen van afzonderlijke nota's omtrent onderwerpen, tot ae opdracht behoorende. Vlissingen, 13 December. Zijn goede arbeiderswoningen mogelijk in onzen tijd In een openbare vergadering, uit gaande van„Patrimonium", Christelijk Nat. Werkmansbond en Christelijke Jongelingsvereeniging, trad gisteren avond ds. H. C. Hogerzeil in de zaai van den heer Buning met bovenstaand onderwerp als spreker op. De opkomst was zeer groot, de zaal was overvol. De vergadering werd geopend met het zingen van Psalm 25 2. De voorzitter deelde mede, dat dit niet geschiedde omdat dit gewoonte is, maar omdat wij daaraan behoefte hebben. Daarna ging de voorzitter, de heer D. Dijkstra, voor in gebed. Vervolgens werd een gedeelte van de Bergrede gelezen. De voorzitter deelde mede, drt deze vergadering een gedeelte was van de cursusvergaderingen, doch thans een buitengewone. De gelegenheid tot debat zal af hangen van den tijd, dien de spreker noodig heeft voor zijn rede en verder van het aantal debaters, want het mag geen nachtwerk worden. Ds. Hogerzeil, die vervolgens hei woord kreeg, noemde het onderwerp, dat hij gekozen heelt zeer actueel dat er belangstelling voor bestaat, bewees de groote opkomst. Hij wilde met over de toekomst spreken, doch over datgene wat in afzitnbaren tijd verkregen kan worden. antwoorden op dat verwijt. „Ik heb u gezegd, dat ik u mijne hand wilde geven, doch dat mijn hart een ander toebehoorde", ging het meisje voort, zich fier oprichten de. „Gij wiidet u vergenoegen met de hand en meendet, dat na de bruiloft ook het hart u zou geschon ken worden. Maar op deze wijze, Peter, wint gij mijne liefde nimmer „Ik zal hem onder mijne voeten vertreden, als hij mij in den weg komtriep de molenaar, bevende van woede. „Wat heeft hij u dan gedaan vroeg Dorothea met een toornigen gloed in de donkere oogen. „Niets, maar gij hebt hem diep ellendig gemaakt. Ik geloof niet, dat hij uw huis in brand stak, en als hij het in zijn toorn gedaan heeft, dan is het uwe schuld, omdat gij hem gesard hebt". „Verdedigt gij hem dus nog „Zoo lang, tot zijne schuld be wezen is". „Die is bewezen (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1