KE abriek 28 November Delft 97. 8 hef litiiisigsMÉfisÉi, Feuilleton* No 280 48e Jaargang. 1910. Maandag- Brieven uit de Jlofsfad. BINNENLAND» Kelen. heid. enlong- Paulo. 50 gram ;on, hoe .at, Rot- Lepel- elburg, Co., laat 105 iTERSE, VLISSINGSCHE COURANT. prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts ftveemaal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks^ uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. XCIV. Charité bien ordonnée commence par soi-même Wi! dit zeggen, dat ieder onzer zichzelf in de allereerste plaats tot het vertroeteld onderwerp zijner philantropische gevoelens en overwegingen endaden maakt? Of moeten we 't zóó opvatten dat onze barmhartigheid haar beginpunt vindt niet in anderer ellende maar.... in onze eigen aspiraties, in..... onze menschelijke kleinheid Och, we zullen het wel kunnen nemen zooals we willen het blijft altijd waar. Vrage wat zou er terecht komen van de liefdadigheid (naar, boven enbeneden vermogen indien we moesten (en konden) uitschakelen de dankbaarheid der bedeelden en vooral de publieke erkenning, het uiterlijk vertoon, of het „loon" voor den weldadigheidszin, in den vorm van actief of passief vermaak? We zuilen maar niet naar een antwoord zoekendoch liever blij zijn, dat er fancy fairs worden gehouden, ten genoege van de jongedames en de jongelui uit de wereld waar men zich amuseeren moet om zich niet te ver velen en ten bate van den mede- mensch, die daar ergens in een on- frissche achterbuurt den tijd passeert met honger- en koulijden. Laten we blij zijn, dat er groote en kleine kranten zijn om den lof te verkon digen van ieder, die van zijn over vloed een portie afstaat voor den armen „broeder." Die arme broeder vaart er in elk geval wel bij Niet, dat er geen waarachtige, uit het hart opwellende liefdadigheid bestaatPhilantropie die noch om beiooning noch om erkenning vraagt Niet dat het „doe wel en zie niet om" en het „laat de rechterhand niet weten wat de linkerhand doet" geen toepassing zou vinden. Maar zeker is het toch wei, dat als men groote sommen bijeen inoet brengen voor „liefdadige doeleinden", men dan de menschen wat „geven" moet voor hun centen, op z'n minst de ge legenheid om aan (an, Piet en Klaas te toonen hoe men ook zijn oogenblik van christelijke braafheid en mildheid heeft gehad, al is het dan ook rnaar a raison voor een dubbeltje Hulde aan de slimme philantropen, die uit de menschelijke zwakheden munt weten te slaan voor hen, die armoe en ellende lijden, al is het i.) HOOFDSTUK i. dan ook maar dat ze een prullig bloemetje in 't knoopsgat of op den boezem steken van hem of haar, die zijn simpele dubbeltje offeren wi! op „het altaar der weldadigheid en menschiievendheid" enz. enz. (och arme Zoo krijgt men dan toch de noodige dubbeltjes maar bij elkaar Het is gebleken en het zal, hoop ik, nog duidelijker blijken. Want het be stuur van de Nederlandsche Centrale Vereeniging tot bestrijding der tuber culose zal zich, evenals in 1910, ook in 1911 weer belasten met de orga nisatie van den verkoop eener wel- dadigheidsbloem, ten bate van de tuberculosebestrijding in Nederland. De proef, in 1910 genomen, is boven verwachting goed geslargd. De netto-opbrengst heeft toen meer dan f 47,000 bedragen.Thans zal de re geling voor 1911 op veel grooier schaal worden getroffen. Het bestuur der Centrale Vereeniging zal er nu naar streven, den verkoop zoo algemeen mogelijk door het geheële land te doen plaats hebben. Hiertoe zal worden gebruik ge maakt van de tusschenkomst der besturen van alie bij de Centrale Vereeniging aangesloten plaatselijke vereenigingen tot bestrijding der tu berculose en daarmee gelijkgestelde afdeelingen van het Groene en Witte Kruis. Op plaatsen waar zulke ver eenigingen niet bestaan, of waar de bestaande aangesloten plaatselijke tuberculose-vereenigingen de bloem in 1911 niet wenschen te verkoopen, maar ook alleen op zulke plaatsen, zullen andere vereenigingen en comi- té's, die zich tijdig voor den verkoop aanmelden, hiertoe kunnen worden toegelaten, n geen enkele gemeente zal de bioem echter voor meer dan éen vereenigi ig of comité verkrijg baar worden gesteld. Wanneer uit éen gemeente zich meer dan éen comité mocht aanmelden, zal het dagelijksch bestuur der Centrale Vereeniging beslissen, aan welk comité de bloemen zullen worden verschaft. Alle comitè's moeten zich verbinden, het bloempje niet in het openbaar vóór de officieel vast te stellen dagen te verkoopen, en verder 18 pet. van de netto op brengst te storten in een fonds, dat door het dagelijksch bestuur der Centrale Vereeniging zal worden be heerd. Van deze 18 pet. zal °/s g deelte onder de bij de Centrale Ver eeniging aangesloien sanatoria en hospitia worden verdeeld, terwijl 1 6 gedeelte aan de kas van de Centrale Vereeniging zelve ten goede zal komen. Over de overige 82 pci. houden de plaatselijke vereenigingen en comitè's het volle beschikkings recht, mits het geld uitsluitend worde aangewend in het belang van de tuberculosebestrijding in welken vorm ook. Op den heeten zomerdag was een bijzonder warme avond gevolgd. Geen verkoelend windje bracht la fenis aaneene drukkende lucht lag over het landschap, dat door de laatste stralen der ondergaande zon met purperen glans was overtogen. Traag en als met moeite kron kelden de rookwolken uit de schoor- steenen der huizen en hutten naar omhoogmoede en lusteloos, met neerhangenden kop keerde het vee uit de weiden terugen zelfs de anders zoo he dere tonen der avond klokken klonken gedempt door de drukkende lucht. De kastelein uit de herberg, welke aan den ingang van het dorp lag (een afgelegen dorpje in Beieren), Stond onder het bladerdak der beide lindeboomen voor zijne deur en keek telkens den weg op, terwijl hij zich van tijd tot tijd met de breede hand over het voorhoofd streek, waarop het zweet in dikke druppels parelde. Hij zocht tevergeefs verkoe ling onder het lommer; de planten smachtten nog meer dan de menschen naar afkoeling en eene verkwikkende regenbui. De zwaarlijvige man loosde diepe zuchten, tuurde geduldig naar den horizon, waaraan zich kleine wolkjes vertoonden, en schudde dan het hoofd, alsof hij zeggen wilde, dat hij zich met ijdele hoop vleide. Daar viel zijn oog op een man, die langzaam naar het dorp toekwam, in de rechterhand een stok en in de linker een bundeltje. De kastelein leunde tegen den stam van eene linde, sloeg de armen over elkander en wachtte in deze houding den wandelaar af, die weldra voor hem stond. Deze was nog jong. Het was iemand van eene krachtige gestalte, met een vriendelijk, goedhartig gelaat. De groote blauwe oogen spraken van een oprecht gemoed. TELEFOONNUMMER 10. De bloem zal in 1911 niet op éen dag, zooals in 1910, worden verkocht maar op drie op eikaar volgende dagen, nl. Zaterdag 29 April,(Zondag 30 April en Maandag 1 Mei. Elke plaats is vrij om éen of twee dezer dagen of alle drie voor den verkoop te bestemmen. De verkoopprijs in het openbaar is weer 10 cent per bloempje. Mogen er veel bloempjes gedragen worden We zullen elkaar dan met wederzijdsche zelfvoldoening kunnen aankijken, altemaal gewaarmerkte barmhartige broeders onder elkaar. En de arme teringlijders zullen er wel bij varen. Voor bouwkundigen is er tegen woordig in Den Haag wel 't een en ander, dat hun aandacht waard is, of lieverdat hun aandacht ai sedert lang heeft. Zoo de ontblooting van de Grooie Kerk. Daar is zoo iets over te doen geweest De een vond, dat de tegen de kerk aange bouwde huisjes afgebroken moesten worden, de ander dat ze moesten blijven staan, maar de belanghebben den wilden wèl de huisjes afbreken doch er een kosierswoning als ik mij niet vergis voor in de piaats zetten, 't Is een vinnige strijd ge weest, die daarmede geëindigd is dat de bedoelde belanghebbenden hun zin kregen. En zoodra bekend was dat het raadsbesluit betreffende de gedeeltelijke vrijmaking van de Groote Kerk was goedgekeurd, is men met het slooper. der gebouwtjes om den toren begonnen. Met de schouwburgquaestie zijn we nog zoo ver niet, er, 't laat zich aanzien dat er heel wat moeilijkheden overwonnen zullen moeten worden alvorens met den bouw van een nieuw stadstheater begonnen zal worden. Nu pas heeft de Maatschappij van Bouwkunde geweigerd een Neder- landschen architect aan te wijzen voor het maken van een avant-pro- ject, om redenen die ik vroeger al uitvoerig heb uiteengezet. Het is dus niet zoo kwaad gezien van de concessionarissen-directeuren van den Kon. Schouwburg, de hee- ren Vart Bijlevelt en Lefèvre, zich met het verzoek tot den gemeente raad te wenden om het sluitingsbe- sluit zoodanig te wijzigen, dat dit niet op 30 April a. s., maar in geen geval vóór 1 Mei 1912 zal worden uitgevoerd. Zij meenen, dat de schouwburg commissie niet vóór het einde van het volgend jaar met haar plannen enz. gereed kan zijn, en dat dus de tegenwoordige schouwburg zonder eenig nut een gedeelte van den vol genden winter gesloten en het per soneel werkeloos zou moeten blijven. Daarom zou het, naar de meening van adressanten, welke, blijkens bij- flbonnerrsgnfs-ftdyerfenfiën op zeer uocrdaelige yoonuaarden „Goeden avond, oude vriend zeide hij met eene aangename, klank rijke stem, terwijl hij den kastelein de hand toestak. Maar deze deed, alsof hij die beweging niet opmerkte. Hij knikte slechts even met het hoofd en bekeek tegelijk den wan delaar van de blonde haren af tot aan de zolen van diens bestofte laarzen. „Zoo, zijt gij teruggekeerd vroeg hij op een toon, die'duidelijk te kennen gaf, dat deze ontmoeting hem niet welkom was. „Hm, 'i is waar ook, de zes maanden zijn om, en gij zult niet elders een onderkomen vinden maar „Houd op 1 Ge hebt mij reeds ge noeg gezegd, orn mij te doen be grijpen, dat ik hier geene vriende lijke ontvangst zal vinden, riep de jonkman toornig, terwijl hij stok en bundel op de tafei wierp, die onder de linde stond, „ik had het trouwens kunnen verwachten. Een dwaas was ik toen ik geloofde, dat men, nu ik mijn misdrijf had geboet, geen wrok meer tegen mij koesteren zou, wijl ik mij vergrepen heb aan het eigen dom van een ander. Het was,, ik gaande adressen van adhaesie door zeer veie belangstellende en belang hebbende stadgenooten wordt ge deeld, practischer en in de gevolgen oneindig minder bezwarend zijn, in dien de definitieve sluiting werde uitgesteld, bijvoorbeeld tot 1 Mei 1912, opdat men, na tot overeenstem ming te zijn gekomen omtrent de wijze van verbouwing, alles wat op de uitvoering van zulk een belangrijk werk betrekking heeft, tot in de ge ringste' détails zal kunnen geregeld en vastgesteld hebben en geen vrees behoeft te worden gekoesterd dat on voorziene omstandigheden den arbeid zullen kunnen belemmeren of vertra gen, terwijl inmiddels maatregelen genomen zouden kunnen worden om den omvangrijken inventaris behoorlijk op te bergen. Ook het feit, dat bij sluiting van den schouwburg in deze stad geen enkele zaai gevonden wordt, geschikt voor comedievoorstellingen, legt vol doende gewicht in de schaa! om ook uit dien hoofde den duur der sluiting door alle middelen tot de kleinst mogelijke tijdruimte te beperken. Naar adressaiiten's oordeel zijn er 'ook nog we! maatregelen te treffen, voor nog meerdere veiligheid van de bezoekers op de boven rangen waaromtrent men de meeste vrees schijnt te koesteren b.v. door het aanbrengen van een direct naar bui ten leidende ijzeren noodtrap aan de buitenzijde van het gebouw door ver mindering van het aantal zitplaatsen op den 4en rang enz. Lepelaar. iweede Kamer. De algemeene beschouwingen over de Staats'oegrooting werden gisteren voortgezet. De heer Borgesius, zijn rede vervolgende, critiseerde scherp dr. Kuyper's optreden en beschouwde het voorstel inzake de kustverdediging als een daad van overmoed van de regeering. Hij verklaarde niet gerust te zijn ten opzichte van de door dr. Kuyper geprezen gematigdheid van dit kabinet, aangezien zelfs bij het toekennen van Oranje Nassau medail les geïnformeerd wordt naar de gods dienstige gezindheid. Deze laatste bewering bij interrup ties der ministers Heemskerk en Talma als zijnde absoluut in strijd met de waarheid genoemd, gaf aan leiding tot heftige incidenten en groote beweging in de Kamer. Zoo wel van de ministerstafel als uit de rechterzijde werd de heer Borgesius verzocht feiten te noemen. De heer Borgesius deelde daarop mede dat hem was medegedeeld dat een rechercheur van politie omtrent een werkman van de firma Leis te herhaal het, onzinnig van mij, zoo iets te denkenmaar het was de laatste hoop, welke mij overbLef, en welke mij staande hield, toen ik op het punt was radeloos te worden. Geef mij een glas bier, ik heb dorst en de lange weg heeft mij vermoeid". Hij zette zich op de bank neder en leunde met het hoofd op den arm. Zoo bleef hij onbeweeglijk zit ten, en al somberder trokken zich zijne wenkbrauwen samen. De kastelein was in huis gegaan en kwam nu terug met een glas schuimend bier, dat hij voor den gast neerzette. „Kasper Harmezeide hij zacht, terwijl hij de hand op den schouder van den jonkman legde. „Wat wilt gij vloog Kasper op, en een fonkelende blik trof den zwaarlijvigen man, die met ernstig afkeurend gehaar het hoofd schudde. „Gij zult niet alles terugvinden, zooals gij het verlaten hebt". „Na de ontvangst, die ik bij u gevonden heb, kan ik daaraan niet twijfelen". „Als ik u een grievend woord heb toegevoegd, vergeef het mij dan", Rotterdam, voor wien een medaille was gevraagd, niet slechts naar diens gedrag was geïnformeerd maar ook of hij positief christelijke beginselen was toegedaan. De minister hierin ziende een be schuldiging jegens hem van macht- misbruik, vroeg het woord voor een persoonlijk feit en betoogde dal be doelde eere-medaille voor dien werk man die jarenlangen trouwen dienst achter den rug had, was aangevraagd door den burgemeester van Rotterdam, ondersteund door eene aanbeveling van den Commissaris der Koningin, en dat hij, minister, zonder nadere informatie de aanvraag om toeken ning der medaille bij H. M. de Ko ningin had bevorderd. De heer Borgesius hoopt dat in het land goede nota zai worden genomen van het feit dat de regeering het als eene beschuldiging beschouwt indien haar verweten wordt te informeeren naar godsdienstige richting. Daarna werd het algemeen debat voorgezet, waaraan nog deelnamen de heeren Kooien, Dc Stuers, Patijn en Lohman. Öorlogsbeleid. Bij het afdeelingsonderzoek der Eerste Kamer van een suppletoire oorlogsbegroottng, 1910 gaven enkele leden ontevreden over de indie ning, bij deze aanvuilingsbegrooting, van nieuwe, ingrijpende voorstellen, als hun oordeel te kennen, dat op dezen minister van oorlog vóór alles de plicht rust om te komen met voorstellen betreffende algeheele reorganisatie van het leger, door her ziening van de militiewet. Zij maak ten zich ongerust over dert toestand waarin het leger verkeert en konden niet begrijpen, waarom deze regee ring die toch ook zelve bij haar op treden de meening was toegedaan, dat in de allereerste plaats een al geheele herziening van de militiewet noodig was, desniettegenstaande nog steeds op de indiening van zulk een wet liet wachten. Hij had alleen en uitsluitend op dat groote doel het oog moeten gevestigd houden. Van uit dit oogpunt bezien, meenden deze leden sommige der bij de suppl. be grooting gedane voorstellen te moe ten afkeuren, omdat, in afwachting van de groote taak die op 's min. schouders rust, alleen de zaken van het departement moeten gaande ge houden worden. Het deed hun on aangenaam aan, dat de minister in de Tweede Kamer de portefeuiiL- quaestie had gesteld op een betrek kelijk ondergeschikte aangelegenheid. Andere leden konden deze uiterst pessimistische beschouwingen niet deelen, ofschoon zij toegaven, dat vee! bij het leger vei betering eischt. In alien gevalle is deze minister niet zei de kastelein op bedarenden toon. „Het kan tt niet vreemd voor komen, dat ik verwonderd ben, u in uwe geboorteplaats te zien terug» keeren. Wat zoekt gij hier Den. veroordeelden misdadiger gaat men ujt den weg, niemand kent hem, alle banden, waarmede men vroeger aan hem verbonden was, zijn verbroken, De jonkman sprong op, een toornige gloed schitterde in zijne oogen. „Den misdadiger riep hij knar setandend. „Ha, wie een brood steelt om zich te behoeden voor den hon gerdood, is een misdadiger, en die éen wanhopige daad brandmerkt hem voor geheel zijn levenEn wat heb ik ergens gedaan Mijne arme, oude moeder lag te sterven, het was zoo koud in onze hut. „De gemeente zou u geholpen hebben, als gij het gezegd had". „De gemeente ging Kasper met stijgenden toon voort. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1