Donderdag;
26 October
No 253
48e Jaargang.
1910.
Van Week tof Week.
BINNENLAND.
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIENvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
Abonnements-Aduertentiën op zeer uoordeeiige voorwaarden
Het schijnt wel, dat de mogend
heden de noodzakelijkheid beginnen
te voelen om de jonge republiek
Portugal, door de gebruikelijke er
kenning, in den schoot der familie op
Ie nemen. De gewezen koning heeft
zich bij den onvermijdelijken toestand
die ook hem niet onverwacht geko
men is, neergelegd en voor een
teger.-revoiutie behoeft men volstrekt
niet te vreezen. Daar echter de een
voor den ander niet durft, omdat
men er de sanctie door geeft aan de
republiek, heeft Engeland voorgesteld,
dat allen het te gelijk en in den
zelfden vorm zullen doen en zoo zal
het dan misschien ook wel gebeuren.
Wat ex-koning Manuel betreft, hij
heeft zelf verklaard dat de republiek
hem niet onverwacht is gekomen.
Men vraagt zich afwaarom heeft
men dan niet in tijds zulke hervor
mingen voorgesteld, waardoor de
voornaamste oorzaken der groote en
algemeene ontevredenheid hadden
kunnen worden weggenomen Er
zijn er echter die beweren, en ze
kunnen gelijk hebben, dat de vorst
maar liever niet regeerde, maar veel
liever, met een goed inkomen, rustig
en als eenvoudig particulier in En
geland ging leven.
is dit zoo, dan is het al een bij
zonder zelfstandig besluit, want Ma
nuel en zijn moeder kunnen zeer
goed leven. De schulden der konink
lijke tamilie worden door den Staat
afbetaald, en de eigendommen der
familie worden geëerbiedigd. Ver
moedelijk schiet er een jaarlijksch
inkomen van een kwart millioen over
en de koningin grootmoeder,
Maria Pia geniet haar jaarlijksch
inkomen van 144.000 gulden. Het
inkomen der kroon, ongeveer twee
millioen per jaar, komt natuurlijk
vrij en deze zullen gebruikt worden
om den belastingdruk op de arme
volksklasse te verminderen. Als er nu
maar niet te veel van blijft hangen
aan maat en strijkstok.
De Perzische lijdens-geschiedenis
schijnt weer een nieuw tijdperk te
zijn ingeireden. Engeland heeft dezer
dagen dan weer eens een nota tot de
Perzische regeering gericht, nopens
de handelswegen in Zuid-Perzië.
Deze handelswegen zijn zeer on
veilig. Al drie jaar lang heeft de
Britsche gezant te Teheran daarover
geklaagd en cp verbeteringen aange
drongen, daar de Britsche handel er
te veel schade van ondervond. Na
tuurlijk bieeft het bij beloften, want
de Perzische regeering is absoluut
onmachtig.
„Goldammer is ons voor geweest.
Wij zijn reeds gescheiden, en hij zal
gauw met een ander trouwen."
„Je bent dus de mijne. O Marie,
geen macht zal je nu meer aan mij
kunnen ontrukken
„Ja Hendrik, de uwe eindelijk
de uwe Maar ik kan mijn armen
vader nog niet verlaten."
„Ik blijf bij je," sprak Hendrik,
„zoo lang je hier in zorgen leeft,
misschien kan ik je nog van nut
zijn."
Marie bracht haar beminde bij
naar vader, die met helderen blik
'ag uit te kijken.
..Hier is Hendrik Beerman, lieve
vader, ge weet wel, de zoon van
moeders zusters Trina, uit Haiddorf.
Nu ik gelukkig van Goldammer ge
scheiden ben, wil hij mij tot vrouw
hebben, en lieve vader, hem, mijn
"endrik, geef ik van harte gaarne
Daarop heeft de Engelsche regee
ring met de Russische overleg ge
pleegd en, in overeenstemming met
deze, is aan Perzië een termijn van
drie maanden gesteld. Binnen dien tijd
moet de orde zijn hersteld op den
handelsweg van Boesjir naar Ispahan.
Engeland wenscht daartoe de oprich
ting van een piaatseiijke Perzische
krijgsmacht, die zou moeien worden
aangevoerd door acht of tien Britsche
officieren. Van een inbreuk maken op
de onschendbaarheid van Perzië zou
geen sprake wezen. Toch ziet de
Perzische regeering de nota volstrekt
niet voor onschuldig aan. Perzië
schrijft de tegenwoordige troebelen
toe aan de aanwezigheid van vreemde
troepen, zoowel als aan den heer-
schenden geldnood. De pogingen om
een voorschot ie krijgen van Engeland
en Rusland, zijn afgestuit op bezwaren
van hoofdzakelijk poiitieken aard.
Perzië is nu voornemens, de Brit
sche regeering te verzoeken toe te
staan, dat de douanerechten met tien
percent worden verhoogd. Het daar
door verkregen geld zou dan worden
besteed tot beteugeling der binnen-
landsche onlusten maar het is niet
waarschijnlijk dat Engeland met dit
voorstel zal instemmen. Men zal te
Londen zijn zin wel krijgen en dan
misschien Perzië helpen met een vol
doende leening. Dat geeft ten minste
nog wat invloed en ten slotte is het
daarom toch maar te doen.
Intusschen heeft ook in Turkije de
Engelsche nota ongerustheid gewekt.
Door zijn bezittingen in Klein-Azië is
Turkije zeer geïnteresseerd bij den
gang van zaken in Perzië en men
vreest dat, wanneer Engeland zijn in
vloed in Zuid-Perzië uitbreidt, de Rus
sen hetzelfde zullen doen in het noor
den, zoodat er, ook zonder schending
van het grondgebied, van de onafhan
kelijkheid van het Perzische rijk niet
veel meer overblijft.
De Engelsche biaden trachten de
openbare meening in Turkije te kal-
meeren. Niet geheel ten onrechte wij
zen zij er ook op, dat het juist de
Turken geweest zijn, die bij voortdu
ring de integriteit van het Perzische
grondgebied hebben geschonden.
Maar Turkije staat toch niet alleen
in zijn meening en een Duitsch blad
zegt scherp, dat men in het gewroet
van Engeland niet anders kan zien,
dan een stap op den weg, die leidt
naar de vernietiging van Perzië's on
afhankelijkheid.
In langen tijd hoorden we weinig
over de zaken van Venezuela. Waar
men eerst steen en been klaagde over
Castro, klaagt men thans nog harder
mijn jawoord. Geel ons uw ze
gen 1" riep zij plotseling diep ont
roerd. Zij zonk op haar knieën voor
het bed van haar vader en trok Hen
drik naast zich neer.
De zieke hief de bevende hand
op en legde ze op de dicht bij el
kaar gebogen hoofden van de knie
lenden. Met een zwakke stem zeide
hij„Ja, dit wil Doradat doet haar
pleizier, hij is een van de haren, en
wanneer ik bij haar kom, zal zij te
vreden zijn, dat ik mijn toestemming
geef tot jelui vereeniging. Gods ze
gen voor u, mijn kinderen 1"
Afgemat door inspanning zonk hij
terug in zijn kussen. Marie sprong
op, gaf hem versterkenden wijn en
dankte hem met teedere woorden,
dat hij zoo onuitsprekelijk goed was
en haar en Hendrik gezegend had.
De nacht verliep weer evenzoo
onrustig voor den zieke, en den vol
genden morgen sliep hij zacht in,
om niet weer te ontwaken. In de
armen van zijn dochter, die bijge
staan werd door Hans en Hendrik,
blies hij den laatsten adem uit.
Marie die wist, hoe innig hij ge-
wenscht had weer vereenigd te zijn
met haar overleden moeder, gunde
hem de verlangde rust. Het werke-
over president Gomez. De zaken
moeten er verschrikkelijk slecht gaan.
Er wordt honger geleden, de koop
lieden failleeren, de pers wordt ge
kneveld, in regeeringskringen heerscht
een openlijke vreemdelingenhaatde
gevangenissen zitten vol met politieke
misdadigers.
Men is, waarschijnlijk niet zonder
grond, van meening, dat Venezuela
op weg is naar zijn ondergang als
zelfstandige staat. Gomez en zijn
aanhangers halen er van wat zij
kunnen en denken niet meer aan
pogingen tot verbetering, vast over
tuigd, dat vroeg of laat de Ameri
kanen zullen komen. Onder hun
voogdij zal er wel orde geschapen
worden en in Venezuela zijn er niet
weinigen, die deze oplossing de beste
achten en haar wenschen.
Er is vrij wat te doen geweest over
het optreden van Venézelos, ais eerste
minister in Griekenland maarzij, die
er zich zoo over gepiqueerd gevoel
den, kunnen misschien hun onte
vredenheid wel weer opbergen. Men
wil althans, dat het ministerieeie
leven van Venézelos zal afioopen voor
het goed en wel begonnen is, want
toen hij van de Kamer een votum
van vertrouwen vroeg, gingen er
zoovele leden de zaal uit, dat de
vergadering wegens onvoltalligheid
geen besluiten kon nemen. Men spreekt
dan ook nu reeds van een voornemen
om af te treden.
Zeer aangenaam zou dat voor
Turkije zijn, maar op dit oogenblik
heeft men het daar te druk met de
geldquaestie. Er is dringend geld
noodig om het leger in goeden toe
stand. te houden en tusschen de
ministers van oorlog en van financien
is reeds oneenigheid ontstaan, die
haar oorsprong vond in onbetaalde
uitgaven voor het leger.
En nu heette het, dat de Turksche
gezant te Parijs er in zou slagen een
leening te sluiten, op voorwaarde,
dat Frankrijk het leeuwenaandeel zou
krijgen bij de bestellingen voor leger
en vloot en het te Constantinopel een
hoog ambtenaar als dwarskijker
mocht plaatsen. Er schijnt echter niets
van het zaakje te zullen komende
condities waren ie machtig. Men zal
het nu nog eens met een andere
groep financiers probeeren. Het is
tobben maar, hoe langer het duurt,
hoe beter de vrede verzekerd blijft
Tweede Kamer.
In de gisteren gehouden zittting
werd de behandeling der Bakkerswet
voortgezet. De heer Elhorst hield een
lijke leven had hij reeds lang niet
meer meegeleefd. Maar hij was haar
vader, en de majesteit van den dood,
die nu ten tweede male haar jong
leven een dierbaar wezen ontnam,
schokte haar toch diep.
De volgende dagen waren alle
drie in een ernstige stemming en
druk bezig met het in orde brengen
van de begrafenis. Zoodoende hadden
zij nauwelijks tijd en lust, om be
sluiten te nemen voor de naaste
toekomst.
Na den dag van de begrafenis, zaten
zij in Assels kamertje en overlegden,
wat zij nu het eerst moesten doen.
„Ik neem u beide met mij mee,"
zeide Hendrik op beslissenden toon.
„Uw oom Hans mogen wij nu en
nimmer in den steek laten."
„Mijn schoonzuster wil mij ook
wel opnemen," zeide Assel.
„En ik zou steeds naar u verlan
gen, mijn lieve, dierbare oom Zijt
gij dan niet de eigenlijke grondves
ter van ons geluk Hebt ge mij niet
door uw edelmoedige hulp van een
verschrikkelijk lot gered Zij legde
den arm om hem heen, streek hem
over zijn oud, ingevallen gezicht en
vleide„Zeg ja, Hansje, dat je met
ons meegaat," Hendrik en ik hebben
uitvoerig pleidooi voor afschaffing
van den bakkersnachtarbeid in het
belang van het gezinsleven en ver
wachtte van deze afschaffing eer
broodprijsveriaging dan verhooging.
De heer De Klerk, hoewe! voor
stander van afschaffing van den
nachtarbeid, opperde bezwaren tegen
het ontwerp, waarin hij wenschte
opgenomen te zien regeling van den
arbeidsduur en aanvaarding van het
drieploegenstelsel.
De heer Ankerman, hoewel ingrij
pen van de overheid in dit geval
gewettigd achtende, had op verschil
lende punten principieele bedenkingen
tegen het ontwerp.
De heer Bos opperde bedenkingen
tegen de wijze waarop de minister
de zaak wil regelen. Hij had rekening
moeten houden met verscheidenheid
van het bakkersbedrijf. Spreker ver
klaarde dat zijn fractie tegen instel
ling van bakkersraden is.
De ontslag-aanvraag van vice-
admiraal Van den Bosch.
De viootpredikant in Den Helder,
de heer C. J. Warners, zegt in een
ingezonden stuk in de „Tel.":
„Ik verklaar, dat geheel onwaar is,
dat ik „aanmerking gemaakt heb op
het lezen van een der boeken van
het boekenfonds door de matrozen".
Nimmer heb ik mij tegenover autoritei
ten met wie ik er over sprak,ongunstig
uitgelaten over de lectuur, aan de
matrozen verstrekt, integendeel den
ernst, waarmede blijkbaar een keuze
gedaan was, geroemd. Vanzelf is
daardoor ook een onwaarheid, dat,
„het een werk van Thétèse Hoven
was, dat ik ongeschikt vond voor
het zieleheil der Nederlandsche Jan
tjes". Het is me in mijn hoofd niet
opgekomen een werk van die schrijf
ster af te keuren.
Verder, dat geheel onwaar is,
dat ik met het bezwaar over een
boek, dat ik niet had, bij den admi
raal gekomen ben en dat dus ook,
hoe kan het anders, geheel onwaar
is, dat ik mij met mijne niet be
staande bezwaren over een boek tot
den minister gewend heb."
De ,,N. Ct." verneemt, dat het
jongste meeningsverschil tusschen
den vice-admiraal en den viootpredi
kant moet zijn ontstaan over de
lectuur in het provoosthuis verstrekt,
waarvoor een speciale regeling schijnt
te bestaanniet dus over het z.g.
Boekenfonds voor de marine in het
algemeen.
Deze geschiedenis moet echter,
zoo zegt de „N. Ct." verder, de
druppel geweest zijn, die voor den
admiraal den emmer heeft doen
overloopen. Reeds moeten tevoren
strubbelingen zijn voorgekomen, waar
dat reeds lang met elkaar uitge
maakt
„Zulk een geoefende hand als de
uwe, oom Hans, hebben wij juist in
ons dorp noodig," verzekerde Hen
drik.
„En als ik nu naar den Beermans
hof trek, lieve Hans, dan blijft ge
bij grootvader; gij past bij elkaar,
gij moet de beste vrienden worden."
Hans Assel kon niet langer meer
tegen streven, hij beminde Marie als
zijn kind, en zoo werd er besloten,
tot een gezamenlijk leven te Haid
dorf.
Marie verzocht Hendrik, den vol
genden dag terug te keeren. Zij wist,
dat de voorjaarsarbeid drong en
dat hij hier bij het opbreken van de
huishouding weinig zou kunnen
helpen.
Toen hij afgereisd was, ging zij
ijverig met Hans aan het werk, en
na acht dagen, waren zij zoo ver,
dat zij Berlijn konden veriaten.
Zij had Goldammer op den dag
der begrafenis slechts vluchtig ge
zien, beiden waren elkaar zooveel
mogelijk uit den weg gegaan. Toen
zij met Assel, haar vaders hondje en
de laatste goederen afreisde, zag zij
Goldammer met Jeanne Duvernier
bij de minister den predikant tegen
over den admiraal in het gelijk ge
steld heeft.
Aan de „Zutphensche Ct." wordt
meegedeeld, dat tot de ontslag-aan
vrage nog een andere oorzaak moet
hebben meegewerkt. Een paar maan
den geleden hebben e'enige zeeoffi
cieren in Den Helder op straat on
eenigheid gekregen met enkele mid
dernachtzendelingen. Die midder
nachtzendelingen stonden onder aan
voering van ds. van der Voort van
Zijp, lid der Tweede Kamer. Deze
heeft toen, in 't volle bewustzijn van
macht als zoodanig, een klacht inge
diend bij den minister van marine,
speciaal tegen een zee-officier thans
op non-activiteit. Het gevolg van die
aanklacht is geweest, dat door den
minister een commissie van onder
zoek werd benoemd, die, na ver
hoor, haar dossier ter beschikking van
den krijgsraad heeft gesteld. De
krijgsraad verklaarde zich evenwel
onbevoegd. En nu moet de verstoord
heid van den minister over het in
't zand ioopen van de heeie quaestie
zich geuit hebben in een schrijven
aan vice-admiraal Van den Bosch,
wat dan mede de aanleiding moe
geweest zijn tot deze ontslag-aanvrage
Vrouwelijke rijksambtenaren.
Blijkens het afdeelingsverslag der
Tweede Kamer, betreffende het wets
ontwerp tot regeling van de positie
der vrouwelijke rijksambtenaren en
onderwijzerressen bij het openbaar
lager onderwijs die in het huwelijk
treden, werden, terwijl door veie
leden met de indiening van dit
wetsontwerp hun ingenomenheid werd
betuigd, van verschillende zijden tegen
het voorstel bezwaren geopperd zoo
van principieelen als van practischen
aard.
Terwijl enkelen de oorbaarheid der
regeling in twijfel trokken, in ver
band met art. 5 der Grondwet, dat
iederen Nederlander tot elke lands
bediening benoembaar verklaart,
grondden de meeste bestrijders van
het wetsontwerp hun bedenkingen
op de niet-noodzakelijkheid en on
billijkheid der regeling, £die, naar zij
meenden, het dienstbelang geenszins
ten goede zal komen, en tot uitkom
sten zal leiden, welke de voorsteller
zeer zeker niet zal hebben bedoeld.
Ondervond het ontwerp, blijkens
het bovenstaande, op zedelijke, eco
nomische en biiiijkheidsgronden
krachtige bestrijding, met niet minder
nadruk werd het door een groot
aantal leden verdedigd. De indiening
ervan ach tie men dezerzijds zeer
verklaarbaarimmrrs hst gaat uit van
het Christelijk beginsel, dat de vrouw
aan zijn arm voorbijgaan. Het paar
schertste mei eikaar en lacht en
toen die twee haar in haar open
rijtuig herkenden, groetten beiden
vriendelijk en zegevierend.
Nu ging Marie met haar trouwen
vriend naar haar nieuwe tehuis om.
een nieuw leven aan te vangen
Haar hart was vol van geluk en
dankbaarheid, en de toekomst lachte
haar heerlijk toe.
Toen zij aan het station kwamen
ontvingen grootvader en Hendri*
hen op het perron. Een vriendelij
lachje kwam over Dietrich Kruses
gelaat, toen hij zag, hoe Hendrik zijn
geliefde in de armen sloot.
Nadat de oude man Hans Assel
vriendelijk had begroet, zeide hij tot
het jonge paar„Zoo is het goed.
Marie. Je kent de stad en komt uit
eigen beweging naar ons toe. En
jij, Hendrik, je kunt het gerust wagen
met het stadsmeisje. In liefde en ar
beid zult ge met elkaar gelukkig
zijn, en gij zult ondervinden, dat de
vrije boer, die voor zich en de zijnen
zaait en oogst, geen stedeling behoeft
te benijden."
EINDE.