n: RKEN. aagd: ollenveilen. Woensdag 26 October No. 252. 48e Jaargang. ek f 0,50 - 5,- s> - 0,55 li - 5,50 ekl. - 1,80 1910 BINNENLAND. .HARDER, ZANDEE. prijzen. VOOR NEDERLAND. ïttegevende 1 Provinciale Staten van Zeeland. ie Heeren oog en gerekt zijn. an 100 en meer te- akket te zenden, s dadelijk na ont- Wij betalen ook gaven. Córrespon- /ATSON Go., 49, et, Kingsway, Lon Amsterdam. onder Eerste Hy- en geeft 3 Va en 4 uit. tiën te bekomen bij BEKER Jxn. traat 9a. 3 I E R S. Telefoon 125. COUPONS, QUES, 10 GELD. DE CHANGE, ge Office. GESCHSFT. - ite Eiigelsehe tsluitend niet 2.-7 6.3-3 f 7.10 12.40 6.51 7.42 7.56 8.21 tA 5.53 6.25 7.53 B' i 7.05 0 6.35 7.40 BM S" sr 7.44 8.39 g 7.40 f 8.15 9.07 ff p- 8.51 (ij 10.47 9.34 *10.21 10.34 9.51 10.18 II 11 10.31 10.51 10.69 *11.23 11.35 11.48 D9n Bosch). a. vervoert a. ea d. vervoeren reizigers erland Arasterdamsche tijd, 8,47 9.43 2.6 aS.18 1.29 6.03 3.05 7.15 3.52 8.01 4.14 8.20 4.28 8.34 Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÈNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-flduertentiën op zeer uoordeeiige oooru/aarden Kamerverkiezing Rotterdam V. Bij de gisteren plaats gehad heb bende stemming voor een lid van de Tweede Kamer in het district Rotterdam V (vacature mr. De Jong, anti rev.), werden uitgebracht 4733 geldige stemmen. Het aantal kiezers bedraagt 7831. Hiervan verkregen de heeren mr. C. Th. van Deventer (vr.-dem.) 439, 0. de Jongh (lib.) 1541, J. ter Laan (soc.-dem.), 724, H. C. Vegtel (anti-rev.). 2029 stemmen, zoodat herstemming moet plaats hebben lusschen de heeren C. J. de Jong en H. C. Vegtel. De Bakkersraden. „De Tel." verzekert dat de minis ter van landbouw, nijverheid en han del de intrekking van het wetsont werp tot instelling der bakkersraden overweegt in verband met een denk beeld, om bij de voorgenomen wij ziging der arbeidswet (nieuwe ar beidsregeling) een instituut in te voe ren, waarin het beginsel, thans vast gelegd in de voorgestelde ontwerp- wet tot invoering der bakkers, meer algemeen voor alle bedrijven zal wor den toegepast. Het Eedsvraagstuk. Onder den titel „Eed of Belofte" bevat „de Ned." een artikel over bet eedsvraagstuk waaraan het vol gende is ontleend Is nu waar, dat in dat geval de eed siechts gevorderd wordt, om gemakkkelijk achter de waarheid te kunnen komen, moet gevraagd wor den allereerstis de eed daartoe een goed middel, en ten tweede, mag dat middel worden toegepast op hen, die tegen de aflegging daarvan be zwaar maken De eerste vraag kan wei in het algemeen met ja beantwoord worden. Ons volk hecht in zijn groote massa aan den eed. Ja, bij velen heerscht het geloof, dat zij door het breken van den eed een bijzonder godsoor deel op zich zouden laden. Voor het grootste gedeelte van ons volk is het onder eede staan dus wei een waarborg, dat men de waarheid zal spreken. Evenwel, er zijn er velen, die den eed afleggen, zonder ook naar in het minst aan hetgeen zij doen, waarde te hechten. En nu is het bedenkelijke gevolg hiervan en dit is de keerzijde van de me daille dat de rechter, afgaande op wat gewoonlijk geschiedt, lichte lijk generaliseert en tegenover de onbeëedigde verklaring van den be klaagde vaak al zeer in goed ver bouwen aanneemt, dat hetgeen onder eede verklaard wordt, alleen omdat het beëedigd is, de waarheid wel zal bevatten. De tweede vraag luidtheeft de rechter het recht, temand, die bezwaar maakt den eed af te leggen, daartoe te dwingen O. i. valt dat moeilijk in te zien. De Overheid vraagt den getuige, die volkomen vrij man is, en niet in haar dienst staat, in haar eigen belang, zekeren waarborg te willen geven voor de waarheid ^an zijn getuigenis. Nu is het in de eerste plaats onlogisch en in de tweede plaats onrechtvaardig, iemand te noodzaken tot het geven van een waarborg, dien hij met den besten wil van de wereld niet geven kan. De Overheid zal dus dit is onze conclusie hem, die öf meent door het afleggen van den eed eer, onop rechtheid te begaan, öf die voor het minst aan het verrichten van die handeling geen waarde hecht, van het afleggen van den eed moeten vrijstellen. De Overheid kan hem dan öf niet als getuige toelaten, öf en dit schijnt het beste van hem eischen de waarheid zijner woorderr met eene belofte te bevestigen. Reeds nu staal op het spreken van onwaar heid in zulke omstandigheden dezelfde straf als op den meineed. Het christeiijk-historisch orgaan bevat verder het volgende advies in zake eed of belofte Men handhave als den regel den eed. Mocht echter de getuige bezwaar hebben den eed af te leggen, dan vraagt de rechter hem naar zijn mo tieven. Niet om de redelijkheid daar van te onderzoeken, en om den ge tuige naarmate dat onderzoek uitvalt a! of niet tot de belofte toe te laten dit zou tot een eindeloos ge- appelieer leiden, en de uitslag van dit onderzoek zou al te zeer van 's rechters persoonlijke opinie afhanke lijk zijn maar om zichzelf uit de houding van den beklaagde een oordeel te vormen over diens meer dere of mindere geloofwaardigheid. Blijkt b.v., dat de getuige over de beteekenis van den eed nooit heelt nagedacht, of wel, dat hij vroeger we! den eed heeft afgelegd, maar nu plotseling bezwaren heeft, dan ligt het vermoeden voor de hand, dat die bezwaren pour Ie besoin de ia cause zijn uitgevonden. Ook de geheele houding van den getuige gedurende dit- onderzoek kan den rechter veel licht verschaffen over diens geloof waardigheid. Blijft de getuige bij zijn wenscb, de belofte af te leggen, dan moet de rechter, na hem ter dege onder 't oog te hebben gebracht, dat de strafrechterlijke gevolgen van on waarheid niet minder zijn dan van meineed, daartoe toelaten. Tweeërlei is door deze methode gewonnen ten eerste zullen zij, die waarlijk be- 71.) »ik wil alleen zeggen, dat ik blij "en. je eindelijk eens te kunnen zien I" «En met welk doel zeg haar dat dan ..Mijn vrouw is werkelijk nog veel mooier geworden, Jeanne." ..Nou, nou, ik verzoek je „Nou stil maar, liefste, denk je,, da' ik mij heelemaal ongestraft laat mishandelen Neen, zelfs niet door een engel." Marie wist niet wat zij van dit alios moest denken, maar zij voelde '°oh, dat het haar plicht was, hem 'jiendelijk toe te spreken, hem ver giffenis en vooral haar vrijheid te i'agen. „Mijnheer Goldammer," begon zij Meesd, „beste mijnheer Goldam- mer, ach, ik weet wel, dat gij het zwaren hebben, niet gedwongen wor den, ten tweede heeft de rechter zich een oordeel kunnen vormen over de betrouwbaarheid van den getuige, en is het nu bestaande bezwaar wegge nomen, dat de rechter te spoedig af gaat op de geloofwaardigheid van wat onder eede is verklaard. Immers wat juist voor het zoeken van de waarheid van belang is personen die vroeger een meineed aflegden, omdat zij wisten, dat daar toch niet aan te ontkomen viel, zullen nu ver langen met een belofte te volstaan, maar juist daardoor des rechters bij zondere aandacht op hunne geloof waardigheid vestigen. Het blad meent, dat men het regee- ringsvoorstel met welwillendheid te gemoet moet komen, doch het maakt ook eenige tegenwerpingen Het belangrijkste bezwaar schijnt ons, dat aan den rechter de beoor deeling van de redelijkheid der mo tieven wordt opgedragen. Maar ook ons bezwaar, dat slechts voor hen, die niet tot een kerkgenootschap be- hooren, eed of belofte facultatief wor den gesteld, is niet zonder gewicht. Immers kan een lid van een kerk genootschap, evengoed als elk ander, bezwaar hebben tegen het afleggen van den eed. Gaat het aan dezulken achter te stellen bij hen, die tot geen kerkgenootschap behooren of met eik geloof aan God hebben gebroken? Dit is te onaannemelijker, omdat geen enkel kerkgenootschap de verplichting om een door de overheid gevorderden eed af te leggen oplegt, zoodat uit hel lidmaatschap van een kerkgenoot schap niet kan worden afgeleid, dat het lid die verplichting heeft aanvaard. Maar wij twijfelen niet of de mi nister zal, met medewerking der Ka mer, tot verruiming van zijn wets voorstel willen overgaan. goed met mij hebt gemeend, en ik voel ook wei, dat ik u krenkte, dat ik u onrecht aandeed. Gij haat mijn woord liet huwelijk verbond ons, maar maar ik geloofde, ik vreesde, dat wij toch niet bij elkaar hoorden. Nu onderstel ik, dat die goede Jeanne uw hart tot verzoening gestemd heeft." „Jeanne Jeanne I" riep hij wre velig, „zij is een egoïste, een ver liefde kat. Het was mijn eigen edel moedigheid. Doch vertel gij het ver der, Jeanne Duvernier I Ik ga weg Ik onttrek mij aan de verzoeking om te nemen, wat mij toebehoort, opdat het berouw mij niet overmeestert Hij keerde zich om en verliet in deftige houding de kamer. Marie ademde vrijer. Maar wat had dit alles te beduiden? Jeanne wierp zich aan haar borst, omvatte en kuste haar. „Hij heeft je al lang opgegeven," juichte zij „Nadat je gevlucht was, heeft hi; een klacht ingediend om te geraken tot herstel van de huwelijksgemeen schap. Zooals ik wei vooraf wist, gaf je aan geen van de drie op roepingen genoor en keerde niet Algemeen kiesrecht. Het hoofdbestuur van den Vrij zinnig-Democratisch en Bond heeft, na de beslissing der S. D. A. P., dat haar adresbeweging voor het algemeen kiesrecht een uitsluitend sociaal-democratisch karakter zou dra gen, besloten aan de algemeene ver gadering van November a.s. voor te stellen, een zelfstandige adresbe weging ter hand te nemen. Het Aig. Ned. Werkl. Verbond had tot het zeifde plan reeds vroeger het besluit genomen. Het ligt in de bedoeling, ook met andere voorstan der van algemeen kiesrecht ten deze samen te werken. Landweerofficieren. Naar aanleiding van de aanschrij ving van den minister van oorlog, waarbij bepaald wordt, dat onder officieren van het reservepersoneel der Landmacht en gewezen onder officieren van het leger hier te lande, voorloopig niet in aanmerking kunnen komen voor eene benoeming tot offi cier bij de Landweer, heeft het hoofdbestuur van „Ons Belang", vereeniging van onderofficieren enz., behoorende tot de Nederlandsche Landmacht, zich met een verzoek tot den minister van oorlog gericht, me- dedeelende dat het met leedwezen van deze bepaling heef; kennis ge nomen en verzoekende te willen voortgaan met de benoeming van Landweer-luitenants uit de reserve onderofficieren, die zich hebben ver bonden ingevolge art. 2 punt 6 der pensioenwet voor de landmacht, en, zoo daaraan niet zal kunnen worden voldaan, althans de onderofficieren nog te benoemen, welke voor den rang geschikt zijn en hun verlangen daartoe te kennen geven oi' reeds gaven. In het eerste geval binnen een aan te geven termijn. Als motieven van het verzoek worden o.m. aangevoerd, dat deze officieren voor de Landweer beter geschikt zijn dan die, welke zijn voortgekomen uit de categorie militie-luitenants en het reserve-personeel der le categorie van het reservekader, dat zoolang de instelling der reserve- en militie officieren er is, er zeer weinig redenen bestaan zeer verdienstelijke onder officieren van eene benoeming uitte sluiten, omdat zij belangrijk beter practisch en theoretisch als militair zijn onderlegd en dus als instructeur bij het voorbereidend militair onder richt en ae schietoefeningen tot 's lands weerkracht beter geschikt zijn. Voorts wordt „og aangevoerd, dat de bepaling het aanzien der onder officieren belangrijk verkleint, hetgeen met het oog op den tegenwoordigen geest onder het kader wordt betreurd, teleurstellend is voot hen, die den dienst verlieten in de verwachtirig eene benoeming te mogen erlangen en rekening hielden of moesten hou den met de toelage ad f 250 ais aanvulling van het inkomen Eindelijk wordt nog gezegd, dat de teleurge- stelden er door in moeilijkheden zijn geraakt, een gevolg van het plotseling staken der benoemingen,zonder eenige waarschuwing aan belanghebbenden. terug. En toen heeft hij echtschei ding aangevraagd wegens kwaadwil lig verlaten. De echtscheiding is uit gesproken en ieder oogenblik kan het rechterlijk vonnis hier thuis ge bracht worden." Marie'sprong met een luiden kreet op. „Is het mogelijk O Jeanne o JeanneGij lieve, goede Je anne, gij hebt mij geholpen. En zoo ben ik dus werkelijk vrij! vrij!" Zij lag aan de borst van haar vrien din, omhelsde en kuste haar. Zoodra Jeanne zich uit haar om helzing bevrijd had, zeide zij ver der; „Als de scheiding is uitgespro ken zal Anatole dadelijk onze onder trouw in orde brengen. Zie, lieve Marie, je hebt mij een veel grooteren dienst bewezen, dan ik jou bewees. Hij, hij was immers altijd het doel van mijn wenschen en nadat gij gelukkig weg waart, kon ik hem voor mij zien té winnen." Duizendmaal gelukgewenscht, lieve jeanne „Ja, ja, hij bemint mij, maar het zal toch beter zijn, als je hem zoo min mogelijk onder de oogen komt." „Juist, mijn wensch, ik zal hem ln verband met de afschaffing van den fouriersrang bij het leger heeft de minister van van oorlog bepaald, dat de onderofficier (korporaal), die den dienst van sergeant- (koporaal) fourier verricht, voortaan behalve de sergeants-(korporaals) chevrons op de iinkerbovenmouw één chevron zullen dragen, beginnende op 12 c.M. boven den elleboog. zooveel ontwijken, als ik kan." „Ach een mannenhart is zoo wan kel, en ik kan zonder mijn Anatole niet leven Zij wierp Mirie nog een kushand toe ea trippelde vlug de deur uit. Marie gevoelde zich, alsof zij van haar kelens bevrijd was. Zij hief de handen omhoog naar het zonnige stukje lentehemel, dat hier tusschen de hooge gevels en daken op haar neerzag, als een Godsoog, en fluis terde „O, wat ben ik blij en ge lukkig! Nu kan alles nog goed te rechtkomen Toen de dokter kwam, en de zieke zwak vond en zijn bezorgd heid over hem uitsprak, kwam er een droeve schaduw over het heer lijke gelukkige gevoel van Marie. Haar jonge ziel kon moeilijk besef fen welk groot verlies haar dreigde, De zieke bracht den dag in slui mering door. Tegen den avond, toen het avond rood de wolkjes aan den hemel kleurde en Marie bij haar vaders bed zat, trad Hans Assd met een vroo lijk lachje naar haar ioe en zeide, dat hij haar wilde aflossen, omdat In de op 8 November a. s. te openen najaarszitting van de Provin ciale Staten zullen behalve ingekomen stukken en mededeelingen van Ged. Staten, de navolgende voorstellen behandeld wórden. Een nader voorstel van Ged. Staten lot aanhouding van het verzoek van den gemeenteraad van Middelburg, om den aanleg te willen bevorderen van een verbindingsweg lusschen Noordbrabant en Zeeland. Daar ook thans 'net onderzoek daaromtrent nog niet is afgeloopen, stellen Ged. Staten voor, om het verzoek, evenals in de Zomerzitting, opnieuw in hunne handen testellen. Het aangehouden voorstel van Ged. Staten tot oprichting van een water schap tot instandhouding van den oever vóór de polders Noord-, Ser Lippens en Nieuw Otlhene en van de daarachter gelegen zeedijken, waarbij zijn gevoegd een nota van wijziging, de berichten van de be langhebbende besturen en eene met den minister van waterstaat gevoerde briefwisseling. Hét aangehouden voorstel van Ged. Staten tot wijziging van het reglement op het beheer der uitwatering door de Sluis in de Piet met eene mede deling van belanghebbende besturen en een nader schrijven van Ged. Staten. Voorstel van Ged. Staten tot af wijzing van het aangehouden verzoek van 1. J. Porrey te Ierseke, om sub sidie voor het overzetveer van Ierse- kendam op Gorrishoek. Bedoeld adres werd door de Prov. Staten in handen van Ged. gesteld om advies. Ged. Staten wijzen op de beslissingen der Staten van 1897 en 1908, waarbij op gelijkluidende verzoeken afwijzend werd beschikt. Genoemd college meent, dat in den toestand van het veer sedert dien tijd geen verandering gekomen is. Naar aanleiding van een paar door de vereeniging van Nederlandsche Loodwitfabrikanten ontvangen wer ken over het loodwit-vraagstuk, stellen Ged. Staten voor die stukken, evenals een vroeger verzoek van genoemde vereeniging in hun handen te stellen. Voorste! van Ged. Staten tot ver lenging van den termijn voor het in exploitatie biengen van den stoom tramweg van Hontenisse tot de Belgische grens in de richting van Selzaete. in het oorspronkelijk besluit tot het verleenen van subsidie was vast gesteld, dat de tram in exploitatie moest zijn voor 1 Juni 1911. Over eenkomstig het desbetreffend verzoek stellen Ged. Staten voor als datum te bepalen 1 Juli 1915. er iemand was, die haar wenschtete spreken. Marie verliet de kamer en ging in het kamertje van haar oom. Daar stond Hendrik, snelde naar haar toe en sloot haar in zijn ar men. „Marie Marie," fluisterde hij. „O Hendrik, lieve Hendrik, ik ban vrij ik mag de uwe zijn Zij hielden elkander vol zaligheid omklemd. Toen gingen zij naast el kaar zitten op de kleine sofa van Assel en vertelden elkaar hun ge dachten en wenschen. Hij vertelde haar van zijn zieie- strijd tijdens den winter, van zijn hoop en vrees om harentwege, en hoe grootvader hem nu eindelijk ge zegd had, dat zij, trots al haar te genweer, hem toch liefhad, en dat haar huwelijk heelemaal geen waar huwelijk was, alleen een wettelijke vorm 1 „Zeide grootvader niet, dat men de wet moet eeren „Hij heeft je reeds gezegd, dat men moest zoeken, om zulk een band, die u drukte, los te maken." (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1