19 September
pïo- 220.
48e Jaargang.
1910.
Maandag
Courant behoort een Bijvoegsel.
iscne Koningspaar in ons land.
elfde hoofdstuk.
Brieven uit de Hofsfad.
VLISS1NGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijn dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen, jj TELEF00NNCMMER 10. |J flbonnements-ftduerfenfiën op zeer uoordselige uoorioaarden
Nieuwe Abonné's, uitge
zonderd by wekelyksche be=
taling, ontvangen de dagelijks
verschijnende „VLISSING-
SCHE COURANT" koste.
|o0s tot 1 October.
Eene nabetrachting.
coo
Reeds is bijna een eeuw verloopen,
sinds het Weener Congres, dat na
jen val van Napoleon de ontredderde
Europeesche zaken ging regelen, de
onvergeeflijke fout beging van Noord
en Zuid-Nederland te vereenigen. Hoe
gewenscht ook in het noorden een
tachtig bolwerk tegen Frankrijk was
en hoewel de regeering van een
protestantsch vorst over het katholieke
België tot op zekere hoogte nog
denkbaar was, ondenkbaar was de
ineensmelting van twee volken van
zoo onderscheiden aard. Het was
inderdaad of de geschiedenis voor
Weener Congres niet bestond,
kan het verklaren dat de Noord-
Nederlanders het een streelende ge
vonden, te worden verheven
tot den rang van een Staat, die in het
Europeesch concert zou meetellen.
Even verklaarbaar is het, dat in de
Zuidelijke Nederlanden, die geen
zelfstandigheid meer kenden en sedert
eeuwen ten speelbal van de groote
mogendheden, Spanje, Frankrijk en
Oostenrijk, verstrekten, niet terstond
oppositie gevoerd werd tegen het
besluit van het Congres, dat die
gewesten verhief tot een deel van een
zelfstandigen staat. Wat was er over
gebleven van de macht der fiere
Belgische steden, eens de schoonste
parel aan de Kroon van Spanje, die
tol aan Karei V de wassende macht
der Bourgondische en Oostenrijksche
buizen tegenhielden en aan Maria van
Bourgondië het groot-privilege af
dwongen? Eeuwen lang het tooneel
<an strijd en daardoor van armoede
en verval en van geestelijke minder
waardigheid. Sedert de middeleeuwen
bijna zonder geschiedenis en zonder
alles wat een volk tot volk maakt,
scheen die met bloed doorweekte
bodem voor de vrijheid niet meer
geschikt en was zijne opneming in
een grooter Staatsverband op zich zelf
leeds een verheffing.
Toch had dit alles r.iet mogen doen
voorbijzien, dat alie gegevens voor
een vereeniging ontbraken eene
vereeniging van twee volken, in alles
onderscheidenin taal, godsdienst,
standpunt van beschaving, verleden,
eeden en denkwijze. De zuidelijke en
Daar kwam de kleine goede tante
el de melk. Marie dronk met groote
"Sen en meende, dat nog nooit iets
«r zoo heerlijk had gesmaakt,
„zie je wel, kind, je bent heelemaal
geput, nu zal het wel beter met je
Zij
>n l
i'i haar
- vroeg naar de geboorteplaats
„.,1. het meisje en vertelde, hoe lief
moeder altijd had gehad. En
,slotte zeide zij: „Wees maar niet
j> Voor vader, hij is eigenlijk zeer
L J" het zal wel goed met je
"•m komen." Zij legde haar arm
°m het
zich toe.
meisje en trok het naar
enD;f"ch Kruse zat in zijn kamer
vEr., de aanteekeningen van z!!"
ootc-n kind. Zij waren met va:
de noordelijke Nederlanden, tusschen
welke nimmer een innig verband
bestond, waren volkomen van elkander
vervreemd en in elk opzicht voor
eikander totaal ongeschikt.
Voor ons, van ons onpartijdig stand
punt, zijn dit alles sinds lang onweer
sprekelijke waarheden, die er ons
innig dankbaar voor doen zijn, dat
de vereeniging van zulke uiteenloo-
pende bestanddeeien slechts vijftien
jaren heeft geduurd op zich zelf nog
veel te lang, zooals door de gebeur
tenissen van 1830 en 1831 bewezen
ismaar in ieder geval niet lang
genoeg om naderhand niet ais goede
buren, in vriendschap en wederzijd-
sche waardeering met elkander te
leven. Beter zou het geweest zijn,
indien de fout van 1815 in. 1831 voor
goed ongedaan ware gemaakt. Had
Koning Willem I een beter inzicht in
de zaken gehad, zeer droeve tijden
zouden ons gespaard zijn geworden
maar zijn halsstarrige weigering om
België'sonafhankelijkheid te erkennen,
maakte het leven op voet van gewa-
penden vrede voor ons onvermijdelijk
en eischte schatten, die slechts te
vinden waren uit den jammerlijken
druk, op de bevolking van Indië
geoefend. Diezelfde toestand was
oorzaak dat onze staats- en maat
schappelijke instellingen op hetzelfde
standpunt van ontwikkeling bleven
staan en alles kwijnde.
Voor het beëindigen van dien
recht droevigen toestand kunnen wij
niet dankbaar genoeg zijn. Een treu
rig tijdperk van onze geschiedenis
was daarmede afgesloten en de on
partijdige geschiedschrijver, dien het
alleen om de historische waarheid te
doen is, is gedrongen tot de erken
ning dat aan de gebeurtenissen van
voor en in 1830 onze Belgische na
buren verweg de minste schuld had
den. De vereeniging met Nederland
en het regeeringsbeleid van Koning
Willem I, zoo geheel persoonlijk als
het was, waren voor hen een ont
goocheling, die hen het gebeurde
diep deed betreuren en hen naar
middelen deed omzien om de onna
tuurlijke en ondraaglijke banden te
verbreken.
Het is evenzeer een onwederspre-
keiijk feit, dat België zich zijn vrij
heid en zelfstandigheid volkomen
waardig heett gemaakt. Men heeft
die vrijheid hoog gewaardeerd en al
zucht het !ar,d nog altijd onder de
gevolgen der staatkundige en geeste
lijke onderdrukking van eeuwen lang,
al is de zedelijke ontwikkeling van
het volk nog niet hoog gestegen, het
intellect der groote massa nog bene
den peil, op hei gebied van handel
en industrie heett het een reusachtige
ontwikkeling getoond en geniet in
het buitenland aller achting.
Lang heeft het geduurd, eer de
hand geschreven, zijn oude oogen
konden de letters nog wei zien, maar
dikwijls ging het niet bestdan was
het, als verduisterde zijn blik, en hij
moest met de hand langs de oogerr
vegen.
Hij had sinds al die jaren gedacht
in zijn volle recht te zijn en zachtere
gedachten aan de overledene van
zich afgezet. Nu plotseling, nu hij
haar smeekingen, haar geklaag en het
verhaal van haar lijden las, opende
zich het lang gesloten vaderhart in
zijn borst, en een gedachte, een vraag,
kiopte aan zijn geweien„Was ik
niet te hard, te streng jegens haar
Hij wilde echter niet meer over
die dingen denken. Haar kind was
er, waar hij heelemaal niets van wist,
dat kon hem dus alles uitvoerig van
haar moeder vertellen.
Nadat hij tot het bewustzijn was
gekomen van de aanwezigheid van
zijn kleinkind, stond hij langzaam op,
opende de deur van zijn kamer en
riep„Marie
Het meisje snelde onder hevig
hartkloppen naar haar grootvader toe.
„Kom binnen
Zij volgde hem, zijn toon was nie
scheeve verhouding der beide buren
na de erkenning in 1839 begon te
verbeferen. Zelfs onder koning Wil
lem III vermeed men eikander nog,
als twee buren, die ruzie hebben ge
had en elkaar niets willen toegeven
maar toen koning Leopold het eerst
de hand toestak en zijn wensch te
kennen gaf om ons land te bezoeken,
toen was de" grondslag voor een
betere verhouding airas gelegd.
Sedert duurt die vriendschappelijke
verhouding fusschen de beide volken
voort, waarvan zij beiden de voor
deden ondervinden en het bezoek
van het tegenwoordige zoo sympa
thieke Belgische koningspaar en de
hartelijke ontvangst die het Neder-
landsche volk het heeft bereid, heeft
dat opnieuw bevestigd.
Daarbij moet het ook blijven. Wij
gevoelen ontzaglijk veel sympathie
voor het maatschappelijk zoo nijvere
Belgische volk. Wij gevoelen ook
veel sympathie voor dat deel van
het volk, hetwelk ons door de taal
eenigszins verwant isal is de
Vlaamsche beweging niet altijd even
natuurlijk geweest en al is het
eenigszins kunstmatig gevormde
Viaamsch geen Nederlandsch. Maar
dit alles neemt niet weg dat wij ge
heel verschillende voiken zijn en
blijven. De Beigen zuilen nooit Ne
derlanders en de Nederlanders nooit
Belgen worden en, ware het wèl zoo,
het zou opnieuw tot beider schade
zijn.
Neen, wij streven niet naar kunst
matig gelegde banden maar wat wij
wèl doen, dat is van harte deelne
men in het geluk, dat aan onze
Belgische naburen, waarmede wij
altijd in vrede en vriendschap hopen
te leven, is te beurt gevallen, door
het bezit van een koning, zoo bij
uitnemendheid geschikt om het land
datgene te schenken, wat nog steeds
aan zijn opvoeding ontbreekt. Ko
ning Albert is een man van kracht
en energie een man die de wereid
heeft gezien die leeft als een ge
woon burger met en te midden van
zijn volk, die geen verschil maakt
tusschen het eene deel der natie en
het andereeen man, vrij van de
vooroordeelen, die nog zoo vaak in
hoogere kringen heerschen die de
sociale toestanden kent en een open
oog heeft voor de sociale nooden.
Aan zulk een man aan het hoofd
van den S tacit had België in de aller
eerste plaats behoefte, in een tijd
zoo vol gewicht, waarin het gewor
den is een koloniale mogendheid
van beteekenis, waarin de kentering
in de staatkundige en geestelijke
overtuigingen duidelijk waarneembaar
en wellicht eerlang het regeerings
beleid een anderen koers zal volgen.
Nu het hooggewaardeerde bezoek
is afgeloopen en de grondslag is
onvriendelijk, dat gaf haar moed. Hij
wees naar een bankje, en zij plaatste
zich tegenover hem het licht stond
tusschen hen op het tafeltje, en de
brieven lagen er naast.
„Hoe lang is uw moeder dood
„Reeds langer dan twee jaar. Het
zal u verwonderen, dat ik aan haar
opdracht niet eerder voldaan heb,
maar ik heb de brieven eerst gisteren
gevonden."
Zij vertelde van de droefheid en
zwakheid van haar vader na den dood
van haar moeder, en hoe hij met
angstige schuwheid alle aanraking
met hare zaken hadontweken.Het weer
zien daarvan zou item telkens weer
opnieuw bedroefd hebben. „Zoodoen
de is het gekomen, dat baar schrijf
tafel onaangeroerd is gebleven."
„Ik zal," sprak de oude man, „den
wensch van de doode vervullen. Men
moet iemand na zijn dood geen haat
meer toedragen. Er staat geschreven
Vergeeft elkanderDaarom neem
ik den vloek van haar weg, die
hare ongehoorzaamheid eenmaal ge
volgd is."
„O grootvader, ik dank uMa
rie gleed van haar plaats, zonk op
gelegd voor een tegenbezoek, dat
aan ons vorstenpaar zeker alle vol
doening zal schenken, nu de
feestvreugde meer voor een kalmer
stemming heeft plaats gemaakt, nu
zal men zeker in Nederland alge
meen instemmen met beschouwingen
in den geest ais het bovenstaande.
Wat wij van en voor België hopen
en verwachten, dat is op zich zelf
belangrijk genoeg, maar het moet
niet worden vastgekoppeld aan Ne-
derlandsche belangen, veel meer aan
de economische belangen var. het
land zelf, maar ook van het groote
wereldverkeer.
Dat deze vooral zullen bloeien en
groeien en tot hun volle recht komen
en, boven alles, dat Beigië, onder
het langdurig bestuur van zijn sym-
phatieken vorst, een land moge wor
den van groote moreele ontwikkeling
en beschaving, dat is onze hartelijke
wensch, zoo als het onze overtui
ging is dat niemand daaraan ijveri
ger en oprechter zal medewerken,
dan de hooge gasten, die ons zoo
juist hebben verlaten.
LXXX1V.
„Kunst aan 'tvolk" Schoone
leuze van den dag, maar 't mocht
watZalig zijn de idealisten, die
meenen ooit de menigte tot werkelijk
aesthetisch genieter, te kunnen op
voeren Neen, kunst, werkelijke, naar
aesthetische bevrediging strevende
kunst, is geen artikel voor Jan en
Alleman, die heusch niet op schoon
heid uit zijn, maar wel op verstrooi
ing, vermaak, pret. Kunst aan het
volk paarlen voor de zwijnen
Wie het niet gelooft en van zijn
aesthetisch-altruïstisch idealisme ge
nezen wil worden, neme maar eens
de proef
Nu bedoel ik met „het volk"
geenszins de z.g.n. lagere rangen der
maatschappij, 't Bezit van geld, po
sitie of rang geeft waarlijk geen
schoonheidsgevoel of kunstbesef. Al
leen maar, in de iets hoogere, d.w.z.
welgestelde of „deftige", maatschap
pelijke kringen behoort de „Kunst"
tot de mode. Men mag er geen aan
spraak maken op de vereischte on
derscheidingen „beschaafd" en „ont
wikkeld", of anders gezegd men
behoort niet thuis in deze kringen,
wanneer mei. niet op gezette tijden
met een diepzinnige gelaatsuitdruk
king in de concertzaal zit als daar
Wagner of Beethoven of liever nog
Strauss en andere onsterfelijken
worden gevierd ais men niet in
den schouwburg blij-, treur- en andere
spelen van het seizoen bijwoont met
een beleefd glimlachje van welwil
lende kritiekals men zich niet
de knieën en drukte hare lippen op
de hand van den ouden man.
,,lk zegen je in haar plaats," fluis
terde hij bewogen cn legde zijn rech
terhand op haar hoofd. „En sta nu
op, kind, en zeg mij eens, hoe iang
je bij mij kunt blijven."
Het meisje zat blozend tegenover
hem. Nu moest zij van haar toestand
van haar nood en het huwelijk ver
tellen, die haar uit liet huis had ge
dreven. Zij wilde alles openlijk be
kennen maar dat zij getrouwd was,
en zoodoende aan Goldaminor door
de wet verbonden was, dat bracht zij
niet over haar lippen. Deze strenge
mar. zou haar misschien dwingen,
naar den doodeiijk gehaten man terug
te keeren dien zij gelökkig was ont-
loopen. Hij mocht alles.weten, maar
niet het i-aa'ste, het verschrikkelijke
wat haar hedenmorgen in wanhoop
had doen viuchten.
Zoo begon zij te vertellen van het
ongelukkig huiselijk leven na den
dood van haar dierbare moeder. Hoe
haar vader zoo moedeloos en terneer
geslagen was geworden, dat hij zijn
zaak heelemaal had laten verloopen
en hoe zij daardoor afhankelijk van
laat „meesleepen" door de zangerige
en bordpapieren romantiek van nim-
mer-verouderende opera's (om van
zalmneusjes als Electra, Salomé en
dergelijke nog te zwijgen), ja, hee
lemaal „bij" is men eigenlijk eerst
als men zelfs nu en dan een door
de-weekschen of een Zondagmiddag
voor een gedeelte zoek brengt op
een schilderijententoonstelling, waar
men gaarne een onvoorwaardelijk
geloof hecht aan het genie van kun
stenaars met beroemde namen en
intusschen voor zichzelf de heime
lijke overweging maakt, dat de hup
pelende en halsbrekende heerlijk
heden van een „Scala" of „Flora"
en het vroolijk geraas van een wit-
gejurkt bierorkestje het gemoed toch
meerder bevrediging schenken dan
de „hooge" kunst van een Maris of
een Breitner
Niet, dat ik een achtbaar gedeelte
van mijn medemenschen gevoel voor
en oordeel over waarachtige kunst
zou willen ontzeggen. Dat is even
ver van mij als dat ik zou ontkennen,
dat beschaving en vooral ontwikke
ling (en ook welgesteldheid) een zeer
gunstigen invloed kunnen hebben op
de ontwikkeling van het kunstgevoel
mits de aanleg aanwezig is. Maar
de groote hoop, ziet U neem me
niet kwalijk, maar ik ben zoo vrij te
meenen, dat 't met den kunstsmaak
van den grooten hoop heel dunnetjes
is gesteld.
En wat de meer beschaafden ver
bergen achter een schijn van be
langstelling of althans achter een
scherm van bescheiden beleefheid,
dat toont de onbeschaafde in rauwe
naaktheid. Een treurig staaltje daar
van hebben wij pas beleefd in de
Hofstad, waar dan toch het publiek
over 't algemeen wel niet barbaar-
scher zal zijn dan elders. Het was bij
de vertooning van Vondel's „Adam in
Ballingschap", door Rooyaards' „Too
neel" in het Gebouw voor Kunsten
en Wetenschappen. Dit stuk is van
een zoo hoogen en heiligen ernst,
een zoo waarachtige heiligheid, dat
zelfs den stoutsten spotter de lust
tot profanatie wel moet vergaan.
Niet aizoo het Haagsche Zondag
avond publiek Meer dan ergerlijk
was de houding van de menschen
op galerij en tribune. Er werd telkens
gefloten, reeds in 't eerste bedrijf, en
bij de pakkendste tooneelen klonken
de meest misplaatste „grappen" en
het vervelendst gegrinnik en gegichel
luid door de zaal. Toen Eva, in de
prachtige, aangrijpende verleidings
scène ais Belial's lokstem haar ver
leidt, de hand wtifehnd naar den
appel uitstrekte, klonk het luid
„Afblijven, afblijven". In het slotbe
drijf jouwde de domme massa den
gevechtsengel na, toen deze met
diepe stem zijn „Adam, Adam" klin-
hun huisheer waren geworden. Met
groote liefde sprak zij van haar veel
jarigen huisgenoot, oom Hans Assel,
die een tweede vader voor tiaar was
geworden. „Moeder heeft mij vroeg
alles geleerd wat betreft het huis
houden, zoodoende nam ik dadelijk
na mijn belijdenis haar vee! werk
uit de handen en heb gedurenae
haar ziekte en daarna onze huishou
ding geheel alicen bestuurd.
Grootvader knikte goedkeurend.
„Daar er weinig verdiend werd,
wist ik bij de grootste spaarzaam
heid niet, wat ik doen moest." Zij
vertelde van de toenadering van den
welgesteideu weduwnaar, die haar
vader geld leenue, hoe hij baar
bedreigde, en hoe zij eindelijk om
haar vader uit zijn wanhopigen toe
stand te redden, tot den moeilijken
stap had besloten om met Goldam-
mer te trouwen. „Toen dit was ge
beurd, kreeg oom Hans een erfenis.
Hij bood mij aan, al onze schulden
te betalen en voor papa te zorgen.
(Wordt vervolgd.)