jen.
31.
nen
Maandag
8 Augustus.
48e Jaargang.
1910.
- 0,55
- 1,80
Een verjaardag.
Feuilleton.
ierstraat
No. 184.
30E
KER
- 5,50
gij te Courant behoori een Bijvoegsel.
Brieven uit de llofstad.
|nging,
enz.
EIST.
ildraad
Draad-
3id8toe-
:RPEN.
elders een
iember bij
/a!straat49,
j <9®
eit zich aan
ASSURAN-
Rotterdam,
opmansgoe-
Rivier- en
ikenstraat.
vende
f O.50
- 5,
- O,
agelscb6
3nd met
VLISSIINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÊNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
Er zijn drie honderd vijf en zestig
dagen in een jaar, en 't zou dus wel
een wonder mogen heeten, wanneer
er ten minste niet één was in den
kring onzer lezers, wien deze regelen
niet juist op den verjaardag bereiken.
Hij (of zij) moet ze dan maar als
een gelulcwensch beschouwen.
Hoogst waarschijnlijk komt dit ge
legenheidsartikel voor meer dan
één persoontje van pas, en wanneer
dat het geval mocht wezen, dan ma
ken wij hun allen het complimet van
den dag, met den hartelijken wensch
dat ze zich nog niet zullen rekenen
tot de pessimisten, zooals zeker
iemand van de familie van juffrouw
Nurks, die meende dat men iemand
op zijn verjaardag eigenlijk moest
condoleeren, omdat hij dan weer een
jaar nader aan zijn levenseinde ge
komen was!
Het heeft op ons altijd den indruk
gemaakt, dat de man zwaar gesou
peerd en zijn maag bedorven had
anders zou hij dat misselijk gezegde
zeker achterwege gelaten hebben
tegenover degenen, die hem met een
vroolijk gezicht en een goeden wensch
kwamen complimenteeren.
Wij hebben den verjaardag altijd
als een gelukkige dag beschouwd,
die wel de moeite waard is er even
bij stil te staan maar, eerlijk gezegd,
zouden wij er niet aan gedacht
hebben, daarover vandaag iets te
schrijven, als er niet een bijzondere
aanleiding was geweest en zich niet
het zeer belangrijk feit had voorge
daan, dat Jan vandaag zijn verjaardag
viert.
Jan is onze dreumes van negen
jaar. Wij hebben de eer hem hierbij
aan onze geachte lezers voor te
stellen, wat sommigen misschien
vervelend, anderen wellicht heel in
teressant zullen vinden. Wij voor ons
zouden liever den middenweg be
wandelen in overeenstemming met
de personage, waarvan hier sprake
is. jan is niet buitengewoon braaf
en ook niet buitengewoon ondeugend;
met al de gebreken en eigenschappen
aan zijn leeftijd eigenop school
geen hoogvlieger, maar ook geen
achteraankomerenfin in alles een
beetje ordinair en die ons de zeer
moeilijke kunst van opvoeden niet al
te moeilijk maakt. Nevens zijn vele
tekortkomingen heeft hij eenige kleine
deugden, die hem misschien in zijn
later leven nog eens te pas zullen
komen. Bovenal houdt hij, wat wij
in een jongen 't liefst zien, bespotte
lijk veel van zijn moeder, die in alle
levensomstandigheden zijn eenige
toevlucht is. In zijn langdurig bestaan
3.)
Hij zocht uitvluchten, want den
vriendelijk gezinden kapper wilde
jj'l niet ronduit afwijzen. Ernil Lie
breich was trouwens geen man, die
'hnk een besluit kon nemen.
«Natuurlijk betaal ik alle kosten,"
zei Qoldammer, terwijl hij de sleutels
'n zijn broekzak liet rammelen. „Ik
weet wel, vriend, dat ge zulke bui
tengewone uitgaven niet doen kunt."
„Als ik dat buiten rekening laat,
zal er toch niets van komen," ant
woordde de fotograaf zacht. „Mijn
dochter zal niet willen, ze is helaas
wat eigenzinnig."
„Ja, mijn waarde, hoe ge het klaar
speelt met dat stijfkopje, is uw
zaakiaat me vanmiddag maar we-
ten> of mijn uiinoodiging wordt
aangenomen. Kom, ik ga weg
Adieueh [,ij ging heen.
heeft hij nog geen enkelen nacht
doorgebracht onder een ander dak
dan waaronder zij vertoefde en is er
ook met geen stokken vandaan te
krijgen. De voorspiegeling van een
verblijf op de kostschool is in minder
goede oogenblikken voldoende om
hem in den meest berouwvollen
zondaar te veranderen. Zijn moeder
is zijn goede engel en wij hopen
maar dat zij het lang voor hem blij
ven mag. Wij kunnen die schutsen
gelen op den levensweg nu eenmaal
zoo bezwaarlijk missen
Wanneer het waar is dat geschen
ken de vriendschap doen leven, dan
heeft onze jongen op dezen dag over
gebrek aan vriendschap niet te kla
genmaar voor zoover de kring
onzer bemoeiingen zich uitstrekt,
dragen wij daarbij zorg voor de
noodige matiging, houden rekening
met redelijke wenschen en vooral met
behoefte.
Behalve vader en moeder leveren
alle broertjes en zusjes hun contingent.
Zij dragen allen het hunne bij
en sparen daarvoor. Het moet geen
zaak van koopen en betalen, het moet
een zaak van 't hart wezen.
En wat het g e b r u i k der ge
schenken betreft, om ze te gebruiken,
om er van te genieten, worden zij
gegeven. Wij hebben het altijd heel
onmenschkundig gevonden, om een
kind iets te geven en er dan later
angstvallig voor te waken, dat het
geschonken voorwerp toch vooral
niet te veel gebruikt wordt. Afblijven
is de boodschaphoogstens gebruiken
op Zon- en feestdagen en steeds
onder toezicht. Maar wij leggen toch
geen museum voor onze kinderen
aan En wat doet het er toch ook
eigenlijk toe, of d i t een deuk heeft
of dat een stukje mist Onze
jongen heeft een heele paardenver-
zameiing; maar hei oudste van den
stal, het kleinste, lang niet mooi
meer en dat nog maar drie poolen
heeft, dat heeft hij het liefst en het
slaapt nog vaak in zijn bedje. Dat
is het kinderlijke in het kind en dat
moeten wij aanmoedigen, niet tegen
gaan.
Overigens geven wij gaarne toe,
wat in meer of minder oorspronke-
lijken vorm bewaard kan blijven,
dat moet niet worder. verwaarloosd.
Vader en moeder kunnen daar veel
aan doen. Langzamerhand krijgen
onze kleinen dan toch, maar langs
natuurlijken weg en met vrijen wil,
een museum van voorwerpen, die
even zoovele dierbare herinneringen
vormen herinneringen die in lateren
tijd menige weemoedige gedachte
aan lang vervlogen tijden en aan lang
gestorven geliefden zullen opwekken;
'maar die aan den anderen kant niet
zullen nalaten haar invloed ten goede
Liebreich verbood den hond, die
den kapper nablafte, nam het diertje
op den arm en fluisterde „Wij zijn
altijd goede vrienden. Ja, laat die
anderen maar loopen, die gaan ons
niet aan." Zoo sprekende ging hij
met zijn hondje op den schoot bij
het venster zitten.
Daar werd aangescheld en weinige
oogenblikken later stak Assel het
hoofd door een kier van de deur en,
nog buiten adem van zijn werk aan
de lift, zeide hij„Een dame met
twee kinderen is erik geloof,
dat het de vrouw is van den rijken
slager, die op den hoek van de
Kroonstraat woont."
„Het kan nu niet. Ze moet maar
eens terugkomen," riep de fotograaf
barsch.
Assel zeide nog een paar woorden
om zijn neef tot nadenken te stem
men, doch hij begreep spoedig, dat
in deze stemming niets met zijn
vriend te beginnen was. Hij trok
dus de deur dicht en wist zelfs de
verontwaardigde slagersvrouw over
te halen tot de belofte, dat zij zou
terugkomen om haar portret te laten
maken.
Abonnements-Aduertentiën op zeer uoordeelige uoorivaarden
op het gemoed te oefenen en te stalen
in den kamp van het leven.
Zóo trachten wij allen den ver
jaardag van onzen jongen en te
zijnen tijde van al de onzen tot
een waren feestdag te maken, die
ware blijdschap in het jonge gemoed
kan doen ontstaan en tevens den
stempel van ernst op het jonge leven
kan drukken.
Dat gaat natuurlijk zoover als de
kring onzer bemoeiingen gaat. Daar
buiten moeten wij het nemen zooals
hef valt. Er zijn ooms en tantes en
die vergeten onzen jongen niet
maar ailen gedenken hem op hunne
eigene wijze en dit is ook alweer
niet vrij van eigenaardigheden en de
een is in den huiselijken kring
vrij wat welkomer dan de ander.
Daar heb je tante Bet. Het goeje
mensch is niet vlug ter beenmaar
ze zou liever van het andere einde
van het land komen loopen om onzen
jongen, die ze haar jongen noemt,
geluk te wenschen, dan dat ze zich
berooven zou van het genoegen van
hem haar pakje te overhandigen.
En dat pakje Och 't is heusch niet
veel, wat het bevat, 't Qoeje mensch
kan niet veel missenmaar ze geeft
wat ze heeft en 't hart is er heele-
maal bij.
Tante Jans zou het cadeau van
tante Bet niet eens aankijken. Ze
komt altijd heel deftig aanzetten, met
een keurig mooi en groot pak, en
wanneer ze dan in alle plechtigheid
en deftigheid haar felicitatie heeft
gedaan, dan moet de jarige bij haar
komen en begint de kerk, zooals
onze jongens ondeugend zeggen
want er komt zoo'n roerende straf
predikatie over dankbaarheid en on
dankbaarheid en over onverdiende
zegeningen en over beterschap, en
over groot en braaf worden, dat
je stom van verbazing wordt
over dat meesterstuk van ijskoude
welsprekendheid. En mijn jongen
O, hij gevoelt ook wel dat tante's
hart er niet bij ishij aanvaardt
dankbaar het kostbare geschenk
maar de preek van tante laat de
wijsneus het eene oor in en het an
dere uitgaan. Kinderen zijn kinderen
ze voelen de natuur welHoe komt
het anders dat het cadeau van tante
Jans 's avonds vergeten in een hoek
staat en het poovere geschenk van
tante Bet dan nog een eereplaats
inneemt? Omdat tante 3et, die geen
langdradige zedepreken houdt met
jonge kinderen, de natuur, de waar
heid en de oprechtheid zelve is en
ze altijd in 't goede, ook in eenvoud
en kinderlijkheid, voorgaat.
Niet dat men niet eens een beetje
komedie zou mogen spelenmaar
dan moeten de menschen weten dat
het komedie is en een kind ziet dat
al heel gauw. Daarom is oom Karei,
Bij Liebreich werd de lust tot
werken al minder en minder. Zoo
lang zijn vrouw leefde, had hij
aan haar een steun gehadnu hij
haar miste, scheen hij naar ziel en
lichaam verslapt te zijn. Om zijn
flinke dochter bekommerde hij zich
weinig, die kon zich wel redden.
Tot haar geluk had haar moeder
tot haar zestiende jaar het meisje
aan ernstigen arbeid gewend, zoodat
Marie nu in staat was zichzelf te
besturen.
Marie gevoelde wat in haar vader
omgingzij begreep zijn treuren om
de geliefde doode, want ook bij haar
had het lang geduurd, eer zij wat
bekomen was van den zwaren slag.
Doch haar frissche jeugd en de
noodzakelijkheid van het huiswerk,
de verzorging der beide mannen
hielpen haar de smart overwinnen.
Daar de fotografie zaak voortdurend
achteruitging, zou zij haar vader en
haar oom weldra moeten herinneren
aan hun plicht, maar ze zweeg,
omdat haar vader nog altijd het geld
had gegeven, dat zij voor de huis
houding noodig had. Zij was vroolijk
en welgemoed, zooals van jonge
die goeje vent, zoowat de meest ge
liefde gast van den heelen feestdag.
Je kunt hem hooren aankomen op
een uur afstands, en wanneer hij met
zijn geweldige vuisten tegen de deur
rammelt, met zijn dikken stok de
kamer in komt zwaaien en met iedere
hand één van zijn leege zakken om
keert, dan schatert de jeugd het al
uit van 't lachen. Ze weet wel wat
ooms kunsten waard zijn en zien er
niets geen been in om hem weder-
keerig een kool te stoven van wat
blief je me. Oom Karei is op zijn
manier een geboren opvoeder, die
zijn volkje kent en er op rekenen
kan. Hij is in lief en leed de hulp
en toevlucht van de heele bende en
om zijnen 't wil doet ze ietteriijk alles.
Oom Karei doet het feest altijd
met een vuurwerk eindigen, wel te
verstaan met de een of andere aar
digheid die de vréugde ten top doet
stijgen en wanneer onze jongen
moest kiezen tusschen oom zelf en
oom's cadeau, dat ten slotte toch
nog uit den dubbelen bodem van
oom's hoed te voorschijn komt, hij
zou zich geen oogenblik bedenken
om van het laatste afstand te doen.
Ieder baant zich op zijne eigene
wijze den weg tot het kinderhart,
als hij het ten minste doet, en
die het doet zal een weltoebereiden
akker vinden, waarin het goede zaad
der menscheljjke vriendelijkheid we
lig tiert.
Zie zoo, nu is die gelukkige dag
alweer voorbij. Nogmaals, wel ge
feliciteerd en nog velen na dezen
LXX1X.
Ik weet zeker, dat nergens in ons
land de verjaardag van onze Konin
gin-Moeder met zooveel opgewekt
heid wordt gevierd als in onze Re
dende, en dat ligt dan ook wel voor
de hand. Immers nergens weet men
beter, dan juist hier, welk een sym
pathieke persoonlijkheid deze Ko-
ningsvrouwe is, hoezeer zij meeleeft
met het Nederlandsche volk, hoezeer
voorai haar deelnemende belangstel
ling en haar hulp gericht is op de vele
lijdenden in ons land.
Liefde voor Koningin Emma, ge
voegd bij de groote Oranje-gezindheid
van alle rechtgeaarde Hagenaars
en niet te vergeten hun niet te stillen-
feesthonger, die zich met graagte op
alle gelegenheden werpt, ziedaar
factoren te over om den 2en Augus
tus tot een echten feestdag te maken.
Een van de voornaamste factoren
echter is het wederEn dat heeft
dezen keer boven verwachting mede
gewerkt.
Reeds den vooravond waren ontel
bare Hagenaars in de gewenschte
menschen is te verwachten.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Na het middagmaal, toen Marie
de keuken opgeruimd en zich wat
opgeknapt had, ging zij bij oom
Hans. De kleine man zat over zijn
werk gebukt aan de groote tafel, en
was zoo zeer in den arbeid verdiept,
dat hij haar binnentreden niet hoor
de. Achter hem staande bedekte zij
onverwacht zijn oogen met haar
handen, doch Hans raadde dadelijk,
dat zij het was. Zij kwam bij hem
zitten op den hoek van de tafel,
haar gewone zitplaatsje, sedert de
laatste tien jaar als ze in deze kamer
kwam. Zoo konden ze elkaar het
best aankijken en met elkaar bab
belen.
Zij haalde haar breiwerk uit den
zak en vroeg „Wat ben je nu weer
aan het maken?"
„Ik ben bezig aan een machine
voor den landbouw. Maar hoor eens,
kind, waarom ben je toch zoo on
vriendelijk tegen onzen huisheer?
Hij kan ons veel kwaad doen."
„Ik kan dien vervelenden Qoldam
mer hoe langer hoe minder uitstaan.
stemming gebracht door het schit
terende vuurwerk dat in Schevenin-
gen werd ontstoken. Niets trekt zoo
veel menschen naar onze badplaats
als een vuurwerk en op dezen prach-
tigen Maandagavond was de toe
vloed enorm, 't ls haast ongelooflijk
dat al die duizenden 's avonds al
zal het voor velen wel nacht gewor
den zijn weer op diverse manie
ren zijn thuis gekomen. Eindeloos
bijna waren de menschen-slingers.
die, door de politie netjes in 't ge
lid gezet, bij de verschillende tram
halten stonden opgehoopt na het
vuurwerk. Dat queu-maken is toch
maar een uitstekende uitvinding!
Dinsdag was het al vroeg te be
merken, dat het een echte feestdag
worden zou. Op straat was een toe
nemende drukte, waaraan de buiten-
menschen, die geleidelijk de stad
kwamen inzwermen, het hunne bij
droegen. Den Haag scheen ais een
bijzondere groote aantrekkingskracht
uit te oefenen, ook op allerhande
zwervers, die als straatmuzikanten
en met andere vermomde bedelarij
hun slag kwamen slaan. Aan de
grens van de gemeente, waar de po
litie trouw de wacht hield was al
spoedig een soort Zigeunerkamp van
een vijftigtal woonwagens, aan dit
zwerversvolkje behoorende, gevormd.
De Prinsengracht bood weer het
schilderachtige tooneel van een oud-
Hollandsche kermis, te echter en te
schilderachtiger omdat men hier de
moderne „pracht"-inrichtingen mist,
maar de clou gevormd wordt door
den ouderwetschen „draaimolen", ge
flankeerd door het „hoofd van Jut",
het kalf met twee koppen, oliekoe-
ken- en poffertjeskramen en wat nog
meer tot het geurig en lawaaiig ker-
misgedoe behoort.
De parade was het eerste groote
nummer op het program. Een para-
in Den Haag op 't mooie Malieveld,
en dan bij prachtig weer, is een
heel bijzonder schouwspel en dui
zenden bij duizenden bewogen zich
dan ook in die richting door de stra
ten, die zoo feestelijk er uitzagen
met al die vlaggen en de gepavoiseer-
de tramwagens. Schitterend schouw
spel deze parade, een pracht van
kleurige uniformen, infanterie, grena
diers en jagers, artillerie met de ka
nonnen, cavalerie op de flinke paar
den, overal wuivende officierspluimen,
schittering van goud, en telkens de
muziek met indrukwekkende vader-
landsche of vroolijke militaire klanken.
In den namiddag kinderfeest in
den Koekamp, waaraan niet minder
dan 1500 kleinen deelnamen. Men
kan zich voorstellen, hoe dat jonge
goedje zich vermaakte, hoe het zich
de eet- en drinkbare goede gaven
lieten smaken en met hoeveel ijver
het deelnam aan de verschillende
Vroeger ging ik dikwijls naar bene
den om met de winkeljuffrouwen te
praten, toen heb ik dikwijls met
Florian gestoeid. Tegenwoordig ver
mijd ik allen omgang met hen.
Mijnheer Qoldammer is zoo over-
vriendelijk en wil me telkens aan
pakken, ik moet grof worden om
hem van mijn lijf te houden. En hoe
vriendelijker hij is, hoe koeler juf
frouw Jeanne is, en vroeger waren
we toch bijzonder vertrouwelijk met
elkaar."
Met een veelzeggend glimlachje
haalde de kleine man de schouders
op. Wat zij argeloos liet passeeren,
begreep hij volkomen. Het zou jam
mer zijn voor Marie, dacht hij, maar
haar toekomst zou verzekerd zijn, en
haar vader, zijn arme ziekelijke
vriend, die voortdurend afnam in
geschiktheid voor zijn arbeid, zou
ook nog in een goede haven aan
landen. Goldammers vrouw was zeer
geschikt voor de winkelzaak, doch
ze was altijd sukkelende. In haar
laatste levensdagen, nu zes jaar ge
leden, had hij een directrice in dienst
genomen om zijn vrouw te helpen.
(Wordt vervolgd.)