lisator. C= [antoor Maandag' =ER sit Gotdtra. No 160 48e Jaargang. 1910. ft# Juli. Dit iniMrli!$taat unladen Gemeentebestuur. 't Kom! al bij beurten. Feuilleton. Brieven uit de flofsfad. ROENTEN, D st met agenten p te geven, iet 16 Woonhuizen, b. n. o. stig voor werkplaats, str. Oppervl. 90 cA, oulevard De Ruyter, ter- en slaapkamer, >r- achter- er. slaap- serre, keuken, closet- ers. Voor- en achter- b. n. o. beneden voorkamer, Boven twee kamers, eer geschikt om tot [ken winkelstand, elk winkel, 2 alco- plaatsje met wasch- fcoven, achterkamer, der stad, b. n. o. lers, keuken en bij- 4800. o. 2 kamers, keuken, e. i den Boulevard Evert- den nieuwen winkel zolder, 2 platformen, de le etage 2 kamers e 3 kamers, zolder, -. Gas. t. weg. of verkoop aan hel jaar), de eigenaren zelven de helft van boven- •Ij, zijn doorloop end ur. 2.23 12.40 8.51 7.56 5.53 615 6.56 6.35 7.44 8.15 8.49 9.34 9.51 10.18 10.31 10.61 10.59 6.33 s? tn O 2- 7.40 8.39 7.40 9.07 tl O sr Cu 10.21 10.34 I) 11.23 11.35 10.47 .1 n srvoert reizigers T;a JJoitfl roor minder 0B .an fl.» s3 2.6 6.18 12 1.29 f6.03 ,0 3.05 7.16 11 3.52 8.01 12 4.14 3 20 j8 4.23 8.34 8.4? 9.10 lo.ri VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. BEKENDMAKING. Buitengewone verkiezing van twee leden-patroons van de Kamer van Arbeid voor de Metaalbewer king te Vlissingen. Burg. en Weth. van Vlissingen gezien het Koninklijk besluit dd. 23 Juni 1910, no. 35; brengen ter algemeene kennis dat de buitengewone verkiezing van twee leden-patroons van de Ka mer van Arbeid voor de Metaalbe werking, alhier zal plaats hebben op Woensdag 27 Juli 1910 en de herstemming zoo noodig op Maandag 8 Augustus 1910; en dat de stembriefjes moeten wor den ingeleverd tusschen 11 uur- des voormiddags en 3 uur des namid dags in de trouwzaal ten Raadhuize, atwaar het stembureau zal zitting houden. Vlissingen, 9 Juli 1910. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, W1TTEVEEN. Reeds in den oertijd der geschie denis van het menschelijk geslacht, wordt gezegd dat, alle de dagen der aarde, zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet zullen ophouden. Het beginsel van orde en regelmaat, hier uitgesproken, is in de geheele schep ping neergelegd en omvat al het geschapene. Wij zouden de boven omschreven voorbeelden van regel- matigen terugkeer met tallooze andere kunnen vermeerderen. Het is een ontegenzeggelijke waar heid, dat wij die orde niet altijd doorgronden en dat wij ze niet overal terugvinden. Ja, het komt somtijds voor, dat wij ons een zekere wanorde voorstellen, die op het eene of andere punt heerschen zou. Inderdaad ligt dat aan ons. Overal zijn de sporen te vinden van vaste regelen, die alles beheerschen en die wij gewoon zijn natuurwetten te noemenmaar wij kennen die wetten nog slechts ten deele, en die wij kennen kunnen wij nog niet allen of niet ten volle ver klaren. Wat is het nog betrekkelijk 20.) o- TELEFOONNUMMER 10. fibonnements-flduertentiën op zeer uoordeeüge voorwaarden Na een zoolang tijdsverloop zijn de nu ontstane indrukken uitgewischt ik keer naar hier terug, en mocht ik hem wederzien, dan zal 't mij weinig -rosten, hem als een vreemde te begroeten. Dus naar Kalifornië, zei John Lhinaman nadenkend 't is een verre reis, en de omstandigheden zijn daar anders dan hier. Doch het zij zoo. Waar mijn goudgevederde paradijs vogel heentrekt, daar is ook de be stemming van den ouden Fo, en een dame en kunstenares van uw rang is overal zeker van de voorkomend ste- ontvangst. Wanneer vertrekken Wl] - Met het eerst van hier vertrekkend schip naar Havanna; daar gaan we aan boord van een stoomboot naar New-York, schreef Lucile. Ik behoe1 kort geleden, dat de hoofdpunten in de beweging der hemellichamen ge noegzaam onbekend waren, en telkens komt het voor, dat men zich verplicht ziet om vroegere meeningen te laten varenslechts droppelsgewijze wor den de geheimen der natuur ons geopenbaard. Hel is slechts schijnbaar zoo, indien wij meenen dat de scheppings orde, hoe schoon op zich zelf, aan het leven zekere eentonigheid schenkt. Het tegendeel is waar. Wij bezitten daaromtrent verschillende uitspraken, aan welke niemand een groot gezag ontzeggen zal. In de eerste plaats Johann Wolfgang von Göthe, die meent dat alle welgevallen in't leven op een regelmatigen terugkeer der uitwendige dingen gegrond is. „De afwisseling van dag en nacht, zegt hij, der jaargetijden, der bloesems en vruchten en alles van dien aard, dat we genieten kunnen en moeten,, dat zijn de eigenlijke drijfveeren van 't aatdsche leven." En hoe heerlijk schoon zegt niet George Eliot „Wij zouden de aarde niet half zoo lief kunnen hebben, als we er onze kinds heid niet op hadden doorgebracht, als het niet dezelfde aarde was, waar iedere nieuwe lente dezelfde bloemen ontluiken, die wij met onze teedere handjes afplukten, toen wij, op het gras gezeten, onze eerste woordjes stamelden, waar wij in den herfst dezelfde rozenbottels en roode haag doornbessen aan de heggen hebben gezien, dezelfde roodborstjes, die wij Gods vogeltjes plachten te noe men, omdat zij geen kwaad aan het kostbare koren deden welke nieuwig heid kan tegen die lieve eentonigheid opwegen, waar al wat ons omgeeft ons bekend en geliefd is, omdat het bekend is Wanneer wij ons beklagen over eentonigheid, over gebrek aan afwis seling, het vervelend vinden dat de eene dag juist gaat als de andere, dan vergeten wij ons eigen aandeel daarin, en vergeten bovendien ook, dat dit niet een gevolg is van de scheppingsorde. Op een andere plaals hebben wij 't al eens opgemerkt, maar mogen het hier nog wel eens herhalen, dat niets het leven ondra gelijker zou maken, dan wanneer niet alles gebonden was aan wetten, die wij slechts gebrekkig kennen, doch waarvan wij zeer goed kunnen zien dat orde en evenwicht ze beheerschen. Het afmattende, het doodende der onzekerheid, kwelt ons niet en de hoop begeeft ons nimmer. Is de regelmaat der stoffelijke wereld ons ten deele een wonder, ten deele een verborgenheid, in sterker mate is dat het geval met de zedelijke, waaromtrent wij zelfs zeer vaak in twijfel staan of daarin niet veel meer van toeval en onzekerheid sprake is. slechts mijn besluit bekend te maken, en niets staat mij in den weg. Zooals vanzelf spreekt houden wij de zaak geheim. Zijn we vertrokken dan mag het ruchtbaar worden waarheen we ons begeven, dan bekommer ik me er niet meer om. Dat zal nog zes dagenduren, reken de John Chinaman uit, zoo onverschil lig alsof 't geen verre reis, maar slechts een korte wandeling betrof, en de docter zal komen en naar u vragen. Wat moet ik hem zeggen, zoo ge hem volstrekt niet wilt weder zien Luciles voorhoofd werd bewolkt. Zij dacht aan de genoeglijke oogen- blikken, die zij in het gezelschap van haar vriend Percy had doorgebracht hoeveel moeite hij zich gegeven had om haar het verkeer met anderen ge makkelijker te maken en meer om haar geest te vormen. Doch eenige oogenblikken later kwam haar de herinnering aan haar laatste onderhoud met hem weder helder voor den geest. Haar anders zoo levendige oogen staarden som ber voor zich, vast drukte zij de lippen op eikander. 's Menschen lot is schijnbaar zoo wisselvallig, er heerscht vaak zooveel duisterheid in. Wij aanschouwen daarin niet dien regelmatigen terugkeer van vreugde en verdriet, van voor- en tegenspoed, zooals wij de lente en den zomer, den herfst en den winter elkander zien opvolgen. Om ook hier met de zekerheid der wetenschap aan dag en nacht, aan zaaien en oogsten te kunnen gelooven, wordt een groote ervaring en veel en ernstig nadenken vereischt. Toen onze oude vriend, op wiens hoeve wij als kinderen zoovele ge lukkige dagen doorbrachten, zijn hek versierde met het ons toen nog zoo raadselachtig opschrift,'t Komt al bij beurte n", toen had hij niet alleen de afwisseling in de na tuurlijke, maar ook wei degelijk die in de zedelijke wereld op het oog. Ook daarin heerschen wettenook daarin zijn het niet de wanorde en het toeval, die de feiten en omstan digheden beheerschen. Dat zien wij vaak niet en dikwijls is het ook niet zichtbaar, zooals wij de werking der natuurwetten kunnen gadeslaan. Hier is.noodig: de vaste overtuiging dat alles komt uit eene en dezelfde hand, dat de uitwendige dingen van het leven geen andere bron hebben dan de inwendige. Hier is noodig, een ontzaglijk groot vertrouwen, dat zelfs stand houdt, waar het schijnbaar wordt beschaamd. Het leven is een afwisseling van hoop en vrees, van neerlaag en over winning, van vreugde en verdriet, van voor- en tegenspoed, van geluk en ongeluk en van honderd andere dingen meer, die tegenover elkander staan. Van dat alles wordt niets ons gespaardmaar van dat alles wordt ook niets ons onthouden en daarom behoeft ook hier het afmattende, het doodende der onzekerheid ons niet te kwellen. Evenmin als de schepper de aarde woest en ledig heeft willen laten, evenmin wil Hij dat ons leven woest en ledig zij maar daarbij is wel degelijk aan den mensch zelf een groote en grootsche taak over gelaten. Zoo min als de natuur tot haar volle recht komt, waar niet de nijvere hand van den mensch arbeidt en zaait, zoomin zal ons leven tot zijn volle recht komen, waar wij ook op dat gebied niet arbeiden met alle kracht die in ons is. Maar indien wij dat doen, en wanneer wij aandach tig alles gadeslaan en alles opmer ken, dan zullen wij de heerlijke er varing opdoen, dat ook hier de arbeid nimmer onbeloond wordt gelaten en dat de hand die het zaad uitstrooit, ook steeds eenige vrucht zal oogsten. Naast de vrees za! er altijd plaats zijn voor de hoop. Geen nederlaag behoeft ons te ontmoedigen, want elke nederlaag Iaat de plaats voor Wijs hem af, schreef zij met zoo hevige ontroering dat haar pen het papier doorboorde. Ge zijt vinding rijk, verzin de eene of andere vol doende reden. Zeg dat ik ongesteld ben, dat ik in een stemming ben die me niet geschikt maakt om een be zoek te ontvangen. Zeg wgt ge wiit, maar laat hem niet bij mij binnen noch hem, noch een ander, 't Zal me buitendien moeite genoeg kosten, tot den laatsten dag mijn taak op het toor.eel te vervullen. Wat zal hij wel denken?sprak John Chinaman peinzend. Volstrekt geen kwaad, was Lu ciles antwoord. Neen, dat kan hij niet. Hij kan niet gelooven dat ik ondank baar zou zijn. Maar ik wil hem schrij ven dat is het minste wat ik kan doen opdat hij een vriendelijke her innering aan mij beware. Aandachtig ias John Chinaman deze verklaring. Hij had niets meer tegen te werpen of koesterde mis schien de hoop, dat Luciles gedach ten zouden veranderen of zich met minder onaangename zaken bezig houden, want hij nam weder naald en draad en zette zijn arbeid voort. een overwinning open, waar wij niet ontmoedigd zijn, maar volhardend blijven strijden. De vreugde des levens wordt vaak door lijden en verdriet onderbroken maar nimmer gaat de zon voor altoos onder over ons pad en de morgenstond van een nieuwen blijden dag mogen wij altijd weer verwachten, des te biijder, waar het lijden ons gestaald, de smart ons gereinigd heeft. De voorspoed zal niet steeds ons deel zijn zeker zal nog eens tegenspoed voigen maar ons uitzicht op het tegenoverge stelde is even groot. Geen leven is een aaneenschakeling van geluk, wat misschien maar bedwelmen zou en ons ten slotte het ware genot ont nemen maar geen leven is ook een aaneenschakeling van lijden en ver driet, een nacht zonder sterrelicht. Waarlijk, 't komt al bij beurten, en d a t het al bij beurten komt, dat is juist de grootste zegen voor den mensch; dat leett hem leven, dat verhoogt zijn levenslust en zijn levens genot, dat is bij uitstek geschikt om hem waarlijk tot mensch te vormen. De wetten, die het onzichtbare, het zedelijke levensdeei beheerschen, die zullen wij wellicht nimmer leeren erkennenmaar als we ze dan maar erkennen en er ons vrijwillig aan onderwerpen, dan zal dat ons leven een wijding geven en den levens stroom leiden in de ware richting. LXXV. Het geeft een Hagenaar altijd een eenigszins eigenaardig gevoel als hij van schilderijen-schenkingen hoort, want de Hofstad is immers de stad die voor zulke schenkingen moet be danken wegens. gebrek aan plaats, een oude grief waarover ik het niet hebben wil. Wel over de magnifieke schenking, waarvoor mr. Roosegaarde Bisschop uit Londen is komen over steken naar Den Haag, om haar aan minister Heemskerk over te dragen. De schenkers zijn weder de heer en mevrouw Drucker, onze te Londen wonende landgenooten, die het Ne- derlandsche volk reeds eenigen tijd geleden voor eeuwig ten zeerste aan zich hebben verplicht door hun werkelijk vorstelijke schenking van verschillende kostbare schilderijen, die in het Rijksmuseum te Amsterdam zijn ondergebracht. De heer en mevrouw Drucker waren zoo opgetogen over de be langstelling door de Koningin voor de Drucker-collectie betoond, toen de Vorstin deze bij Haar jongste verblijf te Amsterdam bezocht en de heer Drucker zelf de eer genoot Hare Majesteit te mogen rondleiden, en zijn bovendien zoo ingenomen Zooals Lucile gewenscht had, ge schiedde. Percy werd afgewezen, doch slechts ééns. Hij begreep de reden, en het minste teeken was voldoende om hem te doen afzien van elke poging, om een omgang weder aan te knoopen, die Lucile zoo blijkbaar opzettelijk afgebroken had. Hij ging ook niet meer naar den schouwburg, want hij wilde alles vermijden wat zijn lieve leerlinge aan datgene her inneren kon, wat, zooals hij nu ge looven moest, de kiem legde tot smartelijke beschouwingen over haar tot nu toe met blijmoedige onder werping gedragen lichaamsgebrek. Een week was sedert zijn laatst bij de jonge danseres afgelegd bezoek verstreken, toen hem des morgens een brief werd gebracht. Hij herkende dadelijk haar handschrift, en haastig, door een verontrustend voorgevoel gedreten, brak hij den brief open. Snel las hij den in teekens geschreven inhoud „Dierbare vriend en weldoener! „Als ge dezen brief leest, ben ik ver van hier. Maar ik kan niet ver trekken zonder u een hartelijk vaar over de wijze, waarop de collectie thans is geherbergd, dat zij dadelijk na hun terugkeer te Londen met den heer Roosegaarde Bisschop in over leg traden om een nieuwe schenking aan den Staat der Nederlanden voor te bereiden. In het Rijksmuseum hangen twee doeken van Anton Mauve „Het moe ras" en „De moestuin", en een doek van Willem Maris, „Eenden". Boven dien bevinden zich daar eeti tafel opgelegd met ebben en palissander houteen stel meubelen van noten hout met opengewerkte rugleuning en zitting van gebloemde zijdezes stoelen en 'en fauteuil van notenhout, dezittingen bekleed met rood Utrechtsch velours (Louis XVI). Die doeken en die meubels waren door den heer Drucker aan het Rijksmu seum in bruikleen afgestaan. Al deze kostbaarheden hebben de heer en mevrouw Drucker thaus eveneens aan den Nederlandschen Staat geschonken. Waarlijk het Ne- derlandsche volk heeft reden tot groote dankbaarheid- Terwijl het groote concours hip- pique op het nieuwe reusachtige sportterrein van „Houtrust", onder de zeer gewaardeerde belangstelling van Prins Hendrik en met de minder gewaardeerde medewerking van den regen teneinde spoedt, hebben we al weer een ander feest in 't zicht. Den Haag hangt van feesten en vermaken aan elkaar. Het hoofdcomilé der vereeniging„Het Nederlandsche Roode Kruis" wil den 9en Augustus a. s. in den namiddag tegen een toe gangsprijs van f 1 ten bate van de algemeene kas dier vereeniging een tuinfeest geven, waaraan ver bonden zal zijn een tentoonstelling op kleine schaal van verplegings- en transportmiddelen ten behoeve van de gewonden en zieken op en nabij het slagveld. De Koningin heeft hiertoe het park van Haar paleis „Huis ten Bosch", als blijk van Hare hooge beianstelling in het streven der vereeniging, wel willend ter beschikking gesteld van den voorzitter van het Hoofdcomité, Prins Hendrik. Bij het feest zal de Kon. Militaire kapel van het regiment Grenadiers en Jagers, welwillend aangeboden door den kolonel-commandant van genoemd regiment, een muziekuit voering geven. Het Haagsche Mannen- zoomede het Haagsche Vrouwencomité van het Nederlandsche Roode Kruis, evenals de Nederlandsche Vereeniging voor Roode-kruishonden en verschillende particulieren, hebben hun medewer king toegezegd. Dat belooft dus weer wat voor de vele uitgaande Hagenaars Men heeft het druk over de „van wel gezegd en nog etns mijn whrm- sten dank voor uw liederijk onder richt betuigd te hebben. Dat ik in den laatsten tijd vermeed u té ont moeten, vindt zeker de vriendelijkste verontschuldiging. Hoe het te verkla ren, weet ik niet, maar zonder het te vermoeden, hebt ge mij er toe gebracht, dat ik het mij opgelegde treurige lot smartelijker gevoe! dan ooit te voren. Ik ben niet in staat de menschen aan te zien zonder te denken, dat hun deelneming en leedwezen ook nog uit andere redenen ontstaan dan alleen om mijn sprake loosheid, en dat ze bij mij dezelfde gevoelens veronderstellen ais bij zichzeiven. Ge ziet, ik ben oprecht en vertrouwelijk, zooals ge 't aan mij verdiend hebt. Ik heb tijd en een geheel nieuwe omgeving noodig, om mij te herstellen, mijn vroegere kalmte te herkrijgen en te vergelen. Ik moet weder zoo zorgeloos worden als voorheen. Waarheen ik ga moet vooreerst voor u een geheim blijven. Zeeën en landen zullen tusschen ons liggen, maar ge zult van mij hooren. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1