Eerste Blad.
Draagt
Plouvier's
Schoenwerk.
Maandag
13 Juni.
Dit nummer bestaat uit 2 bladen
9e verzorging onzer ermen.
Op fes ËitiMof.
No. 136
1910.
Gemeentebestuur
Feuilleton.
48e Jaargang.
Brieven uit de fiofstad.
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
GENEESKUNDIG
STAATSTOEZICHT.
De Burgemeester van Viissingen
brengt ter kennis van belangheb
benden dat blijkens bij hem inge
komen ambtsbericht, Taganrog is
besmet verklaard wegens Aziati=
sche cholera.
Viissingen, 10 Juni 1910.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
II. (Slot.)
Het tweede beginsel der zooge
naamde armenwet van 1854 is het
reeds genoemde subsidiair karakter
der burgerlijke overheid.
Volgens de bedoelde wet is de zorg
voor de armen geen burgerlijke plicht.
Wel kan ook de overheid helpen, wel
zijn er burgerlijke armbesturen, maar
die hulp komt maar in de tweede
plaats (subsidiair). Geen burgerlijk
armbestuur toch mag onderstand aan
armen verleenen, dan na zich voor
zooveel mogelijk te hebben verzekerd,
dat zij die niet van kerkelijke of
bijzondere instellingen van weldadig
heid kunnen bekomen, en dan nog
slechts bij volstrekte on
vermijdelijkheid.
Ofschoon het beginsel, dat de arm
verzorging van overheidswege slechts
in de tweede plaats mag komen, nog
het minst bestrijding heeft ondervon
den en velen dezen toestand in over
eenstemming beschouwen met het
liefdadig karakter des volks en de
regeering meent dat de meest ge-
wenschte toestand zou bereikt zijn,
wanneer de kerkelijke en bijzondere
liefdadigheid alles kon doen, is
dit echter feitelijk niet het geval en
daarom moet er wel, uit een oog
punt van algemeen belang, burgerlijke
armverzorging wezen. Regelen daar
voor kunnen dus in de wet niet
worden gemist, maar het beginsel dat
alleen mag worden gegeven in geval
van volstrekte onvermijdelijkheid,
heeft steeds aan veel kritiek blootge
staan niet zoozeer om de practische
strekking van het voorschrift, want
men heeft van die volstrekte onver
mijdelijkheid alles gemaakt wat men
wilde. In Friesche gemeenten is het
20.)
-o—
Alleen de moeder van Frans gaf
lucht aan hare vreugde en kon niet
genoeg den moed en de zelfopoffering
van het meisje roemen. Lind geleek
een door den bliksem getroffen eik,
die nog wel een enkelen groenen tak
heeft, maar overigens op verdorren
staat. De overlevering aan de hofstede
verbonden, zou verloren gaande
naam Lind zou in het vergeetboek
geraken en na eenige jaren zou men
nauwelijks meer weten, dat hier sinds
honderden jaren achtereen éen geslacht
geleefd had. En hij, die weinige
weken geleden de toekomst zoo vol
hoop had tegemoet gezien, zou dat
moeten beleven. Nergens gevoelde
de oude man zich meer thuis en in
de laatste weken was hij wel tien
jaar verouderd. Hij zeide meer dan
eens, dat hij er naar verlangde naast
zijn vrouw in het graf te liggen.
voorgekomen dat men 's winters
arbeiders bedeelde, die in den zomer
duizend gulden verdienden, en dat
men geld uit de armenkas gaf aan
menschen die gingen huwen, om een
huis te bouwen
De wetgever heeft gewild dat geen
onderstand van overheidswege zou
worden verleend, wanneer de armoede
niet zoo ver gaat dat de arme ge
vaarlijk wordt voor de openbare orde
maar men is het er vrij algemeen
over eens dat, om gevaarlijk te worden,
de armoede zulk een ontzettende
hoogte niet behoeft te bereiken. Vaak
is het voorgekomen dat ellende niet
gelenigd werd, omdat zij toch nog
wel erger kon wordenmaar ook
kwam het voor, dat jaar in jaar uit
de schrale bedeeling, die aan de oor
zaak der armoede nooit een einde
maakte, werd voortgezet, hetgeen met
het beginsel der wet niet strijdt. De
regeering erkent overigens ook, dat
de praktijk zich aan de theorie niet
gehouden heeft, maar de burgerlijke
armenzorg herhaaldelijk getreden is
buiten de enge grenzen der wet,
zoodat hulp op ruime voet werd
geboden; .maar ook daaraan waren
weer groote bezwaren verbonden
want nu ging de prikkel ontbreken
om zich z^f te helpen hoe ruimer
bedeeling hoe meer men daarop ging
leunen en steunen. Bij dat geven op
ruimer schaal dan de wet toelaat ging
men echter zonder eenig stelsel te
werk. Eerst in den laatsten tijd heeft
men getracht daarineenigeverbetering
te brengen, door samenwerking met
particuliere krachten maar ook dit
gaat buiten de wet.
Met handhaving van het subsidiair
karakter der burgerlijke armenzorg,
is nu evenwel in toestemmenden zin
de vraag beslist, of zoogenaamde
dubbele bedeeling toelaatbaar is. Het
ontwerp bepaalt dat de ondersteuning,
door de burgerlijke instellingen en
door de burgerlijke overheid recht
streeks te verleenen, beperkt is tot
het noodzakelijke, en dat zij slechts
kan worden verleend aan hen, die en
voor zoover zij zeiven zich dat nood
zakelijke niet kunnen verschaffen, het
niet ontvangen van kerkelijke, bijzon
dere of gemengde instellingen, of van
bloed- of aanverwanten of anderen,
tot het verstrekken daarvan in staat
en ingevolge een wettelijken onder
houdsplicht daartoe gehouden.
Voorts wordt getracht eenige één
heid te brengen in de behandeling
dier gevallen van zoogenaamde dub
bele bedeeling. Het ontwerp bepaalt
daaromtrent dat, indien de arme reeds
ondersteuning ontvangt van eene
andere instelling van weldadigheid,
Er werd intusschen overal onder
zoek gedaan om van Johan, levend
of dood, eenig spoor te vinden, doch
alles bleef vruchteloos. In den om
trek gal men uiting aan het vermoe
den, dat de jager Werner er wel
meer van weten zou. Men geloofde
vast en zeker, dat die man een
sluipmoord op den jongen Lind had
gepleegd.
Eindelijk kwam er een brief van
Lize, waarin ze den dag van haar
terugkomst met Frans meldde. De
dokter had verklaard, dat kapitein
Scheffer en zijn oppasser zoover
hersteld waren, dat ze zonder gevaar
konden ontslagen worden uit het
hospitaal, om thuis verder te gene
zen. Te München nam de kapitein
afscheid met de belofte, dat hij Frans
zoo spoedig mogelijk in Tegemsee
zou komen opzoeken.
Bij de aankomst te Holzkirchen
zag het jonge paar reeds van verre
den ouden knecht Claus met het
wagentje aan het station staan. Maar
was die oude man daar Lize's va
der Wat was er toch met hem ge
beurd, dat hij zoo verouderd was,
dat hij er zoo vervallen uitzag? Lize
TELEFOONNUMMER 10.
over het verzoek om ondersteuning
niet wordt beslist, dan nadat zooveel
mogelijk overleg is gepleegd met het
bestuur van die instelling. Voor het
geval ondersteuning mocht worden
toegekend, wordt zooveel mogelijk
gestreefd naar samenwerking en een
heid in de ondersteuning en hetgeen
daarmede samenhangt.
Blijft alzoo het subsidiair karakter
der burgerlijke armenzorg behouden,
het beginsel om slechts te helpen bij
volstrekte onvermijdelijkheid is prijs
gegeven en bij de proeve eener nieuwe
regeling dienaangaande, welke het
ontwerp bevat, is aangenomen dat de
weg ter veibetering door den grond
slag van de burgerlijke armenzorg,
behartiging van het algemeen belang
is aangegeven. In beginsel, dit is de
gedachtengang der regeering, moet
de overheidszorg er niet op gericht
zijn, dat de arme in nood gelaten
wordt. Men moet trachten hem uit
zijne hulpbehoevendheid op te helpen,
omdat eerst wanneer dit gelukt is,
gezegd kan worden dat het belang
der maatschappij zoo goed mogelijk
behartigd is. Intusschen zal dan toch
slechts moeten gegeven worden wat
noodig is tot bereiking van dit doel,
een minimum dus; want zoodra men
dit minimum overschrijdt, kan er
alleen sprake wezen van bevrediging
van persoonlijke wenschen en dat
wordt door de behartiging van het alge
meen belang nietgeëischt.En ten slotte
moet dat minimum zoowel van stof-
felijken als van onstoffelijken aard
zijn. Het stoffelijke moet het noodza-
lijke levensonderhoud bevatten het
onstoffelijke, toezicht, raad en bijstand.
Waar het op de praktische uitvoe
ring dezer gedachten aankomt, blijven
de gemeenten, onder toepassing van
het hoofdbeginsel geheel vrij in de
wijze van handelengeen dwang
wordt opgelegd en de gemeenten
moeten zeiven weten op welke wijze
zij de wettelijke voorschriften zullen
toepassen. Slechts zijn in het ontwerp
eenige algemeene regelen aangegeven,
waaraan de plaatselijke besturen zich
zullen hebben te hóuden, b.v. dat er
bepaalde regiementen van bestuur en
organisatie zullen moeten wezen dat
ondersteuning telkens slechts voor een
bepaalden termijn mag worden toe
gekend; dat Gedeputeerde Staten
kunnen beslissen dat ondersteuning
zal worden verleend en ook een
toegekende ondersteuning kunnen
verhoogen, enz.
Al is het standpunt der regeering
in enkele opzichten niet het onze
en ai achten wij het zelfs gewaagd,
de werking der wet tot op zekere
hoogte van de medewerking of niet
sprong uit den waggon, vloog op
haar vader toe, sloeg haar armen
om zijn hals en bedekte zijn gelaat
met kussen.
Toen ook Frans hem hartelijk had
begroet en geen woorden genoeg
kon vinden, om Lize's gedrag te
roemen, gevoelde de oude man on
danks zijn verdriet zijn hart warmer
kloppen bij de gedachte, dat hem
nog een dochter was overgebleven,
die hem hartelijke genegenheid toe
droeg en hem in zijn laatste levens
dagen troost kon bieden.
Onderweg vertelde Lind zoo om
zichtig mogelijk wat er'voorgevallen
was, dat men van Johan geen enkel
spoor gevonden had en deze dus
ongetwijfeld dood moest zijn.
Je moest het toch weten, zei
de oude man, en dan is het maar
beter, dat ik het je vertel dan een
vreemde.
Lize zat onbewegelijk stil in haar
ontsteltenis. Zoo was de lijdenskelk
dan nog niet geledigd. Ze had ver
wacht in een huis vol vreugde te
komen en ze kwam in een huis vol
droefenis. Ze had haar verloofde be
houden, maar haar broeder verloren.
flbonnements-flduertentiën op zeer uoordeelige uooruiaarden
medewerking van al of niet der wet
goedgezinde besturen van instellingen
van weldadigheid te doen afhangen,
het ontwerp zelf maakt geen onaan-
genamen indruk en het is trouwens
geheel gebaseerd op de gedachte dat
vrijheid om ai of niet mede te werken,
tot vrijwillige medewerking zal nopen.
Wij hopen van harte dat de regeering
zich geene illusiën zal hebben ge
maakt en indien die hoop vervuld
wordt, dan zij wij overtuigd dat dit
ontwerp, wet geworden, veel tot ver
betering van sedert lang onhoudbare
toestanden zal kunnen bijdragen.
LXXI.
In mijn vorigen brief trouwe
lezers zullen het zich herinneren
gaf ik te kennen dat de heeren ge
meente-ambtenaren naast hun luid
ruchtig geroep om lotsverbetering ook
wel eens een oogenblik dankbaar ge
stemd mochten zijn bij het bedenken
van alle bittere levensmisère in an
dere kringen dan die der ambtenaren,
in kringen waar men niet zoo ge-
makkellijk er. zeker met minder kans
op succes, de groote trom kan roeren.
Ik heb hiermee een onverwacht en
spoedig succes gehad, want bijna
onmiddellijk is dat door mij verlangde
woord afgekomen, uit de pen van nie
mand minder dan de redacteur van
het Centraal Bureau voor Perszaken
van den Nederlandschen Bond van
Gemeente-Ambtenaren. (Oef, dat is
een heele schrijfMijn dank daar
voor.
Overigens laat de geachte schrijver
duidelijk blijken, dat mijn epistel aan
heeren Gemeente-Ambtenaren niet
aangenaam is geweest en bij wijze
van protest betoogt hij met omhaal
van woorden, dat gemeente-ambte
naren net menschen zijn als andere
menschen. Nu, daar twijfel ik niet aan.
Dat er hard-werkende ambtenaren
zijn (zoogoed als geweldige „lijntjes
trekkers" in particulieren diensten
dat er onvoldoend gesalarieerde amb
tenaren zijn (zoo goed als ruim be
zoldigde personen in particulieren
dienst), och, dat wist ik wel reeds,
maar met zulke waarheden-als-koeien
verandert men de verhoudingen niet.
En de verhouding brengt nu eenmaal
mede, dat de ambtenaar in vele op
zichten een bevoorrechte positie heeft
tegenover den werker in particulieren
dienst. Gevallen van het tegendeel
doen aan die verhouding niet af of
toe. De geachte schrijver vergist zich
overigens als hij denk, dat ik daarom
met ambtenaren-haat bezield ben.
Zoo kwamen ze op den Lindenhof.
Moeder en zoon sloten elkander, in
de armen en weenden vreugdetranen,
het waren de eenige, die daar ge
.stort werden. Er werd nu geraad
pleegd wat te doen en meu kwam
overeen, dat Frans op den Lindenhof
zou blijven, totdat hij geheel her
steld was. Resi wilde weder naar
haar woning terug, maar vader en
dochter wisten haar te bewegen, om
tenminste voorloopig ook op de hof
stede te blijven en de huishouding
te helpen bestieren. Het leven op
den Lindenhof kreeg zoodoende een
geheel andere wending dan vroeger,
en dit werkte weldadig op Lize, die
treurde over het verlies van haar
broeder. Allengs begon Frans ook
wat aan te sterken, zoodat hij reeds
eenig licht werk kon doen.
Op zekeren dag ontving Frans een
biljet, waarin hem gelast werd als
militair gekleed in de naburige gar
nizoensstad te verschijnen. Hij was
daarover volstrekt niet gerust. Hoe
groot was echter zijn blijdschap, toen
hij voor het front van de aanwezige
troepen versierd werd met het IJzeren
Kruis als belooning voor betoonden
Zóö dom ben ik niet, waarde heer
Grooter is echter zijn vergissing,
waar hij blijkbaar de strekking van
mijn epistel niet heeft begrepen. Ik
had, dacht mij, toch voldoende doen
uitkomen dat ik den luidruchtigen
strijd der gemeente-ambtenaren voor
positie-verbetering zeer natuurlijk en
verdedigbaar vind. Maar juist tegen
over die luidruchtigheid vond ik het
noodig ook eens even de bescheiden
opmerking te makendat er nog
wel andere menschen dan ambtenaren
in de wereld zijn, voor wie er toch
zeker óók niet een paradijs-op-aarde
bestaat.
De heeren gemeente-ambtenaren
draaien steeds met veel misbaar de
ééne zijde van de medaille naar voren.
Wat hun goed recht en zelfs hun
plicht is. Maar mijn goed recht is
het en tot op zekere hoogte mijn
plicht indien ik de waarheid wil
dienen door herstel van verkracht
evenwicht om ook de andere zijde
eens te toonen met bescheiden ge
baar. Nu komt de redacteur van het
Bureau met den langen naam en kan
niet ontkennen dat ik de ommezijde
der medaille overeenkomstig de
waarheid heb geschetst, maar hij
draait ze wéér om en toont den an
deren kant op'nieuw. Hij heeft gelijk
er zit propaganda in Maar op die
manier kun je aan 't draaien blijven
zonder er mee op te schieten. Ik
stop dus.
Van harte hoop ik, dat het de
gemeente-ambtenaren steeds beter
moge gaan, maarniet hun alleen
Scheveningen neemt alweer zijn
echte zomersche uiterlijk aanvooral
op de prachtige dagen die we gehad
hebben was het op 't strand en de
boulevards al een drukte van belang.
Wel waren het vooral de Hagenaars
die hier kwamen uitluchten en geuren
want de vreemdelingen komen
eerst langzamerhand los maar 't
was er dan toch al aardig gezellig.
Op een mooien avond zit je heerlijk
met een biertje en een sigaartje
buiten, waar je tegen den imponee
renden donkeren achtergrond van zee
en lucht de parade van dametjes en
heertjes aan je voorbij laat trekken,
terwijl in de verte de pier praalt met
zijn vroolijke illuminatie van ontelbare
electrische lichtjes ,en de dartele of
weemoedige tonen van een goed
strijkje je in de ooren zingen.
Maandag hadden wij nog een
bij rondere aantrekkelijkheid. Toen
lagen er drie onzer oorlogsschepen
voor Scheveningen geankerd, heel
dicht onder den wal en vlak bij de
pier; dat was een schitterend gezicht:
in 't midden lag de „Heemskerck",
de grootste dezer drie pantserschepen,
geflankeerd door de „Piet Hein" en
de „Evertsen". De schepen hadden
moed en het met levensgevaar red
den van zijn kapitein.
Dat heb ik alweer aan mijn
braven kapitein te danken riep hij
vol vreugde uit, toen hij met dat
hooge eereteeken op de borst de
keuken van den Lindenhof binnen
trad. Hij kan zijn trouwen Frans
maar niet vergeten. Hé, ik wou dat
hij hier was.
Vader en dochter begonnen nu
trotsch te worden op Frans. Allengs
gevoelde de oude man zich minder
ongelukkig, nu hij meer en meer ge
waar werd, dat hém nog een dochter
en een liefhebbende schoonzoon
waren overgebleven.
Omstreeks dezen tijd verdween de
jager Werner plotseling uit de land;
streek. De haat en verbittering tegen
hem waren dan ook op het hoogst
gestegen. Niemand keek hem aan,
en waar men hem ontmoette, liep
men hem uit den weg. Zijn makker
Friedrich had hem medegedeeld,
dat allen er zonder terughouding
vooruitkwamen „dat de kogel voor
dien ellendeling reeds gegoten was."
(Wordt vervolgd.)