kantoor
RS
AO
Draagt
Plouvier's
ïchoenwerk.
ER.
j lp dsn Rand van de Kampong.
istt Gcticra.
Maandag
16 Mei,
lit nummer bestaat uit 2 bladen
Feuilleton,
No. 113.
48e Jaarg-aosr.
1910.
lo's bus
best.
ruikers.
Een gedachte bij het Pinksterfeest.
Brieven uit de fiofsfad.
f.
op te geven.
met 16 Woonhuizen,
b. n. o.
stig voor werkplaats,
istr. Oppervl. 90 cA.
9 kamers, 2 keukens,
Aparten opgang.
lei, bev. 3 kamers,
lers, keuken, zolder,
watercloset. Ruim
len Boulevard Evert-
of verkoop aan het
aar).
ie eigenaren zeiven
Üe helft van boven-
j, zijn doorioopend
URANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÉN van 14 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10. j flbonnements-flduertentiën op zeer uoordeelige uoortuaarden
W egeras het Pinkster,
feest zal a.s. Maandag (2en
Pinksterdag) GEEN nummer
van ons blad verschijnen.
Een lange, bange worsteling
ziedaar een vrij getrouw beeld van
den natuurtoestand dezer dagen.
Zelden was de strijd der elementen
zoo heftig en zoo langdurig en zelden
hield de winter, want inderdaad is
dit woord hier op zijn plaats, zoo
lang stand als ditmaal, om eindelijk
en eindelijk plaats te maken vooreen
meer zachtere temperatuur en een
I meer kalmen en helderen hemel.
Hagelslag trof reeds in de lieflijke
Meimaand de velden en het onweer
greep reeds verwoestend om zich
heen. Eerst thans zijn betere vooruit
zichten geopend en is de hoop weer
verlevendigd op gunstiger tijden, de
hoop vooral ook op de altijd zoo
gewenschte Pinksterviering, in over
eenstemming met de schoone en
hooge beteekenis van dat nu aan
slaande feest.
In figuurlijken zin gesproken is
Pinkster het feesi, gewijd aan licht en
warmte, en zonder die twee heerlijke
en voortreffelijke eigenschappen der
natuur kunnen wij bezwaarlijk vervuld
worden van die geestdrift, die op hef
Pinksterfeest past en zoo geheel ligt in
de lijn der blijde gebeurtenissen, die
wij in de dagen die aanstaande zijn,
herdenken.
Wij zullen die gebeurtenissen hier
thans niet schetsen. Bij verschillende
gelegenheden en op verschillende
wijzen zullen wij er in de komende
feesturen aan worden herinnerd. Ieder
zal ze opvatten op zijne eigene wijze
en er zijn eigene beteekenis aan
hechten. Dat is vrij natuurlijk en wij
I gelooven niet dat het veel tot de zaak
doet, mits we niet verschillen in de
waarde en beteekenis van het feest
voor het heden, mits het op ons
I aller leven denzelfden invloed oefent.
Want, is er éen ding, waarmede de
Pinkstergedachte in volslagen strijd is,
dan is het de menschelijke zelfzucht
in al zijn «verschillende vormen en
schakeeringen. Met het eigen ik ais
od, met een zich afzonderen in
besloten kring, een zich opsluiten
binnen de wanden van zelfingeno
menheid en zelfgenoegzaamheid, is de
Schets uii het Bataviasche leven,
—o
20.)
Jerboon had fabelachtige verhalen
WoorcT van de tooverpaleisjes, die
'1 Japan, Shanghai, Hongkong en
Jigapore door deze sylphiden wor-
Jeti bewoond, en door de lezing van
°re's „Laatste Incarnatie" had hij
!lct| een fantastische voorstelling
|hnaakt van de Japansche mousmeh.
laar terstond trad de ontnuchtering
'1' 'oen hij het eerste huis binnen-
®ng; Eenige plompe, volstrekt niet
J100'®, maar blijkbaar goedmoedige
'ouwen zaten om een tafel in de
oofgallerij van een oud Chineesch
i'm woonhuis, dat blijkbaar betere
Jgen had gekend. Zij hielden zich
s"~ met een handwerkje onder toe-
!'cht
eener vrij bejaarde, beleefde
I ""VI V 1 IJ UVJUUIUV) UVIVVIUV
°uw, die in vrij goed Engelsch
heeren welkom heette, en hen
geest van het goede en van het ware
nimmer te vereenigen. Daarvoor is
hij te veel van Ooddelijken oorsprong,
staat hij te hoog, is hij te heilig.
En dat sluit nog veel meer in zich.
Met onverschilligheid voor de belan
gen van anderen en het algemeen
welzijn, met gierigheid en hardvoch
tigheid, met haat en persoonlijke
vijandschap in het hart, kunnen wij
niet vroolijk feestvieren. Dat zijn
allemaal zwarte dochteren en zonen
van de verfoeilijke zonde der zelf
zucht, de eeuwige vijandin van den
geest van het goede. En al moge het
niet zoo erg met ons gesteld zijn, al
zijn we maar een beetje besmet door
hetgeen waarmee we dagelijks omgaan
en wat we dagelijks om ons heen
zien, op zijn zachtst genomen is het
toch ballast, die uitgeworpen moet
wordenonkruid, legen het voort
woekeren waarvan een ijverig wieden
slechts kan baten.
Dat kost veel strijd, strijd zooals
we dien dezer dagen in de natuur
zagen, in dat opzicht een waar levens
beeld. Maar wij zijn het niet alleen
die te strijden hebben, wij gewone
menschenkinderen. De groote voor
gangers van het menschelijk geslacht
op den weg ten goede hebben dien
strijd evenzeer gekend ais wij.
Zou men waarlijk meenen dat die
mannen, van wie het Pinksterfeest
ons verhaalt, ook geen strijd met
zich zelf te voeren hadden, eer zij
opstonden om de wereld in te treden
En het was waarlijk ook geen won
der. Hun taak was tot nogtoe vrij
gemakkelijk geweest: een voorberei
ding, een oefenschool. Diep doordron
gen van eerbied en liefde voor den
grooten Meester, ten diepste overtuigd
van het verhevene, het ware zijner
beginselen en het richtsnoer van zijn
leven, met een innig geloof in de
zegepraal dier beginselen, waren zij
toch steeds discipelen geweest en
hadden zij aan de verbreiding dier
beginselen uitsluitend iets door het
goede voorbeeld en de onberispelijk
heid van hun levenswandel toege
bracht. Maar toen het oogenblik kwam
dat hen onbeschermd en zelfstandig
zag staan te midden 'mn een vijandige
en verdorven wereld, toen zij het
gewicht voelden van den last, een
zeer vereerende, maar ook zeer zware
last, dien de Meester op hun schou
ders had gelegd, toen zal nog wel
eens een gevoel van gedruktheid, van
kleinheid, van aarzeling die mannen
overweldigd hebben. Zij hadden nu
te staan voor den strijd van het
leven, voor hunne gemoedelijke over-
uitnoo'digde naar het achtergedeelte
van het huis te gaan, om daar iets
te drinken. Daar zag het nog som
berder uit dan in het voorhuis, dat
althans behoorlijk verlicht was. De
mousmehs die meegegaan waren,
trokken eenige flesschen bier open,
en plaatsten zich zwijgend tegenover
de bezoekers. Eerst toen dezen haar
ook een glas aanboden, werden zij
iets toeschietelijker, maar hel geheel
maakte meer den indruk van een
sterfhuis dan van een feestzaal. Na
hun glazen te hebben geledigd, be
gaven de bezoekers zich ook naar
het tweede en derde huis, maar het
was overal hetzelfdeverdwenen
grootheid, kwijnend genot. Verboon
had er genoeg vanna nog een
kwartiertje met zijn vrienden te heb
ben gepraat, riep hij een der daar
wachtende sado's aan, en nam af
scheid, het aan de zeelui overlatende
den nacht in deze stille woning
door te brengen. Zij mpesten toch
ergens logeeren, en de andere hotels
waren op dit middernachtelijk uur
gesloten. „Zeg lui, zeide hij bij het
afscheid, „als ie me later nog eens
opzoekt, wat me aangenaam zal zijn,
tuiging, voor de beginselen die in
Hem belichaamd waren, die nu uit
hun midden was weggenomen, en
zij wisten dat er, eenmaal den strijd
aanvaard hebbende, slechts één keus
was overwinnen of sterven.
Zij hebben overwonnen, de Apos
telen des geloofs, der liefde en des
vredes. Zij zijn nu ook al sinds vele
eeuwen uit het midden der wereld
weggenomen, maar zij hebben ons een
kostbare en onvergankelijke schat
nagelaten, waarvan wij verheugd
gedachtenis vieren in deze blijde
dagen en die wij, za^het wel met ons
zijn, dankbaar te aanvaarden hebben.
Dat dan de apostelen van den grooten
Meester ons levens-voorbeelden mo
gen zijn. In zeker opzicht is onze taak
eene andere, onze bestemming niet
dezelfde, is het doel gewijzigd maar
hierin is toch wel volkomen overeen
stemming, dat wij dezelfde leer- en
oefenschool hebben te doorloopen als
zij, om dan het geleerde in denzelfden
geest toe te passen en te verbreiden.
Wij zullen nooit iets op zedelijk
gebied tot stand brengen, indien ook
wij niet, ais de apostelen, innig over
tuigd zijn, dat alleen de beginselen,
wier verkondiging wij op het Pink
sterfeest herdenken, in staat zijn om
de wereld duurzaam tot meerdere
volmaking te leiden, en indien ook
wij niet deeien i.n de innige liefde en
diepe vereering voor den drager van
het verhevendste voorbeeld, dat de
wereld ooit aanschouwde.
Maar indien wij het niet willen
laten bij overtuiging alleen, maar ook
iets willen doen om in de groote
menschenwereld anderen die over
tuiging deelachtig te doen worden,
dan zullen wij ook iets moeten doen,
wat van grooter beteekenis is, maar
vrij wat meer van onzen goeden wil
en van onze krachten zal vorderen.
Dan moeten wij bedenken dat leer
en leven niet te scheiden zijndan
moeten wij in ons algemeen en
bijzonderleven helgeleerdetoepassen,
aan de wereld doen zien dat de geest
van het licht ons bestraalt en velen
tot leering en voorbeeld en daardoor
ten zegen zijn.
En eerst dan kunnen wij hopen om
zeiven ook apostelen te worden van
de leer die eer noch wellust baarde,
waarvoor de tempels omstortten en
die de wereld door weerloozen
overwinnen deed.
Nooit zullen wij de diepe beteekenis
dier gewijde dichtregelen ooit beter
begrepen hebben, dan wanneer wij in
den geest van het bovenstaande ons
opmaken ter Pinksterviering. Laat ons
kom dan wat vroeger, dan gaan we
bij Rikkers of in de Chineesche
bierhal dineeren, en dan breng ik
je naar het station om met den
Iaatsten trein naar Priok terug te
keeren. Hier is het maar een
doodsche boel, en loop je nog ge
vaar je geld en je gezondheid te
verliezen." Onder het wegrijden kwam
hij nog een troepje beschonken jon
gelui tegen, die hier hun zuurver
diend geld op armoedige wijze
gingen verteeren. Er is een tijd ge
weest, dat deze Japansche huizen
veel bezoekers trokken, zelfs uit den
aanzienlijken standmaar toen het
nieuws er af was, ging het, als met
zooveel gelegenheden tot vermaak
in Batavia, hard achteruit, en ver
toonden deze gelegenheden slechts
een schim van wat zij vroeger waren
geweest.
VIL
Onder weinig opgewekte ver
wachtingen trok de jonge Swendels
Vrijdags morgens naar de Loge. Er
liepen nu slechts negen candidaten
met enkele kennissen de voorgallerij
op en neer. Jan was nu de eenige
bij die viering maar in geestdrift
ontgloeid zijn voor het ware, het
goede en het schoonedan zal dat
inderdaad wezen een heiliging van
hef Pinksterfeest.
De natuur heeft weer haar toover-
woord gesproken. Zij viert feest. Het
opengeslagen boek vol wonderen en
heerlijkheden spreekt weer tot hart
en verstand.
Dat op die wijze ook de majesteit
van het hoogere tot ons spreke in de
blijde tonen van het feestlied, dat
weerklank moge vinden in ieders
gemoed, het brengen in de rechte
stemming, het vatbaar maken voor een
waar en dankbaar genot.
LXVll.
Een die blijft, en een die heengaat.
De blijver is de Haagsche burgemees
ter, omtrent wien we nu eindelijk
zekerheid hebben dat de residentie
hem niet kwijt raakt ais burgervader.
Langen tijd werd er vrij algemeen
geloofd, dat baron Sweerts dezen
zomer, als zijn termijn om was, zijn
hooge ambt eraan geven zou, want
zijn gezondheidstoestand liet hem niet
toe dit ambt zóó te bekleeden als hij
dit wenschte te doen. Gelukkig is er
nu een mouw aangepast, doordien
aan baron Sweerts een zeer langdu
rig verlof is toegestaan tot herstel
van zijn gezondheid, terwijl hij als
burgervader behouden blijft, 't Is te
hopen dat we hem spoedig weer in
goede gezondheid op den bok van
de gemeente-karos zullen zien, de
teugels met kracht en met beleid
in handen houdende. Want het is
inderdaad niet ieders werk om hoofd
eener gemeente als Den Haag te zijn
en de talenten en eigenschappen, die
daarvoor worden vereischt, bezit ba
ron Sweerts in hooge mate.
De man die heengaat reeds
heengegaan is eigenlijk is de mi
nister van justitie. Ook bij hem is de
gezondheid oorzaak, dat reeds lang
de mare rondging dat minister Ne-
lissen op het punt stond minister-af
te worden. En dat is nu uitgekomen.
Mr. Neiissen is na zijn langdurig
ziekteverlof in Den Haag terugge
keerd, maar zijn ministerschap is
geëindigd.
Ik vind in dit einde van 's heeren
Nelissen's ministerieele loopbaan iets
bijzonder tragisch hier is een man
bezweken tengevolge van zijn al te
groot plichtsgevoel, dat hem drong
mannelijke candidaat, en voelde zich
niets op zijn gemak. Het was hem
een verlichting, toen met klokslag
van achten, de Inspecteur de candi
daten uitnoodigde binnen te komen,
en aan de voor hen genummerde
tafeltjes plaats te nemen.
Swendels trof het niet. Hij moest
het eerst komen in het zaaltje, waar
de commissie voor de Nederlandsche
taal en het lezen zatdrie reeds be
jaarde mannen, die er nu juist niet
uitzagen of zij van zins waren de
acte weg te schenken. Bovendien
drukte hier de fatale omstandigheid,
dat wie voor Nederlandse!) een cij
fer krijgt, niet hooger dan 4, onver
biddelijk is afgewezen. De oudste
der examinatoren nam de lei
ding. Hij reikte Swendels een boek
over, en verzocht hem een aange
wezen bladzijde eerst stil en voor
zich zeiven en daarna hardop te
lezen. Swendels beefde de natuur
lijke leestoon leed daaronder, er>
van hef weergeven van het gelezene
met eigen woorden, kwam ook niet
veel terecht. Toen begon het onder
zoek naar zijn grammaticale kennis
wat hij uit de boeken geleerd had
om steeds meer en veel meer werk
op zich te nemen dan hij verzetten
kon. Hij is onder zijn werk bedolven
geraakt als een mijnwerker in een
instortende schacht. Mr. Neiissen is
niet van het hout, waaruit men mi
nisters snijdt, daarvoor is zijn
houtsoort veel te degelijk Maar ook
schijnt zijn blik de ruimte te missen,
die een bewindSknan behoeft om de
groote lijnen van zijn werk in het oog
te houden zonder zich door de détails
te laten afleiden. Door de veelheid
van boomen het bosch niet gezien
te hebben, dit schijnt de oorzaak
van mr, Nelissen's ondergang als mi
nister te zijn geworden.
Ondergang Ja, in zekeren zin,
maar niet in den zin van een val,
want geen smaad treft dezen man
bij zijn heengaan integendeelgeest
verwant en politieke tegenstander
loofden en loven hem ook nu nog
om strijd als uitnemend jurist, man
van buitengewone bekwaamheid en
begaafdheid, die vóór zijn minister
schap een waar sieraad onzer rech
terlijke macht was. Hij miste echter
het talent om, zelf de groote gedach
ten en lijnen van zijn werk aange
vende, de uitwerking der onderdeden
aan anderen over te laten. Minister
Neiissen wilde alles in de perfectie
hebben, wilde alles juist woordelijk
en letterlijk zoo hebben als hij het
zich dacht en steeds meer wilde hij
daarom alles zélf afwerken, uitwer
ken, doorwerkenvaak zat hij tot
diep in den nacht en tot het vroege
ochtendkrieken op zijn bureau en
ploeterde, steeds perfectionneerend,
steeds onvoldaan ook over eigen ar
beid, den eenen dag vernietigend wat
hij den vorigen had gewrocht. Tegen
een dergelijke opvatting van het mi
nistersambt zijn op den duur geen
zenuwen en is geen lichaam bestand.
ledereen heeft nu eenmaal niet de
ijzeren constitutie van den heer Roo
sevelt, die zoowel door zijn Afrikaan-
schen jacht- als door zijn Europee-
schen triomftocht, maar door den
laatste nog het meest, bewondering
en zelfs verbazing afdwingt voor zijn
sterke physiek en zijn stalen zenuwen.
Van Roosevelt gesproken, het heeft
de aandacht getrokken, dat hij
die toch heusch op een program-
nummer meer of minder niet kijkt
heelemaal niet naar het Vredes
paleis is gaan kijken, hoewel hij toch
als „vredesman", als houder van den
Nobel-prijs voor den vrede nog wel,
toch in de eerste plaats in deze
stichting, dit symbool van den vrede
beiang diende te stellen, te meer
omdat de naam van Amerika, Roose
velt's land, zoo nauw bij het Haag
sche vredespaleis is betrokken, 't
Heette wel dat de president moe was
en uit wilde slapen en het daardoor
te laat werd voor het bezoek aan
zat er wei vast bij hem in maar hij
faalde in de toepassing van het ge
leerde op de praktijk van het onder
wijs. En de examinatoren waren
mannen, vergrijsd in den dienst, die
om boekengeleerdheid weinig gaven,
maar steeds vraagden hoe verklaart
gij dit of dat taalverschijnsel voor
leerlingen van zekeren leeftijd. Toen
het onderzoek was afgeloopen werd
hem met eenige welwillendheid een
5 gegeven voor beide vakken, om
hem in de gelegenheid te stellen in
de andere vakken een beter figuur
te maken. De mededeeling, dat hij
met het examen kon voortgaan gaf
hem eenigen moed. Toen ging hij
naar het tafeltje, waar zijn aardrijks
kundige kennis zou worden gepeild.
Dat viel mee. Twee jonge, sympa
thieke mannen examineerden hem
beiden wenschten klaarblijkelijk te
weten te komen wat de candidaat
wist, niet wat hij niet wist. Zij deden
vooral vragen over de land- en vol
kenkunde van Indië, en de antwoor
den waren zeer bevredigend.
(Wordt vervolgd.)