ikantoor Plouvier' Schoenwerk. I 2 Mei. 'ER. laste Goederen. Men Band van de Kampong. Maandag F. i No. 102 1910. Gemeentebestuur, 48e Jaargang. lm heugelijke dag. ïittegevende 1": iek f 0,51 - 5,50 ïkL - 2,01 te Engelsche tsluitend met Brieven uil de Jlofsfad. I fl Prijs per drie maanden 1.30, Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. CO U RANT. ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaaPplaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-fidoertentiën op zeer uoordeelige voorwaarden r op te geven. 311 if met 16 Woonhuizen, at, b. n. o. enstig voor werkplaats, enstr. Oppervl. 90 cA. 3e 9 kamers, 2 keukens, fe. Aparten opgang. |l Mei, bev. 3 kamers, amers, keuken, zolder. |en watercloset. Ruim den Boulevard Evert- r of verkoop aan het t jaar). r de eigenaren zeiven de helft van boven- erij, zijn doorloopend VERKIEZINGEN. De Burgemeester van Vlissingen gelet op artikel 33 al. 2 der Kieswet brengt ter openbare kennis dal de met redenen omkleede be slissing van het gemeentebestuur op laiingekomen verzoek om verbetering de Kiezerslijst, in haar geheel op jt Secretarie der gemeente voor een luier ter inzage is nedergelegd en in (schrift tegen betaling der kosten, icikfijgbaar is. Vlissingen, 30 April 1910. De Burgemeester voornoemd, JAN DOORN VAN KOUDEKERKE. „Morgen is mijn dichter jarig [/den onzer zullen zich dezen titel L een der dichtstukjes van onzen Ijs Génestet wel herinneren. Wij Wen ons heel goed voorsteilen, dat «and zich verblijdt in den geboorte- |ig van zijn lievelingsdichtermaar tij zouden wel wenschen, dat de beminnelijkste onzer poëten nu nog Beefde, om eens in dichtmaat, zoo Bekoorlijk als hij dat kon, te vertolken fat thans in ons aller hart omgaat put heden is ons Prinsesje voor |e eerste maal jarig. Hoe levendig staat ons nog voor ten geest de gelukkige dag van 30 pil 1909, voor Nederland de roem ftr dagen j Ja, wèl een gelukkige dag Wij panders zijn in den regel vrij kalme («bedachtzame menschen wij komen liet al te gemakkelijk uit de plooien winden ons niet gaarne op. Maar mogen zonder zelfverheffing teen dat wij daarom niet minder poelen, en die echt spontane uiting }in vreugde, nu een jaar geleden, pt spontaan, dat wi! zeggen niets «n buiten er in gebracht, maar uit p harte geweld, was daarvan wel p sprekende bewijs. Even diep als wij toen gevoeld het gewicht der blijde tijding p gebracht, even diep gevoelen wij I1 gewicht der stonde, waarop onze Ne Prinses, van dit alles nog on twast, haren tweeden jaarkring peedt. eerste gevoel is dankbaarheid lat wij weten allen wel, hoe be- I) - 0,02 - 6, - 6,10 Wis uii het Bataviasche leven. je welk woord van Lamartine P dezer dagen trof Hij zegt daar In dat Jezus de vlammen van f' voorhoofd wischte, om kinderen f'innen zegenen. Als men het kind I 'et met het oog van den Heiland, ij' de begeerte in ons op, om °8 wat meer te geven dan onder- 1' en verstandelijke opvoeding; ze Isde bewustheid krijgen, dat fis! een ^°d te doen hebben aan L ze verantwoording schuldig zijn, Lr l 'len 00'c 'n a"e levensom- jl 'gheden sterkt en troost. Dat kan, $5 de openbare school niet ge- «i dat hebben ze toch noodig, ze eenmaal blijmoedig het leven Zeg zelf Annie, zijn wij iJfkkiger en rustiger sedert wij, den invloed van ds. Molenaar trekkelijk onzeker het bezit van kin deren is in de eerste periode des levens. In dit opzicht bestaat weinig verschil tusschen paleis en hutdoch naarmate het getal der dagen klimt, vermindert ook, onder normale om standigheden, die onzekerheid, wordt het weerstandsvermogen van het teere plantje grooter en neemt de hoop op en de verwachting van de toekomst een meer vasten vorm aan. Bij het einde van het eerste levens jaar komt men meestal reeds met wenschen en geschenken. Een heil- wensch bij de wiegNu ja, dat is niet zoo in letterlijken zin op te vatten. Onze kleine Prinses is zich zelve nog nauwelijks bewust van haar bestaan, kent slechts hare allernaaste omgeving en weet niets van het leven en zijn strijd, evenmin als zij iets weet van onze dankbaarheid en vreugde. Nog slaapt zij meestal den kinderlijken slaap, onbewust van de teere zorgen die haar omringen, onbewust dat God waakt over klein en groot, onbewust dat onze beden voor haar welzijn en haar behoud opgaan tot Zijn troon. Maar al missen we nu nog het voorrecht, ons voor ons klein Prin sesje verstaanbaar te maken en haar te zeggen wat wij haar zoo gaarne zouden willen doen weten, het ont breekt ons toch niet aan een gelegen heid om onze wenschen te doen hooren, daar waar ze zoo gaarne worden gehoord en even gaarne aan genomen bij het hartelijk geliefde en hoogvereerde ouderpaar, voor hetwelk heden opnieuw een van de schoonste dagen des levens is aangebroken. Velen onzer hebben zelf het innige geluk gesmaakt, dat thans aan onze geliefde Koningin en aan den Prins, haren gemaal, ten deel valt. Zij zullen de eersten zijn om zich thans te verblijden met de blijden. Maar ook waar wij hunne blijdschap niet uit eigen ervaring kennen, daar zullen wij van harte instemmen met de vreugdetonen van den eersten morgen in het nieuwe levensjaar van ons Prinsesje omdat wij zoo gehecht zijn aan Oranje en onze Koningin zoo lief hebben omdat wij er trotsch op zijn hare onderdanen te wezen en omdat wij het Prinsesje beschouwen een hooger besef van ons leven op aarde hebben gekregen En al zijn we nog jong, wij hebben de waarheid van het Schriftwoord leeren verstaan „De Godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften voor het tegenwoordige en toekomende leven." „Die tekst zit je zeker nog zoo vast in het hoofd, omdat ds. Molenaar daar jl. Zondag zoo hartroerend over ge preekt heeft. Wat zal dat een drukte zijn, als hij de volgende maand zijn vijf-en-twintigjarig Ieeraarschap her denken zai. Ik hoor dat er al een paar duizend gulden bijeen is, om hem op dien dag cadeau te doen, en dat het meeste geld gekomen is van de Kaii- besar, waar de heeren toch anders niet veel om de kerk geven." „Dat zit hem natuurlijk in de per soonlijkheid van ds. Molenaar. De groote heeren ziet men wel zelden in de kerk, maar ze zijn niet ongevoelig voor het lot van hun.medemenschen, en ze weten dat ds. Molenaar een man van karakter is. Je begrijpt toch wel, als ze dezen vriend der armen en ongelukkigen het geld aanbieden, dat iedereen weet, wat hij er mee doen zal? Ik denk dal hij het zal storten in als eene nieuwe verbinding van Nederland met Oranje. Even als een jaar geleden stemmen we van harte in met het algemeen vreugdebetoon, zijn de vaderlandsche zangen en het wapperen van het dundoek ons welkom. En, wat we een jaar geleden nog niet deden, nu dragen we ook het bloempje, dat wel een van de schoonste versierselen van het feest zal wezen, het bloempje dat den naam draagt en in lengte van dagen moge dragen der aanvallige afstam melinge van Juliana van Stolberg. Hi Dus, dan toch een heilwensch bij de wieg Moge het deze zijn en mogen wij er allen van harte mee instemmen Heil U, geliefd Prinsesje, konings kind, maar toch ook een menschenkind en dat daarom ook, eenmaal hebben zal menschelijk hopen en verlangen, menschelijke vreugde en smart, men- schelijkezorgen,strijd en overwinning; heil Ugeboren in een paleis, omringd door de weelde en de schat ten der aarde, mogen grooter schatten in alle levensomstandigheden uw deel zijn de liefde en trouw van uw ouders en van uw volk, de schoonste ver sierselen van geest en hart, die ooit het deel waren van de besten en edelsten van ons geslacht God spare lang uw leven uw leven zij een zegen liefde en trouw mogen uwe schreden richten op den levens weg, U geleiden op de paden der deugd. Heil, driewerf heil Ziedaar onze feestelijke gedachten en wenschen op dezen heugelijken dag. Uit het diepst van het hart ge weld, moge God er Zijn zegen op geven. En nu, ook dat is waar het met mate geschiedt echt menschelijk, gaan wij feestvieren en toegeven aan den innerlijken drang tot vreugdebetoon, zelden zoo gegrond en wel geplaatst. Moge, ook dit is een wensch, doch waarvan de vervulling aan ons zeiven ligt, geen wanklank zich in de juich tonen mengen, geen dissonant in het reine vreugdelied gehoord worden Wij tooien ons met oranje en dragen het fonds van de diaconiehofjes, die op zijn aansporing achter de Haan- tjeskerk gesticht zijn, en waar ouden van dagen nu hun leven rustig kunnen eindigen, in plaats van weg te kwijnen in de ellendige krotten van de kam pong. Ja, voor zich zelf zal hij het wel niet besteden, want ik hoor, dat hij gedurig een deel van zijn tractement in de armenkas stort, als er geld te kort komt, ofschoon hij toch ook voor vrouw en kinderen heeft te zorgen. „Hij heeft geleerd, Annie, dat het zaliger is te geven dan te ontvangen." „Wat zal dat op zijn feestdag vol zijn. Ja, in de Willemskerk. Ik ben blij, dat wij lid zijn van het zangkoor, dan zijn wij althans verzekerd van een goede plaats." Zij stonden nu op en gingen naar binnen, en bogen ieder in zijn kamer, de knieën voor Hem, in Wien ze kin derlijk hadden leeren gelooven, Wien ze alles wat er op hun hart ligt durfden zeggen, in de overtuiging, dat Hij het in leven en in sterven goed met hen zou maken. Was hun geloof niet heeiemaal vrij van dweepzucht, het kwam toch henzelf en die met het in 't harte, en vroolijk stemmen wij in met het oude, doch altijd nieuwe Oranje boven En voegen er blijde aan toe Leve onze kleine Prinses LXV. Een krantenberichtje „De minister van binnen!, zaken, tijdelijk belast met het beheer van het departement van justitie, heeft zijn ambtgenoot van oorlog verzocht, dat door dezen worde bevorderd, dat eventueele levering van drukwerk aan onder het departement van oorlog ressorteerende, buiten 's Gravenhage gevestigde instellingen, worde opge dragen aan den gestichtsarbeid in de strafgevangenis te 's Gravenhage, aangezien sedert 1 Maart jl. aldaai met de uitvoering van het drukkers en zettersbedrijf is aangevangen. „Dientengevolge heeft de minister van oorlog aan de legerautoriteiten verzocht, bij voorkomende gelegenheid wel rekening met genoemden gestichts arbeid te willen houden." Dit simpele berichtje in de biaden heeft mij van allerlei te denken gege ven. Mijn eerste indruk wasBravo, dat is braafWe gaan vooruit. Het oude systeem van „straffen" wijzigt zich gelukkig hoe langer hoe meer naar humaner en ook naar practischer opvattingen. Eertijds en ik geloof niet eens dat dit zoo héél langgele den is pakte men iemand, die wat op zijn kerfstok had en niet in de termen viel om door de beroemde mazen van het beruchte net te worden geholpen, eenvoudig in zijn kraag, veroordeelde hem tot meer of minder lange afzondering ter overpeinzing zijner zonden en stopte hem in een of ander hok, alleen of met andere lieden met veelgekerfde stokken. En was de straftijd om, dan werd de samenleving verrijkt met een individu, dat na elk verblijf in de gribus eerder geneigd was tot misdrijf en misdaad. Tegenwoordig echter tracht men de gevangenen nuttig bezig te houden, ieder zooveel mogelijk in zijn vak of wat er 't meest op lijkt, en zelfs is het streven om den zondaar zoo mogelijk beter dan te voren uit te rusten tot den zwaren strijd des levens en hem beter, althans beter tegen de verleiding en den nood des levens gewapend dan te voren, terug te geven aan de maatschappij, waaruit men hem dus mede tot zijn eigen nut had moeten verwijderen. Ik waardeer dus uit dit oogpunt de hen in aanraking kwamen ten goede. Hun beminnelijkheid en bescheiden heid leed geen schade door hun ijve ren voor wat zij noodzakelijk achtten. Nog even, eer Annie in bed stapte, trok zij een blaadje van den scheur kalender af, en las daar„Hebtacht, dat gij geen van deze kleinen veracht, want hunne engelen zien altijd het aangezicht huns Vaders, die in de hemelen is." „Ja, Jan moet maar on derwijzer worden," zeide zij, en met die gedachte sliep zij rustig in. Eenige weken later had de Willems kerk een feestelijk aanzien en de con sistoriekamer was in een bloemen- prieel herschapen. Op de tafel ston den de geschenken, die straks den beminden leeraar zouden worden aan geboden, en het ruim der kerk en de galerijen vulden zich met een opeen- pakte menigte wie de feestelijke stem ming op het gelaat was te lezen. Een toenemend geruisch van ge^ dempte stemmen verstomde opeens, toen de voorlezer voor den catheder trad en de gemeente verzocht te zin gen het 10e vers van Psalm 116: Haagsche gevangenisdrukkerij. Maar aar, den anderen kant heb ik me afgevraagd of de oprichting daarvan heusch noodig is geworden, ik kan het me haast niet voorstellen. Uit den aard van zijn vak komt dé journalist voortdurend in contact met drukkers en zetters en ik heb er dan ook verscheidene leeren kennen, en waardeeren. ik heb me tenminste nooit kunnen denken dat er zooveel van die brave lieden in de bajes terecht komen dat men daar een haele drukkerij en zelterij kan inrich ten Zou ik me heusch zoo in deze categorie van menschen vergist heb ben en valt er in onze veelbewogen dagen werkelijk een angstwekkend toenemende criminaliteit onder de drukkers en zetters waar te nemen Of ligt het misschien in de bedoeling, aan politie en justitie speciale in structies en wenken te geven, teneinde het nu geschapen bedrijf tot bloei te brengen. Zal men voortaan angstval lig den handel en wandel van alle eerzame typografen nauwkeurig spion- neeren om bij de minste stoutigheid dencandidaat-gevangenis-drukkeraan de justitie over te leveren, die dan wel zal zorgen dat van 's mans capaciteiten en werkkracht zoo lang mogelijk door het rijk worde geprofi teerd? Het fypografenvak, dat anders niet kwaad aangeschreven staat, zal dan een gruwelijk vak worden, een vak waarbij zelfs de braafste mensch geen oogenblik zeker is van zijn vrijheid. Stel u eens voorde Haagsche gevangenisdrukkerij heeft een groote karwei aangenomen (b. v. voor een of andere legerzaak) en dat werkje moet binnen bepaalden tijd klaar zijn, als men tenminste op de gunst en de recommandatie gesteld is. Nu zijn er op dat oogenblik toevallig niet veel typografen achter de tralies en „over werk" heeft zijn grenzen, zeifs onder de beruchte paraplu, waar men anders nogal geregeld thuis pleegt te wezen. Gevolg van dit gebrek aan arbeids krachten een aanschrijving van den minister van justitie, onder wiens bescherming de gevangenisdrukkerij staat, aan de gezamenlijke Nederland- sche politiemacht, met order om onmiddellijk eiken handigen typograaf op te pakken van wien maar een of ander onnoozel vergrijp is uit te visschen. De justitie moet dan verder zorgen, dat de aldus handiglijk op den kop getikte, minstens voor den tijd, dien het groote karwei duurt, „onder dak" blijft in deze merkwaar dige „Landsdrukkerij". Het idee verdient aanbeveling om bij „slapte van het bedrijf" de over tollige arbeidskrachten met het ver diende loon op de keien te zetten, met bevel om bij drukte in de zaken eerlijk terug te komen, teneinde de Ik zal Uw naam met dankerkentenis Verheffen, U al mijn geloften brengen 'k Zal liefde 011 lof voor U ten offer mengen In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is. Ondertusschen had de jubilaris het spreekgestoelte beklommen, terwijl aller oogen op hem gevestigd waren. Onder den indruk van het oogenblik, in het besef, dat hij daar stond voor een sympathiek gehoor, overstelpten hem zijn aandoeningen. En toen het lied was gezongen, en hij den gebrui- kelijken zegen over de gemeente zou uitspreken, stond hij daar doodsbleek eu sprak met trillende stem zijnen hoorders het welkom toe. Ten einde weer geheel zich zelf te worden, liet hij opnieuw een paar psalmverzen zingen, die getuigen van innig Gods vertrouwen en diepen ootmoed. En na het voorgebed, dat meer een schuld belijdenis en een bede om kracht dan een dankzegging heeten mocht, gaf hij den tekst op, waarover hij dien morgen spreken zou „Hulpe van God bekomen hebbende, sta ik tot op de zen dag." I (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1