6 April. Woensdag No. 80. 48e Jaargang. 1910. binnenland. Het Geheim van den Ouden Visscher* NGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alie Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts ftveemaal berekend. Gröote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-Aduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden Eerste Kamer. In de gisteravond gehouden verga dering heeft de voorzitter zijn voor nemen te kennen gegeven de leden tegen Woensdagmiddag aanst. te 1 l/a uur bijeen te roepen in openbare ver gadering. Staatscommissie Werkloosheid. Bij het onderzoek, dat de staatscom missie inzake werkloosheid instelt door middel van vragenlijsten, doen zich, volgens de „Tel.," eigenaardige moeilijkheden voor ten aanzien van het havenbedrijf. Het aantal arbeiders in dit bedrijf werkzaam, bleek n.l. bezwaarlijk te kunnen worden vast gesteld. Behalve de personen toch, die vrij geregeld in de haven hun brood verdienen, zijn er zeer velen,'die, slechts nu en dan of zelfs alleen bij uitzondering aan de werkzaamheden deelnemen. Daarom heeft de subcommissie der staatscommissie, welke speciaal met het onderzoek van het havenbedrijf belast is, in de Rotterdamsche haven op alle plaatsen, waar werkvolk be stoken wordt, een telling van het aan tal personen georganiseerd, dat zich voor het verrichten van werkzaamhe den beschikbaar stelde. De neutraliteit der openbare school. in het orgaan van het Nederl. On derwijzers-Genootschap, het „School blad", komt een door het hoofdbe stuur van dit genootschap ondertee- kende verklaring voor, waarin den openbaren onderwijzers de raad wordt gegeven het hoofd koel en de oogen goed open te houden Onze schooi en wij zeiven maken een tijd door, zooals wij voor dezen nog niet kenden. Ter illustreering dezer meening wordt gememoreerd met welke hef tigheid de pers zich heeft geworpen op de „ongelukkige uitingen van den voorzitter van den Bond" in de laatste algemeene vergadering, het geen te verklaren is uit het feit, dat het overgroote deel van ons volk ondubbelzinnig blijk heeft gegeven, dat het de nationale school niet wenscht hervormd te zien in de richting, die door den Bond van Nederl. Onderwijzers wordt voorge staan of schijnt te worden voor gestaan. De bitterheid, die jaren lang door een deel der collega's is gezaaid, heeft een rijken oogst gegeven, wan trouwen in het karakter van de openbare school, wantrouwen in de loyaliteit der ambtenaren, die de be langen van deze school in de eerste plaats hebben te dienen. Dat wantrouwen vindt zijn meest Vrij bewerkt door M. J. Korving. o 44.) „Weet gij iets aangaande „Niets vaderIk heb niet het minste van hem kunnen te weten komen en toch ben ik er van over- wgd, dat hij tot mij in eenige be- rekking moet staan. Weet gij wer- kel']k niets van hem „Neenik heb mijn arme oude hersens lang genoeg over hetn ge weld; maar het heeft me niets ge- haat. Ik kan niet zeggen, wie hij is en toch ken ik hem, zoo goed als k u ken. Ja, ik ken hem, —en toch (tan ik me niet herinneren, waar ik duidelijke uiting in de maatregelen, die hier en daar van overheidswege worden genomen. B. en W. van Rotterdam vaardigen een circulaire uit, die naar de letter genomen voor onze Rotterdamsche collega's een zeer bedenkelijke in perking van hun burgerlijke vrijheid inhoudt. Het gemeentebestuur van Naarden eischt van de sollicitanten naar de betrekking van onderwijzer de ver klaring, dat zij bereid zijn bij hun leerlingen aan te kweeken eerbied voor de overheid, voor onzen grond- wettelijken regeeringsvorm en voor het Vorstelijk Huis. Hier gaat het wantrouwen zoover, dat men een verklaring wenscht van iets, dat re delijkerwijze zonder een "zoodanige verklaring zou mogen worden ver wacht. Andere autoriteiten schijnen het lidmaatschap van den Bond van Ned. Onderwijzers te beschouwen als een bewijs van minder geschiktheid voor de betrekking van openbaar onder wijzer. Deze uitingen lijken ons van ern stige beteekenis voor de toekomst van onze school en van onszelven. In het verder verloop wordt door het hoofdbestuur nog de Rotterdam- damsche circulaire besproken en o.a. gezegd We zijn niet zonder vertrouwen in het beleid van den gemeenteraad van Rotterdam, maar we zijn ook niet zonder de vrees, dat, zoo het Rotterdamsche voorbeeld mocht wor den gevolgd door gemeentebesturen in verschillende kleine plaatsen, de rechtszekerheid van den onderwijzer sterk zou worden geschokt. We kun nen ook niet begrijpen, wat B. en W., die toch het recht hebben ieder geval afzonderlijk aan het oordeel van den gemeenteraad te onderwerpen, kan hebben bewogen het geheele Rotterd. onderwijzerskorps in zoo scherpe bewoordingen toe te spreken. Deze daad van het dag. bestuur van Rotterdam lijkt ons werkelijk niet Nederlandsch. Ten slotte wordt gezegd: „Wie de moeite wil doei. uit zijn oogen te kijken, weet, dat het heftig en on sympathiek getuigen van sommige „wereldhervormers" onder ons de openbare school minstens zoo veel kwaad doet als de bestrijding door de tegenstanders dier school, maar dat mag ons niet brengen tot een lijdelijk en berustend aanvaarden van gevaarlijke besluiten ais er de laatste weken zijn genomen. Laat ons liever probeeren de schadelijke gevolgen van Bondsmoties en Bondsbitterheid te bestrijden —allereerst in eigen kring. Als het ons niet lukt eenige orde terug te brengen in de gelederen van de openbare onderwijzers, dan komt hem boos vroeger heb gezien. Ik word °P mijzelf, omdat ik me het r e/iuuui ii\ niv nvi et kan herinneren, maar ik kom er mets verder mee." »Zoo gaat het mij ook," zei Eduard. „Maar, vader, er is nog iets an ders, waarover ik u spreken wilde. Ik bedoel eene vrouw, die mij on langs hulp verleende." Het gelaat van den ouden man nam dadelijk een andere uitdrukking aan. Met verbazing richtte hij zijn blik op Eduard en zei „Ook hier is een vrouw geweest, mijn zoon. Zij kwam hier denzelfden morgen, dat ge vermist werd, om naar je te vragen en keerde van hier naar het kasteel terug." „Was zij lang en slank „Ja." „Kent ge haar „Ja, Eduard." „Wie is zij vroeg de jongeling in groote spanning. „Zij is dezelfde vrouw, die je als kind in deze hut bracht. Toen was zij jong en schoon, nu is zij wel ouder geworden, maar haar gelaat is nog niet vee! veranderd. Neen, ik vergis me niet in haar zij is de zelfde, die je in haar armen nam en je haar lieveling noemde." „O, ik vermoedde het," riep Edu ard aangedaan. „Lieve hemel, geef me mijn moeder weerIk smeek u het nog zoover, dat we bij de ophef fing van de iaatste openbare school er over kunnen disputeeren of de neutraliteit van het onderwijs in die school al dan niet absoluut had be hooren te zijn." in een gisterenavond gehouden vergadering der vooruitstrevende li berale kiesvereeniging „Rotterdam", belegd ter bespreking van de bekende circulaire van B. en W. aan de on derwijzers in zake de neutraliteits- quaestie, werd met 31 tegen 26 stemmen een voorste! aangenomen, instemming betuigend met den in houd der circulaire, hoewel betreurd werd dat B. en W. genoodzaakt 'zijn geworden die circulaire uit te vaar digen, daar de nationale school be dreigd werd. Verschillende moties, waaronder in afkeurenden zin in zake het optreden van B. en W. kwamen daardoor niet in stemming. Zuid-Hollandsche Maatschappij tot redding van Schipbreukelingen. Aan het verslag over 1909 van deze maatschappij is het volgende ont leend in het bestuur kwam in het afge- loopen jaar geene verandering. Met leedwezen hebben wij te vermelden dat de heer J. J. van Heuveln, sedert 1 Januari 1903 agent der maatschappij te Hoek van Holland, ons in Juli door den dood is ontvallen. De goede diensten, door hem aan de maat schappij bewezen, zullen bij het be stuur in dankbare herinnering blijven. Het agentschap is op loffelijke wijze waargenomen door den adjunct, den heer A. Boot, tot 1 januari 1910, toen de heer P. Verkade, commissaris der loodsen, als agent is opgetreden. De stations der maatschappij, ge vestigd op de kusten van Zuid-Hol land bezuiden Loosduinen en Zeeland, zijn thans de volgende: Terheijde, 's-Gravenzande, Hoek van Holland, Brielle, Hellevoetsluis, Ouddorp, Brouwershaven, Burghsluis, Vlissin- gen, Sluis aan de Wielingen. De uitbreiding van personeel en materieel heeft de wenschelijkheid doen geboren worden om den opzich ter Idema eenen adjunct ter zijde te stellen. Het bestuur heeft alle reden te meenen dat in den heer W. Gordon, gepensioneerd opperschipper der ma rine, de daartoe geschikte persoon gevonden is. De stoomreddingboot „Prins der Nederlanden," heeft bij tochten onder zeer ongunstige omstandigheden van wind en zee bewezen een goed zee schip te zijn en de bemanning heeft in deze boot niet minder vertrouwen dan in de „President van Heel." in het overdekte voorschip bevinden zich een paar kooien, voorzien van dekens en matrassen, alwaar gekwetste of wees barmhartig en geef me mijn moeder weer!" Nu spraken zij nog een geruime poos over de zonderlinge vrouw en beiden werden in hun meening om trent haar meer en meer gesterkt. Eindelijk echter deed de natuur hare rechten geldende oude Dumat en zijn pleegzoon zochten elk hunne legerstede op, om te gaan slapen. Zoodra de morgen aanbrak, ge bruikte de jonkman een eenvoudig ontbijt en ging op weg naar het kasteel van den markies. Hij beloof de den ouden Dumat, dat hij voort aan voorzichtiger zou zijn en niet meer alleen zou uitgaan. Zijn hart beefde van ontroering, toen hij de woning van zijn geliefde in het oog kFeeg. Er kwamen tegen strijdige gedachten bij hem op. Mis schien dacht zij op dit oogenblik met innige liefde aan hem, mis schien betreurde -zij het, dat zij haar liefde had geschonken aan iemand, zoover beneden haar rang en stand, hij wist het niet, doch eindigde met zich zooveel mogelijk moed in te spreken. Weldra reed hij het slotplein op. verkleumde schipbreukelingen kunnen worden ondergebracht. Laatstgenoemde boot onderging in het afgeloopen jaar eene belangrijke reparatie evenals de te Brielle gesta tioneerde boot, waarvan ook het drij vende boothuis voorziening bleek te behoeven. De te Vlissingen gestationeerde boot zai van eenen motor worden voorzien, waartoe plannen in bewerking zijn. Bij eene onlangs gehouden nach telijke schietoefening is het nut der verlichte kogels duidelijk gebleken. Van deze kogels, welke in gaten aan beide zijden van het oog voor de lijn geboord een sas bevatten, die bij het afgaan van het schot ontbrandt en aldus een vurigen staart vertoonen, is ook in de duisternis de baan tot het einde toe te volgen. Deze uit vinding wordt zeer op prijs gesteld, daar zij aan de schoten met den mor tier, welker trefkans steeds beter dan die der vuurpijlen is bevonden, het zelfde voordeel geeft, dat tot dusverre bij nacht alleen deze laatsten boden. De te Hoek van Holland gebouwde woningen en magazijnen werden in April in gebruik genomen en voldoen aan de gestelde eischen. De voorgeschreven oefeningen werden geregeld gehouden. Het per soneel gaf alle reden tot tevreden heid en het materieel verkeert in zeer goeden staat. De maatschappij onder vond in het afgeloopen jaar wederom alle medewerking van de departe menten van algemeen bestuur, het loodswezen, den torpedodiensten de sleepdiensten. Verder maakt het verslag melding van verleende huip bij verschillende strandingen. Aan legaten werd ontvangen van wijlen mevrouw W. C. Sluiter geb. Sluiter te 's-Gravenhage f 250, be last met vruchtgebruik; van wijlen den heer D. J. Nanning te 's-Gra venhage 1,200 zijner nalatenschap, bij scheiding gebleken te bedragen f 624.51. Aan giftenvan de maatschappij tot redding van drenkelingen te Am sterdam f 1000; van mevr. de wed. J. j. M. van Heel geb. van Hoboken te Rotterdam f 1000; van den heer Emile Robin te Parijs f 5000. Aan scheepsbijdragen werd ontvan gen f 17653.37 Vj. De nieuwe directeur der Rijkskweek school voor Onderwijzers te Middelburg. De nieuwbenoemde directeur der R. K. S. voor onderwijzers te Mid delburg, de heer J. G. Nijk, werd den 2den October 1862 te Steenwij- kerwold geboren, ontving zijne op leiding aan de Rijkskweekschool te Groningen, en was achtereenvolgens als onderwijzer werkzaam aan eene Toen hij van het paard sprong, schenen de stalknechts hem met meer dan gewone aandacht te beschouwen. Wellicht hadden zij iets vernomen van zijn lotgevallen of van zijn ver houding tot hun jonge meesteres. Werkelijk hadden zij ontdekt, dat de jonkvrouw op den armen visschers- zoon verliefd was, en dit vervulde hen met bewondering van onzen held. Zij behandelden hem met meer eerbied dan vroeger, niet wetende wat hem boven het hoofd hing. Edu ard ging door de groote poort het kasteel binnen en de eerste per soon, die hij ontmoette, was Marie. Zij slaakte een kreet en alles verge tende, wat haar vader gezegd had, vloog zij hem om den hals. Welk een zaligheid voor Eduard, toen hij dit bewijs van liefde kreeg Hij sloeg zijn armen om haar leest en kuste haar innig. „Goddank, dat je weer hier bent fluisterde Marie. Eduard wilde zijn hart voor haar uitstorten doch daar klonken voet stappen, en omziende, bemerkten zij den markies. Zijn gelaat vertoonde verbazing en misnoegen. Marie gaf openbare lagere school te Leeuwar den, eene kostschool te Arnhem, en de school der schoolvereeniging te Amsterdam. Den 16den October 1889 trad hij in dienst als hoofd der openbare lagere school no. 57 in de De Witsenstraat te Amsterdam, welke betrekking hij nu eerstdaags met die van directeur der Middelburgsche kweekschool gaat verwisselen. De heer Nijk heeft zich steeds mogen verheugen in bijzondere waar deering van de zijde der onderwijs- autoriteiten, en is ook in den kring zijner collega's zeer gezien in verschillende kwaliteiten trad hij op den voorgrond, in de eerste plaats als schrijver, in samenwerking met den heer Meerwaldt, van de bekende leeskoekjes-serie „In Woord en Beeld", waarin van Nijk's hand vooral verscheidene welgeslaagde versjes voorkomen. Onder de door Nijk geschreven tijdschriftartikelen verdient als bijzonder belangrijk te worden genoemd zijne beschouwing over,,Ontijdigheden in het onderwijs." Op uitnoodiging van de Leid- sche Maatschappij der Nederland- sche letterkunde, schreef Nijk het levensbericht van wijlen C. H. den Hertog. Bij herhaling was Nijk lid van de exa mencommissie voor de akte van on derwijzer en hoofdonderwijzer en voor de beirekking van hoofd eener O. L. S., in en buiten Amsterdam. In het hoofdbestuur der „Vereeni- ging van hoofden van scholen in Nederland", was Nijk eerst een tijd lang 1ste secretaris, om later tot voorzitter te worden gekozen, in welke functie hij ook thans nog de vereeniging op uitnemende wijze dient. Als secretaris stelde hij in 1905 de bekende beginselverklaring op der V. v. H. v. S. i. N. tegenover het principe der godsdienstige en politieke neutraliteit, aanvaard door den bond van Nederlandsche onder wijzers, En onlangs heeft hij bij de opening der algemeene vergadering te Utrecht, zijne meening over het vraagstuk der „absolute neutraliteit" nader toegelicht. Gelijk uit een dezer dagen in de bladen opgenomen bericht blijkt, is de heer Nijk voorzitter van het co mité voor de zanghuide van de leer lingen der openbare en bijzondere scholen bij gelegenheid der te Am sterdam vierenjulianafeesten. („Tel.".) Militaire berichten. De luit.-generaai F. H. A. Sabron, chef van den generalen staf, en de generaal-majoor A. E. Roest van Lim burg, inspecteur der inf., zullen de oefeningen van de landweer op ver schillende plaatsen bijwonen. Er zijn nieuwe bepalingen gemaakt betreffende het met ontslag gaan der een gil en omknelde den arm van haar geliefde. Eduard trachtte dade lijk zijn gedachten te regelen. De markies verbrak het stilzwijgen en zeide op ijskouden toon „ik zag u komen, mijnheer, en hoopte de eerste te zijn om u te ont moeten. Het blijkt nu, dat men mij voor geweest is. Gij zult mij zeer verplichten, als ge mij dadelijk wilt volgen." „Vaarwel, Eduardik blijf de uwe, fluisterde Marie haar geliefde toe. Eduard was door deze woorden in verwarring gebracht. Gaarne had hij nog een paar woorden tot Marie gericht; doch de markies stond met blijkbaar ongeduld te wachten. De Fiselle ging hem voor naar zijn kamer en sloot de deur, zoodra Eduard was binnengetreden. Hij noo- digde onzen held niet uit te gaan zitten, en bleef zelf ook staan. Hij scheen nu weer bedaard, maar het was een gedwongen bedaardheid." „Mijnheer Dumat," begon hij op afgemeten toon, „het is onnoodig dat ik in wijdloopige verklaringen zou treden." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1