Eerste Blad. Draagt Plouvier's Schoenwerk, Maandag 21 Maart Oil nuoiiisr bestaat uit 2 bladsu THnnenlandT No. 67 48e Jaargang. 1910. Gemeentebestuur» CONCURREEREN Het Geheim van den Ouden Visscher. VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. fibonnements-Aduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden pp Nieuwe Abonné's, uitge= zonderd bij weSielijKsche be= taling, ontvangen de dagelijks verschijnende „VLISSING= SCHE COURANT" Koste= loos tot 1 April. SCHOOLWEZEN. De Plaatselijke Commissie van toe zicht op het lager onderwijs maakt bekend, dat de Openbare Les aan den Herhalingscursus voor jongens Dinsdag 22 Maart a. s. 's avonds van 7—9 uur in School B zal gehouden worden. Ouders, voogden of verzorgers van leerlingen en belangstellenden wor den uitgenoodigd deze les bij te wonen. De Commissie voornoemd, Jos. VAN RAALTE, Voorzitter. 0. H. ViiRTHEIM, Secretaris. Concurreeren, anders gezegd me dedingen, wordt als een zeer geoor loofde zaak beschouwd en is het ook inderdaad. Wanneer twintig menschen naar een betrekking concurreeren en voor de autoriteiten komen, dan zul len ze alle hun uiterste best doen om een bijzonder goeden indruk te maken en aldus de plaats te ver overen. Inderdaad is dat concurreeren. Wanneer twee winkeliers, die in dezelfde zaken handelen, en over elkander wonen, trachten elkander in het etaleeren de loef af te steken en zóo de meest mogelijke klanten te lokken, dan is ook dat concurreeren. Concurrentie is op zich zelf een zeer natuurlijk verschijnsel, dat zich op velerlei gebied en in tallooze vormen voordoet. Maar wanneer nu één der twee ge noemde winkeliers, om nog meer klanten te lokken, op de eene of an dere wijze premies gaat stellen op het koopen in zijn winkel, maar dan tegelijkertijd de qualiteit der waar gaat verminderen, dan noemen wij dat o n e e r 1 ij k e concurrentie. On eerlijke concurrentie is altijd aanwe zig, wanneer men meer dan zijn vakgenooten tracht te verkoopen, door Vrij bewerkt door M. J. Korving. o— 31.) Zeg op dit oogenblik niets meer ejj wacht tot ge kalmer geworden zjjt. Ge weet nu, wat ik verlang. Het is beter, dat ge uw vooroordee- len overwint, dan dat ge in dwaze onbezonnenheid u verzet tegen mijn vaderlijk gezag." ™at kon het arme meisje nu nog zeggen? Zij dacht aan Eduard en Vergeleek hem met den graaf. Hoe die vergelijking uitviel is licht te Pegrijpenhaar gansche ziel kwam 'n opstand tegen de gedachte, dat *'i Leon de Maurès zou moeten uwenliever zou zij zich hef leven enetnen. En toch deed het haar eed, haar vader te moeten bedroe- en: Welk een donkere wolk be- reigde de jeugdige bloesem der het publiek met schoonklinkende of schoonschijnende voorspiegelingen te verlokken, en natuurlijk in sterkere mate, wanneer men dat doet door onware voorstellingen of leugenachtige berichten omtrent zijne concurrenten en hunne waar. Oneerlijke concurrentie, nimmer geheel versmaad, is zeer zeker wel het sterkst toegenomen door de toeneming van den bestaanssfrijd. Dit veront schuldigd hare bedrijvers zeker niet en stellig zou de wereld er vrij wat beter aan toe zijn, wanneer ieder, koopman of niet, in zijn eigen om standigheden slechts door eerlijke middelen wilde concurreeren, en in zonderheid wanneer de koopman of winkelier dit uitsluitend wenschte te doen door tevreden te zijn met een redelijke winst en voor matigen prijs het best mogelijke te geven. De Duitsche wetgeving bevat reeds sinds geruimen tijd strafbepalingen tegen de oneerlijke concurrentie en hier te lande beginnen wij er ons op voor te bereiden om dat voorbeeld te volgen. Ook tegen leugenachtige reclame bevat de Duitsche wet be palingen, die wij waarlijk wel eens mochten gaan bestudeeren, na het monsterachtig bedrog, dat daarmede herhaaldelijk in ons land heeft plaats gehad. Een inwoner van Haarlem kreeg onlangs een gedrukte circulaire van de onderlinge veehoudersvereeniging te Delft, bestaande uit 60 landbou wers, die met 1860 stuks melkvee een roomboterfabriek exploiteerden met een wekelijkschen omzet van 2500Ö kilo boter, op verschillende tentoonstellingen met gouden en zil veren medailles bekroond. Het adres van den agent, waar de boter ver krijgbaar was, inderdaad een boter- verkooper, werd natuurlijk opgegeven. Een schriftelijke vraag aan dien agent, waar de fabriek te Delft gevestigd was, werd niet beantwoord. Een in woner van Delft, naar de zaak ge vraagd, verklaarde een zoodanige fa briek niet te kennen. De agent zelf bieek bij persoonlijke ondervraging zelf niet precies te weten waar zich de bron van zijn handelswaar be vond, en toen daarop aan den bur gemeester van Delft geschreven werd, kwam de groote waarheid aan het licht. De onderlinge veehoudersver eeniging te Delft was aldaar niet be kend. De zestig landbouwers en zestig boerderijen met 1860 koeien en 25000 kilo boter per week, be stonden uitsluitend in het ongetwij feld zeer vernuftig brein van den ontwerper der circulaire, die de liefde, die pas in haar hart was ont loken En toch wanhoopte Marie niet. De gedachte aan een huwelijk met den graaf kwam haar al te dwaas voor, om haar voortdurend te kunnen beangstigen. Het was of een geheimzinnige stem haar toefluisterde, dat er wel iets zou gebeuren om het onzinnige huwelijksplan van haar vader in duigen te werpen. „Ik vertrouw, dat ge ernstig over mijn voorste! zult nadenken", sprak de markies, opstaande om heen te gaan. „En zult gij dan ook nadenken over hetgeen ik gezegd heb vroeg Marie met verwonderlijke kalmte. „Neen Marie, ik zal zeker niet de taal vergeten, die ge tegen mij ge voerd hebt." „Vader," riep Marie, terwijl zij op hem toesnelde, „door zulke woorden doet ge mij onrecht. Ge weet, hoe lief ik u heb. Ik ben steeds een ge hoorzame dochter geweest, maar dit huwelijksvoorstel vervult mijn hart met afschuw. Als ge mij nog een weinig liefhebt, zuil ge mijn woor- schitterende medailles, waarmede het niet bestaande product van een niet bestaande fabriek herhaaldelijk was bekroond, eenvoudig in zijn verbeel ding had gezien. Waarlijk, zulk een reclame bewijst wel dat het tijd is om handelend in te grijpen. Waarschijnlijk zuilen wij er toe komen om te doen wat men in Duitschland aanvankelijk heeft ge daan een proefwet maken. Er is zeer veel wat in het begrip van oneerlijke concurrentie kan val len, zooals ontweldiging van klanten, ontfutseling van geheimen, benadee ling van crediet, aftroggeling van personeel, bovenmatige aanprijzing van de eigen waar, uitverkoop onder onware reclame, enz, Er bestaat op dit punt nog al veel verschil van gevoelen en wij zouden ons daarom het best kunnen vereenigen met het advies, door prof. jos. jitta aan de middenstandsvereenigingen gegeven. Hij zegt„Verzamelt feiten. Niet zoo zeer de wettelijke maatregelen be- hooren te worden besproken maar wel de grondslag van die maat regelen, namelijk de f e i t e I ij k e toestand. De middenstandsbond dient licht te geven." Een zeer waar woord, waar het krachtig optreden van de midden standsbond waarschijnlijk niet zon der invloed zal blijven op de wet geving der naaste toekomst. Wanneer nu de middenstandsvereenigingen be trouwbare gegevens verzamelen en deze door den bond ter beschikking der regeering worden gesteld, dan is de taak van deze reeds terstond zeer verlicht en zal het niet moeilijk wezen om een eenvoudig samenstel van wettelijke bepalingen te ontwer pen, waarmede ook hier, even als in het buitenland, een proef kan wor den genomen. Het is volkomen juist, wat een onzer bladen dezer dagen opmerkte, al is het ook een oude waarheid „Uit de levende praktijk moeten wettelijke voorschriften wor den geboren, niet uit de dorre theorie." Nu is het toch wel mogelijk, dat ook de theorie op kennis van de praktijk is opgebouwd. Dit mogen wij b.v. verwachten van Mr. Aalberse, die zich ook een bijzondere studie van het onderwerp heeft gemaakt en de zaak eenvoudiger zou willen be handelen, zoodat we terstond klaar waren. Hij zou b.v. een wetsontwerp wil len met één eenig artikel, dat onge veer aldus zou kunnen luiden „Hij die om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit te brei den, handelingen pleegt tot mislei- den billijken." De markies was door deze woor den getroffenmaar hij wilde dit niet laten blijken en zeide na een poos „Ik wil u niet berispen, Marie. Alleen wensch ik, dat ge alle kin derachtige grillen laat varen en dat ge bedaard nadenkt over hetgeen ik u gezegd heb; ik beoog alleen uw welzijn. Overweeg dus rijpelijk en laat uw oordeel niet door dwaze eigenzinnigheid beheerschen." Zoodra haar vader dit gezegd had, stond hij op en verliet de kamer, zoodat Marie hem niet kon antwoor den. Marie stond insgelijks op, trad aan het venster en liet haar blik in den tuin dwalen. Zij dacht over alles na, wat haar vader gezegd had en hoe meer zij daarover nadacht, hoe vaster haar besluit werd, dat zij nooit met Leon de Maurès in het huwelijk zou treden. Als haar vader het ware karakter van den graaf zou ieeren kennen, zou hij de eerste zijn om dit huwelijksplan op te geven hoopte zij. Maar zij wist niet, hoe vastbesloten de markies op dit punt was en voor de rust van haar ge ding van liet publiek of van zijne concurrenten, wordt, indien daaruit eenig nadeel voor zijne concurrenten kan ontstaan, als schuldig aan oneer lijke concurrentie, gestraft met, enz. In een dergelijke wet zouden dus geene bepaalde gevallen als straf baar worden opgenoemd, maar alles overgelaten worden aan den rechter, die in elk geval zou moeten uitma ken of de aangevallen handeling in het begrip van dit artikel viei. Hoewel wij met het stelsel der Duitsche wet, die in ontzaglijk veel bijzonderheden treedt, niet bijzonder zijn ingenomen, zouden wij toch ook niet blind zijn voor de bezwaren tegen het stelsel Aalberse. Over on eerlijke concurrentie loopen de ge voelens nog al veel uiteen, maar in ieder geval staat het vast dat een concurrent in de handelingen van zijn mede-concurrent al vrij spoedig iets ziet, wat met de begrippen van goede trouw in strijd is. Het gevaar voor al te lichtvaardig begonnen pro cessen is daarom volstrekt niet denk beeldig, vooral niet wanneer men bedenkt dat het proces zelf zoo vaak als reclamemiddel voor een zaak is gebruikt. In de tweede plaats zou de taak van den rechter boven mate worden verzwaard. In elk bijzonder geval, zonder eenig houvast, uit te maken of er misleiding heeft plaats gehad en of daaruit nadeel ontstond, is waarlijk niet benijdenswaardig en hoogst vermoedelijk zou het einde wezen een oneindig verschil in de rechtspraak en alzoo een totaal ge mis aan rechtszekerheid. Wij voor ons zouden het wensche- lijk achten een eenvoudige omschrij ving van een matig aantal gevallen, waarin oneerlijke concurrentie geacht wordt plaats te hebben. Waar deze omschrijving zich op de praktijk grondt, is de op die wijze de meeste kans op vruchtbaar werk. Maar hoe het zij, het is goed de zaak ter sprake te brengen want in de meest absolute beteekenis van het woord, geldt het hier een p u- bliek belang. IJdel rumoer. De „Nederlander" licht nog eens toe gelijk ook door den heer De Savomin Lohman in de Kamer ge daan is waarom de meerderheid in de Tweede Kamer tegen herope ning van de debatten over de verze kering was en bespreekt daarna het in de zitting ontstane rumoer. moed was het goed, dat zij dit niet wist. XIII. Eduard Dumat was den geheelen middag bezig geweest aan een tee- kening, die hij voor zijn leerlinge had ontworpen, zonder eenig ver moeden van hetgeen er tusschen Marie en haar vader was voorgeval len. Juist was de schets gereed, toen hij bespeurde, dat de zon weldra zou ondergaan. Ter afwisseling be sloot hij nu nog een wandeling te ondernemen naar den heuvel achter het slot, om de zon te zien onder gaan. Hij laadde zijn pistolen, stak ze in den borstzak van zijn jas, zette zijn muts op en verliet het slot. Zijn pad leidde door een dicht bosch, dat links van den slottuin tot dicht bij den voet van den heuvel voortliep. Hij was juist op den heu veltop, toen de dalende zonneschijf even de meest verwijderde, kruinen van het voorgebergte verlichtte, en weldra was hij zoo verzonken in den aanblik van het heerlijke schouwspel, dat hij geen acht sloeg op hetgeen Voorop zegt zij ging ook bij dat rumoer weer de sociaal-democra tische groep. De Appingedamsche afgevaardigde schold zelfs de rechterzijde, of en kele leden uit voor „smerige bende, smerige troep". In 1903 schold dat zelfde lid den heer Lohman uit voor smerige sloeberstreek. Dit was wel niet goed, doch in die dagen van beroering en overspanning, voor een jong Kamerlid, komende uit een an deren maatschappelijken kring dan de meeste Kamerleden, verschoon baar. Nu, geheel na afloop van een kalme stemming, dus wel overwogen, waren die woorden een straatjongens-wraak neming. Het reglement van orde heeft geen tuchtmiddel tegen dergelijke onwel voeglijkheden. Het werd tot dusver niet noodig geacht. Evenmin als b.v. tegen tong uitsteken, of kopjebui- telen, of pijpjerooken en diergelijke. Het gaat uit van de onderstelling, dat leden van een Staatscollege gevoelen wat zelfrespect beteekent. Nog een andere wraakneming heeft dat lid bedacht. Het maken van obstructie, Hij vraagt bij elk besluit stemming, ook dan als hij weet, dat heel de Kamer dat besluit wil. Elke stem ming duurt 8 minuten. Acht verme nigvuldigd met het aantal beslissin gen, vertegenwoordigt een groot stuk nationalen tijd, en door den tijd aan stemmingen te verbeuzelen, wordt het tijdig tot stand komen van meer dan één noodzakelijken maatregel ver hinderd. Maar die sociaal-democraat heeft „maling" aan zulke overwegingen. Wat heteekenen nationale tijd en landsbelang, waar het gaat om het koning-kraaien van de sociaal-de mocratie Oorspronkelijk is de uitvinding evenmin als geestig. In alle parle menten weet men reeds lang bij on dervinding, dat een kleine groep, ja één man, door obstructionisme veel kwaad kan doen. De meerderheid kan, door reglementswijziging, die opstruc- tie wel onmogelijk of moeilijk maken. Doch niet, dan ten koste van goede behandeling van zaken. Het genees middel kan licht erger worden dan de kwaal. Intusschen als verweermiddel tegen onderdrukking der minderheid door de meerderheid, is obstructie verdedigbaar. Doch alleen dan, indien der min derheid als zoodanig onrecht ge daan wordt. Daarvan nu was hier geen sprake. „Smoren van debat" heeft plaats, als men tegenstanders belet zich te verdedigen of den hun toekomenden invloed te oefenen. Misbruik van macht heeft plaats, er rondom hem voorviel. Indien hij teruggezien had naar het pad, dat hij zooeven had verlaten, zou hij drie mannen bespeurd hebben, die voorzichtig den heuvel naderden, het pad bij den heuvel verlieten en zich in het houtgewas verscholen. Onze jonge held bespeurde daar echter niets van; hij zag alleen het heerlijke schouwspel voor zich en was een en al bewondering. De zon ging onder in een zee van vloeibaar goud, die de westerkim vergulde. Allengs verdween ook die zee van licht en maakte plaats voor de scha duwen der duisternis. Eduards be wondering ging nu over in een ge voel van droeve verlatenheidhij werd zeer zwaarmoedig gestemd. De dauw begon koud neer te val len en Eduard besloot naar het kasteel terug te keeren. Hij ging den heuvel af, doch had pas enkele schreden gedaan, of hij hoorde eenig gedruisch achter zich, en omziende, bemerkte hij op korten afstand een man. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1