Donderdag 3 Maart. No. 52 48e Jaargang. 1910. Van Meek fof_Week. Feuilfieton. Het Geheim van den Ouden Visscher. BINNENLAND. VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1,30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËN van 1 4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts /weemaal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd ep Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-fldoertentiën op zeer uoordeelige uosru/aarden Na de opening van het Britsche parlement, is terstond gebleken, dat pet inderdaad zóó gesteld was als wij gevreesd hadden. Het kabinet heeft van den koning geen verzekering ont vangen, dat hij wii medewerken om de aloude instelling van het Hooger- huis te wijzigen. Reeds gaven wij als onze meening te kennen, dat hij die, met het °°g °P ^en uitslag der stem ming, ook niet kon geven. Nu zit het kabinet met de moeilijk heid, dat het aan de werkliedenpartij en aan een deel der Ieren, die dit verlangen, geen waarborgen kan bie den voor eene voortzetting van den strijd tegen de Lords, waar de geheele verkiezing toch om ging maar het is waarschijnlijk dat de begrooting er toch door zal gaan, daar de partijen geen verwarring willen in 's lands financiën. De conservatieven hebben dadelijk van de moeilijkheid gebruik willen maken door een motie voor te stellen ten gunste van beschermende rechten maar dat is toch mislukt, daar de Ieren zich buiten stemming hielden en er toen verwerping volgde. Overigens is men algemeen over tuigd dat het liberale kabinet zwak staat en dat, mocht het komen te val len, waartoe een klein stootje vol doende is, de liberale partij als re- geerende partij voor een poosje ver dwijnen zou. ifï Zooals men weet heeft Thibet, het geheimzinnige land der noordelijke Boedhisten, althans het hoofd der regeering ervan, de Dalai-lama of hoogepriester, langen tijd met China over hoop gelegen. Dit land heeft, zooals men weet, souvereiniteitsrech- ten op China, die echter door de dertien hoogepriesters, die achtereen volgens in Thibet regeerden, niet altijd werden geëerbiedigd. Met den laatsten, T'oe Ostan, ging het heelemaal niet. Hij betaalde geen schatting en kuipte, in zooverre als hij trachtte zich den bijstand van Rusland te verzekeren. Men zal zich herinneren dat Rusland en China in 1907 een tractaat gesloten hebben, om zich te onthouden van inmenging in het bestuur van Thibet en de Chineesche souvereiniteit over dat land te ontzien, 't Is dus niet waar schijnlijk dat Rusland daar thans tegen zal handelen. De Chineesche regee ring heeft nu een decreet uitgevaar digd, waarbij de kerkvorst wordt af gezet en deze is thans, volgens de eene lezing gevlucht naar Britsch- indië, volgens de andere, over Britsch Indië op reis gegaan naar Pe king, om aldaar zich te verdedigen. Hoe het zij, de Chineezen hebben getracht zich van hem meester te ma- Vrij bewerkt door M. J. Korving. 16.) »De man, die aan boord was ge- piren en op zijn naam antwoordde, "eett met den schildwacht hetzelfde unstje uitgevoerd, daarna is hij met en jongen Dumat overboord ge- Pfongen en naar den wal gezwom men. Wij hebben dadelijk jacht op 'n gemaaktmaar in de duisternis u;en we 'lem het oog." hr" ac'1tig, ge hebt u flink ge- uden," zei de graaf spottend, va ™aren vloek, „en bij slot iml rekening is de jonkman ont- maü'1' zullen nu het plan s ,ar 'aten varen, hem weer op het loopen brengen' Laat hem nu maar tam1?"1 ge dus geen vrees voor ken. China heeft namelijk een krach tige poging gedaan om zijn opperge zag over Thibet te herstellen. Daartoe is eene expeditie, sterk 25000 man, naar het Japansche systeem gedrild, met berggeschut, mitrailleurs en toe stellen voor draadlooze telegrafie, uit getogen. Men is zoo iets krachtigs niet van China gewend. Voor de uit rusting moeten in de twee onlangs uit Duitsche machines voorziene en door Duitschers bestuurde tuighuizen te Tsjeng-toe, zeven duizend werk lieden nacht en dag aan den arbeid zijn geweest. Eene expeditie in Thibet is overi gens niet alles. De troepen hebben door de koude veel geleden en de grensbewoners waren zeer vijandig. Van hun kant hebben de Chineezen leelijk huisgehouden onder hun vijan den, het priestervolk, want vele kloos ters werden geplunderd en honderden kloosterlingen omgebracht. Nog niet lang geleden had men in Peking een goed oog op de zaken. De Dalai-lama bracht zooals men weet een bezoek aan Peking en werd daar schitterend onthaaldmaar de verlangde toezeggingen wilde hij niet doen. In den laatsten tijd verzette hij zich tegen eiken maatregel, door de Chineesche regeering bevolen, en dat deed de maat overloopen. China wil Thibet thans bepaald inlijven maar een gemakkelijk werk za! dat niet wezen. Die onherberg zame hoogvlakten en ijzige bergstre ken, maken een daadwerkelijk overal binnendringen zoo goed als onmo gelijk. ln Griekenland zal de Kamer waar schijnlijk deze week uitspraak doen in zake de wenschelijkheid van grond wetsherziening. Van een den koning toegeschreven voornemen om af te treden blijkt tot dusver niet. De mi litaire bond, die het hem zoo lastig maakt, krijgt trouwens meer en meer tegenstanders. Een populair generaal, bekend uit den j angsten oorlog tegen de Turken, generaal Smolenski, schijnt aan het hoofd dier tegenstan ders te staan en men wil dat hij met de hoognoodige reorganisatie der strijdkrachten zal worden belast. Over 't algemeen genomen schijnen de iet wat heetgebakerde Grieken wel wat kalmer te worden, 't geen ook de zor gen der mogendheden weer zal ver lichten. Reeds sinds een dag of acht hoorden we niets meer van Kreta, en dat is een heele tijd. Op de Bulgaarsche grenzen wordt tusschfn Turken en Bulgaren gevoch ten. Eigenlijk is dit niets nieuws, maar ditmaal schijnt het toch nogal erg te zijn geweest. Niet alleen de grenssoldaten zijn aan 't plukharen, „Vrees?" vroeg Maurès met 'ver wondering, „neen, volstrekt niet. Ik zal u de geheele waarheid maar zeggen. Die jonge Dumat is een fijn berekenend speler, die een mij ner beste vrienden heeft geruïneerd het lot van dien vriend trek ik me bijzonder aan. Hij trof Eduard Du mat aan de speeltafel aan en verloor al zijn geld, dat hij bij zich had. Toen zette hij de helft van zijn vermogen op éen kaart en weer verloor mijn vriend. Als hij betalen moet, is hij geruïneerd, en dat zou me innig leed doen, want hij heeft een jonge vrouw, wie deze slag zwaar zou treffen. Om hem te red den, kwam ik op het denkbeeld, den schurk hier van de baan te schuiven." „Dat was gehandeld als een vriend," verklaarde Denison. „Zoo doe ik altijd voor mijn vrienden" zeide Maurès, om zich edelmoedig voor te doen. „Dan is het misschien ook slechts een verzinsel van u, dat Dumat van Engelsche afkomst is „Neen, dat is de waarheid, en die omstandigheid gaf mij aanleiding om uw hulp in te roepen. Maar ik zal maar de boeren doen dapper mee. De zaak wordt onderzocht. De ruzie kwam over een grensquaestie, zooals trouwens telkens het geval is. De Turken komen dan op een grondge bied, waar ze volgens de Bulgaren niet mogen komen en ook nu is een voetpad het onderwerp van geschil.De Turksche gezant heeft thans aan de Bulgaarsche regeering medegedeeld dat, als het vechten aanhield, en er geen legerhoofd naar de grenzen werd gezonden om de troepen tot bedaren te brengen, Turkije daarin een aanleiding zou zien om gewapend tussclienbeide te komen. Te Constantinopel is men onte vreden over de reis van den koning der Bulgaren naar St. Petersburg en gelooft dat Bulgarije op een oorlog aanstuurt, alvorens de Turken met de hervorming der strijdkrachten ge reed komen. Dat klopt in elk geval niet met Koning Ferdinands verzeke ring aan het feestmaal ten paleize van Sarskoje-Selo, dat „de Bulgaren behooren tot de verdedigers van vrede, orde en eendracht in de Bal kanlanden". Koning Ferdinand en koningin Eleonora zijn thans ingeburgerd in het winterpaleis te St. Petersburg en het gerucht loopt, dat er een militaire overeenkomst tusschen Rusland en Bulgarije op handen is. De commissie uit de Pruisische Kamer is nog steeds bezig met het kiesrechtontwerp. De conservatieven deden het voorstel om de zoogenaamde getrapte verkiezingen te behouden en het centrum is na lange aarzeling in datschubje meegevaren maar nu werd het zelfs de regeering te machtig en zij verklaarde dat de regeering, die na rijpe overweging gekomen is tot de keuze der rechis- streeksche verkiezingen, door een te rugkomen daarop het ontwerp zou bedreigd achten. Het centrum wil ook geheime stemming, waarvan de re geering niets weten wil. Toch is de geheime stemming nu in de commis sie aangenomen, met behoud van het eenigszings gewijzigde regeerings- voorstel omtrent de directe verkie zingen. Het eindresultaat za! nu, na al het lawaai in het land en al de vecht partijen, wel wezen dat het ontwerp wordt ingetrokken en alles bij het oude blijft. Een heerlijk resultaat toch Decoratie-quaestie. Het afdeelingsverslag betreffende het voorstel van den heer Troelstra tot het houden eener enquête omtrent de handelingen van den toenmaligen op andere middelen peinzen om hem onschadelijk ie maken, want ik wil en zal mijn vriend voor ondergang behoeden, al zou ik daarvoor zelf schade moeten lijden." Of de Engelsche officier dit ge loofde, valt te betwijlelen hij kende den graaf genoeg daarvoor. Als knapen waren ze samen op de kostschool geweest; ook later hadden ze elkaar vaak ontmoet, hoewel Jn de laatste jaren minder, aangezien Denison door 'zijn beroep veeltijds op zee was. Toch kende Denison het karakter van den graaf niet grondig. De graaf kende Denison echter genoeg om hem tot zekere hoogte zijn vertrouwen te schenken. „Zoudt ge Dumat niet kunnen be wegen, dat hij uw vriend de schuld kwijtschold vroeg Denison na een poos. „Uit zijn voorkomen spreekt wel schranderheidmaar ik houd hem toch niet voor een slecht mensch." „De schijn bedriegt menigmaal," antwoordde Maurès. „Maar in ieder geval za! ik van mijn vorig pian afzien." „Ge wilt dus niet, dat hij weer minister van binnenlandsche zaken ter zake van decoraties in 1903 en 1905, is verschenen. Tegen het voorstel werden verschil lende bedenkingen geopperd. In de eerste plaats werd door som migen aangevoerd, dat het voorstel praemateur is te achten, uit het ver band der artt. 94 en 95 der Grondwet leidden zij af, dat van het recht van enquête geen gebruik gemaakt behoort te worden zoolang andere middelen zijn om het noodige licht te verkrijgen. In de tweede plaats waren vele leden van oordeel, dat ook al ver- eenigt men zich met de ruime op vatting van het recht van enquête, welke de voorsteller huldigt, toepas sing der wet van 5 Augustus 1850 („Stbl. No. 45") als uitgesloten is te beschouwen, wanneer het doel der enquête zou zijn te komen tot eene aanklacht wegens een door den minis ter gepleegd ambtsmisdrijf. Een vol gens die wet in te stellen enquête zou toch ten doel moeten hebben het op sporen en verzamelen van bescheiden, inlichtingen en bewijzen betreffende het ambtsmisdrijf. Zulk een enquête achtte men ook daarom niet geoor loofd, omdat, gelijk in een door den heer De Savornin Lohman in eene der afdeelingen voorgelezen en bij het verslag gevoegde Nota is uiteen gezet, de beschuldigde daardoor zou worden verstoken van de waarborgen door de wet van 1855 ter bescherming van zijne rechten gesteld. In de derde plaats werd opgemerkt, dat deze enquête ook daarom niet oorbaar zou zijn, aangezien zfj ook geen politieke gevolgen kan hebben. Voor een enquête bestaat verder te minder aanleiding, zoo werd be toogd, nu dr. Kuyper zelf het initiatief heeft genomen tot aanwijzing eener commissie, die de door den heer Troelstra bedoelde zaken zal hebben te onderzoeken. De keuze van de leden dezer commissie waarborgt eene onpartijdige uitspraak. Waar de eer en de goede naam van den oud minister bij deze zaak in hooge mate zijn betrokken, moet zelfs de schijn van partijdigheid vermeden worden, indien een parlementaire enquête werd ingesteld. Ook werd aangevoerd, dat het al gemeen belang door het instellen eener enquête niet zou worden ge diend. Wel geven de feiten, welke door de gepubliceerde brieven en de verklaringen van dr. Kuyper geacht kunnen worden vast te staan, geen gunstigen indruk van zijn beleid. Verscheidene zaken staan vast. Zoo ook dat dr. Kuyper over staats zaken briefwisseling heeft gehouden met een vrouw, die zich niet waardig heeft getoond met zoodanig blijk van vertrouwen te worden vereerd. Door een enquête zouden wellicht ver- geprest wordt?" „Neen, laat hem met rustik zal wei een oog op hem houden, mijn vriend." Een weinig later verlieten beide heeren het koffiehuis, gingen naar de haven en namen vriendschappe lijk afscheid van elkander, nadat Denison den graaf beloofd had hem weer te zullen helpen, als het noo- dig mocht zijn. Het was reeds middag geworden, toen de graaf naar zijn kasteel terug keerde. Hij had intusschen de ze kerheid gekregen, dat Eduard niet in de hut van den ouden Dumat was teruggekeerd en evenmin in de stad gezien was geworden. Terwijl Maurès naar huis reed, sprak hij druk in zichzelf; wat' er in zijn binnenste omging, kunnen we ver nemen, als wij eenige oogenblikken naar zijn alleenspraak luisteren. „Het was dom van me, dat ik hem door dien Engelschman liet pressen. Als hij blééf leven, zou hij later toch gelegenheid gevonden hebben om te ontsnappen en hier terug te keeren. Maar er is nog niets mee verspeeld. Denison koes- schillende reeds behandelde feiten nader gestaafd kunnen worden en misschien nog andere feiten van ge- lijksoortigen aard ter algemeene ken nis kunnen worden gebracht, maar men kan niet inzien dat door het verspreiden van meer licht omtrent deze zaken het algemeen belang zou worden bevorderd en de eer des lands zou worden verhoogd. Andere leden konden zich met het voorste! vereenigen, daar het niet mogelijk is gebleken door eene in terpellatie het gewenschte licht te verkrijgen. Ook kan dat, volgens die leden, niet verkregen worden door den ingestelden eereraad, aangezien zulk een raad, hoe goed ook samen gesteld, niet bij machte is getuigen te dwingen voor hem te verschijnen. Het eenige middel is dus, volgens die lsden, het instellen van een par lementair onderzoek. Bij dat onder zoek kan blijken dat er termen zijn tot instelling eener strafvervolging en in dat geval kan een aanklacht worden ingediend en eene instructie ingevolge van de wet van 1855 volgen. Ten slotte werd nog opgemerkt, dat in verschillende afdeelingen van gedachten werd gewisseld over het verband tusschen de voorgestelde enquête en het onderzoek der com missie op initiatief van dr. Kuyper opgetreden. Deze beschouwingen heeft de commissie gemeend niet in het verslag te moeten opnemen. Sommige leden meenden nog dat het voorstel van den heer Troelstra niet voldoet aan den eisch, gesteld in art. 1 der Wet van 1850, omdat net geen nauwkeurige omschrijving omvat van het onderzoek. Aan het verslag is een Nota toe gevoegd van den heer Savornin Loh man, waarin deze erkent gelijk hij reeds vroeger in „Onze Constitutie" heeft geschreven, dat het recht van enquête evenver reikt als 't recht van interpellatie. Alleen is er een natuur lijke grens die niet kan worden over- scheden zonder in het ongerijmde te vervallen. Verder dan in het algemeen zijn taak reikt, kan een Staatsrechter lijk lichaam niet gaan. Daar de en quête dient tot „voqrbereiding" moet de Kamer zich de rabgelijkheid voor stellen, dat zij iets met de uitkomsten van het onderzoek zal kunnen ver richten, daargelaten of zij dit in wer kelijkheid doen zai. Hiermede is de voorsteller het zelf eens, blijkens zijne toelichting. Indien het onderzoek geen ander gevolg kan hebben dan voldoen aan zekere nieuwsgierigheid, zonder dat daarbij eenig staatkundig belang is betrokken, ware zulk een enquête dwaas en beneden de waardigheid der Kamer, en zelfs een misbruik van macht. Bij elke enquête, zegt de stel ler der nota, moet de vraag ge- tert geen argwaan tegen mij en niemand anders weet iets van de geheele geschiedenis. Eigenlijk mag ik blij zijn, dat de zaak zoo geloo- pen is, want nu kan ik er voor zorgen, dat ik hem zekerder in mijn macht krijg. Hij moet uit den weg geruimd wordenhij is me hier te veel." In dezen trant sprak de graaf ge durende den rit huiswaarts over Eduard Dumat en over de plannen, die hij tegen hem koesterde. Wij be merkten alzoo, dat Eduard minstens éen vijand had doch wat was de oorzaak van die vijandschap VI. Toen Eduard Dumat den volgen den morgen opstond, vernam hij, dat Henri Gardel werkelijk reeds vertrokken was. Hij ontmoette den markies in de groote zaal en de oude heer groette hem vriendelijk. „Uw metgezel is reeds vertrokken," zei de markies lachend. „Heeft hij geen boodschap voor mij achtergelaten vroeg Eduard met belangstelling. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1