Vrijdag
18 Februari.
Gemeentebestuur,
^SnnenlandT
Feuillleton.
No. 41
48e Jaargang.
1910.
hoofdelijke omslag.
Het Geheim van den
Ouden Visscher,
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DF. VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks,, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Afkondiging van het uitvoerbaar
verklaarde 4e suppletoir kohier
van den Hoofdelijken Om
slag over het jaar 1909.
Burg. en Weth. van Vlissingen
maken bekend
dat het 4e suppletoir kohier van
den Hoofdelijken Omslag voor het
jaar 1909, na door Gedeputeerde
Staten van Zeeland bij hun besluit
van 11 Februari jl„ no. 29, te zijn
goedgekeurd, op heden in afschrift
gedurende den tijd van vijf maanden
op de Secretarie der gemeente voor
een ieder ter lezing is nedergelegd.
En is hiervan afkondiging geschied,
waar het behoort, den 17 Februari
1910.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
De nota van Heeckeren.
De „N. R.'Ct." teekent het volgen
de aan
Het spreekt van zelf, dat dr.
Kuyper het antwoord hierop niet zal
schuldig blijven en verklaren in de
draden van welk weefsel, dat de
lieer Van Heeckeren niet doorzag,
deze oud-gezant is geraakt.
Het „Vad." schrijftDe inhoud
dezer nota werpt een eigenaardig
licht op de waarde van datgene, wat
ons als officieele waarheid wordt
voorgezet.
Ziehier een gezant, lid der anti-
revolutionnaire partij, die verzekert
met andere Staatslieden, door den
minister-president dr. A. Kuyper, te
vens chef zijner partij, over eene ge
wichtige aangelegenheid te zijn ge
raadpleegd, en wien naderhand door
den minister van buitenlandsche zaken
van een verwant kabinet, wordt toe
gevoegd, dat van die geheele zaak
niets waar is, waarna de aldus ge
desavoueerde openlijk verzekert dat
de minister die het gerucht met zoo
veel nadruk naar het rijk der fabelen
verwees, volkomen zeker weet, dat
het waar is, evenals zijne collega's
het weten.
Dit alles wordt slechts geëvenaard
door de wijze waarop in „De Stan
daard", het orgaan van dr. A. Kuyper,
in een artikel van Dinsdag de ge
heele geschiedenis tot een „pure
verzinning" verklaard wordt door
hem.... die als minister-president en
als hoofd zijner partij den gezant
daarover om advies heeft gevraagd.
Indien de nota-Van Heeckeren ons
de lang gezochte waarheid heeft ge-
Vrij bewerkt door M. J. Korving.
o—
5.)
De niets kwaads vermoedende
Engelschman stond op, om aan het
verzoek van zijn gullen kameraad te
voldoen; op het oogenblik dat hij
2'ch omkeerde, wierp Gardel iets
>n zijn glas: een kleine hoeveelheid
slaappoeder. Daarna ontkurkte hij
de flesch en vulde de glazen. Beiden
dronken en vonden den wijn voor-
treffelijk. Bij het tweede glas be
gonnen de oogen van den Engelsch-
wan dicht te vallen - en zijn spraak
*erd vervoerd. De edele wijn, na
don sterken rumgrog gedronken, had
dadelijk de door Henri Gardel ge-
wenschte uitwerking.
„Zeg
eens," onderbrak Gardel
eensklaps het verhaal van een hel-
dwstukje, dat de ander beweerde
bracht, in welken knoeiboel is dan
toch ons land wel verzeild
Het „Handelsblad" vat zijn oordeel
als volgt samen
De heer Van Heeckeren van Kei
heeft thans den naam genoemd of
eigenlijk slechts aangeduid van
den man, die de ongelukkige legende
van des Duitschen Keizers brief in
de wereld heeft geholpen dr. Kuyper!
Het blad merkt op, dat ook in de
nagelaten herinneringen van een
Hollandschen diplomaat (Wttewaal
van Stoetwegen in het „Vaderland"
de naam van dr. Kuyper genoemd
werd.
De Koningin, ten zeerste ontdaan,
deelde den minister Kuyper een
dreigbrief mee, waarop dr. Kuyper
het wenschelijk geacht heeft eenige
versterkte plaatsen in orde te doen
brengen.
Dr. Kuyper heeft echter pertinent
tegengesproken iets van een derge-
iijken brief te weten. Eerst in een
intervieuw in de „Temps", waarin hij
het „de la fantaisie pure" noemde,
later in een verklaring in de „Stand
aard".
Volgens deze heeft dr. A. Kuyper,
daartoe door H. M. de Koningin ge
machtigd, aan den Duitschen Chargé
d'Affaires, die inlichting verzocht,
medegedeeld, dat door de Koningin
nimmer met hem over een brief, die
van den Duitschen Keizer ontvangen
zou zijn, ook maar met éen woord
gesproken is, en dat hem veel minder
nog van zulk een brief inzage is ge
geven.
Reeds vroeger, in de „Standaard"
van 16 Nov. 1908, was echter een
stukje verschenen, dat als volgt
luidde
In het „Vaderland" begint de man
van 1905 zijn arbeid weer op het
terrein der buitenlandsche politiek.
Nu heet hij te putten uit de Mé
moires van een gewezen diplomaat.
Licht te gissen op wien bedoeld
wordt. En ook nu is het eigenaardige
van deze onthullingen, dat ze over
geheime dingen handelen, waarvan
men vooruit weet, dat geen tegen
spraak gegeven kan worden, omdat
de gebondenheid van het geheim
karakter der besproken zaken dit
verbiedt.
Ook nu blijft uit dien hoofde niet
anders over dan op volkomen af
doende gronden opnieuw te verklaren
dat ook thans weer een samenraapsel
wordt geboden van fantasie en wer
kelijkheid. Mémoires, zoo heet het,
van een diplomaat, die wel de klok
had hooren luiden, maar niet wist
waar de klepei hing."
Men zou zoo zeggen hier is iemand
aan het woord die wèl weet dat er iets
gebeurd is, wat er gebeurd is en hoe.
En wat bedoelde de „Stand." met
de klok en den klepel
bedreven te hebben, „heb je wel
eens gehoord van dien beruchten
smokkelaar
„O," stotterde de ander „je bedoelt
dien galgebrok dien Henri Gar
del
„Juist hem bedoel ik."
„Zeker, ik heb wel eens van hem
gehoord en jij zult ook spoedig van
hem hooren. Het zal gauw met hem
gedaan zijn, dat zeg ik je."
„Hoe bedoel je dat?"
„Dat zal ik je zeggen. „Maar je
moet er niet over Eerst nog een
glaasje dat is goede wijn, bij
zonder goed Maar je moet er niet
over spreken geen woord Dat
zou me groote schade doen."
„Geen sterveling zal er iets van
vernemen. Ga maar voort. Als het
je maar gelukt hem te pakken."
„Och, we pakken hem zeker,"
pochte de Engelschman, terwijl hij
met het glas boven zijn hoofd
zwaaide.
„Ik hoop het voor jou. Maar hoe
denk je dat aan te leggen Het zal
niet gemakkelijk gaan."
„Ja maardenk er aan geen
woord hoor!"
Er is nog meer onbegrijpelijk. Hoe
kon baron Van Heeckeren, na die
pertinente verklaringen van dr. Kuy
per, nog waarde hechten aan dr. Kuy
per als zegsman 'Joor het bestaan van
dien brief? indien de heer Van Heec
keren zicli niet vergist, moest dr.
Kuyper, hetzij tegenover hem, hetzij
in het stukje in „de Stand." onwaar
heid hebben gesproken. Welke reden
had de heer Van Heeckeren toch nog
in een nadere nota moeten duidelijk
maken.
De „Residentiebode"Het wil ons
voorkomen, dat de heer Van Heecke
ren in de voorlaatste alinea van zijn
schrijven de rollen omkeert.
Het was toch niet aan den minister,
om aan de zaak die wending te geven,
welke dezen afgevaardigde het aan
genaamst kon wezen, maar het ware
wel aan den afgevaardigde geweest,
om de zaak zóó te behandelen, dat
's lands belang er niet door kon wor
den geschaad.
M. a. w. hadde de heer Van Heec
keren we maakten reeds eenmaal
deze opmerking met den minister
van te voren overleg gepleegd, dan
hadden zij desnoods een vraag en
een antwoord kunnen samenstellen,
waardoor zij het succes der opklaring
van den toestand, hadden gedeeld,
terwijl nu
We zuilen ons echter ook thans nog
onthouden van het uitspreken van een
oordeel, en zulks te meer wijl de heer
Van Heeckeren ditmaal zijn zegsman
in debat brengt, nl. „den toenmaligen
minister-president" (dr. Kuyper), die
er misschien toe over zal gaan
en daarop dient toch zeker gewacht
verder licht in deze zaak te ont
steken.
De heer Van Heeckeren uit thans
„de mogelijkheid", „dat ook mede-
deelingen of verklaringen zelfs van
ministers soms onwaarheid zouden
kunnen bevatten".
Door het opperen dezer onderstel
ling veraangenaamt de heer Van Heec
keren de positie allerminst. En nog
duidelijker dan tot dusverre wordt
het hierdoor, hoeveel beter de afge
vaardigde zou gehandeld hebben dooi
de zaak in't kabinet van den minister
te bespreken alvorens hij haar in het
openbaar aanroerde."
Het Lintje.
Van de hand van Ed. Polak, re
dacteur van „Het Volk", is bij den
brochurehandel der S. D. A. P. een
brochure verschenen getiteld „Het
Lindje, de feiten der Kuyper-zaak".
In deze brochure wordt een over
zicht gegeven van de bekende lintjes
zaak en achtereenvolgens afgedrukt
de aanklacht van „Het Volk" en ant
woord van dr. Kuyper daarop, dan
volgt de critiek op dat antwoord, wat
er geschied is toen dr. Kuyper bui-
Henri Gardel beloofde dit en hu
vervolgde de ander
„Wij hebben de bewijzen, dat die
galgebrok thans te Saint-Malo ver
toeft; maar hij houdt zich schuil,
zoolang ons schip daar voor anker
ligt. Ais we weer in zee steken,
laten we daarom e'en luitenant met
twintig manschappen achter, ailen
gekleed als gewone burgers, en die
zullen hem inpakken, zoodra hij het
waagt zijn schuilhoek te verlaten.
Begrijp je de zaak nu
„Ja, nu begrijb ik het," antwoord
de Gardel lachend; „dat is goed be
dacht."
„Het is prachtig," stotterde de
andere met zware tong, terwijl zijn
oogen dichtvielen, „niet waar?"
„Ja dat moet ik zeggen. Maar...
daar zou ik bijna iets vergeten. Wel
verduiveld, ik weet het parool niet
meer."
„Wat? Het paroo!
„Ja, het paroolherhaalde Gar
del, van zijn stoel opspringende.
„Wij kunnen niet meer aan boord
komen, als we het paroo! niet we
ten."
De arme Engelschma* was echter
Bbonnements-ftduertentiën op zeer uoordeeiige voorwaarden
tenlands ging, de tweede verklaring
in de Tweede Kamer voorgelezen met
de weerlegging.
Dan volgen eenige stukken, die
niet openbaar zijn gemaakt, o.a. een
quitantie van Maihilde Westmeijer
voor f 1000, ontvangen van den heer
Ruyter, secretaris van den heer Leh-
mann, waarvoor zij in ruil stukken
gaf, die compromitteerend voor den
heer R. Lehmann zouden kunnen zijn.
Dit bedrag zou in drie dagen door
mej. Westmijer worden geretourneerd.
Dan is afgedrukt een brief van dr.
Kuyper aan mr. P. Tydeman te Bloe-
mendaal. Dit schrijven heeft betrek-
kjngopde financieele hulp, door dr.
Kuyper verstrekt aan mej. Westmeijer,
die door mej. Van Velzen, eigenaresse
van „Het wapen van Amsterdam" te
Heemstede, in moeilijkheden was ge
bracht.
Mej. Van Velzen deelde aan mr.
Tydeman omtrent deze zaak o.a. het
volgende mede
„Mijn raadsman en ik hebben dr.
Kuyper om hulp gevraagd, daar ik
verbintenissen had aangegaan om
mej. Westmeijer te helpen, deze mij
in den steek gelaten en zelfs haar
pensiongelden niet had aanbetaald.
Dr. Kuyper beloofde te trachten
van anderen f 10.000 voor mij bijeen
te krijgen om mij te redden. Dr. Kuy
per had op een dag in Januari 1907
op f 500 na 10 duizend gulden „bijeen"
en sprak het volgende met ons af
Mijn raadsman en ik zouden bij hem
aan huis aanwezig zijn, wij moesten
medebrengen „de stukken", die wij
hadden mejuffrouw Westmeijer zou
ook komen met „hare stukken". Mej.
Westmeijer telegrafeerde af. Dr. Kuy
per verklaarde toenhet kan niet
doorgaan. Mijn raadsman sprak over
een en ander zijne verwondering uit,
want dr. Kuyper had hem verzekerd
„aan mej. Westmeijer nooit te hebben
geschreven." Dr. Kuyper, zoo vertel
de mejuffrouw Van Veizen, „moest
toen wel doorgaan".
Mijn raadsman en ik overhandigden
toen aan dr. Kuyper twee stukken
een door hem geschreven briefkaarl,
waarop dr. Kuyper geschreven had
„Ik kom u morgen bezoeken" en eene
acte. Daarna gaf dr. Kuyper het geld
f 9500bij die gelegenheid is een
stuk geteekend, waarschijnlijk inhou
dende, dat mejuffrouw Westmeijer niet
door mejuffrouw Van Velzen zou
worden vervolgd ter zake van de
verbintenissen, waartoe deze zich te
haren behoeve aan derden, die mej.
Van Velzen deswege vervolgden, had
verbonden.
Dr. Kuyper zeide nog: mejuffrouw
Westmeijer behoeft het niet te weten.
Toen mijn raadsman, die wist dat
u, mr. Tydeman, pogingen aanwendde
om den heer Van Dieren Bijvoet
staande te houden, vroeg of de ge
reeds te ver weg, om te begrijpen,
wat er met hem gebeurde of in
welk gezelschap hij eigenlijk was,
en met geweldige inspanning de
oogen openhoudende, zeide hij
„Hoe? Weet je liet niet meer?
Jij hebt ook een slecht geheugen
Wellington is liet paroolWeet
je het nu
„Juist f Wellington, zoo is het!
Maar verduiveld, waarom komt de
boot nog niet om ons naar boord
te brengen
„De boot? Er komt immers
geen boot meer naar den wal
zoodra het donker is De oude
knorrepotzei immers dat
we zelfmaarmoeten zorgen...
om aan boord
„Ja, dat heeft hij gezegd," sprak
Henri Gardeltegelijkertijd drukte
hij het hoofd van den Engelschman
zacht op de tafel en een oogenblik
later snorkte deze als een varken.
Nu riep hij den kastelein, wees hem
op den bewusteloozen man en sprak
„Draag zorg voor hem en sluit deze
deur goed, opdat niemand hem ie
zien krijge. Hebt gij mij begrepen
„Het zal geschieden, zooals ge
schiede handeling aan u zou worden
medegedeeld, heeft dr. Kuyper tegen
gehouden, dat mijn raadsman of ik
dit zouden doen, hij zou het zelf willen
doen."
Ter bevestiging van dit verhaai
wordt thans in de brochure van den
heer Polak eeri brief van dr. Kuyper af -
gedrukt.
Wachten.
De Haagsche correspondent van
„de Tel." schrijftDe eere-raad wacht
en dr. Kuyper wacht. Beide wachten
ze, to' de Tweede Kamer het en-
qeête-voorstel heeft afgehandeld. De
eerste, om met z'n arbeid te beginnen,
de tweede om den tempel van het
parlementaire Heilige der Heiligen
weer te overschrijden. Een ietwat
vermakelijke situatie.
Want als men bedenkt, hoe het
voorloopig verslag, dat over het en
quête-voorstel verschijnen zal, door
mr. Troelstra moet worden beant-
word en hoe er nergens een termijn
is voorgeschreven, waarbinnen dat
antwoord moet worden ingediend,
dan ziet men dus, dat het in de
macht van den heer Troelstra ligt,
dr. Kuyper zoo lang als hij wil buiten
de Kamer te houden, is dat verma
kelijk, of niet. We zullen nu voor
loopig verschoond blijven van het
binnentreden in de Kamer van den
heer Kuyper, dat gewoonlijk 's mid
dags om in 'n uur of drie geschiedde.
Ais de heer Duymaer van Twist
voortaan tegen dat uur eens binnen
kwam intusschen is het een
beetje vreemd, dat dr. Kuyper wel
wacht op den afloop van het enquête-
voorstel, maar niet op dien van het
onderzoek, door den eere-raad die is
juist ontstaan onder den aandrang
van de parlementaire debatten en
wan-neer het voorstel-Troelstra ver
worpen wordt met groote meerderheid
zal het enkel en alleen geschieden,
omdat men een eere-raad-enquête
voldoende acht. Dus begrijpen we
niet recht, waarom hij ook het re
sultaat daarvan niet afwacht. Maar
misschien zagen we hem dan in een
paar jaar niet.
Vakteekenscholen.
Door het hoofdbestuur der ver-
eeniging „Volksonderwijs" is aan de
afdeelingen een rondschrijven gezon
den, waarin er op wordt aangedron
gen, de aandacht te wijden aan vak
teekenscholen.
In die circulaire wordt o.a. gezegd;
dat de practijk der vakteekenscholen
aangetoond heeft, dat alleen die leer
lingen het onderwijs met vrucht kun
nen volgen, die herhalings onderwijs
hebben gehad en dus de vakteeken
scholen aan 't zoo noodige herhaiings-
onderwijs bevorderlijk zijn.
beveelt," antwoordde de kastelein.
„Maar wat denkt ge nu verder te
doen
„Help me eerst een handjedan
zult ge het dadelijk hooren. Voor
eerst moeten we dien knaap zijn
buis uittrekken."
De kastelein hielp hem, om den
Engelschen zeeman van zijn uniform
te ontdoenGardel trok zijn eigen
buis uit en dat van den ander aan.
Daarna zette hij ook den hoed van
den Engelschman op en wendde
zich toen tot den verwonderden
kastelein.
„Wel, wat dunkt je," vroeg hij,
luid lachend, „gelijk ik nu niet
sprekend op dien man, tenminste
als hij niet beschonken is
„Op mijn woord, dat gaat bijzon
der. Maar ge zult u toch niet aan
boord van dien Engelschen driedek
ker wagen
„Dat is juist mijn plan."
„Maar
„Houd op met dat „maar".
(Wordt vervolgd.)