Woensdag
9 Februari.
No. 33
1910.
Gemeentebestuur.
48e Jaargang.
/Wondverzorging.
BINNENLAND.
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 14 regeJs ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Oroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10.
SCHOOLWEZEN.
De Plaatselijke Commissie van
toezicht op het LagerOnderwijs maakt
bekend, dat de openbare lessen aan
onderstaande gemeentescholen Don
derdag 10 Februari van 2—4 uur
n.m. zullen worden gehouden.
School A hoofd de heer Landsman.
B Op den Zieke.
F VanderSlikke.
Ouders, voogden of verzorgers van
leerlingen en belangstellenden wor-
den uitgenoodigd deze lessen bij te
wonen.
De Commissie voornoemd,
JOS. VAN RAALTE, Voorzitter.
G. H. VüRTHElM, Secretaris.
ftbonnemenis-ftdusrtentiën op zeer üoordeelige voorwaarden
BEKENDMAKING.
De Burgemeester van Vlissingen
brengt ter kennis van belangheb
benden; dat blijkens bij hem inge
komen ambte bericht, de besmetver
klaring van Sint Petersburg, wegens
Cholera is ingetrokken.
Vlissingen, 8 Februari 1910.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Onder het vele „waar men vroeger
zoo niet van hoorde", mag gelukkig
ook gerekend worden, in het alge
meen de aandacht, die gewijd wordt
lot instandhouding van het gebit. Toch
moet men niet denken, dat onze
voorvaderen er rusteloos onder ge
zeten hebben en niet naar middelen
hebben gezocht om het gebit te be
houden integendeel ook bij de Grie
ken en Romeinen vulde men reeds
de tanden, getuigen de verschillende
schedels uit dien tijd afkomstig,
waarbij men zelfs goudvullingen aan
heft en kunsttanden, die door goud
draad aan de naburige tanden wer
den bevestigd. Verder zijn enkele
kunstgebitten, uit een soort hout
vervaardigd, van de oudheid bewaard
gebleven. Regel was het toen echter
niet, daar het aantal beoefenaars der
tandheelkunde al zeer klein was. Be
trekkelijk gering waren de vorderin
gen, die men tot voor een eeuw op
dit gebied had gemaakt.
De barbier of een marktschreeuwer
waren de aangewezen tandheelkun
digen. Zij trokken de kiezen of haal
den „den worm" er uit, verkochten
pillen en hielpen of liever hielpen
niet op die manier de lijdende
menschheid.
De toestanden zijn veranderd. Dank
zij de grondige studies, die er van
de tandziekte is gemaakt, heeft men
de oorzaak gevonden (nl. gebrek aan
door
E£. OM:. J. "WT
16.)
Eén ding weet ik zekernooit
zouden zij er toe gekomen zijn,
Zlc'h om welke reden dan ook, op
grooten afstand van ons huis te ves-
"gon doch daarvoor bestond ook
weinig gevaar, daar zij zelden en in
fl^n laatsten tijd hoe langer hoe
liete'er' 0U(^er''i'<:e woninS ver"
Theobald volgde het eerst zijn be
Kmminghij werd in een handels
zaak in het buitenland opgenomen
met hem verdween de eenige,
°te, levendig en vroolijk van aard
s hij was, nu en dan eens wat
wisseling bracht in den eentonigen
gang van zaken. Men zegt dat de
'ld alle wonden heeltdat is een
schoon houden) en tevens geschikte
middelen om holle tanden te vullen
en dus voor verder bederf te bewaren.
Hoewel we gaarne aannemen dat
een groot percentage der bevolking
tegenwoordig goed zorg draagt voor
het gebit, gelooven we niet, dat allen
doordrongen zijn van het nut ervan
en achten we het niet overbodig
eens met meer nadruk er op te wijzen,
temeer daar onwetendheid menigmaal
de oorzaak van het verwaarloozen is.
Het behoort nl. niet tot de zeld
zaamheden, dat men tegenwoordig
een mond aantreft, die bij opening
een rij tanden vertoont, waar het vuil
een duimdik opzit en bekijkt men
zoo'n mond nauwkeuriger dan is in
den regel iedere kies afzonderlijk een
vergaarbakje van alle mogelijke on
gerechtigheden; waar geen kiezen of
tanden zijn, daar zitten dikwijls wor
tels met chronische ontstekingen, die
voortdurend etter afvoeren.
Verder is het tandvleesch bezet
met een glibberige laag vuil, zoodat
zoo'n mond met recht een bergplaats
van viezigheden is. De lucht, die uit
dergelijke monden opstijgt, is om van
te grillen, het is in éen woord on
verdraaglijk, maar de persoon in
quaestie is dikwijls niet weinig be-
leedigd als gezegt wordt, dat de
adem verre van frisch riekt. Eigen
aardig, dat die gevallen zoo vaak
voorkomen bij menschen, die in het
huishouden merkwaardig zindelijk zijn
en niet zouden kunnen slapen, als de
bel niet gepoetst was, maar zich geen
tijd gunnen eens acht te slaan op hun
mond. Gedeeltelijk is dit te vergoei-
lijktn. Immers hoevelen loopen niet
rond, die nimmer door anderen attent
gemaakt zijn op het belang van deze
zaak.
Het zal voor ieder duidelijk zijn,
dat, terwijl de mond toch te beschou
wen is als de ingang van het inwen
dige lichaam, een zieke toestand
daarvan niet zonder invloed is op
het geheele organisme, de maag in
het bizonder. Buiten twijfel is het
dan ook, dat verscheidene maaglijders
hun ziekte te wijten hebben aan het
slechte gebit en velen van hun kwaal
verlost waren nadat eerst de mond
in orde was gebracht.
Onze spijzen worden wel reeds
vrij week ter tafel gebracht, maar
niettemin blijft nog een goed stel
kiezen noodzakelijk om het naar be
hooren te verwerken. Zijn deze niet
aanwezig of durft men uit vrees voor
pijn ze niet te gebruiken, dan mum
melt men zoo'n beetje met de front-
tanden en slikt de spij^brok veel te
vlug doorde maag wordt er dan
mee opgeknapt.
Bevinden zich ontstekingen in den
mond met fistels dan wordt de af
gevoerde etter getrouw doorgeslik
en de maag moet het maar weer
regel met vele uitzonderingen maar
toch, al blijft de wond, het geeft
reeds een verademing nu en dan de
pijn wat minder te gevoelen, en
Theobald verstond meesterlijk de
kunst om mijn vader, die al een oud
man begon te worden, nu en dan
voor eene wijle uit zijn sombere
stemming te brengen. Zijn heengaan
was dus voor ons een wezenlijk
verlies, dat alleen werd opgewogen
door de goede vooruitzichten, die
hij in zijn nieuwe omgeving al vrij
spoedig had, en door zijn trouwe
briefwisseling, die hij met mijn vader
voerde, terwijl Hendrik bij voorkeur
met mijn moeder correspondeerde.
Wij schijnen wel allen zoo iets
eigenaardigs te hebben gehad. Wat
mij betreft, wanneer de zorg voor de
zaken van mijn vader mij niet be
zighield, dan vertoefde ik in mijn
eigen kweekerij. In mijn bijzonder
leven was natuurlijk het eenige we
zenlijke lichtpunt de op den bepaal
den dag nooit falende brief van
Else, die naar de naaste stad als
poste restante verzonden werd, en
waar ik hem dus persoonlijk ging
afhalen. Ook dit had Else verlangd
verwerken. Voor ieder toch begrijpe
lijk, dat dit slecht moet zijn.
De schijnbezwaren, die voor het
verzorgen der tanden aangevoerd wor
den zijn dikwijls talrijk. Het schoon
houden wordt door sommigen zoo'n
beetje beschouwd als erg jongejuffer-
achtig of is het misschien niet ijdel
te noemen. Heuscli, dat is het niet
men wascht toch ook net gezicht
iederen morgen en vindt U niet dat
een helder gebit minstens evenvee]
inneemt als een schoon gezicht; ze
ker heeft het niet minder nut. Een
bord of lepel wordt na gebruik ge-
wasschen, waarom zoudt ge dan de
kiezen van het eten ook niet ontdoen
van de aanklevende spijsresten
Een ander weet te vertellen, dat
zijn grootvader van tachtig jaar nooit
heeft geborsteld en evenmin kiespijn
gehad en nog al zijn tanden heeft.
Het is een groot geluk voor dien
grootvader, maar ontegenzeggelijk
zullen wel factoren aanwezig geweest
zijn, die het gebit op andere wijze
beschermden.
Bovendien tegen één zoo'n voor
beeld zijn honderden andere groot
vaders te noemen, die zelf nog geen
tachtig jaar oud zijn en al geen
splintertje meer in den mond hebben.
Een derde categorie kan geen tijd
er voor vinden. Daar is alléén tegen
over te stellen dat de goede wil
ontbreekt, want 's morgens en 's
avonds vijf minuten besteden aan
het gebit is niet te veei geëischt.
Ten slotte wordt beweerd, dat het
niet zoo erg noodig is, want kijk
dan eens naar de dieren. Ge hebt
volkomen gelijk, dieren borstelen niet
en hebben toch in den regel mooie
gebitten, maar hoor eens verder.
De enkel vleesch- of vischetende
dieren zijn voor de tandziekten ge
vrijwaard, daar de achterblijfsels dier
stoften niet op de tanden inwerken
andere dieren eten heel wat hardere
voorwerpen dan de mensch.
Bovendien mag de vorm en stand
der tanden hierbij niet buiten be
schouwing blijven. Neemt ge u voor
niets dan vleesch of visch te eten of
zoodanige stoffen waardoor het gebit
van zelf wordt schoongewreven, dan
kunt ge het borstelen laten.
Er dient nog even op gewezen,
dat bij onze huisdieren als hond en
kat, die van onze tafel meeëten, wel
degelijk de tandziekte aanwezig is.
Paard&n loopen er evenmin vrij van.
Een mensch is wat de spijzen be
treft maar al te zeer verwend. Alles
is even week en papperig. Koekjes
en beschuitjes worden nog gesopt,
de groenten worden ais een zalfje
opgedischt, hard gebakken korstjes
van liet brood afgesneden, zoodat wij
wel tot borstelen gedoemd zijn. Ge
beurt dit niet, dan ondervindt men,
wel is waar de een vroeger, de ander
in verband mat de belofte die ik
haar gegeven had. Maar die dag
kwam maar zelden en ik geloof
zeker, dat, wanneer hij vaker terug
gekomen ware, het Else moeite zou
gekost hebben, mij in dit opzicht
te bevredigen. Terwijl ik altijd over
vloed van stof had, om zoo te zeg
gen meer dan ik verwerken kon,
had zij, wier leven zich door geen
enkel buitengewoon voorval ken
merkte, zoodat de eene dag steeds
voorbijging als de andere, mij niets
te melden dan hare eigen gedachten
en gewaarwordingen, en hoe diep
zij ook gevoelde, welke aandoenin
gen haar steeds bestormden, zij wist
zich, uit liefde tot mij, altijd volko
men te beheerschen. De gedachte is
menigmaal bij mij opgekomen, dat,
zonder Else's rustige en kalme wijze
van handelen, die er geheel op be
rekend was, mij de nakoming der
afgelegde belofte mogelijk te maken,
de loop der zaken een andere had
kunnen zijn. Zelfs niet Else's opvat
ting van plicht, zou hare verschijning
in het huis mijner ouders, na onze
treurige geschiedenis, daarop aller
minst het brandmerk der schande
later, de naweeën ervan. Het geldt
reeds evenzeer voor de kinderen.
Over het algemeen gaan de melk-
kiezen en tanden veel te vroeg ver
loren. Het gevolg is, dat de blijvende
kiezen en tanden, die soms veel later
na het uittrekken doorbreken, niet op
de juiste plaats komen en een stoornis
veroorzaken in den stand. Men behoeft
de oogen maar den kost te geven om
te zien bij hoevelen de tanden vaak
hoeks en dwars in de kaak zitten.
Nu de wetenschap zoover gevorderd
is, dat het mogelijk is kunsttanden
te plaatsen, ja zelfs zoo, dat onder
scheid bijna niet te zien is, heeft de
redeneering ingang gevondenwat
zal ik me druk maken met onderhou
den van mijn tandenkrijg ik er
pijn aan, dan laat ik ze trekken en
neem vaische. Dit is maar al te
lichtzinnig gesproken.
We willen niet gaarne het nut
over het hoofd zien, dat de kunst
tanden en kiezen bij velen hebben
gebracht, maar als een paal boven
water staat, dat er niets gaat boven
eigen tanden en kiezen, daar deze
veel en veel beter voor het doel
geschikt zijn dan kunstwerk. Paai u
zelf daar dus niet mede en neem
liever de kleine moeite uw gebit zorg
vuldig te onderhouden. Zijt ge er
eenmaal mede begonnen, dan zult ge
het niet weer laten.
lil een volgend artikel willen we
meer speciaal op het onderhoud in
gaan. O.
Eerste Kamer.
In de gister gehouden zitting werd
de begrooting van financiën aan
genomen.
De heer Van Waterschoot v. d.
Gracht bepleitte salarisverhooging
voor de landmeters, waaraan de mi
nister verklaarde niet te kunnen vol
doen.
Vrouwenkiesrecht.
De „Standaard" zegt in een drie
star: Niet ten onrechte wees „Onze
Courant" erop, hoe naar de Haar-
lemsche methode (bedoeld wordt het
Haarlemsche vonnis inzake den eeds-
dwang) het kiesrecht ook voor de
vrouw openstaat.
Dit is ook zoo.
Op grond van art. 29 der Kieswet
kan straks mits vóór 15 April, „een
ieder", dus ook een vrouw die in
gezetene, en Nederlander, en van den
vereischten leeftijd is, zich tot het
gemeentebestuur wenden, met het
verzoek, om alsnog op de kiezerslijst
geplaatst te worden.
Gelukt haar dit niet, dan wendt ze
zich op grond van art. 36 der Kies
wet tot den kantonrechter, die haar
hebben gedrukt, en ik ben vast over
tuigd, dat éen enkel vertrouwelijk
oogenblik voldoende zou geweest
zijn, om mijne moeder, uit eigen be
weging en vol liefde, de taak te
doen opvatten, mij het geluk te
verschaffen, waarnaar ik smachtte.
En wat mijne zusters betreft, die
zachte, stille meisjes, zouden haar
gevoelen volkomen hebben gedeeld.
Maar wat nu die stille meisjes
betreft, stille waters hebben diepe
gronden; zeide mijne moeder wel
eens, en dit bleek ook hier weer op
te gaanwant, of het bij afspraak
was, weet ik niet, mijne ouders ont
vingen bij zekere gelegenheid op
denzelfden dag het bezoek van twee
pretendenten, die hun volstrekt niet
onbekend waren, want het waren
dorpsgenooten maar zij hadden het
niet te moeilijk beleg in alle slilte
geslagen en zich de overwinning op
dezelfde wijze verzekerd.
Het was een verschrikkelijk pro
zaïsche historie, maar het was tevens
het grootste geluk, dat vooral aan
mijne moeder onder de bestaande
omstandigheden kon ten deel val
len want het afscheid van het ou-
goed recht erkennende, ingevolge
art. 39 derzelfde wet, haar plaatsing
bij provisie op de kiezerslijst gelas
ten kan, en zulks wel bij een vonnis,
rustende bijv. op deze overwegingen
„Overwegende dat de uitdrukking
„mannelijke ingezetene" in art. 80
der grondwet, naar de ongetwijfelde
bedoeling van den Grondwetgever
van 1889, beteekenen moetingeze
tene van het mannelijk geslacht.
„Overwegende echter, dat het evo-
lutionnaire rechtsbewustzijn der natie
zich steeds luider en krachtiger tegen
de uitsluiting van de vrouw van het
kiesrecht verzet.
„Overwegende dat het woord man
nelijke zeer zeker veelal beteekent
van het mannelijk geslacht, maar dat
blijkens het „Woordenboek der Ne-
derlandsche Taal", Deel IX, blz. 212,
het woord mannelijk ook beteekenen
kan „Blijken gevende van kracht en
flinkheid", en dat de redactie ter
nadere adstructie hiervan er uitdruk
kelijk bijvoegt, dat het woord man
nelijk ook van vrouwen gebezigd
wordt, gelijk Bredero in 3, 4—12
schreef: „een mannelijke maaght, so
wijs als immermeer mag keeren" en
Belpaire in zijn „Landleven" schreef
van Marie Loveling „een forsche,
mannelijke schrijfster" en dat alzoo
het gebruik van mannelijk vaak voor
een vrouw taalkundig vaststaat.
„Overwegende al verder, dat de
verzoekster in haar geheele optreden
gebleken is, alleszins flink, kloek en
cordaat te zijn, en alzoo op den
eerehaam van een mannelijke inge
zetene haar deugdelijk recht kan doen
gelden.
„Overwegende eindelijk, dat op de
kiezerslijst zelfs meerdere kiezers van
het mannelijke geslacht voorkomen,
den heer kantonrechter persoonlijk
bekend, die zeer verre in mannelijk
heid bfj ds verzoekster ten achterstaan.
„Oordeelt, dat aan de verzoekster
ten onrechte haar verzoek om op de
kiezerslijst geplaatst te worden, ont
zegd is, en gelast dat alsnog bij
provisie haar naam op de kiezerslijst
zal geplaatst worden."
Reeds nu zou op deze wijze, al
thans naar de Haarlemsche methode,
elke vrouw die flink optrad en kies
recht eischte, dit erlangen kunnen.
Grondwetsherziening ware hiervoor
alzoo overbodig.
Immers, minder mannelijke vrouwen
zouden het kiesrecht niet aanvragen.
Rijkspostspaarbank.
In ons nummer van heden vinden
de lezers een kaart van de rijkspost
spaarbank, waarin enkele wenken
worden gegeven over het spafen aan
deze bank.
De kaart bevat tevens een kalen
der voor dit jaar en hierdoor wordt
de reclame van blijvenden aard,
derlijk huis bracht feitelijk slechts
een minimum van scheiding mee.
Alleen geloof ik, dat het mijn beste
moeder een beetje tegenviel, dat de
uitverkorenen van Frederika en Jo
hanna, beste, brave, doodgewone
burgermannen, toch geen van beiden
iets gevoelden voor eene oud-Hol-
landsche vrijage, hetgeen ten ge
volge had dat wij al heel spoedig
twee bruiden tegelijk in huis hadden.
Nog eens, het waren dood-gewone
huwelijken maar wij waren erg blij,
dat de meisjes zich zoo gelukkig ge
voelden en dat vergoedde mijne
moeder althans voor een groot deel
het gemis van haar huishoudstertje.
Uit een en ander volgt dat ik het
langst thuis ben gebleven, en dat is
misschien ook wel de oorzaak, dat
ik ais kroniekschrijver ben opgetre
den. Wij zaten nu met ons drieën
op wat moeder noemde, de puin-
hoopen van ons geluk en ik was
niet zonder zorg, dat zelfs van deze
puinhoopen niet veel zou overblijven.
Mijn vader dacht er wel eens aan,
zijne zaken aan kant te doen.
(Wordt vervolgd.)