Dinsdag
8 Februari.
No. 32
1910.
Gemeentebestuur.
binnenland.
Feuilleton
48e Jaargang.
Prijs per drie maanden 1,30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent: Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTiÊNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
flbonnements-Aduertentiën op zeer uoordeelige uoortvaarden
RIJKSBELASTINGEN..
Kadastrale metingen- en schaftingen.
De Burgemeester van Vlissingen
brengt ter kennis van belanghebben
den,' dat van heden af gedurende
dertig dagen ter gemeente-secretarie
is nedérgelegd de opgaaf der uit
komsten van de metingen en vastge
stelde schatting van eenige in deze ge
meente gelegen eigendommen.
Vlissingen, 7 Februari 1910.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Tweede Kamer.
Beweerde niet-vervolging gepleegd
misdrijf.
De minister van justitie heeft aan
de Tweede Kamer doen toekomen
een nota van inlichtingen op het
adres van C. van der Bliek, te Vlis
singen, houdende klacht over niet-
vervolging van gepleegd misdrijf. Het
betreft de verduistering van tot eene
nalatenschap behoorende gelden (zaak
wed. Q. v. d. W., die als erfgenaam
naliet de echtgenoote van adressant).
Den 14en September 1907 werd het
testament door notaris J. C. P. voor
gelezen en is door dezen notaris na
gegaan, hoe groot de nalatenschap
was. Regelmatig heeft de verdere
afwikkeling en. verdeeling der nala
tenschap plaats gehad, geëindigd met
een onderhandsche scheiding op 12
Nov. 1907, waarvan de opgemaakte
akte door adressant mede-ondertee
kend is, daarbij verklarend, dat de
nalatenschap tot zijn volkomen ge'-
noegen is verdeeld. Eerst daarna is
adressant over gepleegde verduiste
ring gaan klagen. De zaak is nauw
gezet onderzocht door de Kamer van
toezicht. De klacht bleek volkomen
ongegrond! De proc.-generaal te
's Gravendhage lichtte V. d. Bliek in,
dat er geen aanleiding tot tusschen-
komst van de regeering was. Des
niettemin heeft de'minister van justitie
de zaak nog eens persoonlijk ter
hand genomen, terwijl V. d. B. steeds
voortging nieuwe adressen in te
zenden. De minister komt tot de con
clusie, dat waar adressants bewerin
gen in - enkele opzichten onwaar
schijnlijk en in de meeste gevallen
beslist onwaar zijn gebleken, geen
aanleiding bestaat op de adressen
van V. d, B. nader in te gaan.
De minister van justitie.
De minister van justitie, mr. Ne-
lissen, is voornemens Zaterdag 12
dezer zijn verblijf in het buitenland,
in het belang van zijn gezondheid,
aan te vangen.
Zijn afwezigheid zal een paar
maanden duren, en gedurende dien
tijd wenscht de minister volstrekte
rust te nemen. Vandaar dat, gelijk
bekend, het beheer van zijn departe-
ment door een van 's ministers ambt-"'
genooten zal worden gevoerd.
DOOR
£ï- 3VE. J. "W".
15.)
Ik weet mij ten minste nog te
berinneren, alsof het gister gebeurd
ware, toen zij een gedeelte zong,
van dat roerende lied, waarvan ik
de melodie niet meer ken, waarin
die heerlijke strophen voorkomen
zooals
Slaapt, gedekt do'or liefde en trouw,
Droom, wijl moeder bidt,
Van den hemel, effen blauw,
Lelies, rein en wit;
dat moeder toen in tranen uitbarstte.
En hoe.dikwijls gebeurde het later,
dat zij bij een dergelijke gelegenheid
dc kamer uitslopp, of anders zeide
"Nu niet meer, Jo, nu niet; ik kan
niet meer."
Dan klapte Jo de piano dicht, gaf
De neutraliteitskwestie.
Het „Schoolblad", het orgaan van
hetNederlandschOnderwijzersgenoot-
schap, wendt zich in een open brief
tot de leden van den Bond van Ne-
derlandsche Onderwijzers, teneinde
hen aan te sporen, tegen de bekende
neutraliteitsmotie te stemmen, met het
oog op het gevaar dat bedoelde mo
tie voor het openbaar onderwijs op-
leyert. Zoolang de verklaring „Het
openbaar onderwijs moet vrij zijn
van godsdienstige en politieke dog
ma's", eenvoudig als punt op het
Bondsprogramma stond, deed het
weinig kwaad nu zij naar voren ge
bracht wordt met de toelichting zoo
als die in de laatst gehouden alge-
meene vergadering van den Bond is
gegeven, kan zij veel onheil stichten
voor het openbaar onderwijs.
Gewezen wordt op het feit dat
deze verklaring evengoed een dogma
is, als de dogma's die de bond tot
eiken prijs buiten de school wil hou
den, op de eenzijdigheid van deze
verklaring, die is uitgesproken door
een vergadering die noch op paeda-
gogisch, nóch op politiek gebied on
zijdig kan genoemd worden. Voorts
wordt gewezen op den plicht van
de voorstanders der openbare school,
om te zorgen dat die school geschikt
zij voor zooveel mogelijk Nederlan
ders, ook voor de kinderen van hen,
die meenen dat dogma's niet -geheel
overbodig zijn bij de opvoeding.
„Zorgt dat een stelling", aldus het
Schoolblad, „geenszins als bewezen
aangenomen door de opvoeders der
jeugd, geen middel wordt om nog
meer leerlingen aan de openbare
school, een der symbolen van de
eenheid onzer natie, te onttrekken,
wellicht zooveel, dat slechts een luttel
aantal overblijft van kinderen, wier
ouders met de Bondsopvatting in
stemmen. Zelfs al behoort ge tot de
laatsten, dan is het nog uw plicht in
de eerste plaats te zorgen, dat de
openbare school die voor de meer
derheid blijft, dat deze midden in de
natie blijft staan en door deze niet
beschouwd wordt als een instelling
die naast haar staat, als een werktuig
van schoolmeesters, die haar willen
bedillen.
En voorts, al ware het vol te hou
den, dat alleen onderwijskundige
doeleinden de motie deden stellen,
dan is nog de kans groot, dat het
haar een kus en ging heen.
Maar met mijn vader was het
veel erger gesteld en het was- ver
schrikkelijk, dien krachtigen man te
zien vergrijzen onder de schande en
het verdriet over zijn weggeloopen
dochter.
fAaar alweer loop ik mijn geschie
denis vooruit. Toen dan die brief
van Minnie op dien avond gekomen
was, waren wij allen als verplet
maar er moest gehandeld worden en
mijn vader noodigde mij uit, nog
dienzelfden avond met hem naar
de stad te vertrekken, teneinde ai
daar onze nasporingen aan te van
gen want wij dachtejj.er natuurlijk
niet aan, aan Minnie^s wensch te
voldoen.
Te voren verzekerden wij ons, dat
Minnie al wat zij van waarde bezat,
had medegenomen, zoodat 'blijkbaar
van een overlegd en welberaamd
plan sprake was.
Dat zij vertrokken was in gezel
schap van den zanger, bleek al vrij
spoedig, nadat wij het treurig on
derzoek hadden aangevangen, want
'ook van hem was geen spoor meer
volk, de ouders haar strekking niet
zouden begrijpen en alleen meenen,
dat een school waar de onderwijzers
stelselmatig verzwijgen, wat zij bij
de opvoeding hunner kinderen noodig
achten, niet die voor hun kinderen
mag zijn.
En daarom, collega's wie wil me
dewerken, om ons volk, reeds zoo
zeer door kerkelijke dogma's verdeeld,
ook nog te splitsen door kwasi-
paedagogische, wie de Nederlanders
nog nieer van de openbare school
wil vervreemden, hij stemme voor
de motiemaar wie de rechten der
ouders erkennende en lettende op de
tijdsomstandigheden de openbare
school wil behouden en weder groot
maken, hij stemme er tegen.
De beteekenis der openbare school
is de overheidsschool voor het gan-
sche volk. Door uw stem aan de
niotie te geven, helpt ge die betee
kenis verzwakken en drijft ge de
jeugd naar plaatsen, waar het dogma
bij het onderwijs nummer één is.
Dat kan uwe noch onze bedoeling
zijn en daarom, stemt tegen de motie
Eedsdwang.
De „Nederlander" stemt in met de
slotwoorden van den heer Hovy, in
de Eerste Kamer over den eed ge
sproken, maar het blad komt tot een
juist tegenovergestelde conclusie.
Voor den godloochenaar gaan wij
niet uit den weg, juist, en daarom
achten wij het verkeerd ter wille van
de godloochenaars den eed af te
schaffen. Wij willen dien behouden,
voor zoover althans daarin een we
zenlijke waarborg te zien is voor goed
recht. Dit laatste voorbehoud maken
wij, niet met oog op'de atheïsten,
maar met het oog op de o. i. in vele
gevallen overbodige en zelfs niet
wens^helijke getuigen-eeden, over
tuigd als wij zijn, dat de eedsafleg-
gings-sleur, zooals die bij overleve
ring in ons strafproces is ingevoerd,
een voor het goed recht hoogst be
denkelijke zijde heeft. Maar dit be
zwaar heeft niets te maken met den
eedsdwang.
Wij blijven van meening dat de
wetgever recht heeft de bevestiging
eener verklaring bij eede te vorderen,
wanneer de getuige in staat is dien
waarborg te geven. Weigert de ge
tuige waarborg te geven, zonder op
gave van redenen, dan mag o. i. die
getuige worden gestraft. Verklaart hij
echter dien waarborg niet in gemoede
te mogen of te kunnen geven, dan
heeft de rechter ongetwijfeld het recht
den getuige daarover te ondervragen,
teneinde zich nader omtrent zijne
geloofwaardigheid eene meening te
vormen, eene verplichting, die de
wet eiken rechter oplegt, maar die
tegenwoordig een rechter hoogstzel
den naleeft.
te ontdekkenmaar de tijd van hun
vertrek was evenmin te bepalen als
de richting, die zij hadden ingesla
gen. Eerst na verloop van een paar
dagen en nadat mijn vader eenige
personen had geraadpleegd, die hij
volkomen kon vertrouwen, was het
met groote waarschijnlijkheid vast te
stellen, dat zij zich te voet van de
stad hadden verwijderd, om op een
ander, een zeer klein station, plaats
te nemen in de richting van het
zuiden. Hun spoor verder te volgen
was alleen mogelijk, indien wij de
hulp van de openhare macht inrie
pen en het maakte natuurlijk bij
mijn vader een punt van ernstige
overweging uit, of hij niet verplicht
was dien weg in te slaan. Maar hij
wilde niet anders handelen, dan in
overleg met mijne moeder, en toen
wij van den treurigen tocht terugge
keerd waren, bleek het spoedig, dat
zij van zulke maatregelen afkeerig
was. Zij wenschte haar kind niet te
rug om het op de een of andere
wijze toch weer te verliezen. Boven
dien, de slag was gevallende
schande was over ons hoofd geko
men het gebeurde kon niet meer
Indien de rechter dien getuige zal
hebben ondervraagd waarom hij niet
den eed aflegt, en deze zich beroept
op consciëntiebezwaar, dan zal de
rechter den getuige opmerkzaam moe
ten maken, dat hij, zoo hij onwaar
heid spreekt, desniettemin §trafbaar
is. Maar verder kan noch'mag hij
gaan. Hem tot beoordeelaar te tnaken
over de vraag of het consciëntiebe
zwaar al dan niet geveinsd is, en
hem dan, naar gelang het oordeel
uitvalt, te straffen, is een taak, die
geen eerlijk rechter kan volvoeren.
Over de verborgen gedachten heeft
de rechter niet te oordeelen.
Wie zich tegen eedsdwang verzet,
beweert daarmee niet, dat hij iemand
„vrijstelling wil geven van de erken
ning van het bestaan van God" om de
eenvoudige reden, dat in Nederland
de burgers volstrekt niet by de wet
of anderszins verplicht zijn tot het
afleggen van die verklaring. Zulk een
verplichting bestaat nergens en vrij
stelling daarvan te geven komt dus
niet te pas.
Hij, die zich tegen eedsdwang ver
zet, beweert alleen, dat als de wet
een burger den plicht oplegt de waar
heid te spreken, hij den weerbarsti-
gen, zoowel als den leugenaar mag
straffen dat de wet ook een waar
borg van den eed mag vorderen van
hem, die dien waarborg geven kan
maar dat als iemand dit niet kan
doen of zegt dit niet te kunnen doen,
de wet wel den getuige als minder
geloofwaardig naar huis, maar niet
als misdadiger naar de gevangenis
kan sturen.
Doet zij dat wel, dan begaat zij
onrecht. En het wil ons toeschijnen,
dat er niet veel geleerdheid en over
weging voor noodig is, om aai on
recht op te heffen.
Inwendige dienst aan oorlogs
schepen.
Met 1 April a.s. treedt in werking
een gewijzigd Reglement op den in
wendigen dienst aan boord van Hr.
Ms. oorlogsschepen.
Het bevat allereerst voorschriften
van algemeenen aard die saam te
vatten zijn als volgt
De grondslag waarop de waarde
en de kracht van de zeemacht ge
vestigd zijn, is de militaire tucht.
Deze bestaat in onafgebroken
plichtsbetrachting, zich in hoofdzaak
uitende door regelmaat en orde in
ailes, zelfs in het schijnbaar nietigste
stipte nakoming van alle voorschrif
ten vlugge, conscientieuse en nauw
keurige voldoening aan de ter zake
van den dienst gegeven bevelen, ook
waar deze slechts kleinigheden be
treffen een voortdurend besef van
ondergeschiktheid aan iedere hoogere
autoriteiten het nalaten van elk
min voegzaam en met de waardig
ongedaan worden gemaakt en zou
weldra vruchtbaar zijn. In ieder ge
val hielden wij ons vast overtuigd,
dat een gedwongen terugkeer tot
erger zou leiden.
En zoo besloten mijne ouders het
zware kruis op te nemen, dat niet
meer van hunne schouders werd af
gewenteld, en dat wij, kinderen, hun
verlichtten zooveel wij konden
maar veel was dat niet.
Eer wij van Minnie iets vernamen
gingen meer dan drie volle jaren
heen.
In dien tusschentijd hadden er be
langrijke gebeurtenissen plaats, mei
betrekking tot mijne andere zusters
en mijn broeder Theobald. In een
betrekkelijk groote familie behoort
in den regel de grootste helft tot de
gewone, alledaagsche, prozaïsche
menschen en het is waarschijnlijk,
dat zij er het best aan toe zijn
maar het is zeer natuurlijk, dat hun
leven kalm heenvloeit, zonder zich
door veel schokkende gebeurtenissen
te kenmerken. Er mogen ook in het
boek hunner jaren dagen voorkomen
„duurzaam gemerkt met een ster of
heid van den militairen stand strijdig
gedrag, ook buiten dienst.
Een oorlogsschip kan niet in goede
orde zijn, indien de krijgstucht niet
rechtvaardig en zoo noodig gestreng
worde gehandhaafd.
Een ieder behoort daarvan door
drongen te zijn en er zijne eer in te
stellen door onvoorwaardelijke ge
hoorzaamheid aan de ontvangen be
velen bij te dragen tot den goeden
geest en de handhaving van de orde
aan boord van het schip, waarop hij
dient.
Commandant en officieren in het
bijzonder zullen in alle opzichten
voorgaan in het goede, inzonderheid
in hetgeen kan strekken tot het doen
eerbiedigen van het gezag.
Gesprekken, die de strekking heb
ben of er toe kunnen bijdragen om
den eerbied voor de meerderen en
voor de overheid afbreuk te doen,
zijn ten strengste verboden.
Niets benadeelt de krijgstucht meer
dan handelingen, gesprekken en uit
latingen van meerderen, welke hun
de aanspraak doen verliezen op den
eerbied van hunne ondergeschikten.
De meerdere, die zich daaraan schul
dig maakt, vernedert zich zelf.
Er mag geen slapheid in den dienst
geduld worden en de meerdere is
verplicht elke onbehoorlijke gedraging
van minderen tegen te gaan. Hij zal
echter trachten, door prikkeling van
bihet eergevoel en aanwakkering van
het besef van eigenwaarde, te be
reiken, dat een ieder zijn plicht doet.
Klachten over vermeende onbillijke
behandeling worden ingebracht langs
den hierarchieken weg aan de aan
gewezen autoriteiten, die het onder
zoek naar de gegrondheid persoonlijk
verrichten of door eene van harent
wege te benoemen commissie doen
verrichten.
De plicht en het recht van straffen
zijn uitsluitend den commandant op
gedragen.
De officieren zullen zooveel moge
lijk vermijden den schepelingen recht
streeks terechtwijzigingen of bevelen
te geven, maar zij zullen den over
die schepelingen gestelden meerdere
beneden den rang van officier aan
spreken, opdat deze zijnen minderen
de terechtwijzigingen of bevelen
tr.ededeele.
Het is aan officieren enz. der
Koninklijke Marine verboden in dag
bladen of tijdschriften (openbare ge
schriften) te publiceeren gegevens,
rakende de slagvaardigheid van onze
vloot in haar geheel, dan wel van
eenig deel in het bijzonder, in dier
voege, dat geen zaken worden ge
publiceerd, waarvan de geheimhou
ding in 's lands belang wenschelijk
is te achten. Mocht daaromtrent twijfel
bestaan, zoo kunnen daarover in
lichtingen worden ingewonnen bij
een kruis," in 't algemeen zijn zij
ais de kalme stroom, die rustig
voortkabbelt en weinig invloed heeft
op de natuurlijke gesteldheid van
zijne oevers.
Zoowel Frederika als Johanna en
Hendrik behooren tot die menschen
en ik heb dit altoos als een groot
geluk beschouwd. Wat er gebeurd
zou zijn, wanneer de meisjes niet
de wachtengelen waren geweest, die
over het nest waakten, nu de vleu
gels der ouden als verlamd waren,
daaraan durf ik bijna niet te denken.
Wij leefden altijd in angst, dat nog
weer eens de eene of andere gebeur
tenis de maat zou doen overloopen
en zeker is wel eens de zelfzuchtige
wensch opgekomen, dat zij nog lang
tot het nest mochten blijven behoo
ren. Zonder het groote verdriet, dat
als een voortdurende schaduw over
alles lag verspreid, zouden zij zich
daar trouwens volmaakt gelukkig
hebben gevoeld.
(Wordt vervolgd.)