Vrijdag 28 Januari. Feuilteton. No. 23. 1910. binnenland. 48e Jaargang. VLISSINGSCH COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte-. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-ftduertentiën op zeer uoordeelige voorwaarden De Belgische missie. De Belgische missie is gisteravond met groot ceremonieel van het Hotel den Ouden Doelen te 's-Gravenhage, alwaar de leden zijn afgestapt, door baron Snouckaert van Schauburg in hofrijtuigen naar het Koninklijk Paleis geleid. H. M. de Koningin heeft minister Beernaert en gevolg ontvangen om ringd door de grootoffieren en den dienst van het Hof. Het hoofd der missie heeft zich bij H. M. van zijn opdracht gekweten en een brief van den nieuwen Koning der Belgen aan H. M. over handigd. Na afloop dezer ceremonie werd baron Guillaume toegelaten tot over handiging van zijn nieuwe geloofs brieven als gezant. Ook deze was op de gebruikelijke wijze van zijn wo ning in een galakoets van het Hof, naar het paleis geleid, vergezeld door jhr. Van Geen, Hr. Ms. kamerheer er, particulier secretaris. Na afloop der bijzondere audiëntie, heeft er een gala-diner ten Hove plaats gehad, ter eere der Belgische missie. De Koninklijke tafel, waaraan de Vorstelijke gastvrouw met H. M. de Koningin-Moeder plaats nam, was aangericht in de Galerijzaal en belegd met een keur van bloemen, o.a. marilussen en sneeuwballen. Ter weerszijden van de leden der Vorstelijke familie en van den leider en de leden der missie, aan beide kanten van den disch gezeten, waren véle genoodigden. Het strijkorkest van de Kon. Mil. Kapel, onder directie van luit. Bouw man, gaf het diner-concert, maar de muziek was als volledig harmonie corps aanwezig voor het spelen van de „Brabangonne" en het „Wilhelmus". H. M. de Koningin heeft het hoofd der Belgische speciale zending, mi nister van staat Beernaert, het groot kruis der Orde van den Nederland- schen Leeuw verleend, terwijl H. M. aan baron Guillaume, gezant van België bij het Nederlandsche hof, wiens accrediteering vernieuwd is, het grootkruis der Oranje Nassau- orde schonk. De heeren, die met minister Beer naert de bijzondere missie vormden, ontvingen de volgende onderschei dingen in de Oranje-Nassau-orde generaal graaf Du Chattel, het groot officierskruis baron de Frannoy, het officierskruisbaron d'Hoogvorst en baron de Snoy beiden het ridderkruis. Na het diner ten Hove zijn de leden der Belgische missie ter receptie ver schenen, welke gisteravond in de salons van den minister van buiten- DOOR U. JVT. «T„ "W. 7.) Maar toch schijn ik in eenigszins krachtige bewoordingen te hebben gesproken, en ofschoon mijn leer meester en patroon groote oogen opzette en blijkbaar inzag, dat hij zich in mijn practische opvatting zeer vergist had, hij gaf toe. Frans kon hem zoo goed als Else dienen en Frans was voor hem ook eene zaak, die geregeld per kwartaal in contanten werd omgezet. Van dat oogenblik af zorgde ik er voor, dat Else zooveel mogelijk rust genoot en bezorgde haar tevens j eenige afleiding. Ik nam, onder haar eidmg- en toezicht, een vrij aanzien- "Ik deel van haar werk over, veel meer dan in haar eigen bedoeling landsche zaken, jhr. mr. De Marees van Swinderen, plaats heeft gehad. Burgemeester van Amsterdam. Omtrent den nieuwbenoemden bur gemeester van Amsterdam, jhr. mr. dr. Antonie Röell, meldt men uit Arnhem aan het „Vad." Dat men den burgemeester, als ambititieus en hoogst bekwaam man, het burgemeesterschap van Neder- land's hoofdstad niet misgunt, spreekt vanzelf, maar nog liever had men hem gehouden. Dit zegt, meenen we, reeds genoeg. In de 5l/a jaar van zijn hier zijn, heeft men hem leeren waardee- ren als een burgemeester, die als hoofd van de gemeente zijn taak ernstig opnam, zoowel waar het gold vreemdelingen te recipiëeren, als waar men hem om zijn autoriteit vooraan stelde. Vooral echter ook tegenover en in den Gemeenteraad, dus als be stuurder. Hij wist als voorzitter van den Raad zijn overwicht te behou den, voornamelijk ook door de gron dige bekendheid met de zaak, waar om het ging, en door de juistheid, waarmee hij de kern der zaak tot middelpunt der discussie wist te ma ken. Met recht mocht van hem ge zegd worden, dat hij goed beslagen ten ijs kwam. Wie met hem als burgemeester in aanraking kwam, prees zijn welwil lendheid en zijn degelijken zin om zich bij de zaak te bepalen. Hij was niet lang van stof en kon daarom heel veel afdoen. Als mensch is hij eenvoudig, maar correct van vormen. Mevr. Röell, geb. baronesse De Vos van Steen- wijk, is een beminnelijke gastvrouw, weldadig, algemeen bemind. Jhr. mr. A Röell wordt 21 Aug. 46 jaar. Hij is geboren te 's-Graven- hage en in 1852 te Leiden gepromo veerd in de rechts- en in de Staats wetenschap. Zijn dissertatie liep over „Wetgeving op de huisvesting van ar beidende klassen". Zij stempelt den schrijver als een man vooruitstrevende denkbeelden. Van 1892 tot 1893 was mr. Röell adj.-commies ter Prov. Griffie van Gelderland, van 1893—1898 hoofd commies ter Prov, Griffie van Over- ijsel, en van 1898—1904 burgemees ter van Leeeuwarden. Hij werd Sept. 1904 te Arnhem als burgemeester geïnstalleerd. Ridderorden. De „N. Ct." komt op tegen het steeds toenemende verleenen van ridderorden. Is het een misplaatste waarschu wing, vraagt het blad, die wordt uitgesproken door hen, die hun stem verheffen tegen de schrikbarende toe neming van het decoratie-euvel lag, toen zij mij met tranen in de oogen dankte voor de weldaad, die ik haar bewezen had. Ik had daarbij echter mijn eigen wenschen volstrekt niet over het hoofd gezien. Sinds lang had ik gehoopt, den vrij onbe- duidenden arbeid, dien ik te ver richten had en het even weinig be- teekenende onderricht, dat mij daar bij ten deel viel, te verwisselen voor een aangenamer werkkring, waarin ik mijn kennis en ervaring krachti ger kon vermeerderen, en die hoop werd nu vervuld. Ik dweepte met Else's bloemen en de voortbrengse len harer kunst; ik dweepte met haar wetenschap en de eenvoudige, natuurlijke wijze, waarop zij die voordroeg. Weldra dweepte ik ook met haar zelve, zonder mij in eenig opzicht rekenschap te kunnen geven van de aanleidende oorzaak. Wij waren eigenlijk raadselen voor el kander want, hoe vaak wij elkan der ontmoetten en spraken, bijna nimmer, van hare zijde nooit, liep het gesprek over onze omstandighe den of ons verleden. Ik wist, dat zij nu en dan een brief of wat dan ook verzond, maar ik wist niet waarheen De Vereenigde Staten en Zwitser land kennen geen ridderorden men zegge nietwijl het republieken zijn, want Frankrijk en Venezuela zijn op dien regel veelzeggende en leerzame uitzonderingen en toch wordt in die „ridderlooze" landen menig er kend verdienstelijk burger gevonden en heeft er ook menig vermogende een weldoende chèque geschreven, zonder voor deze minder algemeen erkende verdienstelijkheid een offici- eele onderscheiding te erlangesi cf te verlangen. En indien men nu tegenwerpt, dat, zoo er misschien republieken zijn die wel decoraties kennen, er zeker geen koninkrijken zijn, die ze niet hebben ligt het antwoord dan niet voor de hand, dat er geen ge vaar voor vaderland of vorstenhuis in gelegen zou zijn, als Nederland eens het eerste koninkrijk was zonder ridderorde? Trouwens, slechts wei nigen dringen er op aan, zoo ver te gaan, en onze decoraties geheel af te schaffen. Ook wij niet. Het zou voldoende zijn van Nederland in waarheid te laten getuigen, dat het wel ridderorden kent, doch dat deze slechts worden verleend, zoo bijzon dere verdienste moet worden gehul digd en openlijk gesteld tot een voorbeeld. Het is reeds elders in „De Nieuwe Courant" aangetoond, dat het niet aangaat voor Nederlanders de decoraties af te schaffen, doch ze voor vreemdelingen, met name voor diplomaten, in stand te houden. Zoo men eindelijk eens zal over gaan tot een beperkter en meer oor deelkundige wijze van decoieerer. van den landgenoot, zal het echter ook aanbeveling verdienen aan vreemde lingen minder kwistig Nederlandsche ridderorden te verleenen, zoowel ter verhooging van onze waardigheid in den vreemde als ter vermijding van een moeilijke consequentie met be trekking tot onze vertegenwoordiging over de grenzen. Door de buitengewoon vrijgevige wijze van decoreeren van vreemde diplomaten is toch het gebruik in zwang gekomen dezerzijds ook de Nederlandsche diplomatieke vertegen woordigers uitermate goed te beden ken en bijv. benoemde chefs van missiën dadelijk met den Nederland- schen Leeuw te begiftigen, zonder dat van hun zelfstandige geschiktheid veel heeft kunnen blijken. Waar dit een uitvloeisel is van onze overdre ven gulheid jegens vreemdelingen, zou het zeer zeker aanbeveling ver dienen in een wijze beperking te dien opzichte het waardig voorbeeld te volgen van Groot-Britannië, dat niet scheutig is voor den buitenlander. Laat het instituut der ridderorden in Nederland blijven bestaan, doch en ontdekte nooit iets van hare be trekkingen met de buitenwereld. Haar eigen verblijf in onze instel ling verliet zij bijna nimmer. Men kan zich het geluk op ver schillende wijzen voorstellen en ik heb de maanden, op die wijze meest in de nabijheid van Else doorge bracht, altijd onder de gelukkigste van mijn leven gerekendmaar het was een zonderling geluk, dat mis schien weinigen bevredigen zou. Het was een geluk dat niet vraagt naar zijn oorsprong, noch naar de toe komst het was er een waarvan ik niets kon missen en dat ik toen evenmin wenschte vergroot te zien misschien wel omdat ik er een on bestemd gevoel van had, dat het een weefsel was zoo broos, dat het minste toeval het verscheuren kon. Ik betwijfel zeer of mijne ouders met den stand van zaken genoegen zouden hebben genomen, wanneer zij dien volledig hadden gekend. Dit was echter niet het geval en mijnheer Daniëls zou er nimmer aan gedacht hebben om veranderingen te maken, wanneer geene buitengewone omstandigheden er aanleiding toe laat het dan leven in hooge, onbe zoedelde eere. En mogen opeenvol gende regeeringen zich doordringen van het rechtvaardig en verheven begrip, dat koninklijke onderschei dingen niet moeten worden gegeven aan Nederlanders dan bij zonneklaar gebleken verdienste wanneer, ge lijk de heer De Beaufort zei, niet behoeft te worden gevraagd of gegist naar het waarom wat het inwin nen van inlichtingen onnoodig maken zal en het bedelen van en voor mid- delmatigen tot een einde doen komen. Het ware, meenen wij, niet onnut tig geweest, indien dit jaar ook uit de Eerste Kamer eens eene stem ware opgegaan ten bewijze dat een regee ring ook daar bijval zal vinden, die op beperking bij het verleenen van ridderorden bedacht is. Chef van den generalen staf. Luit.-generaal F. A. Sabron, die, in de plaats van wijlen den luit.- generaal F. N. Thiange, benoemd is lot chef van den generalen staf, ge noot zijn opleiding tot officier aan de Kon. Mil. Academie, werd 18 Juni 1870 benoemd tot 2e luit. bij het 6e reg.- inf. te Breda en ongeveer zes jaar later tot le luitenant, in welken rang hij een cursus heeft gevolgd aan de Hoogere Krijgsschool. In 1884 is hij benoemd tot kapitein bij het 4e reg. inf. te Leiden, twee jaar later geplaatst bij den generalen staf en daarna benoemd tot adjudant van den toenmaligen minister van oorlog A. L. W. Seijffardt. In 1895 werd hij benoemd tot majoor en hoofd van de afdeeling generale staf aan het dep. van oorlog en drie jaar later tot Iuit.-kolonel en commandant van het 2e bat. van het 4e reg. inf. te Leiden. In 1901 is hij benoemd tot kolonel en gouverneur der Kon. Mil. Acade mie, drie jaar later bevorderd tot ge- neraal-ntajoor en in 1905 tot in specteur van het militair onderwijs. Den 19en October 1907 werd hij be vorderd tot luit.-generaal en benoemd tot chef van den generalen staf, welke betrekking hij heeft vervuld tot 12 Februari 1909, toen hij den luit.- generaal W. F. ridder van Rappard opvolgde als minister van oorlog. Den 27en Juli trad hij als zoodanig af. Generaal Sabron is 60 jaar oud. Bij Kon. besluit van 25 dezer is aan den commissaris der loodsen te Hellevoetsluis, S. van der Sloot, en den commissaris der loodsen, tevens ontvanger der loodsgelden te IJmui- den, A. H. Clerkx (gepensionneerd opper-stuurman bij de Koninklijke marine), op hun verzoek, wegens meer dan 65jarigen ouderdom, met ingang van 1 Mei a.s., eervol ontslag uit hunne betrekking verleend. hadden gegeven. Op zekeren morgen hielden mijne werkzaamheden mij bezig in een afzonderlijk vertrek,dicht bij de werkplaats, waar Else zich met hare bloemen bevond. Het was stil in de gansche omgeving. Eensklaps, terwijl mijne gedachten op een bepaald punt gevestigd waren, zoodat de schrik des te heviger was, klonk een vree- selijke gil in mijne nabijheid. Het was ontwijfelbaar #de stem eener vrouw, maar het was mij niet moge lijk, er de zachte stem van» Else in te herkennen. Toch zou ik geen oogenblik geaarzeld hebben, mij tot haar te begeven, ware het niet dat ik onmiddellijk daarop een der gla zen deuren had hooren openen, die uit den tuin tot hare werkplaats toe gang gaven. Ik dacht aan eenig voorval, dat met den patroon in verband stond doch ik vergiste mij. Ik hoorde een ruwe stem op luiden toon spreken, met vloeken doormengd. Het was een afschuwelijk, krijschend, half onverstaanbaar geluid, waar- tusschen ik weldra, doch met moeite, Else's zachte, door tranen verstikte stem vernam, die zich met de andere Verlofofficieren 1910. In een der mooiste streken van ons land, in het rustige Amersfoort, is ten vorige jare, aanvankelijk nog op bescheiden voet, een instelling gevestigd, die tot bloei zal kunnen geraken, wanneer slechts haar doel en werken in ruimen kring bij ons volk zullen zijn bekend geworden. Het is de Militaire-School-Com- pagnie. Zij stelt zich ten doel ontwikkelde jongelieden, die den drang in zich gevoelen, om hun goede gaven bij de vervulling van hun dienstplicht tot de hoogste uiting te doen komen, voor den vaandrigrang te bekwamer.. Door die jonge mannen een zoo aantrekkelijk mogelijken kring aan te bieden, waarin hun onder uitgezochte officieren een degelijke opleiding wordt verzekerd door hen in de ge legenheid te stellen de rustdagen steeds in den familiekring door te brengen, hoopt men dat de toeloop tot het nieuwe Instituut van jaar tot jaar zal toenemen. Hierop wordt slechts gewacht, om in andere, daar toe met oordeel uitgekozen plaatsen van ons land meer dergelijke scholen op te richten, waardoor de band tusschen den jongen man en zijn woonplaats nog zooveel hechter zal kunnen zijn. Daar het begin der op leiding op den lsten October is ge steld, worden studeerende jongelingen slechts gedurende één winter aan hun studiën onttrokken. Met reden mag worden verwacht, dat de aantrekkelijke wijze, waarop te Amersfoort thans de opleiding onzer verlofofficieren geregeld is, menig vooroordeel zal doen wijken en het voordeel, als viermaander in den korten tijd aan de wettelijke ver plichtingen te kunnen voldoen, de oogen onzer ontwikkelde zonen en hunne verwanten, niet meer gesloten zal houden voor de moreele ver plichtingen, die hoogere ontwikkeling oplegt. Wel zullen er velen zijn, die door de omstandigheden, waarin zij oogen- blikkelijk verkeeren, aan den koristen weg de voorkeur zullen moeten ge ven doch niet weinigen zullen de aantrekkelijkheden van den schoonsten weg kunnen begeeren. Gaarne vestigen wij op deze nut tige instelling nog eens de aandacht. (*j De Regeling voor de Militaire-School Compagnieis m den boekhandel verkrijgbaar. De Bondsvergadering van het Chr. werklieden-Verbond „Patrimonium" zal Dinsdag 24 Mei te Utrecht worden gehouden. In de gisteren te Hoogeveen ge houden algemeene vergadering van de schippersvereeniging„Schuttevaer" vermengde. Een onbeschrijfelijk angstig gevoel maakte zich van mij meester. Het was duidelijk genoeg, dat een on welkome bezoeker zich daar had binnengedrongen en ik aarzelde dan ook geen oogenblik meer, om er mij heen te spoeden, maar bevond tot mijn schrik dat de deur, die toegang gaf tot het vertrek, was afgesloten. Niemand dan Else kon dat gedaan hebben en zij had het dus in een der laatste oogenblikken moeten doen, bekend als zij was met mijn verblijf in hare nabijheid en zeker wenschende, dat niemand getuige zou zijn van hetgeen voorviel. Door dien onverwachten hinderpaal ver loor ik, tegen mijne gewoonte, de noodige kalmte, snelde heen om door den tuin Else's werkplaats te berei ken en stond daarin, eer ik het zelf wist, tegenover een waggelenden, haveloos gekleeden man, die met de armen zwaaide en door allerlei on samenhangende woorden zich ver staanbaar trachtte te maken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1