Woensdag 2© Januari. 1910. Feuilleton. No. 21 48e Jaargang. Gemeentebestuur. BINNENLAND. Land- m Tuirtböuw, VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. HERHALINGSOEFENINGEN ZEEMILICIENS. De Burgemeester van Vlissingen brengt ter kennis, dat bij Koninklijk besluit dd. 18 December 1909 no. 56 is bepaald, dat de zeemilicien- verlofgangers der lichting 1908 met uitzondering van hen, die krach tens de tweede zinsnede van art. 99 of de derde zinsnede van art. 114 der Militiewet 1901 daarvoor nog niet in aanmerking komen alsmede diegenen van vorige lichtingen, voor wie krachtens een der genoemde ar tikelen 1910 als het derde dienstjaar moet worden beschouwd, in dit jaar zullen worden opgeroepen tot op komst in werkelijken dienst, ten einde gedurende den tijd van 5 weken te worden geoefend. In verband met bovenbedoelde mededeeling wordt mede het navol gende te hunner kennis gebracht: A. aan de voor oproeping in dit jaar in de termen vallende zeemilicien- verlofgangers, die tot de bepaaldelijk voor den torpedodienst aangewezen zeemilicien-stokers behooren, dat zij bestemd zijn om óp 23 Maart a.s. op te komen voor herhalingsoefenin gen, waartoe zij bij openbare kennis geving nader zullen worden opge roepen. B. aan de verlofgangers, die an dere qualiteiten bij de zeemilitie be- kleeden dan de onder A. genoemde en niet tot de kustwachters behooren le. dat zij bestemd zijn om óf op 23 Maart, óf op 27 April a. s. voor herhalingsoefeningen op te komen 2e. dat, indien zij voor een van de onder le genoemde data var. op komst voorkeur mochten hebben, zij dit bij op ongezegeld papier ge schreven verzoekschrift vóór 1 Fe bruari a.s. aan den Minister van Ma rine behooren kenbaar te maken, onder opgaaf van de redenen van hunne voorkeur; 3e. dat met het door belangheb benden te kennen gegeven verlangen zooveel mogelijk zal worden rekening gehouden 4e. dat hun bij openbare kennis geving nader bericht zal worden, op welken datum hunne opkomst voor herhalingsoefeningen is bepaald C. aan de verlofgangers, die be hooren tot de zeemiiicien-kustwach- ters dat zij op een nader te bepalen datum in de maand Augustus a. s. voor herhalingsoefeningen zullen wor den opgeroepen. Vlissingen, 25 januari 1910. De Burgemeester van Vlissingen, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. DOOR HL JL "w. 5.) Wat mij betreft, ik bleef na het hierboven beschrevene ook niet meer zo? lang thuis. In het bedrijf van mijn vader had ik nog al veel plan tenkennis opgedaan en het gebrek aan wetenschappelijke ontwikkeling voelde ik toen nog niet of trachtte het aan te vullen met de lectuur van oude, botanische werken. Maar ik kon nooit een hoekje grond machtig worden, zonder er iets op te zaaien of le planten. Mijn vader had reeds dikwijls met mij over mijn toekomst gesproken en het was zijn wensch, aat ik een vak zou kiezen, tenminste eenigszins aan het zijne verwant, opdat ik in lateren tijd, als de nood net eischte, een wakend oog over Proefvaren met de „Tambora". Zondag werd met het op de werf der Kon. Maatschappij „de Schelde" alhier gebouwde stoomschip „Tam bora" de proeftocht naar Rotterdam gemaakt. Uit het „Hbld." nemen wij de volgende beschrijving over: Er ligt een verdrietige teleurstelling in 't aan zee ontwaken op een naar- geestigen winterochtend, met de som berte van een dikgrauw wolkenpak en de dreiging van kille dooisneeuw een ontmoedigenden tegenslag als je weinige uren te voren nog hebt liggen turen naar de wondere door lichte zee, naar de witglanzende sneeuwduinen, als je geluisterd hebt naar de bijna geruchtlooze melodie van de deining. En als dan de eerste boodschap is, dat het paard van je rijtuig gevallen is, je zelf een klein uurtje moet stap pen van een voor de gelegenheid bewoond badhotel via een nog sla pende stad naar de Vlissingsche haven wijders met een glibberig gladde 'roetvuile sleepboot naar je schip op het midden van den Schelde- stroom wordt gewalst, dan gaat alle blijheid om een opgewekten zeetocht van je vlieden. En of nu de „Tambora" is een trotsch schip, dat geroemd dient om zijn gezellige bewoonbaarheid als je op zoo'n grauwen ochtend je naar boven sjort, dan kom je in een ver latenheid, een kilte, dat je 't liefst maar in een van de hutten de te korte nachtrust gaat suppleeren. Wat te doen dan ook het voornemen was. Maar in Holland kan 't verkeeren in Zee land evenzoo en toen wij na de begroetingen naar dek snelden, om te onderzoeken wat toch het lachen der „Sirene" beduidde, zagen wij de rossige en loodblauwe sneeuwwolken vaneengeschoven, spiegelde de zon een breede glinsterbaan voor ons uit, blonken de meeuwen, die om den kop van het schip wirrelden, glan zend wit, en de gekartelde duinrand zoo reinwit, dat het plotseling dag werd en we alle verdriet om den naren verkillenden ochtend in eenen waren vergeten. Er is een voorname ingehoudenheid in een reuzenstoomer, die in wijden riviermond naar zee glijdt. Hij is meester van den zee-boezem en stoort zich evenmin aan de elegante zeilers, als hij zich ergert aan de talrijker, haastige, overmoedige sleepbootjes. Achteloos schuift hij de aandeinende baren naar weerszij en hij doet de gekuifde koppen stukspatten tegen zijn stalen flankmuren. En achter hem blijft, zoo ver het oog die volgen kan een breede baan van zonwit schuim. De „Tambora" is zulk een stoomer zijn zaken zou kunnen houden. Daar om werd besloten, dat ik botanie zou studeeren, maar op zoodanige wijze, dat ik mij reeds van stonde aan in practische kennis zou bekwa men. Zóo kwam ik in de inrichting van mijnheer Daniels, in de omgeving van de stad gelegen, en die den weidschen naam van „tuinbouw school" droeg; ofschoon het, naar mij later duidelijk werd, met 's mans wetenschappelijke kennis treurig ge steld was. Maar hij was een prac ticus in den waren zin van het woord en zijn bloemisterij een ju weel, dat nu en dan door den eige naar in goud werd omgezet. Ik zal altijd dankbaar erkennen, zoo niet van mijnheer Daniels, dan toch in zijne inrichting, veei te hebben geleerd, onder anderen veel en hard werken, met weinig tevre den zijn, in geen enkel opzicht hooge eischen stellen, enz., en ik heb dat nooit betreurd de tamelijk zeldzame dagen in het lieve ouderlijk huis doorgebracht, waren er des te heerlijker om. Maar ik was toch eigenlijk met een ander doel daar TELEFOONNUMMER 10. en we hebben ons in zijn vastberaden zee kiezen vermeid, tot een vriende lijke uitnoodiging ons van dek voerde naar een heel ander genot: de be zichtiging van de hijgende machines en het zwoegen van het enorme scheepshart. Wij hebben bij het van stapel loopen al verteld van de in richting en den bouw van dit schip. Van de 413' 0" lengte en de 49' 0" breedte-afmetingen, van den 23' 0" geladen-diepgang, van de 4500 ton draagvermogen, waar wij ons toch geen plastische voorstelling van kun nen maken. Wat weten wij leeken wat't beduidt, dat de stoomwerktui gen van het triple expansie-systeem cylinders van 30l/3"52"90" (Eng. duim) middellijn bij 60" slag hebben. Dat zij met 70 omwentelingen per minuut en 220 lbs. stoomdruk in staat zijn om 4500 I.P.K. te ontwikkelen en het schip 14 mijl te doen loopen. Ons is voldoende te weten dat het de Kon. Mij. „De Schelde" is, die het schip bouwde, dat het bureau Veritas het toezicht voerde volgens de eischen der hoogste klasse. En dan kijken wij naar dat ontzagvol reuzenmechanisme en naar die won derlijke bedrijvigheid, naar het be angstigend zwoegen der wentelende vliegassen en we klauteren dan weg van die weëe woelte die een onge veer gelijke draaierigheid verwekt, als het gewieg van de sleepboot van dezen ochtend. 't Was die „draaierigheid", welke ons uit vrees voor erger de verdere bezichtiging van het schip deed op geven en ons deed uitstrekken over een onaangekleede matras in een nog onopgetuigde hut. Toen de zon de middagstee had bereikt en van de kust zelfs met den kijker niets was te ontdekken, zijn we weer aan dek gekomen. We bevonden ons toen dicht bij een wachtschip een huikje van aller-prozaïschen vorm met nu heelemaal niets aantrekkelijks. Met een spokige roode lantaarn. Een beeld van dorre verlatenheid, zoo grauw en doodsch daar eenzaam dob berend, verloren tusschen de golven van de onafzienlijke zondoorlichte zee, blind voor de blijde Hollandsche wolkenlucht met groote staalblauwe luchtvakken. En wat verder dreef, met wijd-uitgelooide zeilen een loods- kotter, die een sloep had op te pikken. Nu eens zagen wij het zwarte sloepje, dan was 't weer verdwenen achter de golven en een andermaal zagen wij slechts de lichtflikkering over de natte riemen der onzichtbare roeiers. Toen iuidde de bel voor de lunch en toen voor aan tafel het gezellig discours op dreef geraakte, kwamen de pieren van den Hoek van Holland in 't gezicht en hortte 't even aan onze tafel. Een collega, die den Hoek kent, vertelde van veel, wat hij had gekomen en ik geloof zeker, dat mijn verblijf aan de tuinbouwschool niet van langen duur zou geweest zijn, wanneer deze niet een bijzondere aantrekkelijkheid voor mij had ge kregen door de tegenwoordigheid van een ander wezen, dat op mijn leven den grootsten invloed oefende en waaraan ik uit een wetenschappelijk oogpunt meer te danken heb, dan aan mijn aanvankelijk zeer duur be taalden leermeester. Mijnheer Daniels, die vooral de kunst verstond om zijn belangen goed in het oog te houden, had eene af- deeling van zijn etablissement inge richt voor het vervaardigen van bou- quetten, kransen en bloemstukken, en had de arme, maar goed ontwik kelde en handige dochter van een kruidkundige weten machtig te wor den, om deze afdeeling voor hem te besturen en tot bloei te brengen. Het waren met recht vergulde ketenen, die dit meisje droeghet was een slavenleven te midden van de heer lijkste bloemen, waarin zij om zoo te zeggen nacht en dag vertoefde en die hare vlijtige vingeren en haar wonderlijk vernuft in de meest ver Abonnemsnfs-ftduertentiën op zeer uoordeelige uoorivaarden meegemaakt, van wat oude, vertrouw de kapiteins gevoelen immer als zij de pieren naderen de vrees voor de valsche stroomen in dien kwaden hoek. Er werd getafeld zoo lang wij op den Waterweg waren gespeecht, gecomplimenteerd. Dat gold natuurlijk de Kon. Mij. De Schelde, die dit nieuwe „zeekasteel" bouwde, en de Rotterdamsche Lloyd, die thans een zesde schip van de „Ophir"-fype in de vaart brengt naar ons Insulinde. Waarom deze booten genoemd worden naar den noordelijken kraterberg op Soembawa, is ons duister. Enfin, het schip moet den naam hebben, en Tambora klinkt niet onwelluidend. Het avondde toen de boot aan den Lloydsteiger te Rotterdam werd ge meerd en wij hartelijk afscheid namen van de firma Ruys en Zonen, die ons deze proefvaart had te genieten gegeven. De „Tambora" gaat 12 Fe bruari in de vaart. Dan is het toch maar de proefvaart. Diner ten Hove. H. M. de Koningin gaf gisteren een diner voor de burgerlijke autoriteiten, waaraan ook H. M. de Koningin- Moeder deelnam. Genoodigd warende voorzitter van de beide Kamers der Staten-Ge- neraal, de 9 ministers, hoofden der bestuursdepartementen, de vice-pre sident ,van den Raad van State, de president en de procureur-generaal van den Hoogen Raad, de president der algemeene rekenkamer, de Com missaris der Koningin in Zuid-Holland, de directeur van Hr. Ms. kabinet en de burgemeester der residentie. Het strijkorkest der Kon. Militaire Kapel luisterde het gastmaal met een concert op. Invaliditeits- en ouderdoms- verzekering. Hel „Huisgezin" verklaart in een artikel over het vraagstuk der invali diteits- en ouderdomsverzekering deze oplossing de beste te achten, waarbij de werkman, de werkgever en de Staat in de kosten der verzekering bijdragen. Het blad zou echter twee uitzon deringen willen toelaten Vooreerst zouden wij van de premiebetaling die werklieden willen vrijstellen, wier verdiensten beneden zeker minimum blijven. Dit minimum zouden wij verschillend willen laten zijn naarge lang van plaats en streek en naarge lang van de talrijkheid van het gezin. Het zou moeten beantwoorden aan deze gedachte, dat aan hem, wiens inkomsten ternauwernood strekken om in de nooddruft van zich en de zijnen te voorzien, niets meer mag worden afgenomen. Maar evenzeer zouden wij in scheiden vormen bijeenvoegde, om er tallooze gelukkigen mee te maken. Hoe Else met haar bitter karig loon en haar aitoosdurenden arbeid nog gelegenheid kon vinden om zich voor de bezoekers van des heeren Daniels plantenkassen en winkel te verfoo- nen zooals zij altijd wist te doen en trouwens ook door den patroon werd verlangd, dit was mij een ondoor grondelijk raadsel. Ik leerde de stille Else, die bij ieder voor een wees gold en zich met niemand meer bemoeide dan dringend noodzakelijk was, in den aanvang slechts weinig kennen. Onze ontmoetingen waren zeldzaam, ge heel toevallig en kortzij gaven mij geen de minste aanleiding om te trachten ze te vermeerderen maar ik vond spoedig gelegenheid, om Else's werk met belangstelling gade te slaan en te bewonderen en het kon haar scherpen blik niet ontgaan, dat ik de eenige was in haar ge- heele omgeving, die in de voortbreng selen harer schoone kunst nog iets anders dan een handelswaar zag. Langzaam en schier ongemerkt begonnen wij elkander echter meer denzelfden gedachtengang van premiebetaling willen vrijstellen die patroons, welke er zelf amper kunnen komen. Ieder weet dat zulke patroons er zijn kleine baasjes, die met één of twee knechts werken zelf het hardst en moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Van deze menschen is een nieuwe belas ting in redelijkheid niet te vergen. Deze uitzonderingen mogen aan de zuiverheid van het stelsel eeniger- mate afbreuk doen, voor een grein billijkheid en menschelijkheid geven we de zuiverheid van een stelsel graag cadeau. Het stelsel mag nooit het hoogste zijn het hoogste moet zijn de vraag op welke wijze krijgen we de meest practische, minst drukkende oplossing? Van den Staat moge zoodoende een wat hooger, een zelfs aanzienlijk hooger bedrag als zijn aandeel in de verzekeringspremie worden gevraagd, we laten hem dat liever betalen d. w. z. we laten er liever allen aan meebetalen dan van wie financieel geheel onmachtig zijn het uiterste te vorderen. Een iegaat van f50.000. Wijlen mej. E. van Dam, op 15 Nov. des vorigen jaars te Rotterdam overleden heeft aan de Martha-Stich- ting te Alfen a d Rijn vermaakt de kapitale som van f 50.000. Wat de proefvelden ons leeren. Vóór ons ligt het verslag van de rijkstuinbouwproefvelden in Zuid- Gelderland en Utrecht. Wij kunnen niet alle veldjes nagaan, hoewel het verslag een volledige bestudeering wel waard is. Allereerst hebben onze aandacht de bemestingsproeven, ge nomen bij vruchtboomen en -heesters, 't Spreekt van zelf, dat bij zoodanige proeven eerst na enkele jaren de re sultaten kunnen worden vastgesteld eerst dan kan uit de ontwikkeling der boomen en het meerdere of mindere vruchtdragen worden geconcludeerd, welke bemestingswijze de rationeelste, de meest rendabele is. Toch verdienen ook de voorloopige uitkomsten onze belangstelling. Van de 5 proeven wa ren er 2 bij bessenstruiken. Te Bem- mel op zavelgrond wilde men de uit werking nagaan van bemestingen met stalmest, kunstmest en kalk. In 1905 begon men reeds daarmeena vier jaren kon worden geconstateerd, dat de kunstmest, zonder kalk, de groot ste opbrengsten had gegeven. Over de 4 jaar was het totaal aantal K.G. per struik, bij roode bessen 12.8 K.G., met stalmest (zonder kalk) en 16 K.G. met kunstmest (zonder kalk)bij de te naderen, als door een zwakke magnetische kracht aangetrokken. Nu en dan begonnen wij een enkel woord meer dan het noodzakelijke met elkander te spreken, vooral op den Zondag, die voor een deel door ons beiden aan den arbeid moest worden gewijd, maar dan toch meer vrijheid schonk dan de andere dagen. Eerst toen begon het mij op te vallen, welk een toovermacht er verscholen lag in die oogen, die meestal zoo treurig staarden op de schatten van Flora, welke om haar heen lagen opgestapeldwelk een bekoring er was in die toch zoo weinig klankvolle stem, in dat ge- heele wezen van nauwelijks achttien jaren, dat toch den indruk gaf van geen vreugde meer te vragen van de wereld. Wat Was zij mij meer en meer een raadsel en hoe dikwijls ben ik in de verzoeking gekomen om te trach ten een tipje op te lichten van den sluier, die op haar verleden rustte. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1