Maandag
24 Januari.
1910.
No. 19
48e Jaargang.
GOUD.
FeuilÜeton.
BINNENLAND.
Sneven uil de flofsfad.
VLISS1NGSCHE
COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
Abormements-Aduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden
—o o—
Dat is een heel mooi metaal en 't
is bijzonder gemakkelijk te begrijpen
dat de menschen het gaarne in hun
bezit hebben; want, behalve dat het
mooi is, heeft het groote waarde en
is het zonder veel moeite in ander
bezit om te zetten.
Vandaar dat de wereld zoo ijverig
naar goud graaft, zoowel in letterlijken
als in overdrachtelijken zin.
I Ergens in Spanje zoo luidt het
verhaal, zit een man gevangen, die
't goud -bij tonnen bezit; maar bij
ongeluk is het geborgen in koffers,
die ergens aan een station staan. Die
man wil zijn knecht sturen om de
koffers te halen, en wanneer u hem
een paar duizend gulden of zoo iets
zenden wilt om dat zaakje op te
knappen, dan wil hij u met genoegen
een ton of wat afstaan.
I Als de zaak op die manier wordt
voorgesteld, loopt misschien niemand
er meer in maar er bestaan honderde
manieren om te speculeeren op de
lichtgeloovigheid van het publiek en
het geachte publiek heeft in dit opzicht
bijzonder veel overeenkomst met de
mug, die wel een poosje om het
kaarslicht heenfladdert, maar er ten
slotte toch invliegtwant het goud
anders gezegd het kaarslicht is o
zoo mooi en o zoo verblindend.
Per slot van rekening bestaat er
overigens verbazend veel overeen
komst tusschen Spaansche en andere
schatgravers aan den eenen kant en
het publiek aan de andere zijde. Beide
partijen vinden het bijzonder gemak
kelijk om rijk te worden zonder vee!
arbeid. Het onderscheid bestaat hierin,
dat de schatgravers niets te verliezen
hebben en het publiek wel.
I in zeker opzicht is het goud altijd
de vloek der wereld geweest. De
volken van Centraal- en Zuid-Amerika
leefden gelukkig en tevreden, toen de
Spaansche schatgravers in hun land
palen vielen, zich meester maakten
van het gezag, de bevolking mishan
delden en uitmoordden, alles om goud
machtig te worden.
Er bleef echter nog vrij wat over
in de nieuwe wereld. Later kwam het
Californische goud voor den dag en
toen stroomden de menschen er heen.
Dat is de opkomst van het Verre
Westen geweest, maartot welken
prijs? Hoe weinigen bereikten hun
doel, hoe velen werden niet arm in
plaats van' rijk, hoe velen vonden niet
een ellendigen dood, en, wanneer het
gelukte veel goud machtig te worden,
hoe kwam men dan ten slotte uit
De een werd beroofd, soms vermoord
een ander verviel tot het dobbelspel
3.)
door
H. J. "w\
fl
ik heb met Bram eigenlijk maar
eens een vertrouwelijk oogenblik
over die zaak gehad, een oogenblik,
dat ik nooit zal vergeten. Toen Was
hi] welsprekend 1 Hij geloofde zoo
vast aan de verwezenlijking van een
gedroomde toekomst, en hij wist met
zooveel zekerheid, dat hij haar ge-
hikktg zou maken en dat zij hem
eens het weinige geven zou, dat hij
naar wilde vragen. Arme jongen, hij
wist nog niet en zou het nooit be
hoeven te weten, dat liefde met zoo'n
oeetje niet tevreden is en ik had den
da-li met llem te zeSgen> wat ik
nt en wat toch in ieder geval
™aar olie op het vuur zou geweest
en werd arm en ellendig, nog vee!
meer anderen werden dronkaards.
Het gaat er mee als met de loterij,
dit woord hier in 't algemeen gebruikt,
als benaming van al wat dobbelen,
wedden en speculeeren is, met andere
woorden pogen om gemakkelijker en
spoediger dan door geregelden en
flinken arbeid wat geld te krijgen.
Menigeen moest ondervinden dat het
begeerde goud hem geen geluk aan
bracht. Het werd al vrij spoedig, bij
gebreke van behoorlijke kennis van
de waarde ervan, op onverstandige
wijze zoek gemaakt. Men wil 't er dan
eens van nemenmen wil zich eens
goed inspannenhet werk kan dus
wel wat minder, en zóó gaat het door,
tot er van den schat niet veel meer
over is dan misschien wat tamelijk
waardelooze en noodelooze prullen.
Dan komt het hinkende paard achter
aan dan moet men weer hard aan
den arbeid de arbeid valt dan echter
zwaar en men mag nog dankbaar
wezen, als men de geschiktheid er toe
niet groofendeels verloren heeft.
Door arbeid rijk worden is alles
behalve gemakkelijk en men mag
veilig aannemen dat het onder de
uitzonderingen behoort. En daarom
gaat men dan op de eene of andere
manier schatgraver worden; men waagt
er zijn toekomst aan, soms zijn gezin
maar men is vast overtuigd dat men
niet falen kan.
Speculeeren, dat wil zeggen het op
moderne manier naar schatten graven,
is zeer populair in onzen tijd. Wij
hebben wel eens hooren beweren, dat
de voornaamste karaktertrek van den
speculant ijdelheid is en wij willen
het gaarne aannemen. Sommigen laten
het aan 't blinde geluk over, zooals
de menschen die een aandeeltje in de
Staatsloterij nemen, en in dien vorm
is 't ten minste vrij onschuldig. Maar
de meesfen doen 't op een manier,
waarbij zoogenaamde berekeningen,
zekere gauwigheden of handigheden
in 't spel komen, 't Gaat er soms mee
als met het roulette-spel. De eene of
andere oud-croupier, die 't immers
weten kan, biedt u voor zooveel een
onfeilbaar middel aan om 't te winnen.
Zijn berekeningen komen altijd uit en
wanneer 't u mocht gaan als zeker
iemand, die in zijn koets naar 't bad
ging en op zijn voeten terugkeerde,
dan ligt 't niet aan uw zegsman.
Maar met al die duurbetaalde aan
wijzingen van oud-croupiers en met
alle mogelijke berekeningen en han
digheden, komt 't gewoonlijk toch
verkeerd uit, althans meestal, om de
zeer eenvoudige reden dat, wanneer
één wint, er toch minstens een stuk
of wat wezen moeten, die dat minstens
samen betalen en dus verliezen 1
Weet ge wat een mensch wel
noodig heeft? Een gouden hart.
Hij was nog al veel ouder dan ik
en zelfs een paar jaar ouder dan
mijn zuster Minnie, die nog in haar
zeventiende moest komen, toen zij
met de groote vacantiede kostschool
verliet. Ze zou muzieklessen blijven
nemen en opgeleid worden voor
onderwijzeres, want mijn vader wilde,
dat ieder kind in staat zou zijn, om
zijn eigen weg in de wereld te vin
den en meende dat de meisjes niet
op een huwelijk mochten rekenen.
Mijn moeder dacht er, geloof ik,
wel een beetje anders over. Alleen
zag zij misschien wel, want zij had
een scherpen blik, dat Minnie nooit
een goede onderwijzeres zou worden.
Zij dweepte alleen met den zang en
vooral met zangers en zangeressen.
Zij werd reeds overal uitgenoodigd,
om zich te doen hooren en voldeed
er gaarne aan. Mijn ouders stemden
daarin alleen toe voor den tijd, die
anders voor de groote vacantie be
stemd waslater zou het alleen bij
bijzondere gelegenheden plaats heb
ben.
Bram greep elk voorwendsel aan,
om haar te zien, te hooren en in
stilte te bewonderen; maar het er
•Maar dat is in Californië, Klondyke
of Australië niet te vinden. Goud in
den zak is niet noodig, ten minste
niet om gelukkig te wezen. Daar
voor is alleen noodig eenvoud van
zeden en leefwijze, liefde tot den
arbeid, een stalen wil om zijn plicht
te volbrengen, en ten slotte een goede
dosis tevredenheid. Dat alles, met het
hart van goud er bij, maakt ook rijk,
schatrijk zelfs, maar dan weer in
heel anderen zin.
En dat alles, zei een onzer vrienden
eens, mag nu een beetje nuchter
klinken in dezen tijd van schatgra-
verij waar is het toch.
Ja, waar is het; en dat mag nu
vreemd schijnenach er is zooveel
vreemds in de wereldb.v. dat een
mensch zoo onnooze! kan wezen.
Men zegt dat iemand zijn buurman
op wien hij 't gemunt had, eens een
kool wou stoven. Hij ging naar hem
toe en zei„jongen, ik hoor dat hier
een rijke heer voorbij moet komen in
een rijtuig vol met zakken geld. Ga
voor je deur slaan, want als hij er
gens voorbij komt en niemand ziet,
dan rijdt hij door."
De buurman ging voor zijn deur
staan, weken en maanden lang, en
toen zijn lichtgeloovigheid minder
groot was geworden, ging hij weer
in huis, maar zijn werk was intus
schen verwaarloosd en, honger lij
dende,, zette hij zich verdrietig neer
aan den arbeid, die niet meer vlotten
wilde.
Dat is nu maar een sprookje en
niemand onzer is lichtgeloovig genoeg
om er eenige waarde aan te hechten.
Best zoomaar lichtgeloovig
genoeg om naar goud te graven, dat
zijn we dan toch wel
Staatscommissie werkloosheid.
Binnenkort zullen door de Staats
commissie over de werkloosheid vra
genlijsten verzonden worden voor een
uitvoerig onderzoek naar den omvang
en de oorzaken der werkloosheid in
alle bedrijfstakken over de laatste vijf
jaren. Die vragenlijsten zullen worden
gericht aan Kamers van Koophandel,
Kamers van Arbeid, vereenigingen van
werkgevers, vakvereenigingen, alge-
meene werkliedenvereenigingen en
verder aan alle vereenigingen, com
missies en comité's, die zich met
werkeloosheid bezighouden of daar
mee in aanraking komen. De com
missie is er van overtuigd, dat dit
onderzoek slechts dan resultaat zal
hebben, wanneer zoowel werkgevers,
arbeiders als belangstellenden hunnen
steun verleenen ter verkrijging van
juiste kennis der feitelijke toestanden.
Om de goede invulling der vragen
gerde hem blijkbaar, dat zij altijd
omringd was door hen, die bij de
minste aanleiding de loftrompet sta
ken en zich uitputten in betuigingen,
die niet volkomen oprecht konden
zijn. Hij zelf naderde haar slechts
zelden en moest dan nog zoeken
naar woorden, die meermalen haar
spotlust opwekten.
In den nazomer van het volgende
jaar was Minnie zeventien jaar ge
worden en het was bij die gelegen
heid verschrikkelijk muzikaal bij ons
geweest. De kennissen van mijn
zuster waren vermeerderd met een
neef van den burgemeester, die stu
deerde voor iets wat men tegen
woordig candidaat-gemeente-secreta-
ris noemt, en veel bij ons aan huis
kwam, waar hij zich kostelijk amu
seerde, door duetten te zingen met
mijn zuster, op wie hij verzen maakte.
Het zou geheel overbodig zijn om
van dezen persoon melding te maken,
ware het niet, dat hij de onschuldige
oorzaak werd van de gebeurtenissen
der naaste toekomst.
Het jonge mensch interesseerde
zich zeer voor liefdadigheidsconcerten
en elke ramp gaf hem aanleiding
lijsten te bevorderen is het bureau
der commissie versterkt met 8 adjunct
secretarissen, die voor schriftelijke
maar ook voor mondelinge inlichtin
gen ter beschikking staan.
Daar het wel niet mogelijk is allen
te bereiken, die in staat en bereid
zijn om de Staatscommissie voor te
lichten, stelt zij het op prijs, dat ieder,
die gegevens heeft, doch geen vragen
lijst ontving, aan het bureau een lijst
aanvraagt.
Vooral geldt dit voor de vereeni
gingen, commissies en comité's voor
werkverschaffing of het verleenen van
hulp bij werkloosheid. Opgave der
adressen van de besturen aan het
bureau der Staatscommissie, Nieuwe
Uitleg no. 12 te's Gravenhage wordt
gaarne tegemoet gezien.
Akte-examens lager onderwijs.
De inspecteurs van het lager on
wijs brengen in de „Stct." ter alge-
meene kennis, dat de examens ter
verkrijging van de akte van bekwaam
heid bedoeld art. 77, sub a, der wet
tot regeling van het lager onderwijs
dil jaar aanvangen op 1 April.
Deze dag is bestemd voor het
schriftelijk gedeelte van het examen,
terwijl de mondelinge examens aan
vangen op 12 April d.a.v.
Zij die tot deze examens wenschen
te worden toegelaten, behooren zich
onder overlegging van de door de
wet gevorderde stukken, schriftelijk
aan te melden bij den districtsschool
opziener hunner woonplaats vóór 20
Februari.
Zij die na het met goed gevolg
afleggen van bedoeld examen be
wijzen van bekwaamheid wenschen
te geven óf in de vrije en ordeoefe
ningen der gymnastiek, of in de nut
tige handwerken voor meisjes, of in
de beide vakken, moeten reeds daar
van bij hun aangifte doen blijken.
(Zie verder het Bijvoegsel).
~TT~
„Dolly betert zich" is een der stuk
ken van de „Hagespelers" en heusch
Dolly hééft zich gebeterd. Nadat zg
eerst Hagenaars en Amsterdammers
op allesbehalve beleefde manier had
teleurgesteld, heeft Madeleine Dolley
haar Fransche temperament bedwon
gen, stevige Hollandsche eieren met
groote dooiers voor haar geld (Hol-
landsch geld gekozen en de hoog-
loopende ruzie, die ze met onzen
ondernemenden landgenoot, den heer
De Haan, al gekregen had vóór ze
nog een voet op de Hollandsche
planken had gezet, bijgelegd ze heeft
toen in een erg onderdanige Fran
sche circulaire haar excuses aan de
om zijn voorliefde aan den dag te
leggen. In een nabutig dorpje, aan
de overzijde van den wijden plas,
waaraan wij woonden, waren een
paar arbeiderswoningen afgebrand.
Van den inboedel was niets gered
en er was aan alles gebrek. Dat
vernam ik van Bram, toen ik hem
op zekeren avond met zijn boot op
geheimzinnige wijze zag wegvaren.
Ik wilde den tocht meemaken, maar
Bram draaide zoo zonderling om de
zaak heen dat ik er maar van af
zag. Hij ging vast een liefdadigheids
concert van eigen vinding houden.
De wereld zei dat Bram er meer
geheimzinnigheden op nahield maar
ik geloof, dat ze niet van de slechtste
soort waren.
Een wezenlijk concert, door den
neef des burgemeesters georganiseerd,
volgde, maar had natuurlijk eerst
later plaats. Mijn zuster zou er zich
ook laten hooren en, dit was louter
het gevolg van een harer invallen,
de weinigen, die er van deze zijde
van den plas heen zouden gaan,
kwamen overeen, om bij goed weder
de reis te maken in de boot van
Bram. Hijzelf en een zijner kennissen
teleurgestelde Hollanders aangeboden
en hen uitgenoodigd toch niet boos
te blijven, maar liever eens gauw
naar haar te komen kijken en hooren,
enkel en alleen uit liefde voor de
Fransche tooneelspeelkunst natuur
lijk 1 En aangezien van juffrouw Dolley
de roep was uitgegaan dat ze er lang
niet onaardig uitziet, hebben de Ne
derlanders, die niet zoo koudbloedig
zijn als een Fransche actrice mis
schien wel denken kon, hun tooneel-
kijkers, hun kunstliefde en hun zwak
voor de zoetvloeiende Fransche taal
voor den dag gehaald en zijn schouw-
burgwaarts getogen om te consta-
teeren dat de driftige Madeleine
die dan toch maar geen katje is om
zonder handschoenen aan te pakken
en die nog wel haar blijde incomste
in ons lieve vaderland inleidde met
een hanengevecht dat deze Made
leine er inderdaad lang niet onvoor-
deelig uitziet. Doch de kenners
ik bedoel natuurlijk de kenners van
tooneelspei lieten zich door het
lieve snoetje niet van de wijs bren
gen, althans hier in Den Haag niet,
waar men zich door een knappe
Frangaise nu juist niet meer van zijn
stuk laat brengen en ook de pracht-
reclame, die haar opspraak-gevende
en door krantenmannen dapper ge-
exploiteerde ruzie met haar Holland-
schen impressario onbedoeld voor
haar geworden is, bracht de Haag-
sche kenners niet van de wijs. Stellig
heeft men genoten van juffrouw Dol-
ley's „femme nue" (in alle eer en
deugdbedoeld is een naaktheid
„in abstracta"; lijfelijk is deze vrouw
gelukkig vrij behoorlijk gekleed, o
brave Hollanders 1) maar toch was
men 't er over eens dat deze be
koorlijke Frangaise niet op één lijn
mag worden gesteld met de welbe
kende eerste Fransche actrices (Sarah
Bernhardt, Duse, Réjane) die ook
Hollandsche harten stormenderhand
veroveren. Als zeer verdienstelijke
tweederangsactrice heeft juffrouw Dol
ley echter veel goeds en moois te
zien gegeven en het publiek heeft
het haar dan ook niet aan bijval
doen ontbreken. Of „La femme nue"
voor het Fransche katje en den Hol-
landschen haan gouden eieren zal
leggen (welk een heerlijke beeld
spraak zou ik niet durven zeggen ik
hoorde omtrent andere plaatsen onzes
lands van volle maar ook van vrijwel
leege zalen.
Dat de heer De Haan een onderne
mend man is, bewijst de buitengewone
gebeurtenis op kunstgebied, die ons,
door zijn initiatief, den 12en Febr. in
Den Haag wachtde éénige opvoe
ring in ons land van Richard Strauss'
beroemde opera „Elektra", onder
leiding var. den componist en met
medewerking van het tot 100 man
versterkte Residentieorkest, prima
waren uitstekende roeiers. In twee
partijen zou de overtocht geschieden.
Ik voelde mij niet opgewekt en bleef
thuis, hoe heerlijk zulk een boottocht
op den wijden plas ook wezen kon.
Ik wilde er geen getuige van zijn,
dat mijn vriend door de anderen als
schuitevoerderzou worden beschouwd,
al leende hij zich gaarne tot eiken
dienst, dien mijn zuster hem vroeg,
vooral, nu hij weer het voorrecht
hoopte te hebben, door hare liefelijke
stem in den toovercirkel zijner illu-
siën te worden binnengevoerd.
Het weer was mooi, maar koel en
zeer veranderlijk. Mijn zuster en een
paar anderen gingen het eerst over,
doch, naar den tijd te oordeelen, die
verliep met het terugkeeren der
boot, had de overtocht langer dan
gewoonlijk geduurd. Trouwens, de
wind was gedraaid, er waren ruk
winden gekomen met bewolkten he
mel en indien het uitzicht van deze
zijde niet door rietgewas benomen
ware geweest, zou men gezien heb
ben, dat hooge golven, met schui
mende koppen, de watervlakte een
alles behalve uitlokkend aanzien ga
ven. (Wordt vervolgd.)