Vrijdag a.s. fitrages Januari. won. ST binnenland. No. 17. 48e Jaargang. 1910. 17.40 1.15 13.80 0.85 0.95 2.05 1.65 1.55 Feuilleton» Fvlissingsche ingen. ag- iddag. ond, en Mid- Goes bij COURANT. &at. N. 1.— elweg. zoekt betrek- Cour." Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÊNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zoti- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. Diner ten hove. H. M. de Koningin heeft gisteren avond een diner, waarbij ook Z. K. H. Prins Hendrik aanzat, aangeboden aan de hoofden van buitenlandsche missiën, voor zoover in de residentie, of bij afwezigheid vertegenwoordigd of door tijdelijke zaakgelastigden. Tot deze laatsten behoorden mgr. Giovan- nini, van den Heiligen Stoelde heeren Sampagnaro, van Uruguay Cataiini, van Italië; Saleedo de Bat - reto, van Spanje. Allen waren met hunne dames uit- genoodigd, zoomede de minister van buitenlandsche zaken met mevrouw De Marees van Swinderen. De tafel, die in de galerij-zaal was aangericht, prijkte met het Fransche plateau, en was versierd met serin gen en rose tulpen. Groepen palmen tooiden de beel denzaal. De diplomaten waren in groot ambtscostuum. Gedurende het diner gaf het strijk orkest der Kon. Mill. Kapel, geleid door luitenant Bouwman, concert. Voorzitters en secretarissen der Kamers van Arbeid. De Algemeene vergadering van de Vereeniging van voorzitters en secre tarissen der Kamers van Arbeid zal te Utrecht gehouden worden op Maan dag 21 Februari, Op de agenda staat o. m.Bespre king der circulaire van den minister van justitie betreffende de werking van de wet op de arbeidsovereenkomst. Bedrijfsorganisatie, in te leiden door den heer j. van der Molen, lid van de Tweede Kamer. Neutraliteit op school. De heer F. L. Ossendorp, voorzitter van den Bond van Ned. Onderwijzers, heeft naar aanleiding van het ge- I schrijf over de openingsrede ter al gemeene vergadering van den Bond j van Ned. Onderwijzers, aan alle groote bladen een ingezonden stuk gezonden, dat wij uit het „N. v. d. D.", welker redactie het heeft samengevat, over- i nemen. De inzender wijst er dan eerst op, dat tot dusver de schoolstrijd weinig geloopen heeft over de politieke neutraliteit, in tegenstelling met de godsdienstige. De gecoaliseerde par tijen gaan in de laatste jaren met de liberalen sadm in den eisch, dat de school dienstbaar gemaakt zal wor den tot het aankweeken van Oranje liefde, die ten onrechte met Vader landsliefde wordt vereenzelvigd. Maar het is zeer verkeerd, het kind schijn van liefde aan te brengen. Vooral bij belangrijke feestelijke aan- Zij zaten op dezelfde plaats, waar z'i ^ich 'n schoone zomeravonden steeds vereenigden, om te genieten van het eenig uurtje van ware rust. Hoe menigen avond hadden zij dat feeds gedaan, op of na het uur dat ?e zon ter kimme daalt, dikwijls ook 'n den heideren maneschijn, sprekende ever het heden en de toekomst, over nopen en verlangen, over huiselijke °es ommeringen en daarbij in hoofd zaak over ons, „de jongens." leder plaatste zich dan steeds aan dezelfde zijde van het luintafeltje, 'aarop wij al eenige jaren overdag v'üfu gymnastische toeren hadden macht. Vóór hen lag het grasperk de mooie stamrozen, langs den «uien landweg, vanwaar slechts nu gelegenheden, als de geboorte van het Prinsesje wordt van den onder wijzer verlangd, dat hij zijn paeda- gogische bezwaren opzij zet, anders heet hij anti-monarchaal en nationaal, en moet zelf apart gezet worden. Het werd tijd,vooral nu het liberalis me ten deze een zwenking naar rechts deed, dat de onderwijzers die in den bond georganiseerd zijn, eens zeiden hoe zij over dit alles denken. Na tuurlijk was verzet te verwachten, en óok de voorstelling, dat de meerder heid der onderwijzers niet denkt als de inleider Ossendorp. Daar tegenover constateert de heer 0-. dat het geheele hoofdbestuur deze rede voor zijn verantwoording neemt, daar toch ook de Bond al jaren op zijn program heeft staan „Het onder wijs moet vrij zijn van politieke en godsdienstige dogma's". Sprekende over het bekende plan van den heer Meerkerk (Sappe- meer), tot samenwerking van onder wijzersom een„vaderlarrdsche school" te krijgen, acht de heer O. den heer M. „wat heet gebakerd", en in 't algemeen komt de heer O. in ver zet tegen kleingeestige en partijdige bestrijding. Zoo is een zinsnede over het Wilhelmus op misleidende wijze geciteerd. Die zin luidde „Wij onderwijzers hebben geen bezwaar, onze leerlingen werkelijk- nationale liederen, waarvan de tekst door hen begrepen kan worden, te iaten zingen. Wij willen zelfs hun het Wilhelmus leeren en zouden niet doen als de directeur van een R. K. school, die zijn medewerking bij de Juliana-feesten ervan afhankelijkstelde of de burgemeester een paar regels al of niet zou wijzigen." Vaak is het voorgesteld (zegt de heèr O. nu) alsof Oranje alleen maar veilig is bij de Christelijke partijen, de liberalen en overige linksche par tijen hebben er niet zooveel mee op, en de openbare onderwijzers, althans een deel er van, willen geen vader landsliefde, geen Oranjeliefde aan kweeken. En wat gebeurt bij de Julianafeesten in het katholieke Maastricht Daar weigert de rector eener R. K. school zijn medewerking, tenzij eenige regels in het oude Geuzenlied veranderd worden. En hoe is onze houding daar tegenover Wij openbare onderwijzers, wij Bondsle den, die men zoo vaak voor rood, anti-Oranjegezind uitkrijt, wij, wij willen zelfs hun het Wilhelmus, het Oranjelied, leeren. Nietwaar, het ge heele citaat geeft wel wat anders, dan men uit den eenen aangehaalden zin zou kunnen halen Het gaat niet aan, dat de ouders het recht zouden hebben te zeggen „ik wil dat dit of dat als edel onder wezen wordt aan mijn kind." De en dan de groet van een eenzamen avondwandelaar gehoord werd. Ten deele dekte hen de schaduw van den noteboom voor het tafeltje, een goede tien jaren geleden door mijn oudste zuster, Minnie, met groote plechtigheid geplant en die, vlugge groeier als hij is, zijn takken reeds9wijd uitstrekte en naar het inwendige niets te lijden had van het vreeselijk bombardement, dat „de jongens" hem jaarlijks in den herfst deden ondergaan. „Jongens" was bij ons niets dan een algemeene benaming, die de ge heele bende omvatte en min of meer teekenend was voor den geest, waar door allen toen nog bevangen waren. Minnie was nu al op de kostschool, omdat het onderwijs op ons dorp gebrekkig was, ofschoon de meester het voor voortreffelijk en het kost- schoolverblijf uit den booze verklaar de. Ze was al een groote vacantie thuis geweest en bleek een heele dame te zijn geworden, die alle jongens van haar jaren zoo verlegen als ver liefd maakte en alle meisjes jaloersch. Op mijn zuster volgde ik als kroon prins en daarna had, naar men mij mededeelde, de ooievaar nog vier prinsessen en prinsen gebracht, die onderwijzers mogen in deze niet weggecijferd worden. Zij moeten er naar streven, de kinderen op te voeden tot wat hooger staande zedelijke menschen dan de tegenwoordige en daarbij kan 't wijzen op edele daden wel dienen, maar niet alle daden der Oranjes waren edel en waarMen mag slechts verlangen, dat wij hun niet te kort doen. Het ergert den inzender in het bij zonder dat bijv. de „Zutphensche Courant" de openbare onderwijzers verdacht maakt, aan te sturen op sociaal-democratiseeringder openbare school hen, die altijd verklaard hebben dat de school niet voor po litieke doeleinden, welke ook, mag worden gebruiktdie gemaakt hebben dat de soc.-democratische kinderfees ten op 1 Mei tot het verleden be- hooren, en die bewerking van de kinderen met socialistische blaadjes afkeurenEr behoort volgens den heer O. en zijn medestanders maar één regel te zijn „de schooi is voor het kind". Het Haarlemsche vonnis inzake den eed. De uitspraak van de Haarlemsche rechtbank in zake den gedwongen gerechtelijken eed wordt door het „Handelsblad" met lof besproken. Ineens schrijft het blad is het bedenkelijk instituut van den ge dwongen gerechtelijken eed een goed stuk nader tot zijn eind gebracht. Waardoor? Bespiegelingen noch po lemieken. Kamerdebatten noch mee tings vermochten in den loop van lange jaren op zich zelve deze roest vlek op de rusting onzer vrijheid van godsdienstig leven weg te wrijven. Nu bleek het te kunnen geschieden door een enkel simpel woord, zonder meer, in de rechtzaal uitgesproken. Het staat natuurlijk niet los van al die vroegere uitingen maar 't „ver lossende" blijft toch ten slotte dit rechterlijk dictum. Om twee redenen acht het „Han delsblad" dit feit in de rechtspraak van groot belang. Ten eerste omdat indien deze wetsuitlegging, welke ook wij reeds vroeger verdedigd hebben, algemeene navolging vindt, eene instelling van dwang zal zijn vervallen. Nadere wettelijke regeling der gansche eedsquaestie wordt er niet onnoodig door; doch een groo- ten stap verder is men toch. En in de tweede plaats om den wille van het beginsel van rechtspleging, daarin uitgesproken. Daarvan schrijft het blad o.m. Het is een ongemeen groote ver dienste van de Haarlemsche recht bank, dit standpunt der „Freirecht- schule" te hebben gehuldigd duide lijker ook nog dan haar Amsterdam- alien nog heel wat zorgen vereischten en die, met mijn vader en moeder, de bewoners van ,,'t nest" uitmaakten. Deze fraaie benaming was dood eenvoudig afkomstig van een scheld woord, dat de dorpsjongens voor onze aardige, landelijke woning hadden uitgedacht, omdat wij „jongens", de ouderen tenminste, de gewoonte had den om van achter de lage, rustieke heining, die den voortuin van den landweg scheidde, onze jeugdige dorpsgenooten met verschillende voorwerpen, waaronder ook eierscha len, te begroeten. Mijn vader, die een gestrenge op voeder was, vermaande ons ernstig, toen hij van 't geval hoordemaar later moeten hij en mijn moeder er zich vroolijk om gemaakt hebben. Mijn moeder ik hoorde van al die dingen natuurlijk eerst op rijper leeftijd eindigde dan meestal met te zeggen,,'t is toch een aardig nest, man," en ze had ook al eens gezegd „we moesten toch eens een anderen naam aan onze kleine be zitting geven." En zoo kwam het dat mijn vader haar op zekeren dag verraste met een opschrift op het hek, door den Piborinements-ftdt/erfentiën op zeer ooordeelige voorwaarden sche zustercollege deed, dat onlangs in eene andere eedweigeringszaak ook tot vrijspraak is gekomen, doch daarbij nog de klassieke wets uitlegging vasthield. Hartelijk is het te hopen, dat de nieuwe opvatting ook in de hoogere instantiën oude traditiën voorbij zal kunnen streven. Niet alleen ten bate van het eeds- vraagstukdoch ter verhooging van de waarde der gansche rechtspleging. Alleen toch door een hooge op vatting van het „imperium des rech ters" door eene taktvolle toewijding aan „de kunst van rechtspreken", zal de moderne rechtsstaat voor verstee ning ten gevolge van de voortdurende opeenstapeling van blokken wetten en wetsbepalingen kunnen worden behoed. Over het vonnis lezen wij in de „Stand." Haarlem's rechtbank stond j.l. Don derdag bij vonnis toe, den eed te weigeren op grond van een persoon lijke gezindheid, die het geloof aan een God, of aan het geoorloofde van den eed, uitsloot. Dit vonnis zal van zich doen spre ken, om de evolutionaire methode van wetsuitslegging die er in gevolgd is, en die de rechtbank zelfs als vrucht der evolutie aangeeft. Art. 161 van ons Wetboek van Strafvordering, 2de lid, bepaalt dat de getuige „naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid den eed of de belofte doet," en zelf geeft de rechtbank toe dat dit in het Wetboek van Strafvordering doelde op de aan- hoorigheid tot dit of dat kerkgenoot schap of deze of die gezindte. Doch hieraan hee.ft thans de uitlegger der wet zich niet te houden. Tempora mutantur et nos mutamur cum illis. Thans mag de rechter deze woorden uitleggen in verband met onze toe standen. Hij mag en moet zich door de gedachte der evolutie laten leiden, en doet hij dit, dan moet gezindheid verstaan worden van iemands per soonlijke opinie. Hiertegen nu zij opgemerkt: le. dat er in art. 161 niet staat: „naar zijn godsdienstige gezindheid maar op de wijze zijner godsdienstige ge zindheid", iets wat doelen moet op een vaste praktijk of regel, die on afhankelijk van de getuige in zwang is gekomen, waaruit volgt dat de be woording van het artikel de door de rechtbank gegeven uitlegging niet toelaat. Die uitlegging zou er, wat de woorden betreft, nog mee door kunnen, zoo die woorden „op de wijze"' er niet bijstonden nu in geen geval. Nu toch onderstelt het artikel, dat er bij de gezindheden tweeërlei wijze van doen ten deze is, de eene dat men eed, de andere dat men de belofte aflegt, en dat deze wijze van dorpsschilder in sierlijke krulletters aangebracht,,'t Nest." Mijne ouders zaten dan weer op dezelfde plaats, 't Was een heerlijke avondstond, „een avond als room," zou Cremer gezegd hebben. De volle maan prijkt aan den onbewolkten hemelgeen blad bewoog zich en 't was zeer warm voor September. Bij Portalis was het feest ter eere van den jarigen zoon en ik was er genoodigd en had toestemming ge kregen tot negen uur, ofschoon acht uur. nog altijd mijn bedtijd was. Precies negen werd ik thuis ge bracht, tamelijk verhit, en kreeg, of schoon onvermoeid, verlof om nog een oogenblik in de heerlijke avond lucht te blijven. Ik dommelde half in, terwijl mijne ouders hun gesprek voortzetten. Zij hadden hef over ons. Het scheen dat wij weer lastig ge weest waren en moeder erg vermoeid was. Toen kwam er iets,, dat ik niet goed begreep en misschien opzette lijk in beeldspraak werd gezegd. Zij hoopten, geloof ik, dat het nest niet meer uitgebreid mocht worden. Mis schien hadden zij bouwplannen en doen bepaald wordt door het Kerk genootschap waartoe men behoort. 2e. geldt tegen den considerans van het Haarlemsche vonnis, dat art. 161 juist bedoelt, de zaak onaf hankelijk te maken van iemands in- cidenteele subjectieve opinie, door hem te binden aan den regel of wijze van doen, die buiten hem om tot stand kwam, en voor langen tijd reeds goldterwijl omgekeerd de uitlegging, nu gevolgd, allen objec tieven waarborg opzij schuift, de zaak geheel subjectief maakt, en wei sub jectief voor een bepaald oogenblik. Wil dezelfde getuige een maand later bij een anderen rechter andergezind zijn, het staat hem vrij. Zoo dikwijls hij er belang bij heeft, niet te zweren, is hij er subjectief tegen, maar is het een ander maal in zijn belang wèl te zweren, zoo mag hij er weer subjectief voor zijn. En 3e., indien de rechter op zulk een wijze de ook door ons erkende evolutie in de rechtsbegrippen op de wetsuitlegging mag toepassen, gaat dan niet de rechter zitten op den stoel van den wetgever Over de betere regeling van het eedsvraagstuk spreken we ons hierbij niet uit. We stemmen toe, dat wijzi ging niet kon uitblijven. Onze critiek gaat ditmaal alleen tegen het zeer bedenkelijke insluipen van zulk een evolutionaire wetsuitlegging door den rechter. Militaire berichten. Op 1 Januari ontbraken aan de organieke sterkte der infanterie hier te lande 69 korporaals-fourier en 660 korporaals. 1 januari mankeerden aan de or ganieke sterkte bij de infanterie der landweer: 16 hoofdofficieren, 124 kapiteins, 168 luitenants en 18 kapi teins of luitenant-kwartiermeester. De luit.-kol. H. Spruijt, van het 6e reg. inf. te Breda, heeft verzocht benoemd te worden tot commandant van het 42e iandweerdistrict te Til burg. Naar de „N. R. Ct." van doorgaans goed ingelichte zijde verneemt worden dezer dagen enkele officieren uit 's Gravenhage naar andere garnizoenen overgeplaatst wegens het veelvuldig bezoeken van speelhuizen. Postquitanties. De directeur-generaal der posterijen en telegrafie maakt bekend, dat met ingang van 1 April aanst. geen qui- tantiën en wissels meer ter invorde ring per post zijn toegelaten, waar op geschreven of gedrukte mededee- lingen voorkomen, welke met den inhoud van de quitantie of van den wissel geen verband houden, tenzij voor die mededeelingen het bij de misschien was het ook iets anders. Ik hoorde wel spreken over de zor gen der opvoeding en over den tijd, dat wij misschien een voor een het voorbeeld van mijn oudste zuster zouden moeten volgen. Daarmee zouden nog jaren heengaan maar dan zou er later ook een heerlijke tijd aanbreken. Dan zouden wij allen een goed poosje thuis komen en thuis blijven in 't oude, trouwe nest moeder hoopte maar van heel lang. Toen was, naar ik meen, vaders onafscheidelijke Duitsche pijp uit, nog een erfstuk van oom Frans, wiens naam ik draag. Ik moest naar boven en moeder ging ook mee, om de kleintjes te bezoeken. Twintig jaren liggen achter dien avond en toch herinner ik mij nog levendig, dat ik in de deuropening het hoofd om draaide, om nog eens te turen in het schitterende licht der geheimzinnige maanschijf en dan naar de diepe slagschaduwen beneden. Er zijn van die oogenblikken, die niets beteeke- nen en die men toch nooit vergeet. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1910 | | pagina 1