Tweede Blad. Gemeentebestuur» 25 December. Zaterdag Brievenuiïdeitofsfad. No. 303. 47e Jaargang. 1909. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbonnements-ftduertentiën op zeer uoordeelige voorwaarden AANGIFTE TER INSCHRIJVING VOOR DE MILITIE. Burgemeester en Wethouders der gemeente Vlis- singen, brengen ter kennis van wie het aangaat, en meer bijzonder van de in het jaar 1891 ge boren mannelijke personen, of van hun vader, moeder, voogd of curator, dat bij de militiewet 1901 (Staatsblad no. 212 van 1901), het volgende is bepaald Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het rijk, in het Duitsclie rijk of in het koninkrijk België verblijf houdt, 2o. ieder min derjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moe der of voogd binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België woonplaats heeft, 3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België woonplaats heeft, 'lo. ieder mannelijk ingezetene met-Nederlander, zoo hij op den Isten Januari van hit jaar het 19de levens jaar was ingetreden en niet verkeert in een der bij art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het be paalde hierboven onder 4o.A. de binnen het rijk verblijf houdende minderjarige niet-Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het rijk woonplaats heeft en haar gedurende de vooraf gaande achttien maanden in het rijk of de ko loniën of bezittingen des rijks in andere wereld- deelen gehad heeft; b. van wiens ouders de langst levende bij zijn of haar overlijden in het hierbo ven onder a omschreven geval verkeerde, al ver keert zijn voogd niet in dat geval of al is deze buiten 's lands gevestigdc. die door zijn vader, moeder of voogd- verlaten is, of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht tien maanden in het rijk verblijf gehouden heeft B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binuen het rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het rijk of de koloniën of bezittingen des rijks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van net bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is in den zin van voormelde wet. Art. 14. De inschrijving geschiedtlo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdtzoo hij door zijn vader, moe der of voogd verlaten is, ouderloos of in wette lijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bek&id is dat hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdtzoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de gemeente Amsterdam 5500 hij in het Koninklijk België verblijf houdt, in de gemeente Rotterdam2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogdis de woonplaats van vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de ge meente Amsterdamis zij in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3ozoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeen te zijner woonplaatszoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amster dam zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk België, in de gemeente Rotterdam4o. A van hem, bedoeld in artikel 13, eerste zinsnede 4o., indien hij minderjarig iszoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeftzoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder Ad omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woonplaats heeftis de woonplaats van dezen buiten 'elands, dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbe- doelde zinsnede onder Ac omschreven, in de femeente, waar hij verblijf houdt; B. van hem, edoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., indien hij meerderjarig isin de gemeente, waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van in schrijving aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op den lsten Januari van het jaar volgende op dat, waarin de in te sclirijven persoon het 18de levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf of woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Art. 15. Yoor de militie wordt niet ingeschre ven lo. de ingezetene niet-Nederlander, die be wijst te behooren tot een Staat, waar de Neder landers niet aan verplichten krijgsdienst zijn on derworpen of waar ten aanzien van den dienst plicht het beginsel van wederkeerigheid is aan genomen 2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen ver blijf te houden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats binnen het Rijk. Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burg. en Weth. der gemeente, waar volgens art. 14 ae inschrijving moet geschieden, aan te geven tusschen. aen lsten en aen 31sten Januari van het jaar, volgende op dat, waaiin hij het 18de levensjaar volbracnt. By ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doet, der aangifteindien het een minderjarige fcetrefn op zijn vader, moeder of voogdindien het een meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld is, op zijn curator. De verplichting van vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij of zij binnen het lijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België woonplaats heeft. Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schrijven minderjarigeindien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het rijk, in het Duitsche rijk ol' in het koninkrijk België woonplaats heeft indien zijn vader" of moeder of beiden de ouderlijke macht missenindieu hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten is of indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd heeft. Hij, die door dé bestuurders, in art. 22 vermeld, ter inschrijving moet worden opgegeven of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het korps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die tot het doen der aan gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder Burg. en Weth. berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken, wordt door Ons bepaald. Art. 18. Yoor de militie wordt ook ingeschreven of wordt op nieuw ingeschrevenlo. ieder min derjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari vau het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre den van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België gevestigd heeft2o. ieder minderjarig man nelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België gevestigd heeft3o. ieder mannelijk min derjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven onder 2o. omschreven4o. ieder meer derjarig mannehjk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft 5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander is geworden, zoo hij in een der hier boven onder 4o. omschreven gevallen verkeert 6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of op nieuw ingezetene is geworden in -den zin der tweede zinsnede van art. 13. Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat ar tikel en art. 15. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij ving of de inschrijving op nieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op nieuw, gelden de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. .De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van dit artikel moet worden ingeschreven, ge schiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na het terug erlangen van het Nederlanderschap of van liet ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk België. De inschrijving geschiedt in het register betref fende de lichting vau het jaar, waartoe de iu de eerste zinsnede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Belanghebbenden worden nog opmerkzaam ge maakt oplo. Art. 19 der wet, luidende Hij wiens aangifte ter inschrijving verzuimd is, wordt door Burg. en Weth., zoo zij het ontdekken, ambts halve ingeschreven. Zij geven daarvan terstond aan hem of aan zijn vader, moeder, voogd of cu rator kennis. Art. 20 der wet, luidendeHij die zich na den Sisten Januari, doch vóór den 31sten Augustus ter inschrijving aangeeft, wordt alsnog ingeschre- .ven2o. de artt. 147lol der wet, ingevolge welke wetsartikelen hij, die na 31 Augustus be vonden wordt nalatig te zijn ter zake zijner in schrijving, voor Gedeputeerde Staten wordt ge bracht om, bij afwezigheid van reden tot vrijstel ling of uitsluiting, voor acht jaren bij de militie te worden ingelijfd, waarvan hij gedurende twee jaren onder ae wapenen moet worden gehouden tenzij de Koningin anders bepaalt. Voorts is het noodig, dat door of voor hen, die elders geboren zijn, bij het doen van de aangifte ter inschrijving wordt overgelegd een uittreksel uit het geboorteregister, welk uittreksel op aau vrage kosteloos wordt verstrekt. Zij, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen in deze gemeente voor de militie moeten worden ingeschreven, moeten mitsdien hiertoe bij hen, Burg. en Weth., ter gemeente-secretarie, Bureau Militie, tusschen den lsten en 31sten Januar 1910 worden aangegeven Gedaan voor de tweede maal te Vliasingen, den 24 December 1909. Bnrg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. XLV1I. Het voegt Lepelaar, nu hem het fijn aroma van den Kerstboom reeds omzweeft en van verre de zachte schijn der kaarsen in de oogen flikkert, zijn gelaat tot een vertrou- welijken spiegel van gemoedelijken ernst en zijn pen tot een gedweeën vertolker van teedere en devote ge voelens te maken, en zoo moge dan dit praeludium in den lichtelijk aan- doenlijken preektoon zijn gezet. „Vrede op aarde"... Reeds klinkt het ons, arme menschenkinderen, weder liefelijk in de ooren. Liefe lijk? Ach ook wel schamper en vaak zelfs vol van bittere ironie. Want is het niet alles in en om ons strijd, strijd zonder einde, strijd zonder ge nade? Hoevelen strijden er niet ho peloos tegen hun zondige neigingen, openlijk, maar meer nog bedektelijk, hoe weinigen niet, zouden we liever moeten vragen 1 En moet niet ieder onzer onafgebroken vechten, met alle energie, tegen de krachten die van „buitenaf" op ons inwerken en steeds dreigen ons neer te halen in dien we een oogenblik niet waak zaam mochten zijn? Hoe ontelbaar velen gaan er niet onder in den strijd om het dagelijksche brood, en ach over den strijd om geluk spreken we dan nog niet eenshoe weinigen komen aan dien strijd toe waar ze al hun krachten noodig hebben voor den strijd om 't bestaan, den strijd om behoud van hetgeen men ver overd heeft, den strijd ook om steeds méér aardsch bezit, om hooger po sitie, om toekomst ook, voor zich en voor het nageslacht. Wèl is des eenen dood den anderen zijn brood en is de wereld een strijdperk, een slag veld en een slachtveld vaak. En wij belachelijke en droevige strijdertjes, wij die nu al eeuwen lang elk jaar opnieuw het „vrede op aarde" aan heffen zonder er ooit in ernst op te hopen dat 'tooit zoover komen zal, zijn wij eigenlijk geen kanibalen nog Moderne kanibalen, dat is waar, want we eten elkander op zonder bloedvergieten en zelfs ongekookt. En we drinken geen bier uit de sche- •dels onzer overwonnen vijanden doch bezorgen aan onze verslagen vrienden een eervolle begrafenis om daarna ons Pilsener of Münchener uit behoorlijke tumbles te genieten Toch „vrede op aarde" Zeker tóch vrede op aarde. Want geen vrede zonder strijd en eerst de vrede in en met den strijd heeft waarde Vrede te hebben in onszelven en verzoend te zijn met de wereld, die strijd is en strijd moet zijn voor ons allen, dit is wel het hoogste wat er te bereiken is en daarheen moet ons streven zijn gericht. Vrede in en met den strijd Ach ik iaat den preektoon varen; ik voel er me niet in thuis. En eigenlijk schiet ik daarmee ook onder een an dermans duiven, wat ik met het „vrede op aarde" in de ooren en een weldadige Kerststemming in 't ge moed ditmaal niet doen wil. Ook verwacht ge geen preeken maar Brieven uit en over den Haag. Van den strijd om 't bestaan gesproken juist in den laatsten iijd worden we er hier aan herinnerd, dat er in een beschaafde samenleving zekere gren zen aan de elkander-opeterij zijn, die men te eerbiedigen heeft. Wie die grenzen overschrijdt, valt in handen van politie en justitie, de wachteressen bij het moderne kanibalen-festein. De handelsman, die zijn concurrenten in den grond concurreert, de man van positie,die langs önmoorddadigen weg degenen die hem op de hooge ladder in den weg staan, weet te doen eclip ceeren, en nog zoovele andere al leszins achtenswaardige medemen schen, blijven natuurlijk binnen die grenzen. Wie erbuiten treden, dat zijn b.v. de chanteurs of afpersers, die den laatsten tijd op allerlei ma nieren geld uit andermans portemon- naie weten te kloppen. Daarvan schijnt hier een formeel zaakje gemaakt te worden. Men meene niet, dat het havelooze schooiers zijn, die zich daaraan schul dig maken neen het zijn hoogst net gekieede „heeren" en „dames" (men noemt althans een „mevrouw"), die er hun werk van maken onder allerlei bedreigingen en op allerlei gemeene manieren anderen af te zetten, jien van ouds bekende methode is het verzamelen van gegevens inzake het particuliere leven van vermogende personen, die dan een visite krijgen en met een openlijk schandaal, zoo niet met nog erger, worden bedreigd indien ze niet een flinke som afdragen. Ongelukkigerwijze hebben, ook al van ouds, de bedreigden gewoonlijk niet den moed om een eventueel schan daaltje te trotseeren en de justitie t zaakje te laten opknappen en zooals te begrijpen is, is het arme slachtoffer dan spoedig aan handen en voeten gebonden aan zijn kwelgeesten over geleverd. Het verdriet van die slacht offers, de huiselijke ellende, dat alles is dan niet te overzien, evenmin ais het einde der kwellingen van de zijde van 't ploertendom. Mocht men toch liever dadelijk flink optreden en po litie en justitie het zaakje met de afpersers doen beredderen. Er wordt wel gewaarschuwd tegen deze heeren, maar wat helpt het? Dat soort is voor geen klein ge ruchtje vervaard en heeft allerlei ma nieren van „werken". Een van die manieren, die veel succes heeft, is deze. De chanteurs posteeren zich voor of in de nabijheid van verschil lende speelhuizen en jagen de bezoe kers bij het verlaten dier inrichtin gen dermate vrees aan, dat meestal maar flink opgedokt wordt om van de kerels af te komen. Voor wie dat mogelijk is, schijnt een ferm pak slaag als 't beste mid del aanbevelenswaardig te zijn, maar die raad kan natuurlijk alleen gelden voor iemand met flinke knuisten en die niet tegenover een overmacht staat, 't Bewijs is echter geleverd. Op de Prinsegracht is, naar men zegt, op no. 23 door de trawanten van den uitgeweken „chef" Politzer, een makelaar en eenige vreemdelingen een geheel naar de eischen des tijds ingerichte Haagsche filiale van de vroegere Amsterdamsche Club de Bienfaisance gevestigd. Bij het ver laten dezer inrichting worden des nachts verschillende bezoekers zoo danig door de brutale geldafpersers lastig gevallen, dat drie jongelieden twee studenten en een officier een dezer nachten de brutale als heer gekieede chanteurs op een on genadig pak slaag hebben onthaald Zooiets helpt tijdelijk wel, al zou een flink politie-toezicht nog veel beter zijn, want daaraan schijnt in die buurt nogal wat te haperen. Gemakkelijk vat heeft men op de bende overigens nietze schijnt zelfs in de naburige studentensteden Delf en Leiden, haar vertakkingen te hebben gekheid is het dus niet. Ook in plaatsjes dicht bij Den Haag schijnen de afperserspraktijken, uit de Hofstad gevoed, opgang te maken Om hun slachtoffers te pakken te krijgen, maken deze heeren een nut tig gebruik van „dames", die allicht gemakkelijker dan haar mannelijke soortgenooten tijdelijke connecties met heeren aanknoopen, leidende tot een intiem tête-a-tête aat een voor den bedrogene heel onaangename wending pleegt te nemen. In Den Haag moeten vele vrouwen en meis jes deze jachthondendiensten doen en zelfs, zegt inen, zeer jonge meis jes. 't Is een treurig verschijnsel Wie voorzichtig wil zijn, doet het beste, in of bij Den Haag geen ken nismaking aan te knoopen met tot dusver onbekenden, hoe netjes die zich ook voordoen en er uitzien hetzij „heer" of „dame". De kans om op die manier in boevenhanden te vallen, is niet gering. Om nog even op de speelclub op de Prinsegracht terug te komen -. dezer dagen ontvingen vele Haagsche heeren, ongetrouwden, een briefje van het bestuur van dat speelhuis. Daarin leest men o.a.„Le comité a l'hon- neur de vous inviter au souper qu'il offre a ses membres ehaque samedi minuit. Agréez, monsieur, mes ci- vilités empressées. Le comité." In een aparte circulaire wordt voorts meegedeeld, dat de „club" is „ouvert toute l'année", en verder wordt, on der allerlei slechts voor een speler te begrijpen aanduidingen betreffende het supprimeeren van de 0 der roulette in enkele gevallen, verteld dat de minimum inzet 2 tres., de maximum 3500 tres. is. „Une automobile est mise gracieu- sement a ia disposition des membres." Mijn liefje, wat wil je nog meer! Men vermoedt, dat het bedrijfska pitaal wordt verschaft door een be kend financier, wiens naam eenige jaren geleden werd genoemd in een zeer veel gerucht makende strafzaak, 't Is een fijne boel 1 Ik heb u hier een klein stukje van den strijd om 't bestaan in en om een groote stad laten zien. Maar ik her haal, dit is niet de strijd waarmee men vrede hebben kan of magdit is een rotte boel, die hoe eer hoe liever moet worden opgeruimd. Alles heeft zijn kant van ontaarding, ook 's werelds strijd maar die strijd zelf is het leven, en daarin en daarmee vrede te kunnen hebben, het is geen bagatel en weinigen gegeven. Doch het wordt u alien, als een goede gave van den Kerstboom, toege- wenscht door. Lepelaar. Vlissingen, 24 December. Op den brief van rouwbeklag door den burgemeester dezer gemeente aan den gezant van België gezonden, bij gelegenheid van den dood van Z. M. Koning Leopold II, heeft de burge meester het volgende schrijven uit 's Gravenhage ontvangen Monsieur le Bourgmestre, J'ai été excessivement sensible a la démarche si courtoise que vous avez biea voulu faire auprès de moi pour me transmettre vos condoléances et celles de la population de Ia ville de Flessingue, a l'occasion de la mort de mon vénére et régrette Souverain. Je vous remercie de ce témoignage de sympathie et vous prie de trans mettre l'expression de ma reconnais sance a tons ceux qui se sont asso- siés a vous dans eet acte de bon voisinage. Agréez, je vous prie, Monsieur le Bourgmestre, les assurances de ma considération la plus distinguée. Le Ministre de Beigique, (w.g.) GU1LLAUME. (Voor de aanbieding van de zoo oprechte gevoelens van rouwbeklag welke ik van U, tevens namens de Vlissingsche ingezetenen, mocht ont vangen bij gelegenheid van den dood van mijn eerbiedigen en betreurden koning, ben ik zeer gevoelig geweest. Ik bedank U voor dit blijk van be langstelling en ik verzoek U mijn dank ook wel te willen overbrengen aan allen die niet U hebben inge stemd met dit blijk van nabuurschap. Aanvaard, mijnheer de burgemees ter, de verzekering mijner ware hoogachting, De gezant van België, GU1LLAUME.") De Kerstdagen zijn voor zeer velen dagen van gezellig huiselijk verkeer, waarop men reeds lang van te voren ziet en die aan den winter iets vroolijks geven niettegenstaande al het sombere van de korte dagen. Als het binnen maar warm en ge noeglijk ziet, dan vergeten wij regen vlagen en stormen en schikken ons om den helder qpvjammenden haard. Er zijn echter velen, die dat gezellige missen moeten. Wel mogen velen, die anders ver van huis zijn, dan de ouderlijke woning opzoeken, doch er zijn altijd nog eenzamen, die dan zoo dikwijls worden vergeten en voor wie 't daarom des te meer waard is, VLISSINGSCHE COURANT. ADVERTENT1ËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ÏO cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.S0. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1909 | | pagina 1