Tweede Blad.
Gemeentebestuur»
25 December.
Zaterdag
Brievenuiïdeitofsfad.
No. 303. 47e Jaargang. 1909.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10. ftbonnements-ftduertentiën op zeer uoordeelige voorwaarden
AANGIFTE TER INSCHRIJVING VOOR
DE MILITIE.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Vlis-
singen, brengen ter kennis van wie het aangaat,
en meer bijzonder van de in het jaar 1891 ge
boren mannelijke personen, of van hun vader,
moeder, voogd of curator, dat bij de militiewet
1901 (Staatsblad no. 212 van 1901), het volgende
is bepaald
Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het rijk, in het Duitsclie rijk of in het
koninkrijk België verblijf houdt, 2o. ieder min
derjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moe
der of voogd binnen het rijk, in het Duitsche
rijk of in het koninkrijk België woonplaats heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het rijk, in het Duitsche rijk of in het
koninkrijk België woonplaats heeft, 'lo. ieder
mannelijk ingezetene met-Nederlander, zoo hij op
den Isten Januari van hit jaar het 19de levens
jaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het be
paalde hierboven onder 4o.A. de binnen het rijk
verblijf houdende minderjarige niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het rijk
woonplaats heeft en haar gedurende de vooraf
gaande achttien maanden in het rijk of de ko
loniën of bezittingen des rijks in andere wereld-
deelen gehad heeft; b. van wiens ouders de langst
levende bij zijn of haar overlijden in het hierbo
ven onder a omschreven geval verkeerde, al ver
keert zijn voogd niet in dat geval of al is deze
buiten 's lands gevestigdc. die door zijn vader,
moeder of voogd- verlaten is, of die ouderloos is
of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft
en van wien niet bekend is dat hij een voogd
heeft, indien hij gedurende de voorafgaande acht
tien maanden in het rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binuen
het rijk woonplaats heeft en haar gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het rijk of
de koloniën of bezittingen des rijks in andere
werelddeelen gehad heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van
het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die
minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet.
Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van
net bepaalde hierboven onder B gehouden hij, die
meerderjarig is in den zin van voormelde wet.
Art. 14. De inschrijving geschiedtlo. van hem,
bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.zoo hij
binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de
gemeente der woonplaats van vader, moeder of
voogd zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt
en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen
het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente, waar
hij verblijf houdtzoo hij door zijn vader, moe
der of voogd verlaten is, ouderloos of in wette
lijken zin geen vader of moeder heeft en het niet
bek&id is dat hij een voogd heeft, in de gemeente,
waar hij verblijf houdtzoo hij in het Duitsche
Rijk verblijf houdt, in de gemeente Amsterdam
5500 hij in het Koninklijk België verblijf houdt,
in de gemeente Rotterdam2o. van hem, bedoeld
in art. 13, eerste zinsnede 2o.zoo zijn vader,
moeder of voogd woonplaats heeft binnen het
Rijk, in de gemeente der woonplaats van vader,
moeder of voogdis de woonplaats van vader,
moeder of voogd in het Duitsche Rijk, in de ge
meente Amsterdamis zij in het Koninkrijk
België, in de gemeente Rotterdam3o. van hem,
bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3ozoo hij
woonplaats heeft binnen het Rijk, in de gemeen
te zijner woonplaatszoo hij woonplaats heeft
in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amster
dam zoo hij woonplaats heeft in het Koninkrijk
België, in de gemeente Rotterdam4o. A van
hem, bedoeld in artikel 13, eerste zinsnede 4o.,
indien hij minderjarig iszoo hij verkeert in het
geval, in de tweede zinsnede van dat artikel
onder Aa omschreven, in de gemeente, waar zijn
vader, moeder of voogd woonplaats heeftzoo
hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
Ad omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd
woonplaats heeftis de woonplaats van dezen
buiten 'elands, dan geschiedt de inschrijving in
de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbe-
doelde zinsnede onder Ac omschreven, in de
femeente, waar hij verblijf houdt; B. van hem,
edoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., indien
hij meerderjarig isin de gemeente, waar hij
woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van in
schrijving aangewezen gemeente is die, waar het
verblijf of de woonplaats gevestigd is of was op
den lsten Januari van het jaar volgende op dat,
waarin de in te sclirijven persoon het 18de
levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt,
wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam
moet geschieden wegens verblijf of woonplaats
onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk België.
Art. 15. Yoor de militie wordt niet ingeschre
ven lo. de ingezetene niet-Nederlander, die be
wijst te behooren tot een Staat, waar de Neder
landers niet aan verplichten krijgsdienst zijn on
derworpen of waar ten aanzien van den dienst
plicht het beginsel van wederkeerigheid is aan
genomen 2o. hij, die bewijst in de koloniën of
bezittingen des Rijks in andere werelddeelen ver
blijf te houden of woonplaats te hebben, al heeft
zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats
binnen het Rijk.
Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te
worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe
bij Burg. en Weth. der gemeente, waar volgens
art. 14 ae inschrijving moet geschieden, aan te
geven tusschen. aen lsten en aen 31sten Januari
van het jaar, volgende op dat, waaiin hij het 18de
levensjaar volbracnt.
By ongesteldheid of afwezigheid van hem, die
zich ter inschrijving moet aangeven, alsmede in
een der gevallen, hierna in de vierde zinsnede
omschreven, rust de verplichting tot het doet,
der aangifteindien het een minderjarige fcetrefn
op zijn vader, moeder of voogdindien het een
meerderjarige betreft, die onder curateele gesteld
is, op zijn curator. De verplichting van vader,
moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij
of zij binnen het lijk, in het Duitsche rijk of in
het koninkrijk België woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende
zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen
der aangifte uitsluitend op den in te schrijven
minderjarigeindien zijn vader, moeder of voogd
niet binnen het rijk, in het Duitsche rijk ol' in
het koninkrijk België woonplaats heeft indien
zijn vader" of moeder of beiden de ouderlijke
macht missenindieu hij door zijn vader, moeder
of voogd verlaten is of indien hij ouderloos is
of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft
en het niet bekend is dat hij een voogd heeft.
Hij, die door dé bestuurders, in art. 22 vermeld,
ter inschrijving moet worden opgegeven of die in
dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het
korps mariniers hieronder begrepen, bij het leger
hier te lande of bij de koloniale troepen, is tot
het doen van de aangifte niet verplicht.
Voor hem of haar, die tot het doen der aan
gifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door
een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. De
volmacht blijft onder Burg. en Weth. berusten. De
wijze, waarop van de gedane aangifte moet blijken,
wordt door Ons bepaald.
Art. 18. Yoor de militie wordt ook ingeschreven
of wordt op nieuw ingeschrevenlo. ieder min
derjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten
Januari vau het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intre
den van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen
het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk
België gevestigd heeft2o. ieder minderjarig man
nelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd
na den lsten Januari van het jaar, volgende op
dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar
volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste
levensjaar zijne of hare woonplaats binnen het
rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk
België gevestigd heeft3o. ieder mannelijk min
derjarige, die na den lsten Januari van het jaar,
volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar
volbracht, en vóór het intreden van het 21ste
levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander
is geworden, zoo hij in een der hierboven onder
lo. omschreven gevallen verkeert, of wiens vader,
moeder of voogd verkeert in een der gevallen,
hierboven onder 2o. omschreven4o. ieder meer
derjarig mannehjk Nederlander, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen
het rijk, in het Duitsche rijk of in het koninkrijk
België gevestigd of er woonplaats verkregen heeft
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na den lsten
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij
het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar Nederlander of op nieuw
Nederlander is geworden, zoo hij in een der hier
boven onder 4o. omschreven gevallen verkeert
6o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den
lsten Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór
het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene
of op nieuw ingezetene is geworden in -den zin
der tweede zinsnede van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat ar
tikel en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrij
ving of de inschrijving op nieuw moet geschieden
en van de verplichting tot het doen van aangifte
ter inschrijving of ter inschrijving op nieuw, gelden
de eerste zinsnede van art. 14 en de laatste vijf
zinsneden van art. 16.
.De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving
op nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede
van dit artikel moet worden ingeschreven, ge
schiedt binnen dertig dagen na het verkrijgen of,
werd hij reeds vroeger ingeschreven doch van het
register afgevoerd, na het terug erlangen van het
Nederlanderschap of van liet ingezetenschap, of na
de vestiging van verblijf of de vestiging of het
verkrijgen van woonplaats binnen het rijk, in het
Duitsche rijk of in het koninkrijk België.
De inschrijving geschiedt in het register betref
fende de lichting vau het jaar, waartoe de iu de
eerste zinsnede van dit artikel bedoelde persoon
volgens zijnen leeftijd behoort.
Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents
en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding
van de artt. 16, 18 en 22.
Belanghebbenden worden nog opmerkzaam ge
maakt oplo. Art. 19 der wet, luidende Hij
wiens aangifte ter inschrijving verzuimd is, wordt
door Burg. en Weth., zoo zij het ontdekken, ambts
halve ingeschreven. Zij geven daarvan terstond
aan hem of aan zijn vader, moeder, voogd of cu
rator kennis.
Art. 20 der wet, luidendeHij die zich na den
Sisten Januari, doch vóór den 31sten Augustus
ter inschrijving aangeeft, wordt alsnog ingeschre-
.ven2o. de artt. 147lol der wet, ingevolge
welke wetsartikelen hij, die na 31 Augustus be
vonden wordt nalatig te zijn ter zake zijner in
schrijving, voor Gedeputeerde Staten wordt ge
bracht om, bij afwezigheid van reden tot vrijstel
ling of uitsluiting, voor acht jaren bij de militie
te worden ingelijfd, waarvan hij gedurende twee
jaren onder ae wapenen moet worden gehouden
tenzij de Koningin anders bepaalt.
Voorts is het noodig, dat door of voor hen, die
elders geboren zijn, bij het doen van de aangifte
ter inschrijving wordt overgelegd een uittreksel
uit het geboorteregister, welk uittreksel op aau
vrage kosteloos wordt verstrekt.
Zij, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen
in deze gemeente voor de militie moeten worden
ingeschreven, moeten mitsdien hiertoe bij hen,
Burg. en Weth., ter gemeente-secretarie, Bureau
Militie, tusschen den lsten en 31sten Januar
1910 worden aangegeven
Gedaan voor de tweede maal te Vliasingen, den
24 December 1909.
Bnrg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
XLV1I.
Het voegt Lepelaar, nu hem
het fijn aroma van den Kerstboom
reeds omzweeft en van verre de
zachte schijn der kaarsen in de oogen
flikkert, zijn gelaat tot een vertrou-
welijken spiegel van gemoedelijken
ernst en zijn pen tot een gedweeën
vertolker van teedere en devote ge
voelens te maken, en zoo moge dan
dit praeludium in den lichtelijk aan-
doenlijken preektoon zijn gezet.
„Vrede op aarde"... Reeds klinkt
het ons, arme menschenkinderen,
weder liefelijk in de ooren. Liefe
lijk? Ach ook wel schamper en vaak
zelfs vol van bittere ironie. Want is
het niet alles in en om ons strijd,
strijd zonder einde, strijd zonder ge
nade? Hoevelen strijden er niet ho
peloos tegen hun zondige neigingen,
openlijk, maar meer nog bedektelijk,
hoe weinigen niet, zouden we
liever moeten vragen 1 En moet niet
ieder onzer onafgebroken vechten, met
alle energie, tegen de krachten die
van „buitenaf" op ons inwerken en
steeds dreigen ons neer te halen in
dien we een oogenblik niet waak
zaam mochten zijn? Hoe ontelbaar
velen gaan er niet onder in den strijd
om het dagelijksche brood, en
ach over den strijd om geluk spreken
we dan nog niet eenshoe weinigen
komen aan dien strijd toe waar ze
al hun krachten noodig hebben voor
den strijd om 't bestaan, den strijd
om behoud van hetgeen men ver
overd heeft, den strijd ook om steeds
méér aardsch bezit, om hooger po
sitie, om toekomst ook, voor zich en
voor het nageslacht. Wèl is des eenen
dood den anderen zijn brood en is
de wereld een strijdperk, een slag
veld en een slachtveld vaak. En wij
belachelijke en droevige strijdertjes,
wij die nu al eeuwen lang elk jaar
opnieuw het „vrede op aarde" aan
heffen zonder er ooit in ernst op te
hopen dat 'tooit zoover komen zal,
zijn wij eigenlijk geen kanibalen
nog Moderne kanibalen, dat is waar,
want we eten elkander op zonder
bloedvergieten en zelfs ongekookt.
En we drinken geen bier uit de sche-
•dels onzer overwonnen vijanden
doch bezorgen aan onze verslagen
vrienden een eervolle begrafenis om
daarna ons Pilsener of Münchener
uit behoorlijke tumbles te genieten
Toch „vrede op aarde" Zeker
tóch vrede op aarde. Want geen
vrede zonder strijd en eerst de vrede
in en met den strijd heeft waarde
Vrede te hebben in onszelven en
verzoend te zijn met de wereld, die
strijd is en strijd moet zijn voor ons
allen, dit is wel het hoogste wat
er te bereiken is en daarheen moet
ons streven zijn gericht.
Vrede in en met den strijd Ach
ik iaat den preektoon varen; ik voel
er me niet in thuis. En eigenlijk
schiet ik daarmee ook onder een an
dermans duiven, wat ik met het
„vrede op aarde" in de ooren en een
weldadige Kerststemming in 't ge
moed ditmaal niet doen wil. Ook
verwacht ge geen preeken maar
Brieven uit en over den Haag. Van
den strijd om 't bestaan gesproken
juist in den laatsten iijd worden we
er hier aan herinnerd, dat er in een
beschaafde samenleving zekere gren
zen aan de elkander-opeterij zijn, die
men te eerbiedigen heeft. Wie die
grenzen overschrijdt, valt in handen
van politie en justitie, de wachteressen
bij het moderne kanibalen-festein. De
handelsman, die zijn concurrenten in
den grond concurreert, de man van
positie,die langs önmoorddadigen weg
degenen die hem op de hooge ladder
in den weg staan, weet te doen eclip
ceeren, en nog zoovele andere al
leszins achtenswaardige medemen
schen, blijven natuurlijk binnen die
grenzen. Wie erbuiten treden, dat
zijn b.v. de chanteurs of afpersers,
die den laatsten tijd op allerlei ma
nieren geld uit andermans portemon-
naie weten te kloppen. Daarvan schijnt
hier een formeel zaakje gemaakt te
worden.
Men meene niet, dat het havelooze
schooiers zijn, die zich daaraan schul
dig maken neen het zijn hoogst net
gekieede „heeren" en „dames" (men
noemt althans een „mevrouw"), die
er hun werk van maken onder allerlei
bedreigingen en op allerlei gemeene
manieren anderen af te zetten, jien
van ouds bekende methode is het
verzamelen van gegevens inzake het
particuliere leven van vermogende
personen, die dan een visite krijgen
en met een openlijk schandaal, zoo
niet met nog erger, worden bedreigd
indien ze niet een flinke som afdragen.
Ongelukkigerwijze hebben, ook al van
ouds, de bedreigden gewoonlijk niet
den moed om een eventueel schan
daaltje te trotseeren en de justitie
t zaakje te laten opknappen en zooals
te begrijpen is, is het arme slachtoffer
dan spoedig aan handen en voeten
gebonden aan zijn kwelgeesten over
geleverd. Het verdriet van die slacht
offers, de huiselijke ellende, dat alles
is dan niet te overzien, evenmin ais
het einde der kwellingen van de zijde
van 't ploertendom. Mocht men toch
liever dadelijk flink optreden en po
litie en justitie het zaakje met de
afpersers doen beredderen.
Er wordt wel gewaarschuwd tegen
deze heeren, maar wat helpt het?
Dat soort is voor geen klein ge
ruchtje vervaard en heeft allerlei ma
nieren van „werken". Een van die
manieren, die veel succes heeft, is
deze. De chanteurs posteeren zich
voor of in de nabijheid van verschil
lende speelhuizen en jagen de bezoe
kers bij het verlaten dier inrichtin
gen dermate vrees aan, dat meestal
maar flink opgedokt wordt om van
de kerels af te komen.
Voor wie dat mogelijk is, schijnt
een ferm pak slaag als 't beste mid
del aanbevelenswaardig te zijn, maar
die raad kan natuurlijk alleen gelden
voor iemand met flinke knuisten en
die niet tegenover een overmacht
staat, 't Bewijs is echter geleverd.
Op de Prinsegracht is, naar men zegt,
op no. 23 door de trawanten van
den uitgeweken „chef" Politzer, een
makelaar en eenige vreemdelingen
een geheel naar de eischen des tijds
ingerichte Haagsche filiale van de
vroegere Amsterdamsche Club de
Bienfaisance gevestigd. Bij het ver
laten dezer inrichting worden des
nachts verschillende bezoekers zoo
danig door de brutale geldafpersers
lastig gevallen, dat drie jongelieden
twee studenten en een officier
een dezer nachten de brutale als
heer gekieede chanteurs op een on
genadig pak slaag hebben onthaald
Zooiets helpt tijdelijk wel, al zou een
flink politie-toezicht nog veel beter
zijn, want daaraan schijnt in die buurt
nogal wat te haperen.
Gemakkelijk vat heeft men op de
bende overigens nietze schijnt zelfs
in de naburige studentensteden
Delf en Leiden, haar vertakkingen
te hebben gekheid is het dus niet.
Ook in plaatsjes dicht bij Den Haag
schijnen de afperserspraktijken, uit
de Hofstad gevoed, opgang te maken
Om hun slachtoffers te pakken te
krijgen, maken deze heeren een nut
tig gebruik van „dames", die allicht
gemakkelijker dan haar mannelijke
soortgenooten tijdelijke connecties
met heeren aanknoopen, leidende
tot een intiem tête-a-tête aat een voor
den bedrogene heel onaangename
wending pleegt te nemen. In Den
Haag moeten vele vrouwen en meis
jes deze jachthondendiensten doen
en zelfs, zegt inen, zeer jonge meis
jes. 't Is een treurig verschijnsel
Wie voorzichtig wil zijn, doet het
beste, in of bij Den Haag geen ken
nismaking aan te knoopen met tot
dusver onbekenden, hoe netjes die
zich ook voordoen en er uitzien
hetzij „heer" of „dame". De kans
om op die manier in boevenhanden
te vallen, is niet gering.
Om nog even op de speelclub op
de Prinsegracht terug te komen -. dezer
dagen ontvingen vele Haagsche heeren,
ongetrouwden, een briefje van het
bestuur van dat speelhuis. Daarin
leest men o.a.„Le comité a l'hon-
neur de vous inviter au souper qu'il
offre a ses membres ehaque samedi
minuit. Agréez, monsieur, mes ci-
vilités empressées. Le comité."
In een aparte circulaire wordt voorts
meegedeeld, dat de „club" is „ouvert
toute l'année", en verder wordt, on
der allerlei slechts voor een speler
te begrijpen aanduidingen betreffende
het supprimeeren van de 0 der roulette
in enkele gevallen, verteld dat de
minimum inzet 2 tres., de maximum
3500 tres. is.
„Une automobile est mise gracieu-
sement a ia disposition des membres."
Mijn liefje, wat wil je nog meer!
Men vermoedt, dat het bedrijfska
pitaal wordt verschaft door een be
kend financier, wiens naam eenige
jaren geleden werd genoemd in een
zeer veel gerucht makende strafzaak,
't Is een fijne boel 1
Ik heb u hier een klein stukje van
den strijd om 't bestaan in en om een
groote stad laten zien. Maar ik her
haal, dit is niet de strijd waarmee
men vrede hebben kan of magdit
is een rotte boel, die hoe eer hoe
liever moet worden opgeruimd. Alles
heeft zijn kant van ontaarding, ook
's werelds strijd maar die strijd zelf
is het leven, en daarin en daarmee
vrede te kunnen hebben, het is
geen bagatel en weinigen gegeven.
Doch het wordt u alien, als een goede
gave van den Kerstboom, toege-
wenscht door. Lepelaar.
Vlissingen, 24 December.
Op den brief van rouwbeklag door
den burgemeester dezer gemeente aan
den gezant van België gezonden, bij
gelegenheid van den dood van Z. M.
Koning Leopold II, heeft de burge
meester het volgende schrijven uit
's Gravenhage ontvangen
Monsieur le Bourgmestre,
J'ai été excessivement sensible a la
démarche si courtoise que vous avez
biea voulu faire auprès de moi pour
me transmettre vos condoléances et
celles de la population de Ia ville
de Flessingue, a l'occasion de la mort
de mon vénére et régrette Souverain.
Je vous remercie de ce témoignage
de sympathie et vous prie de trans
mettre l'expression de ma reconnais
sance a tons ceux qui se sont asso-
siés a vous dans eet acte de bon
voisinage.
Agréez, je vous prie, Monsieur le
Bourgmestre, les assurances de ma
considération la plus distinguée.
Le Ministre de Beigique,
(w.g.) GU1LLAUME.
(Voor de aanbieding van de zoo
oprechte gevoelens van rouwbeklag
welke ik van U, tevens namens de
Vlissingsche ingezetenen, mocht ont
vangen bij gelegenheid van den dood
van mijn eerbiedigen en betreurden
koning, ben ik zeer gevoelig geweest.
Ik bedank U voor dit blijk van be
langstelling en ik verzoek U mijn
dank ook wel te willen overbrengen
aan allen die niet U hebben inge
stemd met dit blijk van nabuurschap.
Aanvaard, mijnheer de burgemees
ter, de verzekering mijner ware
hoogachting,
De gezant van België,
GU1LLAUME.")
De Kerstdagen zijn voor zeer velen
dagen van gezellig huiselijk verkeer,
waarop men reeds lang van te voren
ziet en die aan den winter iets
vroolijks geven niettegenstaande al
het sombere van de korte dagen.
Als het binnen maar warm en ge
noeglijk ziet, dan vergeten wij regen
vlagen en stormen en schikken ons
om den helder qpvjammenden haard.
Er zijn echter velen, die dat gezellige
missen moeten. Wel mogen velen,
die anders ver van huis zijn, dan de
ouderlijke woning opzoeken, doch er
zijn altijd nog eenzamen, die dan
zoo dikwijls worden vergeten en voor
wie 't daarom des te meer waard is,
VLISSINGSCHE COURANT.
ADVERTENT1ËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer ÏO cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.S0.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.