Eerste Blad. De oude Uniform Maandag- 20 November. Gemeentebestuur Keukenzout. Feuilleton, No. 280 47e Jaargang. 1909. BINNENLAND. VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements-fldoertentiën op zeer uoordeelige uooru/aardeti BEKENDMAKING. Stremming Verkeer. De Burgemeester van Vlissingen brengt ter algemeene kennis dat in verband met bestratings werkzaamheden vanaf Maandag 29 dezer het Droogdok voor rijtuigver- keer zal zijn gesloten, doch dat dit verkeer kan plaats hebben door de Palingstraat. Vlissingen, 26 November 1909. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Het is zeer opvallend, dat van alle zoutsoorten wij slechts één enkel uit de natuur halen en toevoegen aan onze voedingsmiddelen het keu kenzout. Van alle andere zouten zijn die hoeveelheden, welke onze orga nische voedingsmiddelen bevatten, voor ons voldoende. We behoeven voor deze niet te zorgen, want voor zien wij ons van organische voedings middelen, dan krijgen we de zouten op den koop toe. Slechts het keuken zout maakt een uitzondering. Deze uitzondering is des te opvallender, naarmate ons voedsel in geen enkel opzicht arm aan keukenzout is. Alle plantaardige en dierlijke voedings middelen. bevatten groote hoeveelhe den chloor en natrium de beide elementen, waaruit het keukenzout bestaat. Waarom zijn deze hoeveel heden niet voldoende en voegen we nog zout toe Bij vroegere pogingen ter beant woording van deze vraag was éen punt geheel over het hoofd gezien, wat tot een goede oplossing had kunnen leiden. Onder de dieren nl. neemt men slechts bij plantenetende liet verlangen naar keukenzout waar, nooit bij vleeschetende. Vleeschetende huiszoogdieren, als kat en hond, verkiezen ongezouten spijzen boven gezouten, en hebben tegen sterk ge zouten voedsel grooten tegenzin, ter wijl plantenetende huisdieren zeer gaarne zout nuttigen. Datzelfde wordt ook bij wilde dieren waargenomen. Het is bekend, dat de wilde herkau wende dieren zoutrotsen opzoeken, 35.) Maar ook Grates, een nieuwen gast, zag hij niet. Na zijn kort on derhoud met Hubert had de herder zijn kudde bergafwaarts gedreven en thuisgebracht. Op den Sint Jansdag en op alle voorname feestdagen was de herder zijn eigen baas. Hij mocht de scha pen den avond te voren in den stal drijven en daar laten tot den dag na het feest. Bijna onhoorbaar was hij binnen gekomen om zijn avondmaal te ge bruiken, Bescheiden zette hij zich nabij den ingang van het vertrek nan een tafel, na een vluchtigen blik °P de aanwezige gasten geworpen te hebben. Hij kende ze allen, en nag ook den jongen man, die zoo vel belangstelling getoond had voor Attuni. Hij deed echter geen poging om aan het zout te likken en dat jagers zich bij zulke plaatsen op de loer leggen of zout neerleggen om ze te lokken. Te dezen opzichte heerscht overeenstemming in alle reisbeschrij vingen over plantenetende dieren. Bij roofdieren is iets dergelijks nooit opgemerkt. Dit onderscheid valt des te meer in 't oog, als men bedenkt, dat de zouthoeveelheden uit het voedsel der planteneters meestal niet veel kleiner zijn dan die van vleesch- eters. Er is echter een beduidend verschil ten opzichte van een ander bestanddeel der voeding, nl. de kali evenals chloor en natrium een der bekende elementen. De pianteneter neemt minstens 3 a 4 maal zooveel kaüzouten op dan de vleescheter. Dit feit leidt tot hef vermoeden, dat de kalirijkdom der plantaardige voe ding de oorzaak is der keukenzout behoefte. Wanneer nl. een kalizout, b.v. koolzure kali in waterige oplos sing met het keukenzout samenkomt, dan heeft een chemische omzetting plaats, er ontstaan twee andere ver bindingen, chloorkali en koolzure natrium. Nu komt keukenzout vee) in het bloed voor. Wordt het bloed door de soort voeding rijk aan kalizouten, dan heeft hier omzetting plaats. Er komt een groote hoeveelheid koolzure natrium. De nieren hebben de functie de samenstelling van het bloed con stant te houden, derhalve alle abnor male best.mddeelen er uit te verwij deren, dus ook het koolzure natrium. Het bloed en dientengevolge het organisme heeft keukenzout verloren, wat weer door toevoer van buiten moet gecompenseerd worden. Vandaar dat planteneters die veel kali-houdend voedsel gehruiken, behoefte hebben aan keukenzout. Hieruit verklaart zich ook, waarom aardappelen zonder zout ongenietbaar zijn en overal met veel zout worden gegeten. De aardappel bevat nl. zeer veel kali. Hetzelfde is het geval met andere plantaardige voedingsmidde len, erwten, boonen. Dit is ook de verklaring van het feit, dat de hoofd zakelijk van plantenvoedsel levende plattelandsbevolking meer keukenzout gebruikt dan de veel dierlijke spijzen consumeerende bevolking der steden. Voor Frankrijk is het vastgesteld, dat de landbouwers per hoofd driemaal zooveel zout gebruiken dan de stede lingen. Hoe verhouden zich nu die volkeren, welke in 't geheel geen plantenkost nemen, als jagers, vis- schers, nomaden, enz. Deze hebben inderdaad een afkeer van zout, evenals vleeschetende dieren. Wanneer men reisbeschrijvingen hieromtrent door leest, dan vindt men een overal gel dende wet, dat in alle landen die volkeren, welke van zuiver dierlijk voedsel leven, het keukenzout öf in 't geheel niet kennen öf als ze het om opgemerkt te worden bedaard en zonder zich om de aanwezigen te bekommeren begon hij te eten van hetgeen Marie hem dienstvaar dig had voortgezet. Gorgel moest wel op zijn praat stoel zitten, want aan het lachen der boeren scheen geen einde te komen. Toen Hubert bijna gereed was met zijn maal, luisterde hij ook al eens naar het gesprek aan de andere ta fel, en al kon hij niet lachen om den bitteren spot van den hansworst, toch werkte .de algemeene vroolijk- heid ook op hemsoms kon hij moeilijk een lach onderdrukken. Plotseling nam het gesprek echter een wending, die hem met volle aan dacht deed luisteren. Hij legde mes en vork neer om geen woord van het gesprokene te verliezen. Met eenige spottende woorden had Gor gel zijn toehoorders weer braaf doen lachen, toen een van de boeren vroo- lijk schertsend zeide: „Je bent me toch een echt grappige vent. Hans GorgelIk geloof waarachtig, dat jij in staat zou wezen om zelfs den stroeven heer Von Beuren aan het lachen te brengen." hebben leeren kennen verafschuwen, terwijl de voornamelijk zich met plantaardig voedsel voedende volkeren een onweerstaanbaar verlangen er naar hebben en het als een onont beerlijk levensmiddel beschouwen. Dit onderscheid komt reeds voor den dag bij de oeroude offergewoon ten der Grieken en Romeinen, waar de offerdieren steeds zonder zout, de vruchten daarentegen met zout geof ferd werden. Bij de Israëlieten gold de wet, uit het plantenrijk genomen offergaven met zout te offeren. De Indoermanen hadden, zoolang zij als nomaden leefden en rond zwierven, geen woord voor keuken zout en hebben het dus waarschijn lijk ook niet gekend. Pas toen zij meer stationnair bleven, zich gingen wijden aan landbouw en planten voedsel gingen gebruiken, hebben zij het pas leeren kennen. De geschied schrijver Tacitus, deelt mede, dat de Germanen in zijn tijd op den land bouw zich begonnen toe te leggen en dat onder hen woedende oorlogen ontstonden over het bezit van zout- bronnen. De Finlanders hebben tot op heden geen woord voor zout. De Westfinnen, welke nu landbouwers zijn, gebruiken het Germaansche woord, de Oost finnen, die jagen en nomadisch leven, gebruiken geen zout. Hetzelfde geldt van de overige volken in Noord- Rusland en Siberië. Deze kennen het zout wel, want er zijn in alle deelen van Siberië zoutlagen, maar ze hebben een onoverkomelijken afkeer ertegen. De Siberische jagers zoeken daarom de zouthoopen op, omdat de rendier kudden zich op dergelijke plaatsen verzamelen. Zij gebruiken echter hun vleesch zonder zout. De mineraloog Von Ditmar schrijft, dat bij zijn. reis door Siberië, wanneer hij aan de bewoners zijn gezouten spijzen liet proeven, deze grooten afschuw daar voor te kennen gaveri. De Kamtschadalen, een Siberische volksstam, voeden zich hoofdzakelijk van visch. Deze zamelen ze voor den winter in aardkuilen op, waar de visch spoedig gaat rotten. Om het eten van deze spijs tegen te gaan stelde de Russische regeering zout ter beschikking voor uiterst geringen prijs, doch zij aten liever de rottende visch dan de gezoutenen noemden de zoute visch een verschrikkelijke landplaag. De astronoom L. Schwarz schrijft, dat hijzelf op zijn tocht door het land der Tungusen driemaanden uitsluitend van rendiervleesch en wild geleefd hadhij voelde zich bij deze voeding volkomen goed en had geen behoefte aan zout gehad. Men zou nu op het vermoeden kunnen komen, dat de afkeer der Siberische volkeren voor het zout niet het gevolg der dierlijke voeding Hans Gorgel keek den boer ver wonderd aan en riep „Wat zeg je daar, Rochus Mijnheer von Beuren Dien ken ik heel goed Zoo heette de kapitein, onder wien ik in '48 diende bij de bestorming van Maastricht! Juist! Nu herin ner ik meHij was van de Moezel afkomstig. Woont hij hier?Hola, zeg me eens, waar ik hem kan vinden 1 Ik moet mijn vroegeren heer een be zoek brengen 1" Verwonderd keken de boeren Hans Gorgel aanzij schoven nog wat dichter bij hem en Rochus vroeg „Wat zeg je daar? Hebt je den ge- nadigen heer Von Beuren gekend?" „WelzekerAls dragonder heb ik onder hem gediend. Ook Wenz, zijn oppasser, die met hem Maastricht verliet, kende ik heel goed, hij was mijn stalkameraadMisschien is die nog wel bij zijn heer in dienst Deze laatste mededeeling ontlokte aan de toehoorders van Gorgel ver warde kreten van verbazing en ont steltenis doch Rochus riep „Laat mij nu eens pratenIk ben erbij geweest, toen ze het lijk op den Mont Royal vondenVertel ons is, maar samenhangt met het Noorsche klimaat. Dat dit niet zoo is, blijkt uit het volgendeIn indië bestaat een stam, de Tudas, die alleen leeft van buffelvleesch en melk, en onder wie het zout onbekend is. De Kir- gisen, de Nuniidiërs, de Bedouïnen en de Boschjesmannen in Zuid-Afrika leven alleen van dierlijk voedsel en gebruiken geen zout. De negerstam men in Afrika daarentegen zijn land bouwers. Midden-Afrika is echter arm aan zout en daarom wordt het door Eu ropeanen aangevoerd. Onder hen geldt het gebruik van zout, omdat het zoo'n kostbaar artikel is, als een bewijs van rijkdom. Aan de kust van Sierra Leone is de begeerte naar zout zoo groot, dat de negers hunne vrou wen, kinderen en alles, wat hen lief is weggeven, om het te verkrijgen. De Indianenstammen in Noord- Amerika waren vroeger jagers en visschers en gebruiken geen zout, hoewel de prairiën daarginds er rijk aan zijn. De Mexicanen daarentegen leefden van landbouw en nuttigden zout. Ook de herdersvolken van de Zuid-AmerikaanschePampa, die alleen van vleesch leven, evenals de be woners van Nieuw-Holland, hebben geen behoefte aan zout, Een volksstam op Sumatra, de Battas, gebruikt bijna uitsluitend kali- houdende veldvruchten en derhalve is hun verlangen naar zout ook zeer groot. Dat zij het zout als een ge wichtig artikel beschouwen komt voor den dag in de eedsformule, die zij gewoon zijn af te leggen. Zij luidt nl.Dat mijn oogst mislukt, mijn vee sterft, en ik. nooit meer zout moge gebruiken, wanneer ik on waarheid spreek. Wij zien uit alle aangevoerde voorbeelden, dat in alle tijden, in alle werelddeelen en klimaten, onder de representanten van alle menschen- rassen er volkeren zijn, die zout ge bruiken en zulke, die geen zout ge bruiken. Die geen zorn gebruiken, leven van dierlijke kost, die zout ge bruiken van plantaardige kost. Gaan menschen van dierlijke voeding tot plantaardige over, dan gaan ze ook zout gebruiken. Evenzoo is het om gekeerd. Ook zien we, dat reizende Europeanen,wanneerze onder vleesch etende volksstammen komen, het zoutgebruik verleeren. De samenhang tusschen de voeding en het zoutge bruik is derhalve niet te loochenen. Wanneer we nu eens vergelijken de hoeveelheid, die wij gebruiken bij de gemengde voeding, en de hoe veelheid,die voor deze voeding noodig is, dan blijkt, dat er veel te veel zout gebruikt wordt. Men zou haast zeg gen, dat het zout niet slechts een voedingsmiddel, maar ook een ge notmiddel is, dat spoedig tot onma- eensWie was Wenz, die met den heer Von Beuren naar de Moezel trok? Hier heeft men het rechte omtrent dien man nooit geweten „Dat zal ik straks wel doen, maar nu heb ik liever, dat jelui mij eerst alles vertelt, wat je weet Nu verhaalde Rochus alles wat hij als ooggetuige wist, waarna sommige andere boeren zijne mededeelingen nog aanvulden met het een of ander, dat Rochus vergeten had of niet wist. Hun verhaal kwam hier op neerongeveer twintig jaar geleden had men op den Mont Royal een lijk gevonden van een man, dat la ter door den heer Von Beuren was herkend als dat van zijn oppasser, hoe Joost uit Kevenig als dader werd gevangen genomen, en zeker zou zijn opgehangen, wanneer hij niet uit den Trarbacher toren had weten te ontsnappen. Hans Gorgel had ernstig nagedacht, terwijl de mannen vertelden. Toen eindelijk allen uitgepraat waren, vroeg hij„En hoe lang woont de heer Von Beuren zoo afzonderlijk op zijn slot „Ho, horiep Rochus. „Wij heb ben verteld, wat wij wisten. Nu is de tigheid leidt. Bij gebruik van meel spijzen en groenten is i a 2 gram zout voldoende per dag, terwijl ge woonlijk 20 a 30 gram gebruikt wordt. De vraag is nuzijn onze nieren werkelijk in staat dergelijke groote hoeveelheden zout te verwijderen De nieren moeten daarvoor zeer grooten arbeid verrichten, wat voor zeker in sommige gevallen tot scha delijke gevolgen leiden kan, niersteen en andere nieraandoeningen. Geen orgaan in het menschelijk organisme wordt zoo erbarmelijk mishandeld als de nieren. De maag kan tegen over maat protesteeren door het opgeno- mene terug te geven. De nieren moe ten alles geduldig ondergaan. Hare mishandeling komt eerst pas voor den dag, wanneer het al te laat is, om de verderfelijke gevolgen te be strijden. Ten slotte zij omtrent de behoefte aan keukenzout opgemerkt, dat die voedingsmiddelen, welke het meest een nuttigen van zout tengevolge hebben, als brood, aardappelen, erw ten en boonen, juist de hoofdvoeding uitmaken van het volk.Aangezien deze spijzen het goedkoopste zijn, zal de mensch, naarmate hij armer is, er des te meer van gebruiken, en zal dus zijn behoefte aan zout des te grooter zijn.Het is dus van groot sociaal belang, dat er of geen of zoo weinig mogelijk belasting op het zout geheven wordt. A. Tweede Kamer. In de heden gehouden zitting werd het algemeen begrootingsdebat voort gezet met de replieken. De heer Lohman bracht nogmaals dezaak Kuyper ter sprake. De heer Troelstra heeft het verband tusschen gift en decoratie niet kunnen aan- toonen. Voor spr. was na de eerste verklaring van dr. Kuyper méér dan één punt opgehelderd. Hij vertrouw de daarbij volkomen, wat de heer Kuyper feitelijk meedeelde. Aanwij zingen moeten niet kunnen worden verklaard zonder schuld van den be klaagde. Spreker erkent echter, dat na de tweede verklaring van dr. Kuyper weer duisternis ontstond, en hij zal afwachten of dr. Kuyper op die punten licht zal brengen. Een parlementaire enquête zal geen ge volg hebben, omdat het hier niet geldt een zittend minister; daarom zullen we met den uitslag van zoo'n enquête niets kunnen doen, omdat het hier geen misdrijf geldt en van een strafvervolging geen sprake kan zijn. Spreker heeft de stellige over tuiging, dat er geen enkel strafbaar feit is gepleegd. De verdere behan deling der zaak moeten we overla- beurt aan jouWie was Wenz, die met den kapitein meetrok en zoo jam merlijk op den Mont Royal werd vermoord „Voor den drommel", riep Gorgel ongeduldig, „wie zou het anders ge weest zijn dan een dragonder uit het eskadron van den kapitein Hij heette Wenz en was ook afkomstig van de Moezel hoe noemde hij het nest ook Het lag geloof ik bij Trar- bach. Als hij daar vermoord is, heeft hij het loon gekregen dat hij al lang verdiend had. Het was een slechte kerel, die in den oorlog meer dan duivels re werk ging. Nu weet jullie alles, wat ik van hem weet, en vertel me nu ook eens iets meer van den slotheer Von Beurenhof Dit antwoord stelde de boeren slechts half tevredenzij hadden veel meer nieuws verwacht, terwijl Hans Görgel ook al teleurgesteld was, nu zij hem verder niets konden mee- deelen. De heer Von Beuren hield zich sedert dien tijd steeds in zijn kasteel opgesloten. Niemand kwam daar bin nen dan de man, die hem bediende. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1909 | | pagina 1