ilsem
De oude Uniform
Iscliap",
Vrijdag
26 November.
09
Feuilleton.
No. 278
47e Jaargang,
1909.
len (Jolden.
or slechts 11.-
[uyfer\
HST
BINNENLAND.
Sr.
iratiën,
jegen"
Inbosch
schets.)
ITEN
10 ch
ieii.
ïeekenaars,
hrijvers enz.
Wfig zijn.
J staaf n.l. uit:
voor het na-
4 verscheiden-
Rondschrift,
I thrift, Steen-,
othisch, Sier-
Ien Fantasie-
rbazend getal
e £n Figuren,
ds, Penteeke-
poeken.
ek over de
ftret-, Land-
(al zijn bij
mengen der
ureeren, enz.
ctisch werk
F 1.75.
oor Schrijf-
cahiers met
erlei weten-
werk en een
.ïencursus
zelfoefening,
ng, 24platen.
voor f 1.—.
g, nuttig pak-
n postwissel
Stuks" en
door geheel
E. <S M.
It 326, Am-
2.
>0 ct.
5 ct.
issingen.
iddag.
gmiddag.
javond,
en en Mid-
e Goes bij
VL1SS1NGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30, Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts Allemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Tweede Kamer.
De algemeene beschouwingen over
de Staatsbegrooting werden gisteren
voortgezet. Minister Heemskerk hield
een zeer uitvoerige rede, waarin hij
nadrukkelijk betoogde, dat het kabinet
geen conservatief, maar een rechtsch
kabinet is, opgetreden om voort te zet
ten het afgebroken program van het
kabinet van 1901, echter eenigzins
aangevuld, o.a. met voorbereiding der
grondwetherziening.
De voorstelling van den heer Van
Doorn, dat destijds de oorlogsbegroo-
ting van den minister Van Rappard
na weloverlegd plan is verworpen om
het ministerie De Meester ten val te
brengen, noemde de minister absolute
onwaarheid. Door toepassing der
christelijke beginselen wordt gestreefd
naar verzoening van de maatschappe
lijke verhoudingen en belangen.
In ernstige overweging is een ont
werp om afwijkend te" maken .van
den vaccinedwang, waar vaccine ge
vaarlijk voor een kind wordt geacht.
De indiening van de verzekeringswet
ten zal zooveel mogelijk worden be
spoedigd. In den geest van minister
Sabron zal spoedig eene herziening
der militiewet worden voorgesteld.
Grondwetsherziening eischt goede
voorbereiding. De regeering bedoelt
volstrekt niet het kiesrechtvraagstuk
daarmede op de lange baan te schui
ven, zij deed zelfs meer dan het
vorig kabinet, dat met een blanco
artikel kwart?, dqt niets is. Een motie
voor beperking der taak van grond
wetsherziening baat niet,alleen goede
samenwerking helpt.
De minister kan niet inzien bij be
antwoording der in de zaak Kuyper
gestelde vraag, in zijn plicht te kort
te zijn geschoten.
De verdediging van dr. Kuyper.
Dg Kath. Residentiebode", vat al
dus haar oordeel samen
Onschuldig aan het hoofdfeit dei-
beschuldiging, het verkoopen van
Nederlaudsche ridderorden voor par
tijdoeleinden, zoolang die schuld niet
zal bewezen zijn op een wijze, die
voor de rechtbank als wettig en
overtuigend kan worden aangemerkt.
Het blad voert aan, dat het oor
zakelijk verband, wat dr. Kuyper be
treft, tusschen decoratie en partijbij-
drage niet bewezen is. Daarnevens
erkent het, dat in de beschuldiging
van den heer Tideman, dat oorzake
lijk verband misschien wel te vinden
is. Hoe Iaat zich deze schijnbare
tegenstrijdigheid dan verklaren Een
voudig uit het feit, dat zij slechts
schijnbaar is. Mejuffrouw Westmeijer
en de heeren Lehmann wier moe
der zoo gaarne een Nederlandsche
0—
33.)
Ammi schrikte terug, maar Hubèrt
omvatte haar slanke leest met krach
tige greep, en het meisje tegen zich
drukkend fluisterde hij haar harts
tochtelijk toe„Door de vlammen
draag ik je, mijn allerliefste schat,
zooals ik je wil verlossen uit de handen
van den boozen duivel, die je gevan
gen houdt."
Ammi stiet een luiden kreet uit,
want na deze woorden lichtte hij haar
van den grond en sprong met zijn
zoeten last door het geweldige vuur.
Zonder letsel kwam Ammi aan de
andere zijde van de vlammen, doch
bij den gewaagden sprong hadden
Huberts kleeren vlam gevat. Plotseling
werd hij op den grond geworpen en
met een deken of eenig kleedingstuk
toegedekt. Zoo was het vuur aan zijn
Meeren spoedig gedoofd en weldra
decoratie voor hen had hebben
dit verband wel aangenomen.
Zij hebben door bemiddeling van
tnej. Westmeijer minister Kuyper na-
geloopen hebben hem diensten aan
geboden voor nationale doeleinden
hebben ingenomenheid met het mi
nisterie betuigdhebben later de
antirevolutionnaire partijkas gesteund
maar hebben bij die betuiging geen
verband gelegd tusschen dien steun
en de eerder verkregen ridderorde,
al heeft dat verband jn hun geest
misschien wel bestaan, Voor dr.
Kuyper, wien niet op dat verband
werd gewezen, heeft het echter vol
strekt niet bestaan,
„Ziedaar onze verklaring der schijn
bare tegenstrijdigheid, dat een oor
zakelijk verband, hetwelk misschien in
de feiten te vinden is aan dr. Kuyper
onbekend bleef. Hij heeft alleen ver
antwoording af te leggen voor zijn
brieven, in deze den gezongen tekst
der opera. De gesproken tekst werd
door de firma Westmeijer-Lehmann er
tusschen gevoegd en was dr. Kuyper
niet bekend, voor de zware beschul
diging tot zijn kennis is gekomen."
Begrooting van justitie.
Uit de memorie van antwoord van
den minister van justitie op 't afdee-
lingsverslag der Kamer omtrent zijne
begrooting, betqigt de minister zich
erkentelijk voor de ingenomenheid
door verscheidene leden met zijn
beleid betoond en stelt hij het op
hoogen prijs dat ook zij, die zijn
eigen beginsel, waarin hij getrouw
blijft, niet deelen, zich tot samenwer
king'bereid verklaarden. En dat ook
bij een onderwerp, wellicht niet ge
heel binnen het neutraal gebied ge
legen het ontwerp tot bestrijding
der zedeloosheid samenwerking
niet is uitgesloten, blijkt uit de sym
pathie die dit onderwerp aan beide
zijden der Kamer heeft ondervonden.
De minister aarzelt niet te verkla
ren, dat ook bij hem na lezing der
dagblad-verslagen inzake de behan
deling der Papendrgchtschrzaak voor
het gerechtshof te 's Hertogenbosch
aanvankelijk twijfel was gerezen, of
de houding van dyu advocaat-gene
raal tegenover de getuigen wel in
allen deele den toets van dg kritiek
kan doorstaan. De minister heeft niet
nagelaten, zij het dan ook ten over
vloede, onder de aandacht van dien
ambtenaar te brengen, dat afgezien
van andere redenen reeds de ook op
het openbaar ministerie rustende
plicht, in alle strafzaken de waarheid
te bevorderen, waarnaar de advocaat-
generaal ook in de Papendrechtsche
zaak met ernst heeft gestreefd, groote
bezadigheid en onpartijdigheid tijdens
het getuigenverhoor gebiedend vor
dert.
Bovendien geeft het optreden van
TELEFOONNUMMER 10.
het openbaar ministerie tegen getui
gen in het algemeen, voor zoover den
minister bekend, geen aanleiding
nogmaals uitdrukkelijk de aandacht
van het parket te vestigen op een
reeds indertijd uigevaardigde geheime
circulaire, waarbij deze ambtenaren
werden nitgenoodigd zich te eenen-
male van het berispen van getuigen
te onthouden.
Abonnements-Aduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden
was hij weer op de been. Vóór hem
stond de oude herder, die zijn blauwe
mantel over hem heen geworpen en
op die wijze het vuur gedooid had,
doch Ammi zag hij niet meer.
Eén gevaar was voor hem voorbij,
een ander, grooter dreigde hem,
namelijkhet meisje te verliezen, dat
hij nu zeker meende herkend te hebben.
„Waar is Ammi riep hij ontsteld.
De oude herder trachtte hem met een
zoet lijntje vast te houden, doch hij
duwde den oude weg en snelde van
groep tot groep om het verdwenen
meisje te zoeken. Hij vond haar echter
niet. Radeloos stond hij een oogenblik
stil, daar zag hij door het kreupelhout
in de verte een paar ruiters, die weldra
tusschen het dichte geboomte ver
dwenen. Onmiddellijk snelde Hubert
in die richting een heuvel op, hij zag
de beide ruiters weer, doch slechts
onduidelijk, daar zij in vollen draf
reden en opnieuw achter de boomen
verdwenen. Toch geloofde Hubert in
een der ruiters een dame herkend te
hebben.
„Zij was het!" juichte hij. „Ik zal
haar wel wedervinden."
Langzaam werd hem een hand op
Schriftelijk beantwoorde vragen. Ge
dwongen winkelnering.
Door den heer Drucker zijn be
treffende een onderzoek omtrent de
gedwongen winkelnering de volgende
vragen gedaan
Is het waar, dat van regeeringswege
een opzettelijk onderzoek wordt in
gesteld naar den omvang en de vor
men der gedwongen winkelnering
Zoo ja, wie zijn met dat onderzoek
belast, en welke opdracht en be
voegdheden zijn a.in deze personen
gegeven
Qp die vragen is het volgende ant
woord ingekomen van de ministers van
justitie en van landbouw, nijverheid en
handel (ingezonden 23 Nov. 1909):
De minister van justitie heeft ge
meend, zich zooveel mogelijk op
de hoogte te moeten houden van de
gevolgen der onlangs in werking
getreden wettelijke regeling van de
arbeidsovereenkomst. Hij heeft daartoe
de medewerking van de Kamers van
arbeid en van den minister van
landbouw, N. en H, verdocht, die
daarop een opdracht aan de arbeids
inspectie verstrekte om mededeeling
te doen van bijzonderheden, welke
aangaande dit onderwerp bij de amb
tenaren van dien dienst bekend zijn.
Hierin heeft de directeur-generaal
van den arbeid aanleiding gevonden
te berichten, dat bij zijn dienst feiten
bekend zijn, die by hein de over
tuiging gevestigd hebben, dat de ge
dwongen winkelnering niettegen
staande het bepaalde bij art. 1637s
van het Hurgeriijk Wetboek nog
geenszins tot de geschiedenis be
hoort en dat het wenschelijk is een
poging te doen om te geraken tot
de kennis van den feitelijken stand
van zaken op dit oogenblik.
Daar den ambtenaren der arbeids
inspectie het hiervoor noodige on
derzoek niet zonder schade voor hun
overigen arbeid kan worden opge
dragen, omdat zij thans tal van on
derzoekingen verrichten die niet voor
uitstel vatbaar kunnen worden geacht
en de doorvoering van de Konink
lijke besluiten ex art. 4 erf 5 der
arbeidswet zeer veel van hun krachten
vergt, achtte genoemde hoofdambte
naar het noodig, een tijdelijken on-
derzoekings-ambtenaar, die naar zijn
aanwijzingen en in overleg met de
districtshoofden der arbeidsinspectie
gegevens zou kunnen verzamelen,
welke dan door den centralen dienst
der arbeidsinspectie zouden verwerkt
worden.
Daarom is voor dit speciale doel
gebruik gemaakt van de bevoegdheid
door art. 9, alinea 3, van het Konink
lijk besluit van 10 Augustus 1909
verleend, om ten behoeve van het in
stellen van bepaalde onderzoekingen
of het verzamelen van bepaalde ge
gevens, personen onder de bevelen
van den dir.-gen. van den arbeid
werkzaam te stellen, die niet tot de
ambtenaren der arbeidsinspectie be-
hooren.
Als gevolg daarvan is door den
minister van landbouw, handel en
nijverheid de heer A. P. Staalman met
ingang van 1 November jl. tijdelijk
onder de bevelen van den directeur-
generaal van den arbeid werkzaam
gesteld.
Aan deze opdracht kunnen door
hem niet de bevoegdheden worden
ontleend,welke krachtens uitdrukkelijk
wetsvoorschrift aan de ambtenaren
der arbeidsinspectie toekomen, noch
ook ar.dere bevoegheden van bijzon
deren aard. Hij heeft alleen feiten op
te sporen en deze ter kennis van den
directeur-generaal te brengen.
den schouder gelegd toen hij verrast
zich omwendde, zag de oude herder
hem ernstig aan en zei„Wees kalm,
mijnheerAls het Gods wil is, zult
gij Ammi wel weerzien en dan zal U
duidelijk worden wat u thans nog
raadselachtig voorkomt".
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
De menschen in Zettingen waren
eehte liefhebbers van feestvieren. Bij
elke feestelijke gelegenheid had men
er kermis. Dan kwamen er allerlei
rondtrekkende kooplieden, wonder
dokters, berenleiders, muzikanten, ko
medianten en ook allerlei gespuis uit
aangrenzende landstreken. Ook nu, in
den tijd, dat ons verhaal speelt, ont
brak het niet aan zulke trekvogels.
Het Sintjansfeesthad weer aanleiding
gegeven tot een groote kermis, die
veertien dagen had geduurd en met
den feestdag zelf eindigde. Het groot
ste deel van de kramers was reeds
met den Sint Jansavond vertrokken,
daar het eigenlijke volksfeest de be
woners dan geheel in beslag nam en
dus de handel op de kermis toch niets
meer opleverde. Anderen maakten
zich gereed hun voorbeeld te volgen.
Onderzoek naar het vaderschap.
Bij Kon. besluit is bepaald, dat de
wet van den 16en November 1909
(Staatsblad no. 363) tot wijziging en
aanvulling van enkele artikelen van
het Burgerlijk Wetboek, ter opheffing
van de bezwaren, waartoe het bestaan
de voorschrift betreffende het onder
zoek naar het vaderschap aanleiding
geeft, in werking zal treden op 15
December 1909,
Rijksbijdrage lager onderwijs.
De minister van binnenlandsche
zaken heeft aan Gedeputeerde Staten
medegedeeld, dat, indien aan een
openbare lagere school met een be
volking op 15 Januari van meer dan
199 werkelijk schoolgaande kinderen
een vacature ontstaat van onderwijzer
met verplichte hoofdakte,die vacature,
ingevolge het bepaalde in het 4e lid
van art. 48 der lager onderwijswet,
op straffe van verlies der rijksbijdrage,
binnen vier maanden behoort te wor
den vervuld, ongeacht het aantal
overige aan de school verbonden
onderwijzers, die niet in het bezit
zijn van de hoofdakte of den gevor
derden leeftijd niet bezitten. Hieruit
volgt, schrijft de minister voorts, dat
indien van laatstbedoelde onderwij
zers een grooter aantal aanwezig is,
dan art. 24 dezer lager onder
wijswet eischt, de boventallige on
derwijzer gedurende de vacature van
onderwijzer met verplichte hoofdakte
ten aanzien van de berekening der
rijksbijdrage dient beschouwd te blij
ven als onverplichte onderwijzer en
mitsdien niet in aanmerking kan ko
nten» voor een rijksbijdrage, welke
gelijk staat met de wettelijke mini
mum-jaarwedde.
Beperking van arbeidsduur.
Aan dit reeds veei besproken
vraagstuk wijdt de „Standaard" een
artikel. Na erop gewezen te hebben,
dat het in onzen tegenwoordigen tijd
door den werkman steeds meer ge-
wenscht wordt den arbeidsduur te
beperken, zegt het blad o. m.
En toch is het zoo uiterst moeilijk,
ten deze aan zijn wensch te voldoen.
Al aanstonds toch staat men voor de
vraag, op wat wijs die beperking tot
stand zal komen. En reeds bij die
eerste vraag gaan de voorstanders
uiteen. De een toch antwoordtDe
Overheid moet den arbeidsduur re
gelen, terwijl onzerzijds er steeds op
aan is gedrongen, dat deze beperking
tot stand behoorde te komen door
de samenwerking van patroons en
werklieden.
Maar natuurlijk hebben zij, die ten
deze ingrijpen van de regeering vra
gen, boven hun tegenstanders een
machtig argument in hun voordeel.
Immers de Overheid is er, en kan
aanstonds handelen, terwijl daaren
tegen de publieke organisatie der
bedrijven nog altoos ontbreekt, en
er nog geen peil op te trekken is
wanneer ze zal komen. In Australië
zoowel op liet groote eiland, als op
Nieuw-Zeeland, heeft de Overheid
dan ook reeds voor lang een wet op
den arbeidsduur ingevoerd, en in
meer dan éen Staat van Amerika
heeft men dit voorbeeld gevolgd.
Dit is de vloek van het gedesorga
niseerde van onzen toestand, gelijk
na 1789 almeer alle sociale banden
zijn losgerafeld. Men heeft nu wel
in plaats van de vroegere organisatie
vrije vereenigingen van patroons, en
vrije vereenigingen van werklieden
gekregenmaar dit zijn alle los op
zichzelf staande lichamen, zonder
onderling verband, en zonder eenige
de minste publieke autoriteit. En wel
verre, dat die twee soorten corpora-
tiën op elkaar zouden zijn aangelegd
en saamwerking zoeken, staan ze
veeleer bijna overal en op elk terrein
diametraal tegen elkander over, steeds
in bedekten of in openbaren oorlog.
Wat ze geven, is niet de organisatie
van de bedrijven, maar de organisatie
van de twee legers voor den klassen
strijd.
Dit wil niet zeggen, dat niet nu
en dan blijkt van vriendschappelijke
verstandhouding en dat niet af en toe
dragelijke verhoudingen door beide
organisaties in het leven zijn geroepen;
maar over heel het land en over alle
vakken genomen, leenen deze orga-
Onder deze laatsten behoorde ook
een rondtrekkende komediantenbaas,
die gedurende de kermis zijn voor
naamste tooneelstukken en grappigste
potsen had vertoond. Hij noemde zich
Hans Gorgel en speelde met het groot
ste succes voor Hansworst, terwijl
zijn vrouw met zijn beide dochters
en een vreemde „acteur" de helden,
heldinnen en andere personages uit
zijn vroolijke spektakelstukken voor
stelden.
Hans Gorgel had goede zaken ge
maakt. Zijn landelijk publiek had hij
veel genoegen verschaft, en tegelijker
tijd had hij zich een goeden dronk
gegund van den kostelijken Zeltinger
wijn. Hij kon tevreden zijn en hij was
het ook.
In het Ambtshuis een van de
voornaamste logementen vinden
wij hem op den Sint Jansavond in de
gelagkamer. Het groote vertrek was
bijna ledig en op de talrijke eiken
houten tafels was geen enkele drink
kroes te zien. De tinnen kannen hingen
blank als zilver aan de houten haken
en bedekten bijna geheel den wand
Alle bewoners en bezoekers van
Zeltingen waren naar den berg ge
trokken alleen zij waren achterge
bleven, wie het loopen te moeilijk
was of die om andere redenen niet
konden gaan. Aan één van de tafels
zal nog een groep van zes personen,
allen reeds op leeftijd zij hanteerden
echter nog dapper de drinkkroes en
spraken vrooüjk met elkaar.
De woordvoerder was Hans Gorgel,
de hansworst. Juist was hij bezig met
schipper Göbels nog eens alles aan
gaande zijn afreis te bespreken. Den
volgenden morgen in de vroegte moest
de schipper nog een paar boodschap
pen van mijnheer Walbot meenemen
naar Keulendaarna, tegen tien uur,
zou de afvaart van Zeltingen aan
vangen.
Vergezeld van allerlei grappen en
kwinkslagen, onder luid gelach der
anderen, betaalde Hans Gorgel de
helft van het bedongen vaarloon aan
den schipper, waarna nog een kan
netje wijn werd gedronken op de
gesloten overeenkomst.
„Tot morgen om tien uur dan I" zei
schipper Göbels bij het afscheid, ter
wijl hij den gezelligen komedianten
baas de hand drukte.
(Wordt vervolgd).