Eerste Biai
I.
De oude Uniform
Maandag
22 Koveinber.
Dit immer bestaat uit2 bladen
ZENDING.
No. 274
47e Jaargang.
1909.
Gemeentebestuur,
Viering van het St. Nicolaasfeest.
BINNENLAND»
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
flbonnements-flduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden.
BEKENDMAKING.
De Burgemeester van Vlissingen
overwegende dat het ST. NICO
LAASFEEST dit jaar op een Zondag
valt en het wenschelijk is de her
denking daarvan op een anderen dag
te doen plaats hebben
noodigt daartoe aangezocht
de ingezetenen uit om het ST. NI
COLAASFEEST ditmaal te vieren op
Zaterdag 4 December a. s.
Vlissingen, 17 November 1909.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
NATIONALE MILITIE,
indeeling van lotelingen bij de be
reden korpsen.
De Burgemeester der gemeente
Vlissingen
brengt ter openbare kennis, dat de
in deze gemeente voor de militie
ingeschreven lotelingen, die, in geval
van inlijving ter volledige oefening,
in aanmerking wenschen te komen
om bij een bereden korps te worden
ingelijfd, bij deze worden uitgenoo-
digd zich voor den 30sten Novem
ber e. k. ter gemeente-secretarie, bu
reau Militie aan te melden of te doen
opgeven.
De aandacht wordt voorts geves
tigd op het hierna vermelde.
Algemeene bepalingen.
Voor indeeling bij een der bereden
korpsen komen in de eerste plaats
in aanmerking de lotelingen, die zich
daartoe hebben aangemeld of doen
opgeven en bij een daartoe voor de
indeeling in te stellen geneeskundig
onderzoek, voor inlijving bij die korp
sen geschikt zijn bevonden. Het aan
melden of het doen opgeven kan
geschieden zoowel door de lotelingen
van de lichting van 1909, die nog
moeten worden ingelijfd, als door de
lotelingen van de lichting van 1910.
Verdere vereischten zijn voor de
bereden artillerie eene lichaamslengte
van ten minste 1.62 M; voor de
cavalerie eene lichaamslengte van ten
minste 1.65 M., met een lichaamsge
wicht van ten hoogste 75 K.G.
De lotelingen bestemd voor indee-
29.)
Een geruime poos bleef Hubert
verzonken in het aanschouwen van
de landstreek, die zich voor hem uit
strekte. Dat was dus het doel van
zijn reis; daarbeneden zou hij voort
aan leven en werken. De plaats met
haar prachtige omgeving moest hem
we! bevallen, en dat er ookvroolijke
Menschen woonden, bewees het ge
luid van lachen en zingen, dat door
de wind tot hem werd voortgedragen.
Eindelijk nam hij een nieuw blad,
spreidde zijn kleurstiften uit en begon
'e teekenen. Den eersten indruk, die
zijn nieuwe woonplaats op hem
waakte, wilde" hij in zijn schetsboek
vastleggen.
Een paar uren wel had hij met lust
en ijver zitten teekenen, en het werk
was bijna gereed, toen hij plotseling
achter zich een man hoorde zeggen
«Zeer goed werk, mijnheer 1 Dat is
ling bij een bereden korps worden,
met uitzondering van de weinigen
hunner, voor wie de eerste-oefening
in Maart aanvangt, eerst in het laatst
van September voor eerste-oefening
in werkelijken dienst gesteld. In ver
band daarmede worden de ter vol
ledige oefening in te lijven en voor
de bereden korpsen bestemde lote
lingen der lichting van 1909, welke
lotelingen allen in Maart moeten
worden ingelijfd, als regel met verlof
gezonden tot het laatst van September.
Voordeelen.
In vergelijking met de miliciens
der onbereden korpsen genieten de
ingelijfden der bereden korpens de
navermelde voordeelen
lo. eene hoogere soldij van 5 cents
per dag
2o. bij verleende vergunning om,
na den eersten dienst, krachtens art.
112 der militiewet 1901 vrijwillig
onder de wapenen te blijven of te
komen, zonder zich als vrijwilliger
te verbinden, eene premie van vijf
tien gulden f 15) voor elke drie
maanden aldus onder de wapenen
doorgebracht, gedurende welk verblijf
onder de wapenen de soldij bovendien
met 7 cents per dag wordt verhoogd
3o. minder herhalingsoefeningen
4o. geen landweerdienst.
Vlissingen, 20 November 1909.
De Burgemeester,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Dat dit een heel teer onderwerp
van bespreking is, daarvan zullen
onze lezers wel overtuigd zijn zonder
dat we het hun verzekeren. Uit de in
de Tweede Kamer gewisselde stukken
over de Staatsbegrooting, heeft men
pas nog kunnen zien, dat het onder
werp in den politieke» strijd geen
onbeduidende rol speelt, en toen dit
nog anders was en wij de zending
alleen doch ten onrechte als
een verschijnsel op godsdienstig ter
rein beschouwden, was de wereld als
het ware in twee kampenvoor .en
tegen, verdeeld.
In 't algemeen gesproken is de
zending niets nieuws, nieuw is ze
alleen maar in den vorm van latere
tijden, en dat zij steeds vele vijanden
telde of te worstelen had met onver
schilligheid, zal wel voor een groot
deel daarvan een gevolg wezen, dat
de geschiedenis van alle eeuwen
spreekt van herhaalde pogingen, soms
om geheele volken te brengen tot een
anderen godsdienstvorm, en dat door
middelen, die hoogst zelden den toets
der critiek konden doorstaan.
Wij meenen te mogen zeggen, dat
werkelijk een goede afbeelding van
onze mooie Moezelstreek
Verwonderd keerde Hubert zich om
en zag nu een magere, bejaarde man
in zeer eenvoudige landelijke kleeding
die op een grooten stok leunde en
over zijn schouders heen, de kleine,
kleurige teekening bekeek. Het was
de herder, die onbemerkt met zijn
kudde genaderd was.
„Ge kunt nog beter dan ik beoor-
deelen, of mijn schets gelukt is, want
gij zijt zeker wel uit deze streek af
komstig", sprak Hubert, terwijl hij den
man met opmerkzaamheid aankeek.
„Ik hoed de schapen daar beneden
in Zeltingen, maar ik ben niet uit
deze streek afkomstig", luidde het
antwoord.
Onbeweeglijk bleef de man staan.
Over het linnen hemd droeg hij een
blauwe jas van grove wollen stof, als
een mantel slechts los om de schou
ders geslagen. Op het hoofd had hij
een ouden vilten hoed, die voorhoofd
en oogen beschaduwde. Zijn bleek
gelaat was mager en vol diepe voren,
zijn baard en zijn lange hoofdharen
hadden een grijze kleur. Het ont
ging hem niet, dat de blikken van
Hubert zoo lang op hem gevestigd
het tegenwoordig geslacht op een
beter standpunt staat. Het stelt belang
in den vaak moeitevollen arbeid van
den zendeling, die niet meer be
schouwd wordt als de man, uitge
zonden om zoo spoedig mogelijk
zooveel mogelijk menschen te bekee-
ren. En wij stellen niet alleen belang
in hun verheven werk, maar trachten
ook bij anderen belangstelling op te
wekken, onder anderen door het werk
der zending zooveel mogelijk aan
schouwelijk voor te stellen. De te
genwoordige tentoonstelling op dit
gebied, in de militiezaal te Amster
dam, is daarvan een sprekend bewijs.
De bespreking dezer zaak in een
wetenschappelijk tijdschrift, is, naar
wij meenen, ook eerst van den nieu-
weren tijd. „Onze Eeuw" b.v. bevatte,
eenige maanden geleden, een artikel
van dr. N. Adriani, over de zending
in Midden-Celebes, dat wel in ruimer
kring békend mocht wezen. Het be
treft de zending onder de Toradja's,
die al bijzonder belangwekkend is en
wel geschikt om eens een duidelijk
beeld te geven van de moeiten en
gevaren, waarmede dit arbeidsveld
als bezaaid is.
En dan betreft het hier nog een
volk, dat niet eens bijzonder bloed
dorstig is, zoodat van eigenlijk gezegd
levensgevaar voor den schrijver, die
uit eigen ervaring en aanschouwing
spreekt, geen sprake was. Maar in de
eerste plaats heeft men de tegenwer
king der Mohammedanen, bij wie het
er uitsluitend om te doen is, den
Islam te bevorderen. In de tweede
plaats heeft men te maken met het
wantrouwen der inlanders, wier pries
ters zelfs toovermiddeien aanwenden
om de zendelingen kwijt te raken en
zich in hunne onwetendheid allerlei
zonderlinge voorstellingen van hen
maken en hen in den aanvang met
minachting behandelen.
Eerst als de zendeling met de
grootste moeite eenigszins op de
hoogte komt van de taal van het volk
waaronder hij zich gevestigd heeft,
komt er eenige verbetering, maar
wanneer dan pogingen worden aan
gewend om hen te bewegen tot deel
neming aan de Zondagsbijeenkomsten,
zenden zij er hun slaaf heen
Het groote werk van den zendeling
is juistde bestrijding der schrome
lijke onwetendheid, welke onder de
inlandsche stammen heerscht en van
het diep-treurige bijgeloof, de instel
ling der slavernij tegen te gaan, de,
gezondheid te bevorderen door be
strijding van ziekten, onderricht te
geven in den landbouw en alzoo de
welvaart te bevorderen, en voorts de
zeden te verzachten en wreedheid en
geweld te vermindereneen geheel
beschavingswerk dus, dat zeer zeker
den krachtigen steun van alle wel-
bleven, en daarom vervolgde hij„U
kijkt me aan, alsof U meent mij te
herkennen, maar ik geloof niet, dat
U mij ooit te voren heeft gezien."
„Juist, oude, ge hebt gelijk, maar
nu geloof ik ook, dat ik me vergiste",
antwoordde Hubert.
„Zijt ge misschien de nieuwe rech
ter, die in de plaats van den heer
Von Weischs komt Vandaag of mor
gen zou „de nieuwe" hier komen."
„Goed geraden, oude", sprak Hu-
bert. „Ik ben de nieuwe rechter,
en ik heet Hubert Waibot, afkomstig
uit Keulen. Zeg me nu ook hoe je heet,
dan is de kennismaking naar be-
hooren."
„Ik heet Grates, maar schertsend
noemt het jonge volk mij Baartes, om
mijn baard en lang hoofdhaarwe
gens een gelofte laat ik die maar
groeien. Ongeveer achttien jaar dien
ik hier als herder, en ik hoop het te
blijven tot ik van ouderdom sterf."
„Ge schijnt een flink man te zijn",
zei Hubert, die zich tot den man
voelde aangetrokken. Hem de hand
toestekende vervolgde hij op harte-
lijken toon„Sla toe, Grateswij
willen goede vrienden worden. Ik be
schouw het als een goed voorteeken,
denkenden en ook van de regeering
verdient; want de zending bevordert
direct de taak der regeering.
Het scholen stichten is een eerste
vereischte en daarop heeft men ook
wel succes; maar het zieken genezen
is zeer moeilijk. Met uitwendige
ziekten gaat het nog welmaar wat
het lichaam van binnen betreft, dat
kunnen alleen de priesteressen, die
ergens een stof gaan halen, die zij
over het hoofd van den zieke uit
storten. Van geneesmiddelen in fles-
schen of potjes willen zij niets weten.
Het bebouwen van den grond moet
gedaan worden, zooals de voorvaderen
dat altijd hebben gedaan. De rijst
velden te doen bebouwen naar de
nieuwere wijze, om meer en beter
gewas te verkrijgen, krijgt de zende
ling nog niet gedaan.
Maar ai te vaak worden onder deze
Toradja's de menschen van hekserij
beschuldigd en daarop staat de dood
straf. Dan laat men den beklaagde
den vinger steken in kokende hars.
Ontstaan er dan, wat wel zeer na
tuurlijk is, blaren of wonden, dan is
het bewijs geleverd en wordt de ver
dachte uitgeleverd aan een anderen
stam, die het doodvonnis voltrekt.
Maar dit voltrekken van een dood
vonnis is niets anders dan een lang
zaam doodmartelen, waaraan men bij
voorkeur jonge knapen doet deelne
men, zoogenaamd om ze dapper te
maken
Het behoeft wel geen betoog, dat
zulke dingen niet worden toegelaten
in de streken, die onder ons recht-
streeksch bestuur zijn gebrachtdoch,
waar dit nog niet het geval is, daar
is het de taak der zendelingen, om
die slechte gewoonten door gepaste
middelen te bestrijden. Onder deze
gewoonten behoort ook het koppen
snellenwant de Toradjas gelooven
dat eene verzameling schedels nieuwe
levenskracht geeft aan de familie die
ze bezit.
De slaven worden niet slecht be
handeld maar de slavernij voert tot
luiheid. De slavenhouder doet niets
zelf en de slaaf volgt hem zooveel
mogelijk, zoodat juist bij de slaven-
houdende stammen vaak hongers
nood heerscht.
Nog kort geleden, in 1905, kwamen
er in Sigi onregelmatigheden voor en
eene expeditie werd uitgerustmaar
toen wisten de zendelingen bijna alle
dorpen van verzet te doen afzien
zóo groot was hun invloed reeds, en
toen heeft onze regeering ook een
verbod uitgevaardigd, tegen heksen
processen, het inroepen van een zoo
genaamd godsoordeel (zie de boven
vermelde harsproef), het koppensnel
len, enz. Ook de slavernij werd ver
klaard te zijn afgeschaft.
Zeker had de Indische regeering
dat gij de eerste zijt, dien ik in mijn
nieuwe woonplaats ontmoet. Zooals
gij de kudde hoedt, zal ik de men
schen moeten hoeden, de booze van
de goede hebben te scheiden. Ik hoop
mijn moeilijk ambt zoo goed te ver
vullen, als gij het uwe vervult. Mijn
wil is goed en ik hoop, dat de Hoogste
Rechter mij zijn bijstand niet zal ont
houden."
„Amen 1" zei de herder plechtig,
terwijl hij het hoofd ontblootte en het
oog hemelwaarts richtte. Nu legde hij
zijn eeltige rechterhand in die van
den jonkman, keek hem ernstig aan
en sprak „Gods bijstand hebben wij
allen noodig, en U wel in het bijzon
der wegens de groote verantwoorde
lijkheid, die uw ambt u oplegt. Ge
zijt nog jong, en bezit dus nog niet
veel ervaring, maar uit uwe woorden
blijkt, dat ge het recht beschouwt als
iets heiligs. Daarojn zal de onschul
dige nooit voor u behoeven te sidde
ren, daarom zal over uw werk Gods
zegen niet uitblijven 1"
„Amen antwoordde Hubert met
een hartelijken handdruk. „Maar kom
wat bij mij zitten en vertel mij wat
van Zeltingen. Ik ben wel goed be
kend met het wetboek en allerlei ver-
daar nooit aan kunnen denken, wan
neer de zendelingen niet jaren lang
hadden gewerkt. Dr. Adriani zegt
„Door op het hart der menschen té
werken, door te pogen hen te doen
inzien dat zij zich zelf ten ondergang
doemden, en door te trachten hun
de oogen te openen voor het heil
dat hun werd aangeboden, had de
zending den weg bereid."
Hierbij komt dat de regeering wel
de verordeningen kan uitvaardigen,
maar niet overal bij machte is om
de nakoming ervan te verzekeren. Zij
heeft zeer veel tegenstand en voor
oordeel te overwinnen, en dat nog
lang niet overal de verbodsbepalingen
worden nageleefd, staat vastmaar
dan is het alweer de zendeling, die
langs vreedzamen weg, door overre
ding, door alle gepaste middelen, het
zoover tracht te brengen, dat ten
slotte gedaan wordt wat in elk be
schaafd land gedaan wordt: de wet
vrijwillig nakomen.
Bij dit alles blijft natuurlijk wel
het einddoel, de bron weg te nemen,
waaruit al het kwaad én alle ver
keerde gewoonten en instellingen
voortvloeien en het treurig godsbe
grip dezer menschen door andere
begrippen, door reiner en beter gods
dienstvormen te vervangenmaar
wat daaraan voorafgaat of wat er mee
gepaard gaat, is er de voorbereiding
van en op zich zelf van het aller
uiterste gewicht. De arbeid van den
zendeling is veelzijdig in al haar
schakeeringen en nog veel te weinig
bekend. Het behoeft geen betoog dat
voor zendelingen van iedere kerk de
moeiten en bezwaren dezelfde zijn,
en wie heeft nimmer iets gehoord
van pater Damien, die te midden
van de afschuwelijke melaatschen
zijn leven doorbracht? De donkere
wereld te beschaven, de verzachting
des gemoeds te bevorderen, ver
troosting te brengen in lijden, ziedaar,
naast het groote en einddoel, de ze
genrijke arbeid van den zendeling,
wiens arbeidsveld waarlijk rijke
vruchten oplevert.
De verklaring van dr. Kuyper.
„De Staudaard" zwijgt over den
inhoud van dr. Kuyper's verklaring.
In haar Kameroverzicht geeft zij blijk,
dat de beteekenis van dr. Kuyper's
spreken haar niet is ontgaan.
Vóór dr. Kuyper sprak, bleek reeds,
dat de stemming bij Rechts hem gun
stig was. Hij werd met groote stilte
ook door Links aangehoord. Slechts
nu en dan werd een poging tot hoon
gelach bemerkt.
Toen de spreker geëindigd had,
weerklonken aan de Rechterzijde luide
ordeningen, maar niet met de gebrui
ken, die hier langzamerhand de kracht
van wetten hebben gekregen. In deze
streek ben ik nog nooit geweest; kom
dus bij mij zitten en laten wij wat
praten."
Hubert was in den loop van het
gesprek opgestaantoen hij nu
zijn vroegere zitplaats weer innam,
vond hij tot zijn verrassing het tooneel
lager op den berg geheel veranderd.
Daar zag hij een menigte jonge man
nen en meisjes, oude menschen en
kinderen, van verschillende kanten
een hoogte beklimmen. De kinderen
droegen bundels stroo en rijshout;
lachend en schertsend rolden eenige
knapen een groot rad tegen de hel
ling op.
Een andere schaar jongelieden
kwam zingend uit het dorp met een
versierden staak, die eveneens naar
den top der hoogte werd gebracht.
Hubert keek met belangstelling naar
dit vroolijke bonte gewoel. Boven
gekomen zijnde, plantten de knapen
onder luid gejuich den bont versier
den staak in den grond.
(Wordt vervolgd).