Méé ii lÉii
Maandag'
If October,
No. 238,
47e Jaargang.
1909.
Feuilleton,
EEN SLAPER.
"binnenland.
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts fwemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
Bbonnernents-fiduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden.
Hij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
Gemeentebestuur,
NATIONALE MILITIE.
Zitting van den Militieraad.
Burg. en Weth. van Vlissingen
brengen ter algemeene kennis van
de lotelingen dezer gemeente, behoo-
rende tot de lichting 1910
dat de militieraad in Zeeland, te
Vlissingen in het stadhuis zijne zit
ting zal houden, om uitspraak te doen
omtrent de lotelingen, die redenen
van vrijstelling hebben ingediend, op
grond van bepalingen der militiewet,
en omtrent hen, die volgens art. 55
en 56 der wet, niet tot de diensten
der militie kunnen worden toegelaten
en wel des voormiddags ten 10 ure,
op Zaterdag den 30 October 1909
voor de nummers 1 tot en met 50
op Maandag den 1 November 1909
voor de nummers 51 tot en met 100;
op Dinsdag den 2 November 1909
voor de nummers 101 tot en met
150 en op Woensdag 3 November
1909 voor de nummers 151 tot en
met 178.
Dat volgens art. 88, 2e alinea der
wet, voor den militieraad moet ver
schijnen, de loteling die vrijstelling
verlangt wegens ziekelijke gesteldheid
of gebreken, of gemis van de gevor
derde lengte, dat evenwel, zoo een
loteling, uithoofde van ziekte of ge
breken, buiten staat is voor den mi
litieraad te verschijnen, daarvan eene
ongezegelde geneeskundige verklaring
moet worden overgelegd, met opgave
van de woonplaats, straat en num
mer van den zieken loteling, een en
ander tijdig door tusschenkomst van
den Burgemeester aan den Militie
raad in te zenden, zullende hij alsdan,
overeenkomstig art. 89 der militiewet,
onderzocht worden op de plaats waar
hij zich bevindt
dat, hoewel art. 88, 2e alinea der
wet bepaalt, dat de bij de tweede
alinea genoemde lotelingen voor den
militieraad moeten verschijnen, men
zich echter aan teleurstelling bloot
stelt, indien men daaruit afleidt, dat
voor hen, die meenen om andere
redenen recht te hebben op vrijstel
ling, deze vrijstelling niét, ten die
nende dage, behoeft te worden ge
vraagd bij den militieraad en de in
levering van bewijsstukken bij den
Burgemeester zou zijn aan te merken
ais het inbrengen van reden van
vrijstelling bij het college, dat daar
omtrent uitspraak moet doen
dat teneinde zooveel mogelijk te
leurstelling in het verkrijgen van vrij
stelling als een wettigen zoon wegens
broederdienst of uithoofde van eigen
militairen dienst te voorkomen, de
aandacht van belanghebbenden erop
wordt gevestigd
dat het opgeven der redenen van
vrijstelling (bij de inschrijving of bij
de loting), het inleveren van bewijs
stukken bij den Burgemeester en het
doen van opmaken van het bij de
wet gevorderde getuigschrift niet vol
doende is om zich de vrijstelling te
verzekeren, maar dat hun belang me
debrengt om bo\endien de vrijstelling
te vragen in de zitting van den mi
litieraad op tijd en plaats in hoofde
dezer vermeld
dat de gevolgen van onvolledigheid
van stukken of van misstelling daarin,
die onopgemerkt bleven en oorzaak
zijn dat eene gewenschte vrijstelling
door den militieraad niet is verleend,
niet kunnen worden opgegeven, indien
niet tijdig (binnen 10 dagen) tegen
de uitspraak van dat college bezwaren
zijn ingebracht bij Gedeputeerde
Staten
dat een beroep op onvolledige of
onjuiste inlichting omtrent het bestaan
al of niet, van recht op vrijstelling
ter gemeente-secretarie of elders ver
strekt, niet kan leiden tot vrijdom
van dienst, indien verzuimd is de
reden van vrijstelling te bekwamer
tijd waar het behoort overeen
komstig de wet te doen gelden
wordende de lotelingen, die om
bovengemelde redenen vrijstelling van
dienst verlangen, mitsdien aange
maand om op den bepaalden tijd voor
den militieraad te verschijnen en zich
niet te verlaten op het ontvangen van
een oproepingsbiljet, daar het niet
ontvangen van dit biljet niet ontheft
van de verplichting tot het verschijnen
voor dien raad.
En is hiervan afkondiging geschied
waar het behoort, den 9 October 1909.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WiTTEVEEN.
56.)
Kort na mijn vaders dood is daar
het register verdwenen, waarin de
podesta de voltrokken huwelijken
moest inschrijven. Niemand weet,
waar dat register gebleven is. Dit
valt juist samen met den tijd, dat
een Duitscher in Frati vertoefde, dien
niemand kende, maar die veel omgang
had met den podesta. Na het ver
trek van den Duitscher was het boek
verdwenen. De podesta trok als land
verhuizer naar Amerika.Deze spo
ren zal ik volgen, al voeren zij mij
naar het einde der aarde. Als ik u
dan de bewijzen breng, dat gij reeds
lang in het onrechtmatig bezit van
Altenbrak zijt geweest, dan hoop ik,
dat gij mij de genoegdoening niet
zult weigeren, die ik vorder.
Eduard maakte zicli gereed tot ver-
—o—o—
Van den slaper 't zij dan dat
we te maken hebben met een slaperig
mensch, hetzij met iemand die lang
slaapt, wordt gewoonlijk niet veel
goeds gezegd. Daar kunnen goede
redenen voor bestaan, hoewel het
zonderling mag heeten, dat meniemand
zijn vroeg naar bed gaan nooit kwalijk
neemt en zijn Iaat opstaan wel.
Eigenlijk zijn wij allen slapers
behoudens enkele uitzonderingen, die
in hoofdzaak wel niet onder de gun
stigste zullen kunnen "gerekend wor
den. Mevrouw BosboomToussaint
verhaalt in haar historisch werk :„Eene
kroon voor Karei den Stoute", dat d
vriendelijke gave van den slaap te
genieten, voor dien geweldenaar niet
was weggelegd. Zijne plannen en
berekeningen lieten hem nooit met rust.
Overigens zijn wij allen slapers, in
trekken, doch Harry hield hem terug.
Halt, mijnheer, sprak de jonge
officier, hoor nu ook een laatste
woord van mij. Qij zijt in uw recht,
als gij op mij verstoord zijt, dat moet
ik erkennen.
Maar gij hebt niet het recht mij
voor een eerlooze te houden, die
zich onrechtvaardig verkregen goed
toeeigent. Als hier een onrechtvaar
dig daad van onzen kant, dus door
mijn ouders, is gepleegd, dan kan
dit alleen gebeurd zijn zonder opzet
en ik geef u mijn woord van eer,
dat ik het gepleegde onrecht zal goed
maken Qij hebt mij jvoor lichtzinnig
gehouden, misschien te recht
maar het gevoel voor de eer van mijn
naam heb ik niet verloren, en ik zal
niet dulden, dat op dien naam een
vlek blijft kleven. Voorloopig moet
ik nog aannemen, dat alles op een
dwaling berust. Ik zal echter zelf
mijn vader daarnaar vragen, ikzelf
zal van hem eischen om de eer en
vlekkeloosheid van onzen naam te
herstellen, als door die dwaling een
onrechtvaardigheid is begaaan. Wilt
gij wachten, mijnheer, totdat ik u be
richt geef. Wilt gij mij vertrouwen
dien zin, dat wij een groot deel van
ons leven slapende doorbrengen, wat
sommigen zoo interessant hebben
gevonden, dat zij probeerden uit te
rekenen, hoeveel jaren een mensch
van zijn leven verslaapt. Heel practisch
is dat niet; omdat de uitkomst slechts
leiden kan tot een gewaarwording van
verbazing over het aanzienlijk aantal
jaren, dat een normaal mensch in
normale omstandigheden slapende
doorbrengteene verbazing waaraan
dan gewoonlijk zeer verkeerde ge
volgtrekkingen worden vastgeknoopt,
of wel de jeremiade, dat het toch zonde
en jammer is, dat een mensch zooveel
tijd aan den slaap moet afstaan.
Wij schrijven nu geen artikel van
medischen aardmaar mogen er
daarom toch nog wel eens op wijzen,
dat zonder al die jaren, in rust door
gebracht, het overige deel van het
leven ons niet in staat zou stellen om
de ons opgelegde maatschappelijke
taak naar eisch te vervullen, en dat
de tegenwoordige zucht om steeds
langer en steeds sneller te werken of
bezig te zijn, een der voornaamste
oorzaken is van die oververmoeidheid
of overspanning, waaraan tal van
menschen lijden en die zoo vaak de
allertreurigste gevolgen na zich sleept.
Een wezenlijk kalm mensch te
vinden, wordt inderdaad meer en
meer een zeldzaamheid en dat zal
wel voor een groot deel daaruit voort
vloeien, dat men niet kalm meer kan
zijn, omdat men zich zelf in de on
mogelijkheid heeft gebracht om het
te wezen.
De groote maatschappelijke fout
onzer dagen en die dagen beginnen
al een eerbiedwaardigen leeftijd te
verkrijgen is dat wij ons te veel
behoeften scheppen, dat wij te veel
toegeven aan den aandrang, van alle
zijden op ons uitgeoefend, om de
levenseischen hooger te stellen en het
leven minder eenvoudig te doen zijn.
In dat opzicht is de wereld, om dit
algemeene woord nu eens te gebrui
ken, in de laatste halve eeuw ontzag
lijk veranderd. Onze spijzen en dran
ken zijn toegenomen en verfijnd
onze genotmiddelen, voorheen slechts
uitzonderingen, zijn talloos vele onze
uitspanningen en vermaken worden
steeds meer opgevoerd het inwendige
onzer woningen is vol weeldeonze
kleeding is niet minder fraai. Het
geheele leven is op die wijze, zooals
men het noemt, opgeschroefd. Om
die levenswijze vol te houden, die de
meesten onzer hebben aangenomen of
volgen, moeten de inkomsten in even
redigheid stijgen en moeten wij dus
onze lichaamskrachten of onzen
geest in dezelfde mate inspannen.
Gelukt het ons, dan zijn lichaam en
geest, zoo nauw aan elkander verwant,
er toch beiden het slachtoffer van en
het gevolg daarvan is, dat wij den
schenken Nog heden vertrek ik naar
Altenbrak.
Eduard legde zijn rechterhand in
de hand, die Harry hem toestak en
zeide Ik zal wachten, totdat ik van
u hoor.
Ik dank u. Voor zoover dit aan
aan mij ligt zal aan u en uwe
zuster volledige genoegdoening ver
schaft worden.
Een stevige handdruk bevestigde dit
vreemdsoortige bondgenootschap der
twee jonge mannen.
XXlste HOOFDSTUK.
Het was of een donkere wolk boven
het slot Altenbrak zweefde. Wel was
de baron van het ziekbed opgestaan,
maar naar lichaam en ziel scheen
zijn kracht gebroken te zijn. Uren
lang zat hij in zijn leuningstoel, warm
toegedekt, en staarde wezenloos voor
zich uit. Hij scheen alle belangstel
ling en begrip van zijn omgeving
verloren te hebben; alleen als zijn
dochter hem naderde begroette hij
deze met een droefgeestigen glim
lach. Qerda was de eenige, die de
zieke in zijn nabijheid dulden kon.
De barones was van nature een
harden levensstrijd, die toch wel wat
minder hard zou kunnen wezen indien
wij het ernstig wilden, niet kunnen
volhouden. Gelukt het niet, dan komt
men er toe om wat minder kiesch te
zijn in de keuze der middelen om
aan geld te komen, öf steekt zich
in schulden.
Het zij met alle bescheidenheid
gezegd, maar het wil ons voorkomen,
dat dit een tamelijk getrouw beeld van
het hedendaagsche leven van de
meesten onzer is. De man of de vrouw
die, niet door zelf veroorzaakte zorgen
gekweld, des morgens heel kalm aan
de werkzaamheden begint, er heel
kalm aan kan blijven, niet alles tegelijk
overhoop haalt, niet eindigt vóór een
dagtaak is volbracht en verder in alles
datzelfde beeld vertoontdie daarom
altijd klaar is en die verder in levens
wijze, in spijs en drank en kleeding
en uitspanning op dezelfde manier te
werk gaat, die wordt meer en meer
tot de zeldzaamheden gerekend.
Vermoedelijk zullen deze menschen
wel niet lang slapen. Zé kunnen be
trekkelijk vroeg ter ruste gaan en doen
het dan ook meestalmaar ze zijn
ook altijd 's morgens uitgerust en
kunnen versch aan den arbeid. Voor
langslapers zullen ze wel niet worden
gescholden maar bij het overige deel
van de wereld staan ze toch niet in
al te besten reuk. Die schijnbaar
slaperige, dat wil zeggen zeer rustige
menschen, rustig in hun denken,
spreken en handelen, en wier geheele
zijn daarvan de sporen draagtdie
een beetje geplooide figuren, die niet
bepaald met den bliksemtrein door
het leven gaan, die zijn niet meer
van onzen tijd.
Toch gelooven wij dat die slapers
een genot kennen, dat wel tegen alle
ander menschelijk genot opweegt, een
genot dat betrekkelijk weinigen ooit
smaken dat van een echt gezonden,
rustigen, verkwikkènden en verster
kenden slaap.
Wij meenen niet te veel te zeggen,
wanneer wii beweren, dat alle men
schen weer slapers moeten worden,
zooals onze voorvaderen dat in den
normalen toestand over 't algemeen
waren, en in dien zin is het woord
„slaper" een eernaam en in eik ge
val een geluksnaam.
Wij achten het dringend noodza
kelijk dat er weer veel kalm den
kende, kalm arbeidende, heel kalm
en rustig en eenvoudig levende men
schen komen. Dat alleen kan, dunkt
ons, de maatschappij redden van
een zeer ernstige ziekte, waaraan zij
zichtbaar lijdt. Maar, om dat te be
reiken, moeten de menschen in massa
hun leefwijze veranderen. Wij zijn
vast overtuigd dat zeer velen onzer
o zoo gaarne weer eens een rustiger
bestaan zouden kennen, met minder
behoeften en minder zorgen tnaar
wanneer men zegt dat het éénige
middel om dat te bereiken is een
sterk vereenvoudigde levenswijze,
dan.... is niemand tehuis. Aan mode
en luxe en genot moet worden vol
daan. De behoeften zijn er nu een
maal en men wil er geen afstand van
doen, of, als men het wil, dan is
men te zwak en het goede voorne
men ten uitvoer te brengen óf heeft
valsche schaamte, wat zou die en die
er wel van zeggen 't Zou wel wezen
of we 't niet hebben, of we achter
uitgaan enz. enz.
Ja, we weten hef wei, 't is ont
zettend moeilijk; maar, om ook het
moeilijke te volbrengen, daarvoor
zijn we dan toch menschen, en o, de
vrucht za! zoo heerlijk zijn
Een wereld zonder zelf opgelegde
zorgeneen wereld, die rustig ar
beidt en rustig slaaptdaarom geen
volmaakte wereld, maar eene waarin
de menschen zich gelukkiger, meer
over zich zelf tevreden gevoelen
waarin een meer vreedzame stem
ming heersc'nt en daarom ook meer
liefde en meer waarachtig genot te
vinden is, wat dunkt" u, vrienden,
zou dat zoo geheel een hersenschim
zijn
Tweede Kamer.
In de afdeeiingen der Tweede
Kamer zijn de algemeene beschou
wingen over de Staatsbegrooting
geëindigd en zijn thans de hoofd
stukken in behandeling.
De. werkzaamheden worden aan
staanden Dinsdag voortgezet.
slechte ziekenverpleegsterzij be
kommerde zich ook 'niet veel om
den zieke. Alle dagen vroeg zij een
paar keeren, hoe het hem ging ove
rigens liet zij de verpleging geheel
aan haar dochter over, terwijl zij
het beheer der zaken in handen ge
nomen had. Met haar scherpzinnig
verstand begreep zij wel, dat het zoo
niet langer gaan konmet groote
omzichtigheid voerde zij bezuinigin
gen in, helaas, echter op verkeerde
wijze. Zoo had zij bevolen, in de
fabriek een groot deel der arbeiders
te ontslaan en aan de overblijvende
werklieden het geringste loon te
betalen. Daardoor was op Altenbrak
en op Neuenbrak een groote bewe
ging onder de arbeiders ontstaan
zij hadden bij den directeur der fa
briek en bij den inspecteur Feldner
hun bezwaren te berde gebracht, maar
beide mannen verklaarden niets te kun
nen doen zonder de bevelen der baro
nes, en daarop staakten de werklieden
gezamenlijk den -arbeid. Overal
zag men bedrukte gezichten. Het
werk in de fabriek stond geheel stil,
en de inspecteur kon nauwelijks ge
noeg handen krijgen om den oogst
Het militaire vraagstuk.
De „Standaard" acht het van hoog
belang, dat we in het militaire vraag
stuk tot eenheid van leiding komen.
Maar al te dikwijls stond iedere
nieuw opgetreden minister van oor
log weer andere denkbeelden voor,
in verband met de wijze waarop hij
zich vroeger over de leiding van
onze weermacht had uitgelaten. Het
zal daarom van belang zijn, te in-
formeeren, of minister Cool zal
voortgaan op den' weg door minister
Sabron afgebakend, dan wel of we
nu weer zwenken zullen naar andere
paden.
En dan blijft het een zaak van
gewicht, om met eenige zekerheid
te weten te komen, of de voor oor
log en marine toegestane gelden
metterdaad op het nuttigst besteed
worden.
Nog altoos maakt de vergelijking
met andere landen den indruk, dat
ons militair beheer niet in elk op
zicht de zuinigheid betracht. Reden
waarom we met leedwezen zagen,
dat het door het Kamerlid Talma
verder binnen te halen.
Onder deze omstandigheden leed
Gerda Von Altenbrak het meest,
daar zij bovendien gebukt ging on
der het leed der verloren liefde en
onder den vreeselijken twijfel aan de
eer van haar ouders. Zij wist zelf
niet hoe zij nog op het kasteel ge
komen was dien dag, toen Eduard
haar de volle waarheid had gezegd.
Zij had zich in haar kamer opgeslo
ten en eerst op dringend verlan
gen van haar vader had zij kunnen
besluiten bij hem te gaan. Met vrees
en Deven was zij haar vader gena
derd, dien zij tot heden als een voor
beeld van eergevoel had vereerd en op
wien zulk een ontzettende verden
king rustte.
En het vreeselijkste voor haar kin-
derlijkgevoei was wel, dat zij zelve die
verdenking niet van zich kon zetten,
Als zij zich zoo menig voorval uit
haar leven herinnerde, dat zij nu eerst
recht begreep, dan kreeg die verden
king hoe langer hoe meer schijn van
waarheid, dan zou haarvader de
kinderen van zijn broeder met voor
bedachten rade hun wettig erfdeel ont
houden hebben. (Wordt vervolgd.)