Dinsdag
14 September.
Méé i Misdui.
No. 215
1909.
Gemeentebestuur*
Feuilleton*
47e Jaargang.
BINNENLAND.
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdifecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaa. plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen, jjx TELEFOONNUMMER 10. j Abonnements-flduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden.
DRANKWET.
Burg. en Weth. van Viissingen
gelet op artikel !2_der Drankwet;
doen te weten dat bij hen is in
gekomen een verzoek van DANIËL
RAUL J0RR1TSMA alhier, om ver
gunning tot verkoop van sterken
drank in het klein in perceel 47, ge
legen aan den Koningsweg
dal vanaf lieden gedurende veertien
dagen schriftelijke bezwaren tegen
het eventueel verleenen van de ge
vraagde vergunning kunnen worden
ingebracht bij Burg. en Wetli. voor
noemd.
Viissingen, 13 September 1909.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
J. H. DOMMISSE, L. S.
Christelijk sociaal of socialist.
De redacteur 'van „De Klaroen",
mr. dr. A. R. van de Laar, heeft in
de jongste aflevering van zijn tijd
schrift nu nog eens uitvoerig en
duidelijk uiteengezet wat het streven
is van hem en zijn vrienden, zooals
dit ook in „De Klaroen" reeds ver
scheidene malen is uiteengezet.
Ons streven, zegt hij, valt als in
drieëngetuigenis tegen sociaal on
recht en socialen misstand, krachtige
maatschappelijke hervorming, een
christelijk-sociale reformatie der ge
meente.
Het getuigen tegen sociaal onrecht,
zegt mr. dr. Van de Laar, moet ge
schieden met krachtige stem, dit ge
tuigen moet zich door niets 'laten
weerhouden.
Welbewuste arbeiders hebben wij
noodig, zegt hij, arbeiders, die het
sociale onrecht en het sociale lijden
duidelijk zijn gaan zien, die den strijd
voor het recht met alle kracht willen
aanbinden. En de arbeiders van dat
alles welbewust te maken, heel het
volk op te roepen tot dien strijd voor
sociale rechtvaardigheid, het is de
hoogheerlijke taak dér gemeente van
Christus. En thans Allerwegen, in
de dorpen, in de steden, in de dor
pen nog het meest, wordt gewaar
schuwd tegen het verfoeielijk geheeten
socialisme, daartegen wordt geprotes
teerd en nog eens geprotesteerd.
Maar wil en durft men ook protes
teeren tegen zooveel wat on-christe-
'ijk is op sociaal terrein, tegen zoo
veel verdrukking, zooveler onmensch-
waardig bestaan, zoovele afschuwe
lijke misstanden? Begrijpt men zijn
roeping om in eigen kring de arbeiders
op te voeden en op te wekken voor
de grootsche arbeidersbeweging van
onzen tijd
34.)
De jonkman keek met welgevallen
naar den grooten, prachtigen hond,
('>e een fraaien, zilverachtigen hals
band droeg. Hij zag daaraan, dat het
nier aan een welgestelden eigenaar
moest toebehooren. Met zekere nieuws
gierigheid wachtte de vreemde op
het verschijnen van den eigenaar.
Lang behoefde hij niet te wachten.
Weer ritselde en kraakte het in het
nosch en klonk het gehinnik van
^en paard, en plotseling vloog een
dame te paard over de sloot, die
rondom het bosch liep. Vroolijk bl at
tend sprong de hond tegen 't paard op.
Houd toch op met dat geblaf,
Hektor! riep de jonge dame vroolijk,
terwijl zij den hond een tikje met
aar rijzweep gaf. Oogenblikkelijk
gehoorzaamde het dier en ging in
Dwaasheid noemt de heer V. d.
Laar het, den klassenstrijd en den
klassenhaat te ontkennen. De redac
teur van „De Klaroen" wil allereerst
socialisatie van de maatschappij en
tevens een krachtige sociale hervor
ming door de overheid ter meerdere
economische zekerheid, der arbeiders.
Ten slotte zegt hijMen durve dan
toch de werkelijkheid aan van het
broeders zijn in Christus, broeders
zijn boven allen stand, boven alle
klasse, boven alles wat van deze
aarde is. Niet om in neerbuigende
vriendelijkheid van uit standshoogte
de broederhand te niken, neen, wer
kelijke eenheid, werkelijke gelijkheid
van uit de eeuwigheid. En als men
dan vóór alles zou willen komen
aandragen met maatschappelijke roe
ping en maatschappelijke plichten,
verplichting aan zijn stand en wat
dies meer zij, dan wete men dat er
ook een christelijke roeping en chris
telijke plichten zijn en dat de eeuwige
verhoudingen hooger zijn dan de
tijdelijke. In het maatschappelijke
leven zal dan botsing komen. Men
zal ons uitlachen, misschien maat
schappelijk onmogelijk vinden. Dat
onmogelijk zij ons dan tot eerenaain.
Onmogelijk, maar wij willen voort
gaan. Laat de wereld maar lachen,
laten machtigen en grooten zulk een
christendom maar op zijde willen
duwen, de getuigenis der eeuwige
broederschap in Christus is werke
lijkheid.
Die werkelijkheid moet in daden
blijken, de sociale reformatie der ge
meente is eisch.
Paganisme.
De anti.-rev. „Rotterdammer" dringt
er met het „Vad." op aan, dat men,
al is te Breukelen een politieke ver
kiezing aan de orde, de uitdrukkingen
„paganisme" en „paganisten" in haar
graf zal laten.
„Ook wij zijn van meening,
schrijft het blad dat het beter is
het gebruik van dit vreemde woord,
'twelk ook door het „Centrum" bo
vendien verkeerd wordt gebruikt,
want hij die het't eerst bezigde, sprak
van ,,paganistische factoren", maar
na te laten en dit voortaan enkel
over te laten aan de „geleerde we
reld", waar het meer goed en minder
kwaad doet dan in de journalistiek."
Wij nemen nota van deze opinie,
en wachten nu af, in hoeverre de
practijk met de theorie zal overeen
stemmen, zegt het „Vad."
De financiën der gemeenten.
Naar men weet, heeft de regeering
den 18en Februari jl. een wetsont
werp ingediend tot wijziging der ge
meentewet inzake het plaatselijk be
lastingstelsel, daarbij de bestaande
het gras liggen, maar hij hield zijn
meesteres voortdurend in het oog.
Nu keerde de jonge dame zich
naar den vreemdeling en zeide glim
lachend Hector zal u hoop ik, niet
met zoo'n woest gebrul begroet heb
ben, mijnheer. Duidt het mij niet ten
kwade, als hij u soms verschrikt
mocht hebben.
O neen, juffrouw, de hond was
buitengewoon hoffelijk, hij heeft mij
alleen verwonderd aangekeken.
Ja, ja, Hector verwachtte hier
zoo vroeg in den morgen geen vreemde,
evenmin als ik.
Het kan zoo vroeg niet meer
zijn, juffrouw, daar ik u reeds op uw
wandelrit aantref.
Ik houd het meest van die vroege
morgenuren, antwoordde de jonge
dame, terwijl een vluchtig rood over
haar wangen vloog. Zelfs in den
vroegen morgen is het op het slot
bedompt en heet.
Behoort u op het gindsche
slot thuis vroeg de jonkman, en het
scheen wel of zijn stem dof en
dreigend klonk de jonge dame keek
hem althans verwonderd aan.
Juist, mijnheer. Ik ben de dochter
financieele verhouding tusschen rijk
en/gemeenten met stilzwijgen voorbij
gsfande.
Is het „Hbl." wel ingelicht, dan is
het gemeentebestuur van Amsterdam
met de voorgestelde wijzigingen niet
volstrekt ingenomen is er thans
sprake van, dat de gemeenteraad van
Amsterdam zich binnenkort bij adres
tot de Tweede Kamer zal wenden
om rnededeeiing te doen van de be
zwaren, die de raad heeft tegen het
ingediende ontwep.
Is dit juist, gaat het „Hbl." voort,
dan is ons gemeentebestuur blijk
baar van de meening, die reeds van
verschillende kanten is uitgesproken,
dat uitbreiding van belasting in een
door lasten reeds zwaar gedrukte
gemeente niet voldoende kan bijdra
gen tot verlichting van dien belas
tingdruk, tenzij die uitbreiding geldt
het toevoegen van nog niet belaste
of te weinig belaste objecten, waarbij
valt te denken aan de rechtspersonen
en aan andere bronnen, die met het
bestaande belastingstelsel niet vol
doende kunnen worden aangeboord.
B.v. het bezit van bouwterreinen, dat
door de gemeente slechts getroffen kan
worden door de weinig beteekenende
opcenten op de hoofdsom der rijks
grondbelasting, en aan de talrijke
forensen, die volgens de bestaande
wettelijke bepalingen buiten aanslag
moeten blijven. De gemeenteraad kan
er dan tevens nog eens den nadruk
opleggen, dat om Amsterdam afdoende
uit zijn toestand van financieelen nood
te helpen, toch een betere regeling
van de financieele verhouding tot het
rijk noodig zal zijn. In deze richting
zal, naar het ons wil voorkomen, de
regeering trouwens wel meer pressie
ontvangen, na de ondervinding die
gemeenten als Rotterdam, 's Graven-
hage, Utrecht e.a. hebben opgedaan
bij het opmaken der begrootingen
voor 1910.
Groote manoeuvres in Choleratijd.
Van het departement van oorlog
heeft „de Tijd" inlichtingen ontvan
gen omtrent het niet-kampeeren van
eenige regimenten wegens het heer-
schen van de cholera. Wij ontleenen
aan die inlichtingen het volgende
Ten einde alle gevaar voor be
smetting te vermijden, werd het be
trekken van kampen in de nabijheid
van oorden, waar zich gevallen van
cholera voordeden, uitgesteld. Dit
was door de voorzichtigheid geboden,
omdat allerlei verplegingsartikelen uit
die plaatsen worden geleverd, terwijl
aanraking met venters en dergelijke
uit die plaatsen moeilijk kan worden
vermeden. Dit gold voor het regi
ment grenadiers en jagers en het te
regiment infanterie, die de legerplaat
sen bij Rijen en Zeist, resp. nabij
Breda en Utrecht, zouden betrekken.
van den heer van Altenbrak.
Ah, dat had ik wel kunnen
denken I
Met een verwonderden, trotschen
blik mat de jonge dame hem van
het hoofd tot de voeten.
Neem mij niet kwalijk, jufffouw,
haastte de vreemde zich toen te zeg
gen, mijn naam is Eduard Montelli,
werktuigkundig ingenieur.
De jonge dame maakte een kleine
buiging en zeide toen: Montelli:
Dat is een Italiaansche naam Is u
uit Italië afkomstig
Neen, ik niet, maar mijn moe
der wel. Maar neem mij niet kwalijk,
ik moet verdernaar gindsche fa
briek.
Ah zooDan is u zeker de
nieuwe ingenieur, die aan de fabriek
Neurode verwacht wordt
Juist, mejuffrouw
Mijn vader heeft daarover met
onze opzichter gesproken, ik hoorde
het toevallig. Mijn vader heeft ook
een suikerfabriek laten inrichten en
hij wenscht ook een ingenieur in
dienst te nemen, daar de tegenwoor
dige inrichting der fabriek niet meer
voldoet. Ik begrijp dat wel niet goed,
Ook werden de troepen, die uit die
plaatsen moesten vertrekken, daarin
gehouden om elke kans te vermijden,
dat door die troepen de besmetting
van daar naar elders zou kunnen
worden overgebracht.
Voor Amsterdam is de zaak aldus
van net 7e regiment infanterie was
de jongste lichting met een groot
deel van het ka.der reeds in de leger
plaats bij Harskamp, terwij! de lich
tingen 1904 en 1906 met het hoog
moodige kader nog te Amsterdam
waren om daarna mede naar Hars
kamp te vertrekken. Daargelaten nog
het gevaar, dat de besmetting uit
Rotterdam naar Amsterdam zou kun
nen worden overgebracht en dat als
dan de gevolgen ernstig konden wor
den voor de bevolking van de sterk
belegde kazernes te Amsterdam, zou
het 7e reg. infanterie nog in hoogst
ongunstige omstandigheden blijven
en zou de oefening van de manschap
pen, die voor herhalingsoefeningen
onder de wapenen waren, niet tot
hun recht komen. Daarom was het
noodig, het gedeelte der compagnieën,
dat nog niet in de legerplaats was,
daarheen te zenden, vóór zich de
ziekte Amsterdam zou vertoonen. Nu
zou hetzelfde ook voor het 2e regi
ment vesting-artillerie gelden, het
welk in de legerplaats van Oldebroek
moest oefenen. Dit regiment kon ech
ter niet daarheen gaan, omdat het
niet gewenscht was het le regiment
vesting-artillerie, dat in de legerplaats
bij Oldebroek verblijf hield, te doen
terugkeeren naar Utrecht, voordat
luen eenige zekerheid had, hoe het
aldaar zou verloopen, nadat zich een
geval van cholera had voorgedaan.
Toen alle als cholera geconstateerde
gevallen werden onderkend als te
beseffen personen, die van Rotterdam
kwamen en in de verschillende plaat
sen geen verdere gevallen zich voor
deden, bleef wel is waar groote voor
zichtigheid geboden, doch kon de
toestand minder zorgwekkend wor
den geacht en kunnen de troepen,
die aanvankelijk in het garnizoen
gehouden waren, dus naar de voor
hen gereedgemaakte kampen ver
trekken. Voor het regiment grenadiers
en jagers, dat in het kamp van Rijen
door het 2e reg. int. zou worden op
gevolgd, loonde het, met het oog op
de beschikbare oefeningsdagen, niet
meer de moeite en de kosten om het
alsnog naar Rijen te zenden, doch het
le reg. int. bijv. vertrekt naar Zeist,
aangezien dat regiment nog tot 22
September aan de oefeningen kan
deelnemen.
Blijkens bij het departement van
marine ontvangen telegram is de
divisie, bestaande uit Hr. Ms. pant
serschepen „De Ruyter", „Koningin
Regentes" en „Tromp", onder bevel
van den kapitein ter zee G. F. Tyde-
man, 11 dezer te Shanghai aangeko
men.
De Hudson-Fultonfeesten.
Met het stoomschip „Nieuw-Am-
sterdam" van de Holland-Amerika-Üjn
vertrokken Zateraagoclaend de Neder
landers, die de Hudson-Fultonfeesten
zullen bijwonen.
De lijst der le klasse passagiers
bevat o. m. de namen der volgende
heeren prof. mr. J. baron d'Aulnis
de Bourouiü, hoogleeraar te Utrecht;
J. T. Cremer, president der Neder-
landsche Handelsmaatschappijmr.
W. F. van Leeuwen, burgemeester van
Amsterdam S. P. van Eeghen, voor
zitter der Kamer van Koophandel te
Amsterdam E. P. de Monchy, voor
zitter der Kamer van Koophandel te
Rotterdamprof. P. J. Krans, oud
minister van waterstaatJ. Rypperda
Wlerdsma, directeur der Holland-
Amerika-lijnj. Heldring, M. van
van Raalte, C. Staal, O. S. Knottne-
rus en W. F. Piek. De meeste hee
ren waren vergezeld van hun echt-
genooten.
Spoorwegvertragingen.
Waarom toch vraagt het „Cen
trum" n. a. van de herhaaldelijk
in allerlei bladen voorkomende klach
ten moeten treinen, die soms in
't buitenland reeds groote afstanden
hebben doorloopen en stipt op tijd
aan onze grenzen komen, in ons
kleine landje voortdurend vertraging
ondervinden De een meent dat er
technische gebreken zijn, speciaal in
de werking der remmen, waardoor de
treinen soms minuten lang na het
sein voor vertrek het perron nog niet
hebben verlaten, een ander wijst op
gebrek aan ruimte, welke zeker de
oorzaak zal zijn dat bijv. op het
station Utrecht zooveel tijd verloren
wordt.
Maar het meeste recht schijnt ons
toch aan de zijde van hen, die de
voornaamste redenen in den volks
aard zoeken.
Het publiek, wanneer het uit- en
in- en overstapt, werkt niet mee tot
een verkeer. Niet dat wij Nederlan
ders nu zoo buitengewoon langzaam
zijn, maar we zijn min of meer
anarchistisch bepalingen en aanwij
zingen interesseeren ons niet en men
moet ons vooral geen aansporingen
doen,laat staan bevelen,dan komt onze
„vrijheid" in gevaar en om haar te
handhaven, doen we 't nu eens juist
precies anders dan ons was gezegd.
Dan kijken we nog eens verderop,
loopen een paar maai heen en weer,
verzoeken den conducteur toch be
daard te blijven en zorgen zoo dat
de trein vooral niet op tijd klaar kan
zijn. Ook doet zich wel eens de in
druk voor alsof deze zelfde neiging
maar men hoort er toch naar, als de
heeren over ernstige zaken praten.
Men kan altijd iets leeren.
Nu was het de beurt aan den
vreemde om de jonge dame verwon
derd aan te zien haar manier van
spreken was zoo geheel anders dan
van andere jonge dames uit voorname
kringen. Doch bij den aanblik van
dat schoone gelaat, die heerlijke
donkerblauwe oogen en die weelde
rige bruine lokken vergat hij te ant
woorden. Zeker ontging haar die
bewonderende blik niet, want lang
zaam kleurde een donkerrood haar
wangen, en zij sloeg de oogen neer
naar den hals van haar paard, dat
zij met de rijzweep zacht streelde.
Toen keek zij plotseling weer op en
zeiAls u lang op Neurode blijft,
zullen wij elkaar nog wel meer ont
moeten. Ik rijd veel en maak dikwijls
groote ritten. Tot weerzien dus, mijn
heer.
Beminnelijk knikte zij, trok den
teugel aan en na een tikje met haar
rijzweep galoppeerde zij weg, waarbij
de hond vroolijk blaffend om het
paard heensprong.
De vroolijke uitdrukking op het
gelaat van den jonkman verdween,
toen hij de schoone paardrijdster na
oogde. Haat en woeste opwinding
weerspiegelden zich nu in de ge
laatstrekken, die even te voren zoo
vriendelijk stonden; een oogenblik
zelfs scheen hij de hand dreigend
te willen opheffen, doch hij liet ze
weer zakken.
Ik ben een dwaas, mompelde
hij, wierp de riem van zijn tasch
weer over den schouder en zette met
langzame schreden en gebogen hoofd
zijn weg voort naar Neurode.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Het middagmaal vereenigde het ge
zin van baron Willy Von Altenbrak
dagelijks in de groote eetzaal, waar
van de vleugeldeuren toegang ver
leenden tot de warande. Ook de in
spector van het uitgestrekte landgped
was steeds aan tafelbaron Willy
hield ervan zoo aan tafel door de
berichten van zijn voornaamsten be
ambte op de hoogte te blijven van
de werkzaamheden op zijn landerijen,
(Wordt vervolgd.)