10 Augustus.
Gemeentebestuur.
Feuilleton,
BINNENLAND.
No, 185.
47e Jaargang.
1909.
Dinsdag
Brieven uif dejlofsfad.
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post l.SO.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alie Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
f. van de velde Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÊN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen, j TELEFOONNUMMER 10. j Abonnemenfs-fiduertsntiën op zeer uoordeelige voorwaarden.
BEDRIJFSBELASTING.
Afkondiging van een kohier der be
drijfsbelasting dienst 1909,1910.
De Burgemeester van Vlissingen
maakt bekend
dat op heden bij hem ontvangen en
aan den rijksontvanger is gezonden,
het door den directeur der directe be
lastingen te Middelburg executoir
verklaarde kohier no 1, wegens de
bedrijfsbelasting dienst 1909,1910;
de daarop voorkomende belasting
schuldigen worden uitgenoodigd om
hunne aanslagen op den-bepaalden tijd
aan te zuiveren, ook ter voorkoming
van vervolgingen
en herinnert
dat de bezwaarschriften binnen zes
weken na heden behooren te worden
ingediend.
En is hiervan afkondiging geschied,
waar het behoort, den 9 Aug. 1909.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
xxuc~
Dat de zetter van mijn beide nu
niet juist gecalligrafeerde reisbrieven
nog zooveel heeft terecht gebracht,
strekt hem tot eer. Maar een paar
rare foutjes moet ik toch herstellen.
Zoo werd de kolorist Breitner tot
kolonist gemaakt, iets wat ik niet op
mijn geweten wil hebbenzoo wordt
mij verweten dat de door zeeziekte
bedreigde hersenen droevig worden,
terwijl ik ze alleen maar droezig ge
voelde en aan droefheid nog lange
niet toe waszoo liet men mij een
nieuw artikel in den handel brengen,
korreltjesrood, vermoedelijk in con
currentie met zakje-blauw, hoewel ik
toch slechts bedoelde te zeggen dat
de roode rotsen van Helgoland een
korreiigen indruk maken. Dan heb ik
tot mijn schrik een du/ven-eilandje
in mijn tweeden brief ontdekt, hoe
wel ik op en om 't kleine duinen-
eilandje slechts meeuwen en „Lum
pen" heb gezien. En last not least
heeft men gedurende mijn verblijf op
Helgoland dat merkwaardige eiland
bevolkt met Mooren. Daar heb
ik ook heelemaal geen schuld aan
wel heb ik willen vertellen dat men
er mooie Noorsche typen onder de
mannen en vrouwen ziet. Dit zal den
lezer minder wonderlijk toeschijnen.
Naar nu ga ik u weer over Den
Haag vertellen. Er is weer van allerlei
hier om over te babbelen. B.v. het
eenigszins verbluffende bericht, dat
dezer dagen is gelanceerd, dat het
in Scheveningen in dit regenzeizoen
met de zaken lang zoo slecht niet
gaat als 't schijnt, 't Is mogelijk, maar
5.)
Hij behoefde zich echter niet meer
te verwijten dan zijn kameraden en
standgenooten. Het leven in de voor
name gezelschappen, in het casino
en op de renbaan had zijn eerste
jaren als offfcier in beslag genomen,
'oenwas de oorlog van 1864 geko
men. Met geestdrift was hij ten strij
de getrokken zoo had hij ook twee
jaren later in den slag bij Königgrazt
gevochten, tot hij door een vijandelijke
degen werd getroffen. Die wond wierp
hem op een ziekbed, dat maanden
lang duurde. In den stillen tijd, waar-
>n zijn wond rustig moest genezen,
was menige ernstige gedachte bij
em opgekomen, zijn karakter was
en gevormd en had vastheid ver-
3enj hij zag nu met half ver
menden, half rouwmoedigen glim
heel begrijpelijk is 'f niet. Laten we
't niettemin hopen
Dan hebben we in Scheveningen
deze week die vreeselijk gewichtige
conferentie over de spoorwegwagens
gehad, waarvoor uit allerlei landen
heeren en dames naar hier zijn ge
komen om aardige uitstapjes te maken,
te dineeren en misschien ook wel
(de heeren althans) te vergaderen,
als daar tenminste nog tijd voor ge
weest is. Als zoo'n conferentie, met
dames, het spoorwegwezen niet ten
goede komt, doet ze tenminste onze
badplaats toch goed. En 't publiek
had het voordeel, dat 't Donderdag
avond een aardig vuurwerk aan
't strand heeft gezien.
Dan hebben we als verdere merk
waardigheid de beide raadsleden, die
kolossale commissieloonen hebben
genoten van bouwgrondmaatschap
pijen welker lot voor een groot deei
in handen van den gemeenteraad
berustte, een curieuze verhouding,
waarin de beide heeren niets laak
baars schijnen te zien, hoewel ze
er genoeg over te hooren kregen
noch het een noch het ander is hun
reden geweest om hun raadslidmaat
schap zoo gauw mogelijk, maar toch
altijd nog veel te laat, neer te leggen.
Vermoedelijk echter zal dat er met
tertijd toch nog wel van komen en
dat is maar goed ook, want als
raadslid zijn ze na al't voorgevallene
toch wel een beetje onmogelijk ge
worden.
De heer janse moet reeds te ken
nen hebben gegeven dat hij van plan
is uit onze vroedschap te verdwij
nen waarom hij dit niet reeds veel
vroeger heeft gedaan weet ik niet.
De heer Van Liefland echter schijnt
te meenen dat hij best in den Raad
kan blijven; alleen vindt hij, blijkens
een intervieuw, dat hij geen com-
missionnairdiensten meer moet doen
voor bouwgrondspeculanten, die hun
heil van den raad te wachten hebben
hij blijft echter én architect én Raads
lid, een lastige positie dus. Maar
zullen de kiezers, die den heer Van
Liefland in den raad hebben gebracht,
er evenzoo over denken als hij
De gemeenteraad heeft de beide
heeren, wier verdediging tamelijk
slap was, zeer genadig behandeld
door alle krasse maatregelen en ver
nietigende uitspraken te verwerpen
en alleen de „ongewenschtheid" uit
te spreken van combinatie's, als bij
deze beide heeren aangetroffen. Niet
temin zal wel iedereen hierin een
persoonlijke veroordeeling zien en de
algemeene indruk is dan ook dat de
twee heeren er kaal zijn afgekomen.
Dan is onze burgervader ongerep
ter uit den strijd gekomen.Ge kent stel
lig het relletje, dat door het „Hbl."
op touw was gezet, welk blad liet
voorstelde alsof baron Sweerts, zelfs
lach terug op de in dwaasheid ver
spilde jaren, in dienzelfden tijd stierf
zijn moeder, hij had haar innig
lief gehad, hij was haar lieveling
geweest, terwijl het luchthartige,
zwakke karakter van zijn jongeren
broeder de zachtaardige vrome vrouw
dikwijls bedroefd had. De dood zijner
moeder had de ernstige richting
zijner gedachten nog versterkt, en
die richting werd ook niet gewijzigd,
toen hij te Rome bij de ambassade
werd geplaatst en in het schitterend
gewoel der Romeinsche gezelschap
pen gevoerd werd.
In Rome had het toeval hem toen
Margherita in de armen gevoerd.
Aan hare zijde was hij gelukkig ge
worden, gelukkiger dan weleer en...
ook beter. Dat gevoelde hij wel, en
daarom koesterde hij niet alleen
eenige liefde voor Margherita, maar
hij werd ook bezield door dankbaar
heid jegens haar, die hem tot een
beter mensch had gemaakt.
Als mijn moeder nog leefde zou
ik den moed gevonden hebben haar
alles te bekennen, en haar zacht ge
moed had mij begrepen, zij zou
mij vergiffenis geschonken hebben,
eenigszins in strijd met zijn politieke
overtuiging, gelden aan de antirev.
partijkas zou hebben verstrekt ten
einde dr. Kuyper te bewegen zijn in
vloed aan te wenden om hem, baron
Sweerts, tot Commissaris der Konin
gin benoemd te krijgen.
Het is niet de eerste maal, dat ge
tracht wordt een smet te werpen op
den goeden naam van den burge
meester, die echter gelukkig tezeer
als man van eer bekend staat om
zoo maar één-twee-drie in de oogen
zijner Hagenaars te worden zwart
gemaakt. De beschuldiging want
dat was het dan toch, al heeft het
„Hbl." haar langs omwegen terugge
nomen is afdoende weerlegd, en
al raast het „Hbl." nu nog een
beetje na, zoo mag men toch wel
veilig zeggen dat zijn vliegertje niet
is opgegaan, 't Was veel lawaai
om niets
Neen, dan heeft de kranige Fran-
sche ingenieur Lefèbvre 't er beter
afgebrachtDiens vliegertje is wel
degelijk opgegaan, en dat nog wel
onder ongunstige omstandigheden. De
Hagenaars waren zoo langzamerhand
zeer pessimistisch gewonden tegen
over de meermalen aangekondigde en
weer evenvele malen om allerlei re
denen uit- en afgestelde vliegproeven.
Men begon ai te gelooven dat graaf
De Lambert met zijn vliegerij bij de
Leur voorloopig wei de eenige man
zou blijven die in ons landje gevlo
gen had. Maar Lefèbvre, met zijn im-
pressario Schürmann achter zich,
heeft die zwartgallige verwachting
beschaamd. Lefèbvre heeft gevlogen,
en mooi gevlogen, zwevend over
weiden en boschen als een reuzen
vogel, gonzend als een reuzenbij. Hij
heeft gevlogen 5, 2, 7, 17 minuten;
zelfs l/a uur. Hij heeft gevlogen bij
regen en wind en bij zonneschijn
ten aanschouwe van weinigen en ten
aanschouwe van velen, zelfs van ve
len die zich doornat regenen lieten,
uren lang, om hem toch nog te zien
opstijgen. En hij stelde hen niet te
leur, maar vloog onder de ongunstig
ste omstandigheden, als een nieuw
bewijs welk een schitterende toekomst
wellicht voor de vliegmachine is
weggelegd. En toen het vogelachtige
toestel met zijn koenen bestuurder
achter de boomen verdwenen was en
niet weerkeerde, snelde alles, dames
en heeren, door modder, over sloten
en hekken hem achterna, om tot de
geruststellende overtuiging te komen
dat Lefèbvre zonder ongelukken, ten
gevolge van een of ander klein man
kement, in het land was neergekomen.
Wat heeft menden wakkeren vliegen
den mensch bejubeld Welk een eer is
hem te beurt gevallenNiet de ge
ringste eer is zeker, dat Prins Hen
drik de vliegproeven Woensdag is
komen bijwonen en dat Lefèbvre voor
dacht hij.
Het schril gefluit der locomotief
deed Eduard opschrikken. Dreunend
en stampend reed de trein het sta
tion binnen, waar de ritmeester moest
uitstappen. Snel verliet hij de coupé
en keek zoekend rond op het slecht
verlichte perron. Daar naderde hem
een bediende in donkere livrei, nam
den hoed af en zeide eerbiedig Het
rijtuig wacht aan het hek bij den
uitgang, heer ritmeesterMag ik uw
bagage hebben
Ah, zijt gij het, Frederik sprak
Eduard, den bediende van zijn va
der herkennende. Hier is al mijn
bagage, ik heb niets dan een kleinen
handkoffer. Hoe gaat het met mijn
vader
Slecht, mijnheer zeer slecht
En hoe is dat zoo spoedig ge
komen
Een beroerte, mijnheerIn den
laatsten tijd was de baron nog al
dik geworden en
Ja, ik begrijp u. Laten wij
voortmaken, de koetsier moet maar
wat aanzetten.
.Wij hebben den jachtwagen
en het Hongaarsche span, dat vliegt
die eer gevoelig was, heeft hij wel
bewezen door de vlugge en accurate
wijze waarop hij Z. K. H. heeft be
diend, om 't maar eens in adver
tentie-stijl uit te drukken. De Prins
toch had maar 12 minuten den tijd
toen hij op 't terrein kwam, maar Le
fèbvre liet met verbazenden spoed
zijn machine uit de loods halen en
binnen eenige minuten was alles klaar,
snorden de schroeven, snelde het toe
stel langs de rail en steeg Lefèbvre
op om na een aantal mooie bewe
gingen om het terrein heel netjes op
het punt van uitgang neer te komen,
want de 6 minuten waren om. De
Prins was in zijn nopjes, zooals te
begrijpen is. En de zeer dichte drom
men belangstellenden waren niet min
der opgetogen toen Lefèbvre, die
nu had laten zien dat vliegende men-
schen toch niet altijd urenlang op
zich behoeven te laten wachten,
nogmaals opsteeg, thans om te trach
ten zijn record, 18 minuten, te ver
beteren. Het is hem niet geheel ge
lukt, maar niettemin heeft hij een
prachtige vlucht van ruim 17 minuten
gemaakt. Doch twee dagenjater bleef
de kranige kerel een half uur in de
lucht. De Hagenaars mogen tevreden,
meer dan tevreden zijn, en aan Lefèb
vre, die nog slechts zoo korten tijd
vliegt, althans met een Wright-ma-
chine, komt een woord van hulde toe.
De verjaardag van de Koningin-
Moeder is weer met veel opgewekt
heid gevierdniettegenstaande het
weer zich 's morgens weer ellendig
liet aanzien was gansch Den Haag
en waren schier alle Hagenaars in
feestkleedij en de vele buitenmenschen,
die naar de residentie gekomen wa
ren, hadden een feeststemming mee
gebracht, die zich door geen regen
en door geen naargeestige weersge
steldheid liet afschrikken. Jammer
maar voor de duizenden, die. zich
reeds rond het Malieveld geschaard
hadden dat de parade, die altijd veel
aantrekkelijks heeft, wegens 't slechte
weer werd afgelast. Maar daarom niet
getreurd
in zingende en joelende groepjes
trokken de goedgeluimde menschen
door de stad, de luidruchtige jeugd
vooraan, op allerlei fantastische wij
zen met oranje en de nationale kleu
ren getooid. Draaiorgels en kleine
muziekkorpsen trokken door de stra
ten en maakten allerlei muziek, die
vaak de beenen der buitenlieden en
der jongeluidjes al dansend van den
vloer, in casu het plaveidsel, deed
gaan.
Een soort kermisje verhoogde de
feestvreugde niet weinig, vooral toen
de namiddag wat meer droogte bracht.
Op Prinse-, Brouwers- en Paviljoens
gracht was 't een vroolijke boel, een
echt Hollandsch kermisgewoel met
draaimolens, poffertjeskramen en het
geen meer tot de noodzakelijke aan
kleeding van een kermis behoort.
Toevallig was 't juist marktdag, zoo
dat de drukte nog grooter was dan
anders. Hoewel men de kermis een
„volksfeest" in den waren zin des
woords zou kunnen noemen en zelfs
het meest typische Hollandsche volks
feest dat zich denken laat, hadden
toch de eigenlijke „volksfeesten",
de officieele, door het daarvoor op
gerichte Haagsche comité georgani
seerd, op het veld aan de Koekamp
plaats. Daar was muziek van jagers
en huzaren, daar gaf het tooneelge-
zelschap Van Lier een uitvoering,
daar was kinderzang, poppenkast,
korfbalwedstrijd tusschen Leidsche,
Rotterdamsche en Haagsche clubs en
last not least was er een duizenden
koppen tellende menigte die van dat
alles genoot en feest vierde zooveel
ze kon. Heilwenschen werden uit
gesproken, volksliederen werden ge
speeld en 't publiek hoorde dat alles
aan met eerbied in 't harte maar....
hoeden en petten op 't hoofd Nu ja,
zoo zijn we nu eenmaal
's Avonds in de Maliebaan een
vuurwerk dat, wonder boven wonder,
niet verregende. Alweer een massa
menschenen een schitterende collectie
staaltjes van pyrotechnische kunst,
waarvan vooral de verschillende
„huides" aan de jarige stormachtig
werden toegejuicht. In de stad was
hier en daar illuminatie maar wat
beteekent dat tegenover hetgeen we
bij de Haagsche Julianafeesten gezien
hebben
Woensdagavond hebben we nog
een staartje van 'tteest gehad :feest-
concert in de tent in 't bosch 't ge
bouw en de tuin waren prachtig ver
sierd en de stafmuziek voerde een
keurig programma nog keuriger uit.
De Hagenaars hebben weer eens
kunnen fuiven. En dat doen ze graag.
Lepelaar.
over den weg.
Eduard luisterde nauwelijks naar
de woorden van den bediende. Hij
sprong op den fraaien wagen. Geef
mij de teugels, zeide hij tegen den
koetsier, en na een enkel aansporend
woordje vlogen de paarden voort en
voerden Eduard Von Altenbrak naar
het slot zijner voorvaderen.
Neem u in acht, heer .ritmees
ter vermaande de koetsier. De paar
den zijn jong en worden licht schuw.
De jonge officier luisterde echter
niet naar de woorden van den koet
sier, hij legde er soms de zweep
over, zoodat de jonge, vurige dieren
voortdurend in gestrekten galop
bleven.
Een half uur later zag hij de don
kere omtrekken van het slot tegen
het uitspansel afsteken.
DERDE HOOFDSTUK.
Het slot Altenbrak was een van
die groote adellijke landgoederen,
zooals men die oostelijk van de Bè-
neden-Elbe meer aantreft. Eeuwen
oude lindeboomen beschaduwden
het slot en den weg, die van den
grooten straatweg daarheen voerde.
Opvolger van Van Heutsz.
indien wij ons niet al te zeer ver
gissen, zoo schrijft „Land en Volk",
zal inderdaad de tegenwoordige mi
nister van koloniën, de heer Idenburg,
optreden als gouverneur-generaal van
Ned.-Indië.
In dit geval zal vermoedelijk het
Kamerlid, de heer De Waal Malefijt,
minister van koloniën worden.
In verband met de geruchten om
trent de a. s. gouverneur-generaals-
benoeming wordt nogal aandacht ge
wijd aan het feit, dat Vrijdag het
Kamerlid voor 'Breuke.Ien, de heer De
Waal Malefijt, een groot gedeelte van
den dag in voortdurende conferentie
is geweest met den minister van ko
loniën, den heer idenburg.
intusschen verneemt men, dat de
De slottuin was omringd door een
hoogen muur, met een poort, waar
boven het familiewapen in steen
was uitgehouwen. De eentonigheid
van het geplaveide slotplein werd
verbroken door een springende fon
tein in het midden, waar eenige
fraaie seringen omheen in bloei
stonden.
Het slot zelf was een massief oud
gebouw, met een hooge, donkere
vestibule, die men langs een breede
marmeren trap bereikte. Midden op
het slot verhief zich een zware toren,
het hoofdgebouw sloot met de beide
vleugels het vierkante slotplein in.
De achtergevel maakte een veel
vriendelijker indruk dan de sombere
ouderwetsche voorgevel. Aan de
achterzijde had de nieuwere bouw
kunst haar krachten mogen beproe
ven. Vriendelijke hoekkamers met
zeer breede vensters waren daar toe
gankelijk voor licht en lucht. Van
de met wilden wijngaard en klim
rozen begroeide veranda kwam men
langs een breede gemakkelijke trap
in den tuin, waar groene grasperken,
fonteinen en boschage het oog be
koorden. (Wordt vervolgd.)