ioooU
3. Dekker.
Dinsdag
6 Juli.
ke Stand,
No. 155
1909.
[dverfenfiën.
goes.
Feuilleton.
binnenland.
47e Jaargang.
'de leiding absoluut
ng hebben de Bach-
Vch naar Teheran
daar de Kaswinen
eken, zijn botsingen
strooibiljetten, gis-
erd tot een gemeen
ten uitgenaodigd.
heran waren geslo-
;hadin hield tijdens
r regeeringstroepen
een roerende toe-
soldaten, waarin hij
plicht en hen op-
dadig optreden in
en.
dan desymptonen
radeloosheid aan
'erzische regeering,
ïilitaire maatregelen
ar het heet tot be-
chie in Teheran, de
eeft de stadhouder
opdracht gekregen,
e houden, teneinde
jssischen straatweg
in te zenden, bene-
/oor het vervoer dier
ni3 Juli.
ROUWD:
3roek, jm. 29 j. en
eijma thoe Kingma,
Bleijswijk, jm. 28
jd. 27 j. - J. L.
j. en M. j. C. As-
P. van der Vliet,
j. Sterzenbach, jd.
K. van der Touw,
Offringa, jd. 23 j.
UWD:
jm. 22 j. en J. F.
33 j. M. Prince,
1 Huijsman, jd. 23
zer, jm. 23 j. en J.
j. J. Wolbeek,
IC. Neugebauer, jd.
van de Wiel, jm.
iunther, jd. 23 j.
LLEN:
geb. Luitwieler, z.
geb. Spaeter, d.
?eb. Plouvier, z.
eb. Lous, z. (levenl.)
geb. Vuijk, z.
LEDEN:
vrouw van N. j.
P. Goeree, wedr.
j>rst Verdoorn, 88 j.
5EBÏ0HT.
Ion. Ned. Meteor. Instituut
f)e Bilt.
verwachting.
3 Juli 1909.)
ieterstand 773,4 te
arometerstand 754,7
st den avond van 4
|ige, Zuidelijke tot
Toenemende be-
hijnlijk droog weer.
jr.
te Vlissingen.
vm.
nm.
1.44
2.04*
2.26
2.46
3.7
3.27
3.52
4.12
4.42
5.02
5.32
5.52
6.27
6.47§
niddag.
srtier, 7.18 v.m.
ethodes om dadelijk
spelen, zijn voor-
COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE JR., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regei
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts fivscmaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Reconstructie.
De „Stand." zegt in een driestar
Van zekere zijde is min of meer
aangedrongen op een reconstructie
van het kabin.it, en zulks met
het oog op den kabinetsformateur
van 1901.
Onzerzijds is dit denkbeeld met
alleen niet gevoed, maar zoo beslist
mogelijk afgesneden, toen ons blad
reeds voor maanden op de meest
stellige wijze verklaarde, dat een la
tere opneming van den genoemde in
het kabinet was uitgesloten.
Naar het schijnt is op die stellige
woorden niet genoegzaam gelet, of
heeft men althans gedacht, dat latere
omstandigheden in de toen gedane
uitspraak wijziging konden brengen.
Ook hieraan echter is door ons
nooit voedsel gegeven, en uiteraard
zouden we, zoo onze uitspraak van
toen haar geldigheid had verloren,
ze ook openlijk herroepen hebben.
Dit deden we niet, en vermaakten
er ons dan ook niet weinig mede,
toen we in de stembusdagen zelfs
een man als mr. Van Houten hoor
den roepen: „In 1905 was hetKuy-
per moet wegThans is de leuze
Kuyper moet wegblijven."
Vreemde leus tegen iemand, na
mens wien reeds voor maanden ver
klaard is, dat zijnerzijds elk denk
beeld om niet weg te blijven was
uitgesloten.
Het tegenwoordig kabinet blijft wat
het is, en zal, door het votum der
kiezers gedragen, de leiding van
's lands zaken, ongewijzigd in zijn
personeel, blijven voortzetten.
De beschuldiging tegen dr. Kuyper.
De „Ned." schrijft zich voorshands
niet in staat geacht te hebben, zelf
een wèl-overwogen oordeel te geven.
Wij staan in deze quaestie niet voor
een zakelijk probleem, waarin men
zich nog eens vergissen kan, en waarin
uit de botsing der meeningen de
waarheid kan te voorschijn treden.
Wij staan voor een hoogst teere, ver
bijsterende aangelegenheid van zeer
persoonlijken aard. Een beschuldi
ging als, voor zoover wij weten, nog
nooit in ons land is voorgekomen.
Een voorloopig verweer, dat de fei
ten grootendeels erkende, maar toch
voldoende ruimte liet voor voortwoe
kerende vermoedens en vragen,om het
niet als een definitief verweer te kun
nen beschouwen. Inmiddels werden
nieuwe gegevens medegedeeld. Dat
een blad, hetwelk zijn verantwoor
delijkheid gevoelt, en voor wie ook
het „oordeelt niet lichtvaardig" ge
schreven is, in die omstandigheden
het uitspreken van zijn oordeel nog
opschort, kan toch, dunkt ons, niet
-0—0-
32.)
W Ir
Hij voerde lange, ernstige gesprek
ken met hem over handelszaken en
gaf hem goeden raad, hiertoe in staat
gesteld door kennis van den handel
in het algemeen en van dien te Ma
dras in het bijzonder. Hiermede had
Mr. Wight echter zijne baatzuchtige
bedoelingen. Als ervaren koopman
was hij gewoon, bij alles zijn eigen
voordeel in het oog te houdenhij
sprak het niet uit, maar bij zich
zeiven dacht hij„Als de jonge Ro
mer inderdaad de flinke man is
waarvoor ik hem houd, dan zal hij
door zijn kapitaal weldra 'nvoorname
positie in de handelswereld innemen.
Gedeeltelijk zal hij die positie ook
aan mij te danken hebben en niets
zou natuurlijker wezen, dan dat hij
Wijn oudste dochter of, wil hij wat
zoo heel vreemd schijnen. Te minder,
wanneer zulk een blad menigmaal
met den beschuldigde in warmen be
ginselstrijd is gewikkeld geweest, en
die strijd door een groot deel van
het publiek vaak aan persoonlijke re
denen is toegeschreven.
Toch acht bijv. het „Hbld." ons
voorloopig zwijgen voldoende reden
om ons met verdachtmakingen te lijf
te gaan en" de meening te doen post
vatten, alsof wij, zoo de beschuldi
ging juist bleek, één seconde er aan
zouden denken vijgebiaadjes aan te
dragen. Het blad schijnt te meenen,
dat wij uit rechtsch partijbesef zwij
gen, terwijl juist omgekeerd het ver
schil van gevoelen, dat onze redactie
vaak met dr. Kuyper had, ons te
meer angstvallig maakt, in deze zaak
te vroeg een oordeel uit te spreken.
Gaarne voegen wij onze stem bij
die, welke meer licht in deze aange
legenheid vragen. Trouwens, dit wordt
door de meegedeelde en niet ontkende
feiten zelve reeds gedaan. Ook de
beschuldigde zal wel inzien, dat het
laatste woord zijnerzijds niet ge
sproken kan worden geacht.
Doch meer licht te vragen en te
gelijkertijd te doen, alsof ieder reeds
met zijn oordeel gereed behoorde te
zijn, en dit oordeel slechts uit ver
keerde motieven achterwege kan wor
den gehouden, is een tastbare, en
in dit geval allerminst onschuldige
inconsequentie."
Het weekblad „De Amsterdammer"
(groene) schrijft
Wat moeten wij nu van deze ge
schiedenis, van dit droevig allegaartje
zeggen Vooreerst en vooraldat het
een schande is, zooals bijkans de
heele dagbladpers op dr. Kuyper is
aangevallen met de openbare of
nauwelijks bedekte beschuldiging van
lintjes-handel ten bate zijner verkie-
zingskas op een oogenblik, dat
van dien handel niets hoegenaamd
is bewezen. Vervolgens dat als men
ons soms heeft willen in de war ma
ken en de bewijzen, gesteld dat men
die hééft, voorloopig achterhoudt,
onze confrère „Het Volk" in een zoo
ernstige zaak als het hier geldt niet
den éénigen waardigen weg zou heb
ben bewandeld. En ten slotte, dat
wij voorloopig niets wetend en
niets weten willend van de gróótere
beschuldiging, waarmee dr. Kuyper
staat of valt, in de publieke éta
lage van z'n pékelzonden hef
eigenaardige en het tragi-comische
niet miskennen willen
Het wordt intusschen, nu tot de
kleinsten toe op hem hitsen, een
weinig aanlokkelijk werk op die pe
kelzonden dan nadruk te leggen. Wat
zou men zich, en waarlijk terecht,
hebben kunnen amuseeren aan de
oolijke wereldsche kantjes van dr.
Kuyper's „relaties", had een ver-
langer wachten, mijn jongste zijn
hand aanbiedt. Dan heb ik goed
voor mijn kinderen gezorgd en hij
komt ook niet bedrogen uit, want
mijn dochters krijgen een mooien
bruidsschat mee.
Ziedaar de koopmansgedachten
van Mr. Wight. Dat behalve zijn
beide dochters ook Martha in huis
woonde en dat dit meisje door haar
bevalligheid en door haar bescheiden
houding wel in staat was om op
den jonkman indruk te maken
daaraan dacht de man heelemaal
niet.
Ir. zijn oordeel over de menschen
was een onbemiddeld meisje eene
nulzij had niets te beduiden, ja
zij bleef geheel buiten beschouwing.
De dames der familie Wight za
gen den jongen Romer gaarne. Of
schoon hij met de dames niet om
ging op de luchthartige manier, zoo
als hij als Karei Brinken met zoo
veel succes had gedaan, maakte nu
zijn onberispelijk nette houding een
even gunstigen indrukja, men vond
den zwaarmoedigen blik van zijn
donkerblauwe oogen zeer interessant.
Als ik in die donkerblauwe
blinde menigte er geen halszaak van
gemaakt.
Welke drift heeft haar toch bezield,
die zoo uitermate edelvoelend niet
pleegt te zijn Welke onderstroom
van voor Engeland spreekwoordelijke,
en in Nederland niet onbekende pu
blieke schijnheiligheid heeft den storm
dermate doen losbreken Onze pers
lijkt de reus uit het sprookje wel,
die het bed naderend, waaronder,
angstig, Kuyper-Klein-Duinipje met
de Legmannetjes lag, uitriep „Ik
ruik menschenvleesch 't is waarlijk
geen kleinigheidde reus zet een
stem om er bang van te worden
Wij zijn benieuwd wat er volgen
zal. En wij wachten. Het Lehmann-
lintje had reeds een staartje voor
Kuyper en eenige van zijn „relaties",
het blijft de quaestie of het langste
staartje voor hem, dan wei voor den
aanklager zijn zal. Wij hebben geen
voorkeur
Voor de „Nieuwe Ct." lijdt het
geen twijfel, „of dr. Kuyper kan het
bij zijn in de „Std." gepubliceerd ant
woord niet laten. Daartoe blijven veel
te veel punten door dat antwoord
onopgehelderd, ook wegens het ont
breken van eenige verklaring van
zijn betrekkingen eenerzijds met mej.
Westmeyer, anderzijds met de heeren
Lehmannde verklaring toch, dat
dr. K. de relaties met den heer Leh
man „als man van rechts" onder
hield, is bezwaarlijk als ernstig op te
vatten. Maar zulke nadere verklarin
gen en ophelderingen als noodig zijn
kunnen niet van dr. Kuyper gevergd
worden bij wege van polemiek in de
pers, in antwoord op de opmerkingen
van deze of gene dagblad-redactie.
Dat alles behoort thuis in de Kamer
daar moge de oud-Minister zich
nader verantwooorden op de directe
en indirecte, grove of meer subtiele,
zijn ambtsvervulling of wel zijn per
soonlijkheid rakende beschuldigin
gen, die tegen hem zijn ingebracht.
„Zooals de zaak nu staat (en dus
ook voor het geval er niets meer ge
beurt of opgehelderd wordt dan tot
nu toe geschiedde) lijkt ons de heer
Kuyper als politiek persoon ernstig
gecompromitteerd. Dit, zooals wij
reeds zeiden, afgescheiden van de
vraag, of van het verband tusschen
de ridderorde en de verkiezingsgiften
het bewijs, zelfs het psychologisch
bewijs, kan worden geleverd. Een
minister gedraagt zich niet, zooals
dr. Kuyper zich in heel deze ge
schiedenis blijkbaar gedragen heeft.
Om dan ook de veelbesproken vraag
maar eens rechtstreeks aan te roeren,
of dr. Kuyper nog weer als minister
optreden zal wij geiooven, dat
door de openbaar makingen van mr.
Tideman, wat er verder van deze zaak
ook komen moge, de kans daarop
voorgoed is weggenomen. Hij is voor
oogen zie, moet ik altijd aan een
diepe, ondoorgrondelijke zee denken,
zeide miss Edith op zekeren dag en
daarop antwoordde hare moeder
Ik geloof dat op den bodem
daarvan een schat van kennis en
van liefde is verborgeneen opper
vlakkig mensch is Mr. Römer zeker
niet.
Martha zei niets, wanneer er op
die manier over hem werd gespro
ken. Ook wanneer hij in het gezel
schap was en alle anderen in druk
gesprek waren, zat zij meestal zwij
gend over haar werk gebogen. Een
lichtrood kleurde dan wel hare wan
gen ais zij opkeek en bemerkte, hoe
zijn oog onderzoekend op haar had
gerust, hoe zijn blik vragend de hare
kruiste. Wat mocht hij haar wel te
vragen hebben
Zij waagde het niet, die vraag
voor zich zelve te beantwoorden,
doch haar hart klopte sneller als zij
aan hem dacht.
En Eduard Ach, hij leed aan
houdend hij werd steeds gefolterd
door zijn geweten, dat hem geen
rust liet. Wanneer hij in Martha's
tegenwoordigheid was, gevoelde hij
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. I TELEFOONNUMMER 10. Jj Abonnements-flduerientiën op zeer uoordeelige voorwaarden,
dat hooge ambt onmogelijk geworden
niet „ministrable" meer."
Het denkbeeld,dat 't Centraal Comi
té der Antirevolutionnaire partij thans
den leider ter verantwoording behoor
de te roepen en daarmede niet te lang
te wachten, wil het zelf vrij blijven
van de beschuldiging van een tekort
aan zedelijkheidsbegrip acht het
blad niet wel uitvoerbaar„Aange
zien dr. Kuyper zelf steeds de man
geweest is die dat Centraal Comité
in beweging zette en inspireerde, valt
van een zelfstandig optreden daar
van in deze zaak niet veel te ver
wachten nog daargelaten, dat het
van dit lichaam alleszins begrijpelijk
zou zijn, indien het aan zijn leider,
die het gemaakt en gevormd heeft,
openlijk trouw bleef bewaren, zoo
lang dat niet volkomen onmogelijk
werd.
„Er zijn uit deze pijnlijke ge
schiedenis heel wat politieke wape
nen te smeden en voegen wij er
bijpolitieke wapenen waarvan het
gebruik volkomen geoorloofd is. Zoo
is er bijvoorbeeld een tegenstelling
tusschen de hooge zedelijkheidsbe
ginselen der antirevolutionnaire partij,
de reinheid van het openbare leven,
door haar met vertoon aan anderen
ten plicht gesteld, en de thans aan
het licht gekomen kuyperijen, welke
tegen die partij te richten is en ge
richt blijven zal als een stuk van
zwaar kaliber. Maar laat ons niette
min oppassen, dat het oordeel over
het gebeurde niet gansch zich voege
langs de min zuivere politieke lijnen,
men wachte zich vóór alles aan den
politieken tegenstander eischen te
stellen die men voor zich en zijn
eigen vrienden niet in elk opzicht
gebiedend zou achten.
„Daarom ook achten wij het een
gelukkig verschijnsel, dat een gestreng
oordeel over hetgeen tot nu toe ge
bleken en erkend is, niet enkel in
de vrijzinnige en sociaal-democratische
pers (met al haar schakeeringen in
kleur zoowel als in beoordeeling),
maar ook aan den Roomsch-Kathoiie-
ken kant aan den dag is getreden. Met
groote belangstelling wachten wij ook
van dat deel der rechtsche pers, dat
zich nog niet uitsprak, de meening af".
Absenteïsme.
De „Maasbode", die al jaren lang
heeft geijverd tegen het kwaad van
het absenteïsme in de Volksvertegen
woordiging, met erkenning dat de
rechterzijde vooral aan dit euvel
schuldig staat, meent, dat dit thans
toch wel dient te veranderen. In de
meerderheid gekomen, heeft de rech
terzijde meer dan ooit haren plicht
te vervullen.
En dan geeft het blad, om het
kwaad, althans eenigszins, te bestrij
den, een middel aan de hand, het-
zich geruster dan andersslechts
zelden drukte hij haar de hand
doch wanneer dit gebeurde, of wan
neer zij hem vriendelijk aankeek leek
er in zijn binnenste wel vrede te
heerschen. In zijn eenzame kamer
echter, of gedurende den nacht, als
hij uren lang lag te woelen, zonder
den slaap te kunnen vatten, kwamen
die verschrikkelijke gedachten en
martelden hem tot waanzinnig wor-
dens toe. En dan klonk het in zijn
binnenste
Ik kan niet zonder Martha le
ven. Ais mijn goede leidsvrouw moet
zij altijd in mijn nabijheid wezen
ik wil haar beminnen, voor haar
wil ik leven en werken, in hare na
bijheid zullen die booze machten
geen invloed meer op mij hebben
Maar za! zij mij willen toebehooren
Mag ik haar lot verbinden aan dat
van een mensch, die met een vloek
beladen is Of moet ik haar de
waarheid bekennen Neen, dat is
onmogelijkZij zou mij zich van
zich stooten en mijn eenig reddings
anker zou verloren gaan
Daaromik zal bidden, dat zij
zich over mij ontfermt om mij op te
welk de Eerste Kamer wellicht
niet om het absenteïsme te bestrijden,
voegt zij er bij reeds lang heeft
aangewend.
Het gebeurt namelijk zeer dikwijls,
dat leden de presentie-lijst teekenen
en dan zoo spoedig mogelijk ver
dwijnen. Aan de stemmingen, welke
in die vergadering plaats hebben
en stemmingen zijn niet altijd te vo
ren aangekondigd, niet immer te
voorzien, nemen die ijverige leden
geen deel. Men kan na lang zoeken
in de presentie- en stemmingslijst
hunne absentie wel constateeren,
maar zulks doen weinigen.
Welnu, wij wilden, dat evenals in
de Handelingen der Eerste Kamer,
zoo ook in de Handelingen en in het
kort versiag der Tweede Kamer on
der de stemming over een wetsont
werp, amendement, enz., afgedrukt
werd, wie van de degenen, die de
presentie-lijst geteekend hadden, nu
afwezig waren en zulks te meer,
daar de absentie van sommigen me
nigmaal van politiek niet vrij is, o.a.
adres aan de stemmingen bij de ma-
rinebegrooting voor 1909. Ons dunkt
dat dit een eenvoudig en tevens prac-
tisch middel mag genoemd worden.
Wie echter een beter middel weet
hij noeme het. Wij doen dan gaarne
onder.
Tienjaarlijksche volkstelling.
De directeur van het Centraal bu
reau voor de statistiek heeft aan de
gemeentebesturen gezonden het ma
terieel voor üe aanstaande tienjaar
lijksche volkstelling.
Tegelijkertijd heeft de minister van
binnenlandsche zaken een schrijven
over deze zaak gezonden aan de
Commissarissen der Koningin, hou
dende het verzoek, zich voortdurend
op de hoogte te houden van den
gang der werkzaamheden van de
voorbereiding der telling in elke ge
meente hunner provincie, en, waar
twijfel dienaangaande mocht bestaan,
zich hetzij vóór, tijdens of na de
telling zich door een onderzoek in
loco daaromtrent te doen overtuigen.
Het voornemen van den minister
is te bevorderen, dat op de Staats-
begrooting voor 1910 als tegemoet
koming in de kosten der telling een
bedrag wordt uitgetrokken, berekend
naar den maatstaf van 4l/s cent per
getelden persoon.
Generaal Kool,
De commandant van het veldleger
luitenant-generaal A. Kooi, herdacht
Zaterdag zijn 50 jarige officiersloop
baan.
Piepjong, 18 jaar oud, verliet hij
in 1859 als 2de luitenant der artillerie
de academie te Breda, om een car
rière te aanvaarden, waarin hij tot
richten in mijne verlatenheid. Ik zal
haar zeggen, dat zij mijn alles is op
de wereld, dat hare liefde mij nieu
wen moed, ja, een nieuw leven zou
schenken.
Met zulke voornemens liep Edu
ard weken lang rond, zonder het
rechte oogenblik te kunnen vinden,
om zijn gevoelens uit te spreken.
Hij verkeerde intusschen veel ten
huize van Mr. Wight. De ervaren
koopman had hem ter zijde gestaan
bij den aankoop van een stuk grond,
waarop een lieve villa en geschikte
gebouwen, voor een magazijn van
koopwaren, stonden. Op raad van
Mr. Wight besloot Eduard een deel
van zijn vermogen in den handel
van katoen en tabak te steken, daar
die artikelen gunstige vooruitzichten
aanboden.
Alles ging goed. Eduard was juist
op weg uit de wijk Mount-road, waar
zijne grondbezitting lag, naar Black
Tower, naar de woning van Mr.
Wight, met wien hij iets bespreken
wilde.
(Wordt vervolgd.)