ilriefc,
leesch.
e Kaas,
No. 154
47e Jaargang.
1909.
laarsma.
Feuilleton.
e
ting.
de artikelen
II.
Meid,
esneden) 20 een).
van alle soorten
MN DE VELDE Ir.
jr-Schslde.
Maanckig
5 Juli.
Dij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
Brieven uit deflofsfad.
BINNENLAND.
ten tevredfn.
larne franco
NIFTRIK vraagt
en flinke
jaar.
f
Itfaat 74,
lis te ontbieden ter
ten staan gratis
a. 3,43 ol en 6,35 d)
4,10 et en 7,05
2 15 a) en 5,05
b) 3,43 en 6.35 d) h)
n na het vertrek van
ke n.Nanzen va, 8,-50
ireskene, Borsaeleen
Breskens, Borselen
de boot van 10,45
en van 16 April tot
VU SS
Prijs per drie maanden L30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
XXIV.
't Laat zich wel aanzien, dat
Scheveningen weer een slecht seizoen
zal maken we schieten zoo zoetjes
aan al aardig den zomer in maar tot
nu toe is daar nog niet heel veel van
te bemerken geweest en mooi weer
is voor Scheveningen toch maar een
eerste factor om goede zaken te
maken er moeten daar in korten tijd
aanzienlijke kapitalen worden opge
stapeld wil men kunnen zeggen dat
de zaken, met hun soms enorme on
kosten, werkelijk rendeeren, en daar
voor is een kort verblijf van de
vorstin van Wied evenmin voldoende
als het vertoef van een Japanschen
prins en prinses, al mogen die twee
dan ook nog zooveel bekijks vinden
met hun typisehe Japansche gelaats
trekken en lichaamsgestalte, die in de
eenigszins vreemd hen kleedende
Europeesche costuums, hoe onberis
pelijk en modern die ook mogen zijn,
nog meer opvallen.
Wat Scheveningen, behaive aller
hande attracties, vóór en boven alles
noodig heeft, dat ismooi weer en
daaraan ontbreekt het tot nu toe zeer.
Niettemin zijn, zooals van zelf spreekt,
de verschillende vermakelijkheden in
vollen gang. Het Philharmonisch or
kest vindt veel belangstelling en wordt
dit jaar bijzonder geprezen we heb
ben in de Kurzaal ook al verschillende
te waardeeren solisten kunnen hooren
hoewel deze toch de attractie van
't tot zoo groote hoogte opgevoerde
orkest niet hebben kunnen vermin
deren. Als altijd zijn er natuurlijk
weer verschillende orkestjes, over
't algemeen heel verdienstelijke, te
hooren in de diverse groote koffie
huizen, maar iets nieuws is ditmaal
het optreden van Louis Bouwmeester,
die met de kleine, pakkende drama's,
door hem nagenoeg alleen gespeeld,
een beslist succes heeft. Er is, bij
alle respect voor Bouwmeester's
kunst en voldoening over zijn succes,
iets zieligs in het optreden van dezen
artiest, die op zijn ouden dag als
'tware vereenzaamd moet rondzwer
ven. Behalve zijn onplooibaar, hoog
hartig en eerzuchtig karakter en zijn
overmatig temperament, heeft aan die
zielige en betreurenswaardige ver
eenzaming van den talentvollen man
zeker ook het feit schuld, dat hij de
geestesbeweging in de kunst niet
heeft meegemaakt en nu, op zijn
ouden dag, eenigszins eenzaam staat
met een kunstopvatting, die de mo
derne mensch tot op zekere hoogte
is ontgroeid en die niet dan een zeer
betrekkelijke waardeering vindt en
haar waardeering in steeds lager
TELEFOONNUMMER 10.
Rbonnements-flduertenfiën op zeer uoordeelige uooriuaarden.
31.)
Zij beschouwde dit meeleven als
haar moederplicht en zuchtte menig
maal over het offer dat zij daarme
de brachtin den grond der zaak
was zij echter blijde, dat zij in de
salons kon schitteren in plaats van
thuis te zitten tegenover haar echt
genoot, die gaarne rookte en veel
in de couranten verdiept zat.
Er waren verscheidene weken ver-
loopen. Martha had haar reisgenoot
Eduard Römer niet weer gezien. Zij
begon reeds te gelooven, dat hij
haar vergeten had zeer onverwacht
zou zij hem teugzien.
Het was een heete dag geweest.
Niemand had zich buiten zijne wo
ning gewaagd die daartoe door zijn
beroep niet gedwongen was.
Toen de avond viel, verzocht de
kringen moet zoeken. Hiervan zijn
Bouwmeester's optreden in Scheve
ningen en zijn succes aldaar mede
bewijs,want wie het badplaats-publiek
in het algemeen en dat van Scheve
ningen in 't bijzonder eenigszins van
nabij kent, weet wel dat de artistieke
appreciatie in den kring niet hoog
moet worden aangeslagen. Voor bad
gasten staat (in 't algemeen en de
besten niet te na gesproken) de kunst
op een secundair of zelfs een tertiair
plan. Enfin. Bouwmeester heeft nu
tenminste rust, en succes.
De attaches van deze badplaats zijn
vele en velerleize varieeren van
dezulke, die om 't volste zonlicht
vragen tot dezulke, die absoluut het
daglicht niet kunnen verdragen. Tot
de overgangen maar zeer dicht
aan den duisteren kant staande
behooren de welbekende speelhuizen,
de clubs of sociëteiten, die in meer
of minder verborgen toestand heel
wat ongerechtigheden verbergen.
Over hetgeen binnen de muren van
dergelijke speelholen gebeurt, zal ik
't maar niet hebbenik laat het aan
de verbeeldingskracht van mijn lezers
over om zich voor te stellen hoe
rijke en luierende vreemdelingen, en
niet-vreemdelingen, hun nachten „aan
genaam" maar niet bepaald „nuttig"
passeeren. Doch 't bestaan der speel
huizen, die hier een zekere berucht
heid genieten, heeft ook zijn buiten
kant en 't is op dien buitenkant dat
juist dezer dagen het licht is gevallen
door een adres, dat bewoners van
den Gevers Deynootweg, tusschen de
Rotterdamsche straat en Seinpost, aan
Burg. en Weth. hebben gericht. Ze
beklagen zich ernstig over de op
dien Gevers Deynootweg gevestigde
speelclubs, welke zooals het adres
zegt oorzaak zijn dat sinds 1908
het den bewoners aldaar door rust
verstoring, burengerucht enz., lastig
wordt gemaakt. Die speelhuizen wor
den den ganschen nacht bezocht,
hetgeen gepaard gaat met rumoer en
straatkabaai. Wanneer er bijv. een
bezoeker in aantocht is per auto,
geeft de chauffeur reeds om den hoek
der straat een signaal aan den portier
van de beoogde speelclub hetzij door
de knalpot open te zetten of door aan
houdend getoeter een wenk om een
rijtuig is voldoende om vier of vijf
snorders door de straat te hooren
hollen, gretig op een vracht en deze
elkaar betwistend door schelden, ra
zen, vloeken en tierenin den nacht
van 23 op 24 Juni zijn de bewoners
van meergenoemden weg in hun slaap
gestoord door het angstwekkend ge
brul en moordgeschreeuw van de
bezoekers der meergemelde speel
clubs, welk rumoer van half drie tot
ruim half vier ure aanhieldderge
lijke tooneelen zijn voor de pension
houders aan den Gevers Deynootweg
kleine Mary, dat Martha met haar
een wandeling zou doen naar een
naburig palmboschje.
Wij moeten toch een beetje
frissche lucht scheppen, anders dro
gen we heelemaal uit, zeide het
kind. En Darling moet ook mee
Het hondje met lang haar, zoo
zacht als zijde, werd geroepen. Mary
deed het een blauw lint om den
hals en vroolijk stapte het kleine
gezelschap naar buiten.
Het palmboschje was spoedig be
reikt. Mary en Darling liepen een
bonten vlinder na, daarbij ontmoetten
zij een jongen Hindoe, die een lan
gen stok in de hand droeg, waarmee
hij onder het fluiten van een deuntje
aanhoudend in de lucht rondzwaaide.
Stellig beschouwde Darling dit
als eene uitdaginghij vloog blaf
fend op den Hindoe aan, en hoe de
beide meisjes ook riepen, het hielp
niemendal. Eer zij het konden ver
hinderen, had Darling zijne scherpe
tanden in het bloote been van den
jongen gezet.
Daar zwaaide de stok door de
lucht en trof Darling op den kop.
Stuiptrekkend viel het hondje stervend
zeer nadeeiig, daar zij den verhuur
hunner appartementen niet alleen be
moeilijken, maar de reeds inwonende
vreemdelingen verjagen.
Adressanten verzoeken dientenge
volge opheffing van den Gevers
Deynootweg als standplaats voor
snorders en huurrijtuigen, subsidiair
de straat voor de speelhuizen zelve
voor die plaats aan te wijzen verbod
tot geven des nachts van rustversto-
rende signalen voorkoming van too
neelen als in den nacht van 23 op
24 Juni li. voorvielen.
In gemoede, men kan deze men-
schen geen ongelijk geven, 'tls al
erg genoeg, dat er binnenshuis van
allerlei gebeurt, waaraan men den
maatstaf der moraliteit iiever niet moet
aanleggen als men niet bitter teleur
gesteld wil uitkomen men heeft dan
althans recht dat het nadeel beperkt
blijve tot hen die het kwaad zoeken,
of er een misschien weelderig maar
niettemin bedroevend bestaan in vin
den, Als echter buitenstaanders den
ongevraagden en zeer ongewenschten
weerslag van dat kwaad moeten on
dervinden, hun nachtrust daardoor
verstoord en zelfs hun eerzame brood
winning erdoor geschaad of bedreigd
zien, dan is het toch heusch hoog
tijd dat daar een stokje voor gesto
ken wordt. Als de overheid dan niet
bij machte of niet van zins is om
het kwaad zelf uit te roeien, dient
ze toch tenminste onschuldigen tegen
den schadelijken invloed ervan te be
schermen. Het is daarom niet slechts
te hopen maar, dunkt mij, ook te ver
wachten dat Burg. en Weth. deze
gerechtvaardigde klacht niet naast
zich zullen neerleggen maar er
op krachtige wijze aan tegemoet zul
len komen. In zulke dingen hangt
veel, zeer veel, van den beslisten
goeden wil der overheid af.
Of hier inderdaad afdoende zal
worden ingegrepen zuilen we in-
tusschen moeten afwachten. De quaes-
tie zal Burg. en Weth. wellicht veel
minder belangrijk voorkomen dan die
van den Hofvijver, waarover we ver
moedelijk een jarenlang en kostbaar
proces tegemoet gaan, maar ze is
toch allicht zoo belangrijk als die
andere Haagsche „kwestie", die wel
licht tot een ander proces zal leiden,
een proces nl. tusschen de gemeente
en de Haagsche Tramwegmaatschap
pij. 't Geschil loopt over zekere kleine
reclamebordjes, die voor op de mo
torwagens zijn aangebracht. Burg. en
Weth. willen dat de maatschappij die
zal wegnemende maatschappij be
weert echter dat Burg. en Weth. door
dat gebod in hare rechten treedt en
heeft geweigerd. Nu is deze zaak
minder futiel dan ze op 't eerste ge
zicht gelijkt; ze is zelfs min of meer
principieel.
Burg. en Weth. immers beroepen
neer.
Mary knielde bij haar lieveling
neder, terwijl de jonge Hindoe met
een grijnslach zeide
Dat beest is onschadelijk ge
maakt het zal niemand meer bij
ten
Vreeselijk verbitterd keek Mary
hem aan en met vlammende oogen
riep zij
Weet je, wat jij bent? Je bent
een afschuwelijk mensch, een gruwe
lijk monster
Ohowil je mij nog scheldc-n
op den koop toe jij, kleine lachte
de bruine bengel. Wacht ik zal jou
ook je deel geven.
Weer hief hij den stok op, doch
Martha breidde beschermend hare
armen boven Mary uit. Het kind
werd niet geraakt, de hevige slag
trof haar op den arm en de hand.
Op hetzelfde oogenblik, dat Mar
tha een smartkreet liet hooren, werd
de jonge Hindoe door een paar
sterke armen aangepakt en tegen den
grond geslingerd.
Martha zagEduard Römer voor
zich staan.
O, wat een geluk dat u komt,
zich op de eischen der veiligheid, die
gebiedt dat de wagenruiten, door
welke de bestuurder uitzicht op den
weg heeft, door niets worden bedekt,
al moge het dan ook waar zijn dat,
zooals de maatschappij beweert, de
onderhavige reclamebordjes de ruiten
zoo luttel en op zoodanige wijze be
dekken dat van belemmering van 't
uitzicht geen sprake kan zijn. 't Gaat
dus om het beginsel, want Burg. en
Weth. redeneeren, dat er geen scherpe
grenzen zijn te stellen waar de belem
mering moet geacht worden te begin
nen. Daartegenover zou men kunnen
beweren, dat de maatschappij wel
angstvallig zal waken dat de zucht
om uit reclame geld te slaan niet met
redelijke eischen van veiligheid
door iederen deskundige toch wel te
beoordeelen, zou ik meenen in
conflict komt, daar zij hierdoor zich
zelf het meeste nadeel zou berokke
nen, omdat een zoo veilig mogelijk
tramverkeer haar toch alles waard
moet zijn. Bij een tram, die zoo goed
geëxploiteerd wordt ais de Haagsche,
zou men zich daarop wel mogen ver
laten, dunkt me, want inderdaad wordt
de wijze van exploitatie, waarbij kos
ten nog moeiten worden ontzien ter
wijl aan den anderen kant blijken
van goede koopmanschap worden ge
geven, algemeen geprezen.
De wijze, waarop de zaak rendeert,
pleit voor dit laatste evenzeer als
b.v. de instelling der „trouwtrams",
en nu pas weer hel plan om wagens
beschikbaar te stellen voor gezel
schappen, die op goedkoope en uiteist
geschikte manier in korten tijd de
schoonheden van Den Haag, Scheve
ningen en de naaste omgeving zullen
kunnen bewonderen. Ik kan aan ge
zelschappen (van tenminste 20 per
sonen), die Den Haag komen bezoe
ken en in weinig tijd zooveel moge
lijk willen zien van onze mooie stad
en haar heerlijke omgeving, ten zeer
ste aanraden om van deze nieuwe,
uitstekende gelegenheid gebruik te
makenze behoeven maar te zorgen
dat ze hun extra pleiziertram bijtijds
aanvragen. Spijt zullen ze er niet van
hebben. Lepelaar.
De beschuldiging tegen dr. Kuyper.
Naar aanleiding van den aanval op
mr. Tideman door mr. S. de Vries
te Amsterdam in de „Stand." en van
de meening van de „Resb." (zie ons
vorig nummer) schrijft mr. H. J. Bie-
derlack in het „Hbid." een „Ingezon
den stuk", waaraan wij het volgende
ontleenen
In de eerste plaats behandelt mr.
Biederlack het schrijven van mr. De
Vries in de „Stand." het blad, dat
„zijn lezers nog altijd onkundig laat
stamelde Martha.
Zijt ge erg verwond vroeg
hij bezorgd, terwijl zij hare hand
greep.
Ook Mary drukte zich tegen haar
aanen al schreiende kuste zij haar
op hand en arm.
Het is zoo erg niet, antwoordde
zij glimlachend.
De roode striem zwol echter snel
op en daarom stelde Eduard voor
dat zij zou meegaan naar eene bron,
die daar dicht in de buurt was.
Hier maakte hij een witten doek
flink nat en wikkelde dien om de
pijnlijke plek.
De jonge Hindoe, die zoo onzacht
op den grond was neergekomen, had
zich intusschen uit de voeten ge
maakt.
Römer, Martha en Mary met haar
doode hondje in der. arm keerden
nu langs den kortsten weg naar de
stad terug.
Ik zou u gaarne goed en wel
aan uwe bloedverwanten overgeven,
juffrouw Martha, sprak de jonkman,
toen zij de woning van Mr. Wight
naderden en Martha meende afscheid
te moeten nemen.
van hetgeen gebeurd is." Mr. Bieder
lack meent, dat hier een misverstand
in het spel is.
Het curatorschap van mr. Tideman
in het faillissement van Dieren Bij
voet heeft met de veel besproken
onthullingen van mr. Tideman niets
te maken. Aan den redacteur van „het
Volk", die hem interviewde, heeft de
heer Tideman zeer duidelijk verteld,
hoe hij als advocaat van den nog niet
gefailleerden Van Dieren Bijvoet zich
tot diens avontuurlijk nichtje gewend
heeft en hoe hij van deze vrouw, die
zich te verdedigen had tegen de op
haar rustende verdenking van jegens
haren oom gepleegde oplichting of
gepleegden zwendel, de historie Kuy-
per-Westmeijer-Lehmann frères ver
nomen en de bewijsstukken ontvan
gen heeft. Den lateren curator Tide
man is dus niets te wijten. Degenen,
die thans, uit dépit, omdat zij hun
geblameerden leider onmogelijk ver
dedigen knnnen, op mr. Tideman
een blaam wenschen te werpen, zul
len mij antwoorden, dat dan toch de
advocaat mr. Tideman onbehoorlijk
heeft gehandeld.
Ook wat de „Resb." schrijft over
maatregelen van discipline tegen mr.
Tideman schrijft mr. Biederlack aan
een misverstand toe.
De advocaat Tideman was discretie,
trouw en steun in den meest
loyalen zin schuldig aan niemand
anders dan aan zijn cliënt Van Dieren'
Bijvoet. Hij was verplicht, en is dien
nagekomen, dien cliënt verlof te
vragen tot het publiek maken van de
door juffrouw Westmeyer aan hem
geopenbaarde kabinetsgeheimen van
dr. Kuyper. Van af het oogenblik, dat
de heer Van Dieren Bijvoet hem
het gevraagde verlof had verleend,
was mr. Tideman geheel vrij in zijn
doen en laten. Eindelijk zou ik zeg
gen, dat van af dat oogenblik de
heer Tideman aan de openbare zaak
verplicht was, de toevallig gedane
ontdekkingen te publiceeren. Het
eenige wat men den heer Tideman
verwijten kan, is, dat hij bijna drie
jaren met de publicatie heeft gewacht.
Zijn vrienden weten echter, dat dit
het gevolg is van zijn kieschen
schroom, den naar zijn meening voor
goed uit de regeering verdwenen
hoogbejaarden staatsman te grieven,
en dat hij dien schroom eerst heeft
weten te overwinnen, toen het hem
duidelijk werd, dat dr. Kuyper nog
altijd aanspraken wil doen gelden,
om het roer van Staat weder in han
den te nemen. Toen eerst besefte hij
ten volle, dat hij als burger tot spreken
verplicht was.
Naar mijn meeningen naar'die van
tal van leden van de balie, heeft de
heer Tideman gehandeld als een gen
tleman en bestaat niet de minste aan
leiding voor den feilen aanval dien
Hé ja, zei Mary, komt u eens
mee naar binnen. Ik zal alles aan
papa vertellendan zal hij u zeker
bedanken, omdat ge ons in den
nood hebt bijgestaan.
Op deze wijze deed Eduard Rö
mer zijn intrede bij de familie Wight.
Nadat Mary in levendige kleuren
had verteld, wat er zoo pas was
gebeurd, werd hem de meest moge
lijke vriendschap betoond. Hij moest
dien avond bij de familie blijven
doorbrengen en bij het afscheid ne
men moest hij beloven, dat hij spoe
dig zijn bezoek zou herhalen.
Sedert dien avond was Eduard
Römer een trouw bezoeker der fami
lie Wight, die gaarne werd ontvan
gen. Toen de heer des huizes had
vernomen dat de jonge Römer voor
nemens was zich voor goed te Ma
dras als koopman te vestigen en dat
hij het noodige kapitaal daartoe be
zat, nam zijn belangstelling in den
jonkman sterk toe.
(Wordt vervolgd.)