Geld of Liefde.
Draagt
Plouvier's
Schoenwerk.
24 Mei
Maandag
47e Jaargang.
1909»
m.
0.57
5 50
0 62
6.™
2.07
6.70
Gemeentebestuur»
Feuilleton*
AANWIPPEN.
No. 120
isch bij
*eid.
ende
jelsche
d met
lelde.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
JRG.
I en 6,35 dj
en 7,05
i) en 5,05
6.35 d) h)
ertrek van
n vm.8,5')
Boreeele en
i, Boraalen
van 10,45
April töt
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
ESKSSa399BBSai
flbonnements-Bdoerientiën op zeer ooordeelige ooortuaarden.
NATIONALE MILITIE.
Onderzoek der verlofgangers van de
militie te land.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen
gelet op het besluit van den Com
missarisder Koningin in deze provincie
van den 16 April 1909,
Roepen bij deze op Alle in deze
gemeente wonende verlofgangers van
de militie te land, onverschillig tot
wejke lichting zij behooren voor
zoover zij vóór 1 Januari 1909 in
het genot van onbepaald verlof zijn
gesteld om op Maandag den 14
juni 1909, des namiddags te 1 uur,
vóór het raadhuis dezer gemeente te
verschijnen, gekleed in uniform, voor
zien van alle door hen van het korps
medegenomen kleeding- en uitrusting
stukken, van hun zakboekje en van
hun verlofpas, teneinde overeen
komstig art. 127 der militiewet, door
den militie-commissaris te worden
onderzocht, op het terrein achter de
kazerne Nieuw Arsenaal.
Verder wordt te kennen gegeven,
dat, zoo een verlofganger, uithoofde
van ziekte of gebreken buiten staat
is voor den Militie-Commissaris te
verschijnen, daarvan uiterlijk vóór
den dag der inspectie bij den bur
gemeester zal moeten worden inge
diend, een attest van den behande-
lenden geneesheer.
Een ieder wien zulks aangaat, wordt
mitsdien ernstig aangemaand, om
zich ten voorschreven dage, uur en
plaats te doen vinden, teneinde zich
niet bloot te stellen aan de straffen
bij de wet bedreigd.
Wordende voor zoover noodig
herinnerd aan de navolgende be
palingen der wet op de nationale
militie: lo. de verlofganger meldt
zich binnen dertig dagen na den
dag waarop hem de verlofpas is uit
gereikt, bij den burgemeester zijner
woonplaats aan, teneinde deze zijn
verlofpas voor gezien teekene (Art.
120)2o. de verlofganger, die zich
in eene andere gemeente gaat vesti
gen, geeft daarvan kennis aan den
burgemeester zijner woonplaats. Bin
nen dertig dagen na den dag, waarop
hij komt in de gemeente, waarin hij
zich vestigt, meldt hij zich evenzeer
aan bij den burgemeester dier ge
meente, opdat zijn verlofpas ook door
hem voor gezien worde geteekend.
(Art. 121.) 3o. dé verlofganger van
de militie te land, mag zich zonder
toestemming van Zijne Excellentie
den minister van oorlog, niet langer
dan gedurende drie achtereenvolgende
maanden buiten 's lands begeven.
(Art. 123); 4o. de verlofganger, die
54.)
„Omdat ik den man welkom heette
in mijn huis, omdat ik hem hartelijk
begroette en de geheele wereld ge
tuige had willen maken van mijne
vreugde, toen ik tegenover hem stond
en in zijne trekken een mij zoo lief
gelaat herkende daarom hebt gij
durven gelooven, dat ik jacht maakte
op hem En later toen ik u ver
zocht, mijn eigendom als het zijne
te beschouwen en hem iedere hulp
te bieden, die daardoor kon verkre
gen worden toen dacht gij, dat
ik mijn geld wilde gebruiken, om
mij eenen echtgenoot te koopen
Wat heb ik gedaan, dat ge mij tot
zulk een onvrouwelijke, onwaardige
handeling in staat acht?"
Op Kaiser's gelaat had de uitdruk
king van verbazing plaats gemaakt
de art. 120, 122 en 123 niet naleeft,
wordt in werkeiijken dienst geroepen
en daarin gedurende ten hoogste
twee maanden gehouden. De duur van
dezen dienst wordt bepaald door Zijne
Excellentie den minister van oorlog.
(Art. 124); 5o. de verlofganger van
de militie te land, die bij openbare
kennisgeving is opgeroepen om door
den militie-commissaris te worden
onderzocht, verschijnt bij het onder
zoek in uniform gekleed en voorzien
van de kleeding- en uitrustingstukken,
hem bij zijn vertrek met groot verlof
medegegeven, van zijn zakboekje en
van zijn verlofpas. (Art. 127); 6o.
de verlofganger is aan de militaire
rechtspleging en tucht onderworpen
onder anderen gedurende den tijd
welken het onderzoek voor den
militie-commissaris duurt en, in het
algemeen, wanneer hij in uniform
gekleed is. (Art. 117) 7o. behoudens
het bepaalde bij art. 117, kan een
arrest van twee tot zes dagen, te
ondergaan in de naastbij gelegen
provoost of het naastbijzijnde huis
van bewaring of arrest door den
militie-commissaris worden opgelegd
aan den verlofganger a. die zonder
geldige redenen, niet bij het onder
zoek verschijnt; b. die, daarbij ver
schenen zijnde, zonder geldige re
denen niet voorzien is van de bij
art. 127 vermelde voorwerpenc.
wiens kleeding- en uitrustingstukken
bij het onderzoek niet in voldoenden
staat worden bevondend. die
kleeding- of uitrustingstukken, aan
een ander behoorende, als de zijne
vertoont. (Art. 128)8o. onvermin
derd de straf in art. 128 vermeld, is
de verlofganger verplicht op daartoe
door den militie-commissaris te be
palen tijd en plaats en op de in art.
127 voorgeschreven wijze voor hem
te verschijnen om te worden onder
zocht. (Art. 130); 9o. de verlofgan
ger die zich bij herhaling schuldig
maakt aan het feit sub. 4o. van art.
128 bedoeld, of niet, overeenkomstig
art. 130. voor den militie-commis
saris verschijnt, of aldaar verschenen
zijnde, in het geval verkeert, sub,
2o. en 3o. van art. 128 vermeld,
wordt in werkeiijken dienst geroepen
en daar ten hoogste drie maanden
gehouden.
De duur van dezen dienst wordt
door den minister van oorlog be
paald. (Art. 131.)
Aan het onderzoek wordt niet deel
genomen door verlofgangers a. die
dit jaar uit anderen hoofde dan voor
straf, onder de wapenen zijn geweest
b. die bestemd zijn om dit jaar on
der de wapenen of in werkeiijken
dienst te worden geroepen c. die dit
voor die van boosheid.
„En als het dat niet was, wat was
dan uwe bedoeling vroeg hij.
„Wat mijne bedoeling was! Ik wil
de hem toonen, hoe hoog ik hem acht,
hoe hij geheel voldoet aan de voor
stelling, die ik mij van hem heb ge
maakt. Als zuster wilde ik hem tege
moet komen
„Nu heb ik genoeg van deze ver
warde historie," riep Kaiser in uit
barstenden toorn. Als zusterHeeft
men ooit iets dergelijks gehoord
Houdt ge mij voor den gek Ik
geloof, dat een van ons het verstand
heeft verloren, maar het doet mij
pleizier, dat ik het niet ben."
„Mijnheer Kaiserriep Paula.
„Of houdt gij het misschien voor
verstandig, eerst lang en breed te
spreken over uw voornemen, om te
trouwen, en dan
Hij brak plotseling af en zag den
straatweg langs,
„Mooi, daar hebben wij 't al. Daar
komen zij reeds," riep hij verdrietig,
„en ik heb vrouw Horig nog niet
eens gezegd, dat ikgasten verwacht."
„Wien verwacht ge Wie komt
vroeg Paula haastig.
jaar bij de landweer zullen overgaan
(hiertoe behooren niet de verlofgan
gers van de veld-artiilerie, de rijden
de artillerie, de huzaren, de torpedis-
ten en plaatsvervangers en nummer-
verwisselaars. Zij moeten dus wel aan
het onderzoek deelnemen), d. die van
den werkeiijken dienst zijn ontheven
of in het genot zijn van uitstel van
eerste oefening e. die een verbintenis
hebben aangegaan als adspirant mi
litie-officier of bij de spoorwegaf-
deeling van de genietroepen f. die
met tijdelijk verlof gezonden zijn zon
der zakboekje en dus niet in de re
gisters van. verlofgangers zijn inge
schreven
Ingelijfden bij de militie, die krach
tens art. 113 der wet van den wer
keiijken dienst zijn ontheven, of aan
wie krachtens art. 114 der wet uitstel
van eerste-oefening of van verblijf
onder de wapenen is verleend, zijn
gedurende den tijd, dat zij in het ge
not zijn van de ontheffing of van het
uitstel, niet aan het onderzoek onder
werpen.
Vlissingen, den 22 Mei 1909.
Burg. en V/eth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
o—
Meneer Koekoek komt eens even
aanwippen. Meneer heeft niet al te
veel om handen. Daarom wandelt hij
nu en dan de slatuintjes eens om, en
daar hij spoedig warm is, wil hij wel
eens even uitbiazen. hij behoort tot
die menschen, die zich overal thuis
gevoelen, babbelt heel gezellig en
heeft tal van kennissen. Zooals gezegd
komt hij maar even uitblazen, neemt
zelf een stoel, noodigt u uit om g e-
rust aan 't werk te blijven en pre
cies te doen alsof hij er niet was.
Inmiddels informeert hij belangstellend
naar dit en dat en deelt met kwistige
hand de jongste nieuwtjes uit. Ge
kunt natuurlijk onmogelijk doen alsof
hij inderdaad afwezig was, maar zijt
wel verplicht om even belangstellend
naar de welvaart der familie te infor-
meeren, wat nieuwe mededeelingen
en nieuwe vertrouwelijkheden uitlokt.
Intusschen is meneer Koekoek al lang
weer kalm geworden en peinst over
het best gekozen tijdstip om op te
stappen. Ge waart midden in het werk
en verlangt van harte naar het geze
gende oogenblik van vertrek van den
man, die zich een beste vriend noemt
en het ongetwijfeld ook is. Jammer
maar dat hij het op geene andere
„De beide Reinhards natuurlijk 1
Kunnen die dan ontbijten daar in het
leege nest
Waarom hebt ge mij niet eerdet
gezegd, dat ze door u waren uitge-
noodigd vroeg Paula, terwijl zij
haastig de stoep opsprong.
Kaiser antwoordde niet. Maar hij
zag het meisje met gefronst voor
hoofd na. Hij zag, hoe ze ook de
trap naar de bovenverdieping op
snelde, en hoorde, hoe zij luid
„MarieHannariep, terwijl zij de
deur van Hanna's kamer opende.
Toen wendde hij zich brommend tot
de dienaars, die ijlings naderbij wa
ren gekomen, en gaf hun de noodige
bevelen. En nauwelijks was hij hier
mede gereed, of hij moest zich haas
ten om de beide broeders te ont
vangen, wier rijtuig juist voor het
huis stil hield.
HOOFDSTUK XVII.
en u, als den oudsten
broeder, wilde ik de zaak het eerst
bekend maken. Het zou mij zeer
aangenaam zijn, lieve vriend, wan
neer ge mij even gaarne in uwe fa
milie opnaamt, als ik er gaarne lid
wijze weet uit te drukken dan door
telkens even aan te wippen.
Als hij weg is en de noodzakelijke
zucht van verlichting geslaakt, beijvert
ge u tot het werk terug te keeren,
maar bemerkt tot uw onuitsprekelijke
verbazing, dat ge „er uit" zijt. De
aandacht is er niet meer bijde
gedachten willen niet komen of speien.
krijgertje met de nieuwtjes van meneer
Koekoek. Vervelende boelDat werk
moet af 1 Daar schiet het u op eens
te binnen dat meneer Koekoek toch
wel iets belangrijks verteld heeft,
dat ge wel even aan uwe vrouw kondt
mededeelen. Zoo gezegd zoo gedaan.
Vrouw wordt behoorlijk op de hoogte
gesteld en ontvangt het nieuws met
een ongeloovig iachje. Ge gaat
weer aan 't werk; maar, geen tien
minuten later komt vrouwlief u een
contra-bezoek brengen en zegt„Man,
ik heb 't eens even aan onze meid
gevraagd, die een zuster heeft, die
dient bij die mevrouw daar meneer
Koekoek 't over had maar er moet
bepaald niemendal van waar wezen
en ik wou het je toch even zeggen."
Ge wordt min of meer wrevelig
over het nieuwe oponthoud en bedenkt
niet, dat ge even te voren op dezelfde
wijs gehandeld hebt en dat meneer
Koekoek van alles de schuld heeft.
Hoe 't zij, uw werk vlot niet meer
ge zijt afgeleidwordt eindelijk hu
meurig, begint te knoeien en uw
dag is voor ditmaal bedorven.
Ondertusschen wipte meneer Koe
koek op dezelfde manier aan bij zes
of zeven „vrienden", om er ten slotte
bij éen koffie le blijven drinken. Ook
heeft hij een bezoek gebracht bij den
kruidenier van zijn vrouw, om te
vragen waar de pruimedanten toch
blijven bij zijn schoenmaker, om te
informeeren of zijn laarzen „haast"
klaar zijn, en bij den slager, om zich
gerecommandeerd te houden als er
eens een lekkere lever op kan over
schieten. Vervolgens gaat hij voor de
tweede maal koffie drinken, ditmaal
bij zijn vrouw en gaat daarna, zeer
over zijn ochtend voldaan, aan zijn
krantje.
Meneer Koekoek heeft tijd in over
vloed en 't hindert hem niemendal,
wanneer hij nu en dan de slatuintjes
eens omwandelt, wat nog al vaak
gebeurt. Dat ook een mensch, wiens
porte-monnaie goed gevuld is, wel
een beter gebruik van zijn tijd kan
maken, komt niet eens bij hem op en
hij zal dat zelf moeten verantwoorden.
Toch is het verwonderlijk dat zijn
geweten hem nooit eens plaagt, wan
neer hij, rustig bij zijn vrouw aan de
koffietafel zittende, zijn gedachten over
de „gebruikte" morgenuren laat gaan
van word.
„Mij dunkt, daaraan behoeft ge
niet te twijfelen," antwoordde Max,
terwijl hij de hand van zijn toekom-
stigen zwager hartelijk drukte.
„Hoe wij beide met elkaar staan,
weten we. Onze vriendschap kan
door de nieuwe familiebetrekking
nauwelijks meer vergroot worden.
Hoe blij ben ik met dit berichtIk
hoop ja ik ben er va» overtuigd,
dat het een gelukkig huwelijk zal
worden."
De beide mannen stonden tegen
over elkaar in Kaiser's schrijfvertrek,
waarheen deze zijnen gast had ge
voerd. Er waren slechts weinige
woorden tusschen hen gewisseld,
maar zij kenden elkaar genoeg, om
de waarde en de oprechtheid daar
van te kunnen waardeeren. Na el
kander nog eenmaal de hand te heb
ben gedrukt, hielden zij de zaak af
gedaan en gingen tot iets anders over.
„Het zal u verheugen te hooren,
dat uw vermoeden gegrond was," zei
Max. „Niet alle arbeiders der fabriek
hebben zich aan den nachtelijken
aanval schuldig gemaakt. De beter
gezinden zijn teruggebleven en heb-
die uren, waarin hij, totaal noodeloos,
bij zooveel en zooveel menschen
aanwipte, om den een te vervelen, den
ander van zijn werk af te houden,
een derde het humeur voor den heelen
dag te bederven. Hij ziet er zelfs geen
been in om den tijd van een armen
schoenmaker te stelen en hem over
een paar laarzen, die gelapt moeten
worden, een kwartier aan den praat
te houden
O, die Koekoeken tochEeuwig
leggen ze hun eieren in 't nest van
een anderen vogel. Waarom blijven
ze niet thuis, in plaats van overal
aan te wippen H u n tijd moge goed
koop wezen, de onze is vrij duur.
Meneer Koekoek is waarschijnlijk
nog familie van onze nieuwe dienst
bode. D i e werkt anders wel, maar
men moet niet vragen op wat manier.
Koekoekje, zoo zullen we haar nu
maar noemen, loopt eigenlijk het
vuur uit haar sloffenjammer maar
dat ze zoo slecht opschiet. Al weet
ze met wiskunstige zekerheid dat de
melkboer gebeld heeft, toch gaat ze
eerst kijken of 't wel waar is, sloft
dan terug om een melkkan te halen,
brengt vervolgens de melk binnen
om het geld te halen, betaalt het
geld, komt terug om te vragen of er
ook nog karnemelk moet wezen, doet
de boodschap aan den boer en sloft
eindelijk terug naar de keuken.
Als Koekoekje naar boven of wel
naar beneden moet, gaat ze vast en
zeker met leege handen, al kon ze
en passant zes of zeven voorwerpen
meenemen. Ze sloft veel liever tien
of twintigmaal de trappen op en af,
vermorst haar kostbaren tijd, verveelt
ons door 's avonds laat nog te ploe
teren, als 't bij andere menschen al
lang rustig is en gaat vervolgens nog
op dezelfde manier haar boodschap
pen doen als meneer Koekoek zijn
vrienden bezoektzoodat wij nog op
haar moeten wachten als 'trustuur
reeds geslagen heeft en zij ons kre
gelig en humeurig vindt en gereed
om den dag met een standje te be
sluiten.
«f!
Dat is het Koekoeksche aanwip-
systeem, dat veel meer belijders en
beoefenaars vindt, dan men opper
vlakkig gezien wel zou meenen.
Al die Koekoeken, en 't is een heele
familie, zijn doodgoede menschen
maar ze willen hun tijd besteden zoo
't hun belieft en gaan hun wereld-
schen driehoek. Hun eerbied voor
den tijd en de wenschen van anderen
gaan niet bijster hoog. Als ze ons wat
verteilen willen, zetten ze, precies als
Koekoekje, de handen in de zij en
dwingen ons een lang verhaal aan te
hooren, al zou de sneltrein op ons
wachten.
ben mij reeds hun leedwezen over
het voorval betuigd. Ik hoop, mij
met hen te kunnen verstaan."
„Dat verheugt mij dat verheugt
mij inderdaad ten zeerste. De schrik
van dezen nacht en de zware gevol
gen daarvan zullen hen tot bezinning
brengen. En als gij, beste vriend,
daaruit nu ook nog de leer trekt, om
in 't vervolg het goede, dat gij on
getwijfeld op 't oog hebt, met wat
minder militaire kortheid in te voe
ren, iets meer rekening houdt met
de hier te lande gebruikelijke ge
moedelijkheid, dan twijfel ik er niet
aan, dat er een duurzame vrede tot
stand komt, tot zegen van de fabriek,
en van allen, die er belang bij heb
ben."
Max glimlachte.
„Misschien vind ik nog een beter
middel, om de lui ervan te overtui
gen, dat hun welzijn mij aan het
hart ligt, trots de door u veroordeel
de barschheid van mijn uiterlijk voor
komen."
(Wordt vervolgd.)