Geld of Liefde.
BLOOK
V__*
Draagt
Plouvier's
Schoenwerk.
28 April.
Woensdag
Feuilleton.
DAALDERS
CACAO.
No. 99.
47e Jaargang.
1909.
BINNENLAND.
VAK DEK HAK OP DEK TAK.
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Wettelijke regeling van de banken
van leening.
Een wetsontwerp is ingediend
tot wettelijke regeling van de banken
van leening. Deze regeling is ont
worpen op de volgende grondslagen.
Voor de gemeentelijke banken van
leening wordt zooveel mogelijk vrij
heid van beweging gelaten. De wet
kan de gemeenten niet dwingen den
strijd tegen den woeker der pand
jeshuizen op doeltreffende wijze aan
te binden, maar men mag het beste
verwachten van den drang der ont
wakende publieke meening. Aan par
ticulieren wordt het houden van een
bank van leening toegestaan onder
preventieve en pressieve controle van
de gemeentelijke autoriteiten en waar
borgen tegen misleiding.
Preventieve controle wordt verkre
gen door het vorderen van toelating
door B. en W., te verleenen onder
de in het ontwerp omschreven voor
waarden. Repressieve controle wordt
mogelijk door de aan B. en W. ge
geven bevoegdheid tot het doen on
derzoeken van het beheer der bank.
Waarborgen tegen misleiding einde
lijk worden gezocht in het voorschrift,
dat een register van beleeningen
wordt gehouden, dat een pandbewijs,
behelzende de voorwaarden voor be
taling wordt afgegeven, zoodat ieder
beleener nauwkeurig weten kan,
welke plichten hij op zich neemtdat
alleen rente wordt gevorderd, dat de
voorwaarden voor beleening gedrukt
en aan ieder belanghebbende en aan de
politie op verzoek verstrekt worden
de overtreding van welke voorschrif
ten gevolgd kan worden door straf
of door intrekking der toelating. Ten
slotte wordt den gemeenteraad een
wapen in handen gegeven door de
bevoegdheid, een maximum van rente
te bepalen.
Dr. k. Kuyper en de caricatuur.
Onder dezen titel verscheen bij de
uitgevers van Holkema Warendorf
te Amsterdam eene serie caricaturen
van dr. Kuyper, met eene voorrede
van den grooten staatsman zelf.
Aan deze voorrede ontleenen wij
Aan de heeren van Holkema
Warendorf, uitgevers, Amsterdam.
Zeer geachte Heeren
Gij vraagt mij, of ik geen beden
king zou hebben tegen een bundel
van de beste caricaturen', waarmee
men mij, uit meer dan één hoek, nu
bijna veertig jaar bestookt heeft. Hier
mee kunt Ge niet bedoelen, dat ik
kat voor de uitgave zou moeten ver
leenen, want het auteursrecht kan
kwalijk bij mij worden gezocht. Ik
waag daarom de onderstelling, dat
0—0
33.)
«En wat uwe zuster betreft, zij
brengt vandaag een bezoek aan Han-
aa of Paula, en wordt dan onder
fiet een of ander voorwendsel vast
houden. Ik zal mijne pupil in 't ge
heim nemen. Zij kent geen angst of
Wakheid van zenuwen en zal een
6°ede bondgenoot voor ons zijn".
Hij reikte Max de hand en wendde
Wh naar de deur. Doch blijkbaar
"ad hij nog iets op het hartwant
eer hij haar had bereikt bleef hij
n°g eenmaal staan.
..Ziet gè, mijn jongen", zei hij, „ik
™ad mij eigenlijk voorgenomen, met
Seen woord weer over uwe zaken te
preken. Maar gij zijt mij persoon-
fik te lief geworden, dan dat ik het
*ou kunnen laten. Het is mij reeds
"Jkwijls opgevallen, dat de omstan-
v'gheden u over het algemeen zeer
TELEFOONNUMMER 10.
Abonnements-Aduertentiën op zeer uoordeelige oooruiaarden.
MEN MOGE U NAMAAK
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
GE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
(Adv.)
Gij, na de relatie waarin „Om de
Oude Wereldzee" ons bracht, er U
van hebt willen verzekeren, dat zulk
een Caricaturenbundel op mij geen
grievenden indruk zou maken en is
deze onderstelling juist, dan dank ik
U voor uwe beleefdheid, en haast ik
mij U gerust te stellen door de ver
klaring mijnerzijds, dat integendeel
zulk een uitgave mij zelf gelegen
komt.
Gelijk ik toch uw photograaf, dien
gij mij in Oct. 1907 zondt, reeds te
kennen gaf, plaagden reeds toen mijne
kinderen mij met het steeds dringen
der verzoek, om hun ten gerieve eene
collectie van de beste carricaturen,
die op mij gemunt waren, aan te
leggen. Als souvenir bij mijn 70-jarig
jubileum gaven ze aan zulk eene
collectie zelfs voorkeur. Maar hoe ik
ook zocht en naploos, ik zag al spoe
dig, dat er geen denken aan viel,
om ook maar een tiende van de col
lectie bij elkaar te krijgen
Maar niet mijn kinderen alleen doet
Gij er een dienst mee, ook zelf zal
ik uwe uitgave ten zeerste op prijs
stellen. Ge moet toch weten dat ik
van club noch sociëteit lid ben en
daardoor de overgroote helft van deze
caricaturen nooit onder mijn oogen
kreeg.
En nu begrijpt ge toch dat het een
interessant stukje ironische biografie
voor me zal zijn,in den keurigen vorm,
dien ik van u verwachten mag, heel
den voorraad eens aan mijn theetafel
te kunnen doorbladeren. Ge zult dit
misschien ijdelheid noemen. Nu, een
tikje daarvan pleegt zelfs den ouden
ongunstig zijn. Eerst bij den koop
der fabriek, was de gelegenheid tot
afzet goed, maar de waren ontbra
ken u toen waren de werklieden er
wel, doch de machines waren oud
en zooals ik eerlijk moet beken
nen deden niet genoeg. Nu heeft
zich dat veranderd. Thans zijn er
lakens in overvloed en uitstekende
machines van nieuwe constructie,
maar voor het eene ontbreekt u de
omzet en voor het andere de handen,
om ze aan den gang te brengen. Doe
met die ondervinding uw voordeel
Laat u thans de gunstigste aller om
standigheden niet weer ontsnappen
Een vermogen, zooals men er niet
licht een tweede vindt, ligt voor u
klaar, gij hebt slechts de hand uit
te strekken, u er maar even naar te
bukken hoe kunt ge ook maar een
oogenblik aarzelen om toe te grij
pen
„Maar,beste vriend wat denkt ge van
mij zei Max ongeduldig. „Ge kunt
toch niet van mi] verlangen, dat ik zoo
alle gevoel van kieschheid ga ver
loochenen, door eene dame ten hu
welijk te vragen, die ik nog maar
even heb gezien. Een huwelijksaan
zoek zonder kennismakingEven
man bij te blijven en heusch, ik sta
daarin niet alleen.
„Uilenspiegel" had de geestigheid,
mij bij mijn zeventig-jubileum op
zijn eerste bladzijde, met kransen om-
lauwerd, een hulde te brengen, die
mij als s t a n d m o d e 1 eerde. Ver
gelijk ik nu wat de caricatuur ten
ontzent was voor '70 en wat ze na
'70 geworden is, dan is er merkbare
vooruitgang in geesten conceptie, in
eigenaardig Hollandsche opvatting en
in fijnheid van teekening. En nu weet
ik wel, dat deze vooruitgang er niet
zou gekomen zijn, zoo de Braaken-
siek's, de Hahn's en de Raemaeker's
niet waren opgetreden, maar dit moe
ten de heeren me toch ten goede
houden, dat ik ze blijkbaar aan stof
heb geholpen, al moest ik dan tel
kens het gelag betalen, mijn liefde
voor de kunst stond hoog genoeg
om voor haar bloei dit ten offer te
hebben
Dat Ge de spotprenten, die het
Heilige aantasten en met Bijbelwoor
den een satiriek spel dreven uit uw
bundel uitliet, waardeer ik. Het zou
uw bundel ontsierd hebben
Gegriefd heb ik mij door deze spot
prenten schier nooit gevoeld. Eerst
wel, toen men in 1873 mijn pas ge
boren kindeke, in verband met de
Vaccine-quaestie, in spotbeeld bracht.
Dat hinderde mij om mijn lieveling,
en ik vond het zoo laf. Maar voor
het overige ben ik fatsoenlijk behan
deld. Persoonlijk in slechten zin is
men althans in de goede illustratiën
nooit geworden en hoe zou ik mij
het laag geploeter van wat schendblad
werd, hebben aangetrokken. Thuis
hadden we er dan ook steeds genot
in, als er weer eens een mooie prent
was uitgekomen. Niemand in mijn
gezin was er boos om. Allen hadden
er schik in.
Ook nog om iets anders.
Politieke, persoonlijke caricatuur
bedoelt u als staatsman af te maken
en althans na tien-jarige lange jacht
voorgoed buiten gevecht te stellen.
Reeds voor hoe lang had ik dus, naar
deze berekening, politiek dood moeten
zijn. En dat te meer daar ik voor
Barbertje dienst deed. Ik toch had
't altijd gedaan, en als één man viel
men steeds uit eiken hoek op mij aan.
Het was allen tegen één, terwijl ik
zelf het talent miste om caricatuur
tegenover caricatuur te stellen, en
geen mijner vrienden mijn eigen ge
mis aan talent vergoeden kwam. Het
had er reeds in den 70-er-jaren dan
ook alles van, alsof de rustelooze spot
mij vleugellam zou hebben geslagen.
Maar juist uw bundel zal nu het
goed kon ik uwe pupil een pistool
op de borst zetten, en het leven of
de beurs eischen".
„Kieschheid Kennismaking zei
Kaiser, terwijl hij de onderlip liet
hangen. „Maar als ik u zeg, dat men
u dergelijke teedere onderhandelin
gen gaarne schenkt?"
„Ik kan dat echter voor mij zei
ven niet doen. De achting, die ik
mij en mijne aanstaande echtgenoote
schuldig ben, zou mij zulk een bru
taal optreden verbieden".
„Mooi gezegdWanneer ik haar
dat zoo overbreng, dan is de ver
overing nog meer verzekerd, dan zij
thans reeds is. Gij zijt de onhan
delbaarste knaap, dien ik ooit heb
gezien. Ook niet de kleinste belofte
kan men u afpersen. Ik geloof, als
ik u het schoonste goed uit de om
geving met nog een honderdduizend
op den koop toe aanbood, gij zoudt
u bedenken, of ge 't mocht aanne
men".
„Wie weet?" zei Max lachend.
„Als gij de gever waart zou mijn
gevoel van kieschheid, zich misschien
niet zoo laten gelden".
„Zoo Nu wij willen eens zien,
wat er aan te doen is. Vaarwel
bewijs leveren, dat die toeleg niet
gelukt is dat ik den heeren te taai
ben geweest. Een caricaturist, die
u dertig en meer jaren te lijf moet
gaan, heelt het tegenover u afgelegd.
Reeds vóór '80 had ik onder moeten
liggen en nog sta ik overeind. Altoos
weer dat tikje ijdelheid, zult Gij zeg
gen maar vooral voor U, als uitge
vers van de „Groene", behoef ik die
toch niet te verbloemen. Ik weet wel,
eigen roem riekt niet wei, doch na
een levensbataille, als ik doorstond,
moet ge mij dit kleine roempje toch
eens gunnen
Daarom hinderde het mij steeds,
dat onze Nederlandsche caricatuur
haar pijlen op de voormannen van de
onderdrukte minderheid afschoot. Voor
haar eere moest ook hieraan een einde
komen, en daarom heb ik, naar de
mate mijner kracht, er in 1888 toe
meegewerkt, om haar politieke vrien
den in minderheid te brengen. Zoo
eerst kan onze caricatuur normaal
en gezond optreden. In 1901 heb ik
dit nogmaals beproefd, toen ze na
Mackay's val, weer in haar meerder-
heidswaan van leer trok. En het ge
lukte mij ten tweede male. En nu ze
in 1905 weer beproefde naar de meer
derheidskant te verhuizen, en hierin
slaagde, nam ik mij voor, ook ditmaal
bij de stembus van 1909 te doen wat
in mijn vermogen is om aan Neer-
lands politieke caricatuur haar eere
plaats aan de zij der minderheid te
brengen.
's Gravenhage, 1 April 1909.
KUYPER.
i e»
Gapitulantenstelsel-
De commissie, door den minister
van oorlog benoemd tot het instellen
van een onderzoek betreffende het
begeven van burgerlijke betrekkingen,
ambten en bedieningen aan militairen
(capitulantenstelsel) heeft het rapport
van hare werkzaamheden aan ge
noemden minister ingediend.
Zij heeft daarbij overgelegd een
ontwerp houdende regeling van deze
aangelegenheid. Voorzitter dezer com
missie is de heer Doorman, raad
adviseur, chef der afdeeiing personeel,
aan het departement van oorlog.
Nauwelijks zijn de eerste mooie
lentedagen aangebroken en beginnen
we ons te vermeien in het heerlijk
frissche weer en de met lentegeuren
bezwangerde lucht, of de folteringen
van de groote schoonmaak nemen
eveneens weder een aanvang en de
mijn jongen Het blijft bij onze af
spraak".
„Natuurlijk", zei Max, terwijl hij
hem uitgeleide deed tot aan de deur.
Kaiser had zich nog maar pas ver
wijderd, toen Kramer binnenkwam
met het bericht, dat eene deputatie
der arbeiders buiten stond, welke
verzocht, toegelaten te worden.
„Er zijn een paar van de beter-
gezinden bij", vervolgde Kramer zijn
bericht, „misschien zijn zij van plan,
de zaak in te schikken.
Wellicht hebben zij vernomen, dat
er hulp in aantocht is, en willen zij
beproeven, wat ze u in het laatste
uur nog kunnen afpersen. Wat zult
ge doen kapitein
„Mijn plicht, Kramer onder alle
omstandighedenmijn plichtAls
ik eene loonsverhooging had kunnen
toestaan, dan zou ik het niet tot het
uiterste hebben laten komen. Laat de
lui binnen
„Maar ik zal er ook bij blijven,
mijnheer. Er zijn een paar gezichten
onder, die mij niet recht willen be
vallen".
Door de geopende deur traden
vijf arbeiden in het vertrek, die met
den muts in de hand op eenigen af
heerschappij van den bezem viert
haar hoogtij, 't Is een treurige tijd
voor ons, verdrukte leden van het
sterkere geslacht, die tijd tusschen
Paschen en Pinksteren. De heerlijke
lentegeur wordt bedorven door de
lucht van boenwas en poetspomade,
overal zie je glibberig zeepsop en
bijtend sodawater afregenen, uit alle
geopende vensters en trapportalen
dalen stofwolken ep je arm hoofd,
't Is een gepoets en geveeg, een
geboen en gedweil, een geklop en
geborstel, dat men niet weet, waar
het lijf te bergen. Wie zou er niet
wanhopig worden door
Den geur van zeep en terpentijn,
De schoorsteenvegers in jo kamer,
Beroofd van raam- en bedgordijn,
't Geraas van glazenspuit en hamer,
De witkwast, emmers, tobben, leer,
De schuiers, en, kon 'k alles noemen,
Nog honderd fraaiigheden meer?
Men zou er waarlijk het hoofd bij
verliezen en z'n goed humeur er bij.
Ik denk zoo, dat dit ook het geval is
geweest met de heeren van de kies-
vereeniging te Ommelanderwijk, ge
meente Veendam, toen zij dezer dagen
in een vergadering, waarin aan de
orde was het stellen van een candi-
daat voor lid van den gemeenteraad,
zoo zonderling uit den hoek kwamen.
Algemeen waren zij van oordeel
zoo lezen wij in een nieuwsbericht
dat een dokter geen lid van den raad
moest zijn, „aangezien men de ver
strooidheid der doktoren niet moest
bevorderen, waardoor menschenlevens
in gevaar konden komen."
Nu weten we het duseen dokter
in den raad, is een ijselijk kwaad.
Zoo ik zei, die heeren zijn bepaald
door de groote schoonmaak uit hun
hum gebracht. Maar zoo wil ik
vragen smaakt hun dan een pijp
tabak of sigaar niet meerkonden
die hun kwade bui niet meer ver
drijven Dat hebben wij mannen op
onze vrouwen toch voor, dat wij alle
leed en alle zorgen, alle kwelling en
verdriet in de geurige rookwolkjes
kunnen doen opgaan en verdwijnen.
Was die troosteres de tabak er
niet, waar zouden wij, vooral in dezen
tijd, dan blijven De lof der tabak
is reeds door onze voorvaderen gezon
gen. In een oud vers van Van Hoven
uit 1733 heet het:
De vrouwen loopen meer gevaar
Van honderden van lichaamskwalen,
Die op de teed're sexe dalen,
Akwel de mannendat 's alleen,
Omdat de vrouwtjes in 't gemeen
Zijn van tabak antagonisten.
Maar zoo de lieve schepsels wisten,
Wat kracht en wat hoedanigheid
Iu 't rooken opgesloten leidt,
Zij zouden dadelijk met hoopen
Een goé provisie komen koopen.
'tFluweelen Jufferschap zou dau
Gaan pijpeneeren trots een man,
Wat zwierden dan de quispedooren,
De pijpendoozen en komfooren,
Door kamers en saletten heen I
Doch 't zal niet eerder lukken, neen I
Voordat die zwier komt overwaaien
stand van Max gingen staan. Twe#
ervan waren mannen, wie men het
kon aanzien, dat zij hun leven lang
zwaar hadden gewerkt, gebogen ge
stalten, op wier gerimpeld gelaat
het te lezen stond, dat hun de zor
gen des levens niet vreemd waren
gebleven. De andere drie waren van
eene andere soort brutale gezel
len, wier onbeschaamde houding
reeds dadelijk in 't oog viel.
„Goeden morgen, mannenzei
Max, met zijne diepe, klankvolle
stem hunnen zachten groet beant
woordend. „Gij wilt mij spreken
Wat wenscht ge van mij
Een der mannen, die men blijk
baar reeds vooraf tot spreker had
gekozen, trad naar voren, en toen hij
voor zijnen heer stond in eene ont
roering, welke hem eenige minuten
lang verhinderde te spreken toen
voelde Max, trots het conflict, dat
tusschen hem en zijne werklieden
heerschte, dat eene oprechte wel
willendheid voor hen in zijn hart
woonde.
(Wordt vervolgd.)