Dinsdag
2 Februari.
Feuilleton.
No. 27.
47e Jaargang.
1909.
-*™
BINNENLAND.
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts fwemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Nederland en Venezuela.
Aangaande den stand der tegen
woordige onderhandelingen, den re
presaillemaatregel en het incident
met de vereeniging „Hou en Trouw"
schrijft de minister van buitenland-
sehe zaken het volgende in de
memorie van antwoord nopens zijn
begrooting aan de Eerste Kamer
Met erkentelijkheid vernam de on-
dergeteekende dat zijn beleid inzake
de moeilijkheden met Venezuela wordt
goedgekeurd. De regeering is thans
in onderhandeling met den in Den
Haag vertoevenden gevolmachtigde
dier republiek, om enkele nog han
gende punten van geschil te beëin
digen en voor de goede betrekkingen
tusschen beide landen in de toekomst
een duurzamen waarborg tot stand
te brengen. Zij zal daarbij zooveel
doenlijk spoed betrachten, maar zich
toch in de eerste plaats doen leiden
door de overweging dat een radicale
regeling, die alle wonde plekken,
waaruit de periodieke moeilijkheden
voortsproten, wegneemt, een gebie
dende noodzakelijkheid ismocht
daarmede wellicht eenige meerdere
tijd gemoeid gaan, dan is de regee
ring van oordeel dat zulks toch ver
kieslijk is boven een slechts ten halve
voldoende regeling, die met een
oogenblikkelijk herstel der diploma
tieke vertegenwoordiging gepaard gaat.
Tot den ter sprake gebrachten re
presaillemaatregel is niet besloten dan
na rijp overleg ook met ter zake bij
uitstek kundigen. De voorzichtigheid,
welke door enkele leden bij het
uitoefenen van maatregelen als de
hier gesprokene, geraden wordt ge
acht, is in de uiterste mate betracht
geworden. De instructies ter zake
aan den commandant der scheeps
macht verstrekt, droegen daarvan het
stempelde maatregelen zelf bleven
in haar omvang evenredig aan het
kwaad waarvoor zij vergelding vorm
den, en de regeering ging tot haar
toepassing over niet enkel omdat zij
wettelijk veroorloofd waren, maar
omdat zij voor beëindiging van de
geschillen de meest gewenschte ge
volgen in uitzicht stelden. De wen-
schelijkheid dat de toepassing van
dit recht door een volgende Vredes
conferentie worde geregeld, wordt
door ondergeteekende niet ontkend.
Ondergeteekende is de toezegging
nagekomen, door hem in de Tweede
Kamer gedaan om, indien hem de
noodige waarborgen werden verstrekf
tegen herhaling eener nalatigheid als
de gebeurde, zich tegenover „Hou
en Trouw" tot een nadere regeling be
reid te toonen. De naar aanleiding
daarvan gevoerde onderhandelingen
hebben er toe geleid dat onze verte
genwoordigers in den vreemde, op
22.)
>,Het verhoor moet u reeds vol
doende bewezen hehben, dat ik be
paald niets zeggen wil en zeggen zal.
Uw moeite is geheel vergeefsik
ben zelf zeer wel in staat een ver
hoor te leiden, dus ben ik ook even
bekwaam om al uw kunstgrepen te
ontwijken."
Met een slag wierp Niederen het
zeer dunne acte cahier, dat voor hem
Iag, ter zijdeblijkbaar wilde hij
reeds bevel geven, den gevangene
weg te voeren, toen Lodder, die snel
Was binnen getreden en wiens ge
oefende blik reeds het procesverbaal,
dat door Wilhelm was onderteekend,
had doorgezien, toestemming verzocht
nog een vraag tot den jongen ad
vocaat te richten. Schouderophalend
gaf de rechter van instructie zijn
toestemming, stond op en ging aan
het venster staan, terwijl Lodder
TELEFOONNUMMER 10.
wier medewerking indertijd een be
roep werd gedaan, aangeschreven
zijn thans weder op dezelfde wijze
die medewerking te verleenen, waar
tegenover het bestuur van „Hou en
Trouw" zich verbonden heeft geen
inlichtingen, door die medewerking
verkregen te publiceeren zonder uit
drukkelijke machtiging van den chef
der Tweede Afdeeling van het de
partement van buitenlandsche zaken.
Geschenk aan H. M. de Koningin.
Na de bekendmaking van den
wensch van H. M. de Koningin om
een gedeelte der gelden, voor de aan
te bieden geschenken bijeengebracht,
ten bate van liefdadige instellingen
te bestemmen, worden door de meeste
plaatselijke en provinciale comité's ook
giften voor dat doel ingezameld. De
beide vereenigingen „Arbeid Adelt" en
„Tesselschade" meenen daarom af te
moeten zien van hun voornemen om
gelden bijeen te brengen voor een
liefdadig doelzij vreezen onder deze
omstandigheden slechts versnippering
en verdeeldheid te veroorzaken, nu
immers de taak, die zij op zich hadden
willen nemen, reeds op andere wijze
wordt vervuld.
Mr. Van Houten aan 't woord.
In zijn derden „Staatk. Brief" klaagt
mr. Van Houten, dat het met den
lager onderwijsstrijd uit is. Een door
het overloopen van Borgesius, Rink
c. s. voor goed verloren strijd alleen
voort te zetten is don-Quichotterie.
De wetten, die in vrijheidlievenden
geest moeten worden herzien
drankwet, woningwet, leerplichtwet
zijn vermeerderd met de wet op
het arbeidscontract.
De gebreken van de ongevallenwet
springen zóó zeer in 't oog, dat wij
ziging van die wet, waarin een goed
beginsel ligt, op elk program moet
voorkomen.
Wat aangaat nieuwe positieve so
ciale maatregelen in overeenstemming
met vrijheidlievende beginselen, herin
nert mr. Van H. aan de schets, die
hij in zijn strijd- en werkprogram
voor 1905 gaf. Hij herhaalt die schets
in dezen brief en laat daarop volgen
In 1905 stond aan het goed onthaal
van dit liberaal program in den weg,
dat al wat geavanceerd was of heeten
wilde, droomde van verplichte ver
zekering naar Duitsch model. Tegen
de geldelijke gevolgen van ziekte,
ouderdom, invaliditeit moest en zou
dwangverzekering worden ingevoerd.
Daarover waren Kuyper, Borgesius,
Drucker en Troelstra het eens on
eens waren zij slechts wie de kosten
moesten dragen. Minder warm, doch
in gelijke richting dreven christelijk-
historischen en katholieken. De stroom
was zelfs nog aan het wassen, want
langzamerhand kwam er nog ver
tegenover Wilhelm plaats nam.
„Bij het lijk is deze wissel ge
vonden", begon hij, terwijl hij het
in beslag genomen papier uit zijn
portefeuille nam en 't den gevangene
voorhield. „Hoe kwaamt gij er toe,
een man, dien gij volgens uw eigen
bekentenis zelf gedood hebt, een
aanwijzing van 20,000 mark op de
Nationale Bank te geven
Wilhelm had slechts een vluchti-
tigen blik op den wissel geworpen
en antwoordde zonder van gelaats
uitdrukking te veranderen
„Doe toch geen moeite mij om den
tuin te leiden, mijnheer de commis
saris deze wissel is niet bij het
slachtoffer gevonden, maar vanmorgen
reeds door de Nationale bank uitbe
taald."
„Hebt gij den wissel aan Herbert
Dorner gegeven
„Daaromtrent weiger ik te antwoor
den."
„Welke papieren hebt gij gister
avond in de kachel op uw slaapka
mer verbrand
Wilhelm haalde de schouders op
en bleef zwijgen.
„Gij beweert dat de hond van
zekering tegen werkloosheid bij. Voor
een wezenlijk liberale sociale poli
tiek kon ik niet alleen geen dankbaar,
maar in 't geheel geen gehoor vinden.
Bij het optreden van Talma hoopte
mr. v. Houten, dat deze zich aan het
hoofd zou stellen van een betere
sociale politiek, maar Talma stoorde
zich niet aan mr. v. Houtens waar
schuwingen, evenmin als Nelissen en
Heemskerk aan die over 't arbeids
contract. Ik klopte bij hen zegt
hij evenals bij hun voorgangers,
aan doovemansdeur.
Het lot dier voorgangers staat hun
echter spoedig te wachten. Er is
zichtbaar verandering in aantocht.
Bedriegen niet alle symptonen, dan
gaat het Duitsche verzekeringssysteem,
waaraan men zoo hardnekkig meer
dan tien jaren, trots de overwegende
bedenkingen, vastb'eld, finaal over
boord. In den na-Asquithschen tijd
worden de gunstige uitingen voor
Duitsche stelsels steeds zeldzamer
Daarentegen vermeerderen de uitin
gen om eindelijk spijkers met koppen
te slaan, al zij het bij wijze van
armenzorg.
Dan zoo verblijdt mr. v. H.
zich ten slotte komt mijn program
tot zijn recht.
Benoemingen.
Bij Kon. besluit zijn benoemd met
ingang van 1 Februaribij het dienst
vak der militaire administratietot
kolonel-hoofdintendant, de luitenant
kolonel-intendant, j. F. de Meester,
intendant bij de 2de divisie; bij het
personeel der intendanten, met ingang
van 2 Februari tot koionel-intendant,
met bestemming voor de betrekking
van intendant in de Nieuwe Hol-
landsche Waterlinie, de luitenant
kolonel-intendant C. F. Ouwerling,
intendant bij de 3de divisietot
luitenant-kolonel-intendant, de ma
joors-intendanten I. van der Werff,
intendant bij de 1ste divisie, en W.
P. van Leeuwen, intendant in de
Stelling van Amsterdam tot majoor-
intendant, onderscheidenlijk met be
stemming om te worden toegevoegd
aan den hoofdintendant en voor de
betrekking van intendant bij de 3de
divisie, de kapiteins-intendanten, A.
W. Ruyter, hoofd der keuringscom
missie bij het centraal-magazijn van
militaire kleeding en uitrusting te Am
sterdam en G. C. A. Harveldt, toege
voegd aan den intendant in de Nieuwe
Hollandsche Waterlinie.
Bij Kon. besluit is met ingang van
1 Februari, aan de vrouwelijke tweede
klerk bij de directie der Rijkspost
spaarbank W. C. j. van de Wal Duy-
ster, op haar verzoek, als zoodanig
eervol ontslag verleend.
Bij Kon. besluit is, met ingang van
t Februari, aan den kapitein ter zee
G. F. Tydeman, commandant van
Dorner u gebeten heeft," hernam
Lodder ontmoedigd, „maar dat is
niet waar de hond moet voor u zeer
mak geweest zijn en u zelfs op een
wenk gehoorzaamd hebben."
„Mij zeide Wilhelm met een
glimlach. „Ik heb den hond gisteren
voor het eerst gezien."
„Er zijn menschen, die de eigen
schap hebben, zelf het grimmigste
dier door de macht van hun blik te
bedwingen", merkte Lodder koel aan.
„Die gave bezit ik nietbovendien
zou ze mij in de donkere gang ook
weinig gebaat hebben."
„Dat is weer een onwaarheid, want
het dier heeft u in het alcoof gebe
ten."
„ik heb geen voet in het alcoof
gezet," weerlegde Wilhelm.
„Ook dat is niet waarvolgens
uw eigen bekentenis hebt gij den
hond gewelddadig gedood, en dat
moet in het alcoof gebeurd zijn."
Wilhelm verbleekte en gaf geen
antwoord.
„Hoe zijt gij aan de bij! gekomen,
waarmee gij de hond de hersens hebt
ingeslagen
„Eerst na lang aarzelen en met
flbonnements-flduerfentiën op zeer uoordeelige uoormaarden.
Hr, Ms. pantserschip „Heemskerck,"
op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als lid van het college van
curatoren van het Koninklijk Neder-
landsch Meteorologisch Instituut,onder
dankbetuiging voor de door hem als
zoodanig bewezen diensten, en is in
diens plaats benoemd de kapitein ter
zee W. D. H. baron van Asbeck,
commandant van het Koninklijk in
stituut voor de marine te Willemsoord.
Kwade practijken bij de keuring
van lotelingen.
Sinds een paar jaar worden de lo
telingen tegen den tijd van de keuring
bij den militieraad ingevolge ministe-
rieele aanschrijvingen er tegen ge
waarschuwd, zich in verbinding te
stellen met personen, die hun voor
spiegelen, dat zij tegen betaling van
een som gelds kunnen bevorderen, dat
de lotelingen ongeschikt voor den
dienst worden verklaard. Bij die waar
schuwingen wordt herinnerd aan het
bepaalde bij art. 206 van het Wetboek
van Strafrecht, dat met straf bedreigt
hem, die zich opzettelijk voor den
dienst bij de militie ongeschikt maakt
of laat maken, of die een ander op
diens verzoek opzettelijk voor dien
dienst ongeschikt maakt. Vooral in de
noordelijke provinciën, in het bijzon
der in de provincie Groningen, moeten
de bedoelde praktijken in de laatste
jaren zijn voorgekomen. Een persoon
of firma, die zich daarmede schijnt
bezig te houden, moet hier en daar
agenten gevestigd hebben. Onlangs,
toen de zaak in de Tweede Kamer
ter sprake werd gebracht, verklaarde
de minister van oorlog, dat de justitie
het vorig jaar een scherp onderzoek
had ingesteld, doch dat dit tot niets
had geleid, daar men geen vat kon
krijgen op de menschen, die zich met
die practijken ophouden.
Naar wij van deskundige zijde
hoorden, is het zoo goed als uitgeslo
ten, dat iemand zich werkelijk voor
den dienst ongeschikt kan maken,
zonder het eene of andere lichaams
deel zwaar te beleedigen of wel zijn
gezondheid in groot gevaar te bren
gen. Dit laatste zal echter voor de
personen, die den lotelingen hulp of
voorlichting aanbieden, ook niet
noodig zijn. Het is namelijk zeer wei
mogelijk, dat iemand iets, dat volko
men onschadelijk is, inneemt en toch
wordt afgekeurd. De afkeuring zal dan
geen gevolg zijn van het aangewende
middel, maar niettemin den loteling
in den waan brengen, dat het wel
zoo is. Het schijnt vrij vaak voor te
komen, dat iemand wordt afgekeurd,
wegens een gebrek waarvan hij zich
niets bewust is, dat hem tot aan de
keuring nog niet had gehinderd en
hem misschien in zijn gewone werk
ook nooit zal hinderen. Vooral bij de
jongste keuringen, waarbij de lotelin-
merkbaren weerzin antwoordde Wil
helm met gebogen hoofd
„Zij stond naast de deur, ik nam
haar op en sloeg toe."
„Stelde de hond zich niette weer
„Dat kon hij niet, want met den
eersten slag had ik hem den kop ge
kloofd."
„Zoo," bromde Lodder en zweeg
een oogenblik. „En als ik u nu eens
zeg, dat gij liegt!" riep hij eensklaps
uit. „De hond is volstrekt niet met
een bijl gedood, men heeft hem de
keel afgesneden."
„Dat weet ik even goed als gij,"
antwoordde de advocaat, zonder zijn
gezicht te vertrekken, „maar ik vond
het de moeite niet waard u tegen te
spreken."
„Mijnheer Dorder," zeide de com
missaris, „kom tot inkeer. Het komt
mij voor, dat gij de kinderlijke liefde
te ver drijft. De vermoorde is uw
doodgewaande vadergij vreesdet,
dat hij door zijn terugkeer schande
over u en uw moeder brengen zou
en daarom hebt gij door een gelde
lijk offer getracht u van hem te ont
doen. Het noodlot wilde echter dat
Herbert Dorner denzelfden nacht door
gen, waarschijnlijk tengevolge van
nieuwe bepalingen of aanschrijvingen,
aan een uitgebreid onderzoek werden
onderworpen, moeten bij nog al veie
lotelingen gebreken zijn gevonden, die
zij niet hadden opgegeven.
Zulke gevallen kunnen het volks
geloof in de hand werken, dat er
werkelijk iets aan kan worden gedaan,
om afgekeurd te worden, zonder met
een gebrek behept te zijn.
Zooals wij vernamen, hebben de
bedoelde adviseurs zich ook nu weer
niet onbetuigd gelaten, doch wij hoor
den niet, dat er bepaalde middelen
werden toegediend of aanbevolen. Zij
schijnen den lotelingen of hun ouders
slechts voor te houden, dat als deze
maar een som gelds betalen, door
hen wordt gezorgd, dat de zaak in
orde komt. En zoo vestigen zij den
indruk, al zullen zij het ook niet rond
uit zeggen, dat zij in relatie staan
met de geneeskundigen, die het on
derzoek bij den militieraad verrichten
(een burgerdokter en een officier van
gezondheid) en'dat zij bij dezen, hetzij
door een goed woord, hetzij door om-
kooping, de afkeuring van hun cliënt
weten klaar te krijgen.Dat zij, ook al uit
vrees voor de gevolgen, hiertoe geen
enkele poging doen, valt te begrijpen»
doch wordt de loteling afgekeurd, dan
wordt toch licht gedacht, dat de af
keuring aan verkregen hulp is te
danken.
Nog een andere manier van hulp
verleening is deze, dat de bedoelde
tusschenpersonen een arts uitnoodi-
gen, den loteling aan een nauwkeurig
onderzoek te onderwerpen om te we
ten te komen, of hem iets mankeert,
wat dan bij den militieraad opgege
ven zou kunnen worden'. In zulk een
vooronderzoek steekt op zichzelf geen
kwaad. Blijkt het, dat de loteling in
derdaad een gebrek heeft, dan kan
dit, als het bij den militieraad wordt
opgegeven, het onderzoek van de dok
toren, hie bij dat college dienst doen,
vergemakkelijken. Bovendien heeft
deze manier van handelen nog dit
voor, dat daardoor wordt voorkomen,
dat de lotelingen die zich van geen
gebrek bewust zijn, worden ingelijfd
en na korten tijd ongeschikt bevon
den en weer ontslagen worden, waar
door een ander eenigen tijd later moet
invallen. Doch er is voor een dergelijk
vóóronderzoek geen tusschenkomst
van een derde noodigdit brengt
maar overbodige kosten mede.
Meestal wordt overeengekomen,
dat bij goedkeuring niets, doch bij
afkeuring van 50 tot 150 gulden ver
schuldigd is.
Het kwaad, dat in de geschetste
bedreigingen schuilt, zal en dit is
gelukkig in den regel geen'ander
effect hebben, dan dat den loteling of
zijn ouders een som gelds uit den zak
wordt gekloptop den uitslag der
moordenaarshanden viel. Reeds de
omstandigheid, dat de wissel van
morgen ontvangen is, bewijst, dat
gij de daad niet begaan kunt heb
ben, waarvan gij u zelf aanklaagt,"
„Maar dat gaat toch te ver 1" riep
nu de rechter van instructie, die
reeds herhaalde malen duidelijke tee
kenen van ongeduld had gegeven.
„Wie zegt u, dat ik den wissel
aan mijn slachtoffer heb gegeven
vroeg Wihelm, uit wiens gelaat thans
de laatste druppel bloed was gewe
ken. „Dat vermoedt gij slechts.juist
door deze wissel kan ik getracht
hebben, de verdenking van mij af te
wenden en op een ander te werpen.
Was ik niet ongelukkigerwijs in huis
gezien geworden, dan zou niemand
aan mij gedacht hebben, veel minder
mijn schuld voor mogelijk hebben
gehouden."
„Waarom hebt gij dan terstond be-
kend vroeg Lodder, zonder acht
te slaan op het veelbeteekenende
kuchen van Niederen.
(Wordt vervolgd).