ITWERK. itoffen, Lappen. Ü8J- Vrijdag 8 Januari. No. 0. 47e Jaargang. 1909. WINTER; t 15 pCt. roudig. Gemeentebestuur. BINNENLAND. Feuilleton. ETALAGE. bstraat 31, ïdres voor bekendmaking. TELEFOONNUMMER 10. DEN HM OP DEN TM. IHOON 161. Aanbevelend. DEN ZIEKE verlangt gelijk een s de alleen echte iN 6 Co., Ra- alleen geeft een blozend jeugdig el-zachte huid en Cents per stuk, )E LANGE, AN- billijke con- aflossing. Geen htingen bij dhr. |str. 27 beneden. dienst lid&elburjv.v. 40j 5.50f 7.55* 1.30* 1.15§ 2.—* 5.50§ 6,55* Remise. Zeilmarkt. Badhuis. 15f 6.25f 8 40* .15* 2.—2.45* >0* 6.55§ 7.50* t dan tot de Re- larkt. puis. 7©rtr©kkon tot a d li u i s, Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever f. van de velde Jr., Kleine Markt 58. COURANT. ADVERTENTIËN van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. Afgekeurd vleesch. Burg. en Weth. van Vlissingen maken bekend dat in het 4e kwartaal 1908 door den keurmeester van het slachtvee en vleesch afgekeurd zijn als nadeelig voor de gezondheid 1 vaars, 5 kal veren, 1 varken, 1 geit, 1 partij rund- vleesch, 11 stel ingewanden, 1 var kenshuid. Voorts herinneren zij belangheb benden voor zooveel noodig aan het bepaalde bij artikel 207, 3e lid der algemeene verordening van politie, luidende „Wanneer het herhaaldelijk voor komt, dat bij eenzelfden slager of vleeschverkooper, voor de gezond heid nadeelig vleesch wordt aange troffen, zonder dat hiervan aangifte is gedaan, zijn Burgemeester en Wet houders bevoegd, zulks met vermel ding van de namen der belangheb benden, ter openbare kennis te brengen." Vlissingen, den 6 Januari 1909. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. Eerste Kamer. Gisterenavond 9 uur werd de zitting der Eerste Kamer geopend. Aanwezig waren alle ministers, behalve de mi nister van oorlog, die door ongesteld heid en de minister van binnenland- sche zaken, die door uitstedigheid, verhinderd waren. Toen de voorzitter de vergadering opende met de mededeeling„Ik geef het woord aan den minister van financiën, die het mij gevraagd heeft", stonden de ministers en de leden der Kamer van hun zitplaat sen op. De minister van financiën, de heer Kolkman, hield daarna, merkbaar onder den indruk van het droeve sterfgeval, de volgende rede Mijnheer de Voorzitter Met diepen weemoed moet ik de droevige taak vervullen aan de Kamer mededeeling te doen van het overlij den van den minister van waterstaat, den heer Bevers. Na eergisteren nog met zijn gewone opgewektheid den ministeraad, wiens volijverige en accurate secretaris hij was, te hebben bijgewoond, werd hij plotseling door den dood getroffen. Aan de persoonlijke gevoelens die mij ten opzichte van den betreurden overledene bezielen leg ik te dezer plaatse het zwijgen op. Alleen mag i.) „Afgesproken dus, binnenkort vie ren wij bruiloft. Eigenlijk had ik mijn Augusta, de eenige vreugde en de trots van mijn leven liever tot Paschen thuis gehoudenmaar nu gij er sterk op aandringt, beste Wil helm, en nu ook Augusta liefst zoo gauw mogelijk Dorner zou heeten, och, nu moet ik, oude man, wel toe- Ti geven dat is nu eenmaal het lot 3 yan alle ouders wanneer hun kin- deren groot geworden zijn moeten zij hen aan de wereld afstaan maak dus mijn lieveling maar recht gelukkig en en als de groote dag daar is en gij beiden met een uitstapje naar het Zwitsersche won derland de groote reis door het leven hebt begonnen, vergeet dan den ou den papa, die toch zoo zielsveel var> zijn Augusta houdt, niet geheel en al." flbonnemenfs-flduertentiën op zeer uoordeelige uooruiaarden. ik zeggen dat door dit afsterven een trouwe vriendschap werd verbroken, die van onze eerste jeugd ons ver bond, die door geen omstandigheden van ons leven werd verzwakt en hecht bieef tot aan den laatsten stond. Trouw en ijverig, eerlijk en zichzelf geheel gevend heeft de heer Bevers in zijn openbaar leven, in elk ambt waarin hij werd geplaatst, den eer bied afgedwongen van ailen die met hem in aanraking kwamen, en daarbij de liefde en genegenheid van hen die zijn onderhoorigen waren. In zijn privaat leven was het zijn grootste roem te werken tot heil. der minder bedeelden en voor hen die leden. Door zijn heengaan verliest H. M een trouw onderdaan, het vaderland een zijner nobele zonen en wij, zijn ambtgenooten, een hoog gewaardeer- den medewerker en vriend, wiens naam, zoo lang ons het leven zal zijn gegund, met eere door ons zal wor den genoemd. Moge God hem de eeuwige rust verleenen en zijn treurende weduwe steunen door Zijn troost. De voorzitter beantwoordde deze toespraak met de volgende rede Namens de Kamer heb ik de eer de regeering dank te betuigen voor de mededeeling, die zij wel heeft willen doen, een diep droevige me dedeeling, die wij met weemoed hebben vernomen. Toen de heer Bevers het hoogere ambt van minister van waterstaat aanvaardde, was hij geen vreemdeling voor ons. Ruim een vijftal jaren was hij lid van deze Kamer. Zijn groote kennis op administratief gebied, zijn heldere adviezen, zijn aangenamen omgang werden zeer door ons op prijs gesteld en noode zagen wij hem heengaan. Nog in de kracht des levens, met groote werkkracht begaafd, had hij nog veel kunnen doen voor het va derland. God heeft het niet gewild. Maar het weinige dat hij in dien kor ten tijd, die hem gegund werd, reeds heeft gedaan weet ik niet beter te kenschetsen dan door te herinneren aan de woorden, hier juist acht dagen geleden tot hem gericht, een hulde uit den mond van een levende, die dubbele waarde heeft, n. 1. dat hij was een practisch minister, bij uitstek commercieel. Aan de practische beteekenis van die woorden zal ik niets afdoen, maar het heeft mij toch getroffen dat de laatste woorden die de heer Bevers van een geacht lid dezer vergadering heeft mogen hooren, waren een on- wedersproken loftuiting. Ik stel voor aan de Kamer een brief van rouwbeklag te zenden aan de in diepen rouw gedompelde weduwe. De oude, deftige heer, met sneeuw wit haar en baard, had onder het spreken slechts met moeite de ont roering onderdrukt, die nu en dan zijn stem toch nog beven deed, thans, nu hij zweeg, wendde hij het hoofd af, om heimelijk een traan weg te pinken, die hem onder de witte oog haren blonk. Terstond daarop echter rustte zijn blik weer met zichtbaar welgevallen op het jonge paar, dat elkander fee der omhelsd hield en dat beiden even schoon, als voor elkander ge schapen scheen. Vertrouwelijk drukte het lieftallige meisje zich tegen den rijzigen jongen man, haar verloofde, aan. „Geen nood, papaatje," zeide zij eenigszins plagend. „Gij zult slechts winnen bij den ruileindelijk raakt ge eens bevrijd van den kwelgeest, die het u zoo dikwijls lastig heeft gemaakt, en daarentegen krijgt ge een zoon, waarop ge weldra trotscher zijn zult, dan op het eigenzinnige verwende dochtertje. De jonge man men heeft reeds vernomen dat hij Wilhelm heet, en wij zullen er terstond bijvoegen, dat Militaire berichten. De generaal-majoor A. J. Vetter, commandant der derde divisie infan terie, zal eerlang het leger met pen sioen verlaten. De luit.-kolonel M. j. van Hille van het 3e reg. inf., is ter zake van tijde lijke ongesteldheid, op non-activiteit gesteld. Dit jaar zullen de veldoefeningen worden gehouden in de Betuwe, voor namelijk in de omstreken van Tiel. Bij Kon. besluit is bepaald dat voor het tijdvak van heden tot 1 Jan. 1910 o.a. het bestuur der Zeevaartschool te Vlissingen bevoegd 'is tot het afgeven van het diploma van stuurman voor de kleine vaart. Middenstandscongres. Door het bestuur der Algemeene Winkeliersvereeniging daartoe uitge- nooaigd vergaderden in hotel Kras- napolsky een aantal bestuursleden van te Amsterdam gevestigde bij den Mid denstandsbond aangesloten vereeni- gingen. Deze vergadering was uitgeschreven met het doel een commissie van voorbereiding te vormen voor het te Amsterdam tijdens de Middenstands tentoonstelling te houden 6e nationaal congres van genoemden bond. Van de uitgenoodigde vereenigingen waren 13 vertegenwoordigd. Er werd besloten tot het instellen van negen commissies, nl.lo. hoofd commissie (belast met de algemeene leiding)2o. financieele commissie 3o. commissie voor de feestelijkheden; 4o. commissie voor den maaltijd 5o. hotelcommissie (belast met de zorg voor het verschaffen van logies aan de afgevaardigden)6o. commissie van ontvangst van afgevaardigden 7o. commissie voor het rondleiden der afgevaardigden op de tentoonstelling 8o. commissie van orde 9o. pers commissie. Tot algemeen voorzitter werd met algemeene stemmen gekozen de heer G. Muller. De hoofdcommissie zal uit 9 personen bestaan en gevormd wor den door de acht voorzitters der overige commissies, benevens den heer G. Muller. De 6e en 7e commissie worden gecombineerd. De verschillende commissies wer den voorloopig samengesteld uit leden der ter vergadering vertegenwoor digde vereenigingen en verkregen het recht zich aan te vullen met leden uit alle te Amsterdam gevestigde en bij den Middenstandsbond aangeslo ten vereenigingen. Z. M. de koning van Portugal heeft, naar aanleiding van het tot stand- komen van het Timor-tractaat be noemd tot Grootkruis in de orde van hij een der meest belovende advo caten van het Berlijnsche gerechts hof is, sloot met zijn hand den snappenden mond van het meisje, terwijl de handelsraad Von Horwitz haar met den vinger dreigde. Hij werd thans ernstiger en kwam, na een peinzenden blik door de ruime studeerkamer, wier kostbare stoffeering zoowel welstand als goe den smaak verrieden, een paar stap pen nader. „Nu wil ik het wel bekennen," zeide hij, terwijl hij de hand van beide jongelieden greep, „dat ik eigenlijk heel andere plannen met mijn Augusta voor hadzij moest minstens een graaf huwen, had ik besloten. Lieve Hemel, deze ijdel- heid moet gij bij mij maar door de vingers zien, kinderen wanneer men zich door eigen kracht en onafge broken vlijt langzamerhand tot mil- lionair heeft opgewerkt, dan meent men zijn aanspraken, vooral dan wanneer het zijn eenig, geliefd kind betreft, wel wat hoog te mogen stel len. Maar Goddank heb ik mijn weerzin, dien ik eerst tegen mijn burgerlijken schoonzoon had, weten Jezus Christus, mr. Th. Heemskerk, tijdelijk voorzitter van den minister raad en minister van binnenlandsche zaken, en tot ridder dier orde jhr. mr. G. W. van Tets, adjunct-commies bij het departementvan buiteniandsche zaken. De lichting der nationale militie voor 1909. Bij Koninklijk besluit is bepaald, dat de lichting der militie van het jaar 1909 bedraagt 17,500 man, waarvan 12,300 man ter volledige oefening en 5200 man ter korte oefening zullen worden ingelijfd. Van de ter volledige oefening in te lijven manschappen worden 400 man bestemd voor den dienst ter zee. Het opgelegd aandeel bedraagt voor iedere provincie als volgtNoord- Brabant 1729, Gelderland 1907, Zuid- Holland 4125, Noord-Holland 3495,' Zeeland 725, Utrecht 849, Friesland 1094, Overijsel 1172, Groningen 978, Drente 505, Limburg 921 totaal 17,500 man. Een dienstbode te Rotterdam, plot seling uit haar dienst ontslagen, kwam in het gerechtsgebouw om den kantonrechter te spreken. Op de vraag van den bode of ze den kantonrech ter uit kanton I, 11 of III moest spre ken, was haar wedervraag „Welke is de leukste Ge lacht misschien om de „leuke" vraag van die „leuke" dienstbode, maar eilieve, was zij, ik bedoel de meid in de meening verkee- rende, dat zij te kiezen had, zoo dwaas, toen zij naar den „leukste" vroeg. Was zij hierin niet als vele anderen, en geheel een kind, een „dame" van haar tijd „Leuk" heet alles tegenwoordig, 't Woordje speelt een groote rol, Heel de wereld is éen „leuk "field 't Discours is vaak van „leuk"heid vol. Of iets mooi is dan wel leelijk, Aardig, net, of 't tegendeel, 't Woordje „leuk" is steeds toopas'lijk, In den toon, en echt fideel. Ik voor mij als ik 't eens mag zeggen Vind dat „leuk" een misselijk woord, Dom, onzinnig, oppervlakkig Waarde lezer, zegt het voort 1 Velen zullen misschien het.volgende ook „verbazend leuk" vinden. Jozef van Raalte uit Arnhem, marskramer van beroep, zag voor een boerenhuis niet minder dan acht wezels hangen. Sakkerloot! mompelde Jozef, daar zou geld aan te verdienen zijn De boer wist niet, dat de velletjes zooveel waarde hadden en Jozef, die dit gauw merkte, bood aan de wezels te koo- penhij had een zwakke borst en moest volgens den raad van zijn dokter wezelvleesch eten. Voor een daalder werd hij koopman Jozef had een goeien dag en de boer had een te overwinnen en ben ik tot inkeer gekomen, te meer nu ik Wilhelm heb leeren kennen, hoogachten en lief hebben." „Mijn lieve papa!" jubelde het meisje en ook de advocaat toonde zijn dankbaarheid door de hand van den eerbiedwaardigen grijsaard met warmte te drukken." „Oprecht liefhebben," ging deze voort. „Ik wil het u thans wel zeg gen niet de roem als rechtsgeleerde, dien gij ondanks uw korte praktijk reeds hebt verworven, heeft mij voor u ingenomenwat ik in u heb lee ren achten, Wilhelm, is uw manne lijk, edel karakter, en de zekerheid dat gij op het punt van eer even nauwgezet zijt als ik, maakte het mij gemakkelijk u mijn toestemmfng te geven. Zelfs den schitterendst begaaf den man zou ik de hand mijner dochter hebben geweigerd, wanneer er ook maar een smetje op zijn eer kleefde, ook al zou mijn lieve Au gusta daaronder van hartzeer gestor ven zijn. Boven de liefde tot mijn kind, stel ik mijn vlekkelooze eer, die ik mijn geheele leven, ondanks velerei verzoekingen, heb weten te buitenkansje. Daar Jozef nog verder reisde, zou hij de wezels den volgen den dag op de terugreis meenemen. Maar 't geluk dreef den spot met den slimmen jood. Zijn concurrent, Na than Levi, ging denzelfden weg. Ook zijn begeerige blikken vielen op de acht wezelvellen. Helaaszij waren reeds verkocht. Maar toen de boer de toedracht vertelde, viel Nathan uit „Ach zoo, dat treft buitengewoon Ik heb alléén maar de velletjes noo dig voor m'n longen, daar geef ik je óok een daalder voor, en Jozef mag het vleesch behouden." Dat was een gelukkige oplossing, meende de boer zóo waren er drie tevreden. Nathan kreeg dej huidjes en betaalde. En Jo zef Lieve lezer, is het noodig, dat ik de ergernis en de woede beschrijf van den braven man, toen hij de af gestroopte dieren zag De kruisspin pakt de zwakke vlieg, De muscfi is naar verderver. De sperwer pakt de kleine musch, De adelaar pakt de sperwer. Zoo pakt in 't groote dierenrijk De eene soort den ander, Alleen de menscken doen dat niet Die plukken steeds elkander. De wereld vindt ongetwijfeld Jozef een „leuke baas" en Nathan „nog leuker". Ik blijf vandaag in den toon en vertel alleen van leuke menschen. Daartoe behoort dat boertje onder Arnhem, van wien ik zooeven ver haalde, niet, of misschien toch wel maar stellig wel die.slimme buitenman, die vóór een paar maanden te Parijs door twee boeven van zijn portemonnaie was beroofd. Want op welke leuke wijze nam hij wraak? Weken lang zocht hij de dieven, tot hij ze eindelijk vond. 't Was bij een spoorwegstation. Hij ging in hun nabijheid staan, met heel onnoozel gezicht. Zij zagen hem, herkenden hem nietze troonden hem mee naar een koffiehuis en, evenals voor een paar maanden, was hij reeds na een kwartiertje zijn portemonnaie kwijt. De dieven gingen ervan door om hun buit te deelen. Maar bij het openen der portemonnaie volgde er een he vige knal, éen der dieven viel op den grond, met ernstige brandwonden aan de handen en in 't gezicht. In een apotheek werd hij verbonden, daarna bracht de politie hem onder dak. De ander ontkwam. Het op wraak beluste boertje had een patroon zoodanig in zijn portemonnaie geplaatst, dat die bij opening moest ontploffen Hij had zijn doel bereikt „Oog om oog en tand om fcandl" 't Mag niet christ'lijk wezen, A la bonne fieure I 't is toch „leuk", Blijft 't ook lang na dezen. In Amsterdam bewoog dezer dagen zich een onafgebroken stroom van menschen in de richting van het Rijksmuseum, waar het publiek in dichte drommen stond te wachten. Waarop Op graaf Zeppelin, die handhaven, en hetzelfde verlang ik ook van den man, wien ik mijn lieveling tot vrouw zal geven." „Ik heb er mij steeds op toege legd, mijn plicht te doen," zeide de jonge rechtsgeleerde eenvoudig, maar niettemin met zekere mate van zelf voldoening. „Dat hebt ge," zeide Von Horwitz, terwijl hij hem hartelijk de hand drukte, „maar ik verlang nog meer. Niet alleen de man zelf, maar ook zijn familie moet mijner Augusta waardig zijn, en ook in dit opzicht bood gij mij vaste waarborgenzoo wel gij als uwe moeder genieten de algemeene achting. Wel heeft uw vader zijn echtgenoote na een ver bintenis van nog geen jaar, diep on gelukkig gemaakt, maar die storm is reeds lang afgedreven de onwaardige echtgenoot verliet zijn jonge vrouw en zijn pasgeboren zoontje, en het schip, waarmede hij als landverhui zer naar Amerika, het beloofde land vooralle zwendelaars, vertrok, strand de en zonk met man en muis (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1909 | | pagina 1