it. 'I 7 December. §r 1908. SKOK. en Emaille- Ikett. rafelQomfoors- IA0HEL8. CL leimiddel )0 stuks. IDURANT." [AT» Benz. |e be- met jaar ut meu- issen :-ï J pi Ma 289. 46a Jaargang. Maandag Bü fteze CBürant behoort een tiiivoepel. Gem eente bestuur. Mmmt 1 if it ïmrm*eï©.if. TT^SÏiir^ fifcfcpte Cnmt TeïephoonniimHiei' ml Ml. iMtfcpMil, JKiziftlc Itmfeiiif. 1 :r fring o joaeerd. tcfïende aaid en, uitvallen lekten. Het an het Che ■dt door ver ven aanbevo- ple flacons ad i ad/ 1.25. foor Vlissin AH TOK iwendijk 17. Larwerken. imar 140. poedige levering. S®. S8. m m o CP CD Ilea. vlissinssche coiirait Prijs per drie maanden ƒ2,30, Franco per post 1,50. Afzonderlijke nummers 5 cent, M ;n abonneert '/.icli bij ade Boek- handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgave* F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Maikt. ADVERTKNTIËNvan 14 regels ƒ0.40. Voor elften regel meer 10 eent. Bij directe opgaaf van drieinaa1 plaatsing 'erzelfde advertentie wordi de prijs slechts tea naai beveke»*L Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. Versüliynt dngeïijks. uitgezonderd ®p Zon- en feestdagen. NATIONALE MILITIE. Zitting van den Militieraad. Burg. en Weth. van V liaaingen brengen ter algemeene kennis van de lotelingen dezer gemeente behoorende tot de lichting 1909 dat de militieraad in Zeeland te Mid delburg in bet Tehuis voor Militairen, G- no. 223, Nieuwstraat, zijne zitting zal houden om uitspraak te doen om-rent de lotelingen, die redenen van vrijstelling hebben ingediend op grond van bepalingen der militiewet en omtrent hen die vol gens art. 55 en 56 der wet niet tot de diensten der militie kunnen worden toe gelaten en wel des voormiddags ten 9% ure op Dinsdag 29 December 1908, voor de nummers 1 tot en met 50 op "Woensdag 30 December 1908 voor de nummers 51 tot en met 100 en op Maandag 4 Januari 1909 voor de nummers 101 tot en met 166. Dat, volgens art. 88 2e alinea der wet, voor den militieraad moet verschijnen de loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte, dat evenwel, zoo een loteling uithoofde van ziekte of gebreken buiten staat is voor den militie raad te verschijnen daarvan eene onge zegelde geneeskundige verklaring moet worden overgelegd, met opgave van de woonplaats, straat, wijk en nummer van den zieken loteling, een en ander tijdig door tusschenkomst van den Burgemeester aan den militieraad in te zenden, zullende hij alsdan overeenkoms'ig art. 89 der militiewet, onderzocht worden op de plaats waar hij zich bevindt dat, hoewel art. 88 2o der wet bepaalt dat de bij de tweede alinea genoemde lote lingen voor den militieraad moeten ver schijnen, men zich. echter aan teleurstel ling blootstelt, indien men daaruit afleidt, dat voor hen, die meenen om andere re denen recht te hebben op vrijstelling deze vrijstelling niet, ten dienende dage, be hoeft te worden gevraagd bij den militie raad en de inlevering van bewijsstukken bij den Burgemeester zou zijn aan te merken als het inbrengen van reden van vrijstelling bij het college, dat daarom trent uitspraak moet doen dat teneinde zcoveel mogelijk teleur stelling in het vei'krijgen van vrijstelling als een wettigen zoon wegens broeder- dienst of uithoofde van eigen militairen dienst te voorkomen, de aandacht van belanghebbenden er op wordt gevestigd dat het opgeven der redenen van vrij stelling (bij de inschrijving of bij de loting), net inleveren van bewijsstukken bij den Burgemeester en het eken opma ken van het bij de wet gevorderde ge tuigschrift niet voldoende is om zich de vrijstelling te verzekeren, maar dat hun belang medebrengt om bovendien de vrij stelling te vragen in de zitting van den militieraad op tijd en plaats in hoofde dezer vermeld; dat de gevolgen van onvolledigheid van stukken of van misstelling daarin die on- 30.) „Gij gelooft mij niet? Hoe mis kent ze mg 1 Het is toch merkwaardig, dat de grootste manoen van onzen tijd de eigenschap bezitten de vrouwen, die hun genegen zijn, met wantrouwen te bejegenen. Zoo ook Marat. Hij zon nog leven, wanneer hij intjjde naar een welgemeende waarschuwing geluisterd htsd." Thans werd Robespierre opmerkzamer. „Wat meent gij, burgeres?" vroeg bij haastig. „Men heeft Marat wel verwittigd, dat bij in gevaar verkeerde, maar he laas 1 zonder gevolg.' „Hoe zjo? Men heeft hem verwit tigd Op welke wijze „Een waarzegster, burgeres Tbéot, die in de Contrescarpestraat woont, beeft Marat, drie weken te voren, dag en uur van zijn dood voorspeld.* opgemerkt hieven en oorzaak zijn dat eene gewenscbte vrijstelling door den militie- raad niet is verleend niet kunnen worden opgegeven, indien niet tijdig (bir nen 10 dagen) tegen de uitspraak vau dat college bezwaren zijn ingebracht bij Gedeputeerde Staten l dat een beroep op onvolledige of on juiste inlichting omtrent het bestaan al of niet, van recht op vrijstelling ter ge meente-secretarie of elders verstrekt, niet kan leiden tot vrijdom van dienst, indien verzuimd is de reden van vrijstelling te bekwamer tijd - waar bet bekort overeenkomstig de wet te doen gelden wordende de*lotelingen, die om boven gemelde redenen vrijstelling van dienst verlangen, mitsdien aangemaand om op den bepaalden tijd voor den militieraad te verschijnen en zich niet te verlaten op het ontvangen van een oproepingsbiljet, daar het niet ontvangen van dit biljet niet ontheft van de verplichting tot het verschijnen voor dien raad. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 5 December 19.8. Burg. en Weth. voornoemd, TAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTE VEEN. i Tegen Sint Nicolass maakt men een verlanglijst op. Dat is te zeggen in I lateren tjjd is men daarmee begonnen. 1 Iu onze jeugd kenden wij nog geen verlanglijsten. Wij hadden wal onze stille wensohsn, maar zonden het on gepast gevonden hebben om die in be paalde vormen ora te zetten, iDtusscbes, ar is verandering in alles. Wa leven met onsen tijd mee ea moe ten het nieuwe aanvaarden. Daar ko men we natuurlijk wel eens moe in 't gedrangmaar zullen 't er tcob zoo goed mogelijk mee moeten doen, en, slagen we daar niet in, dan zullen we, nu en dan, vrij wat levenspoëzie er aan moeten geven. We zien dat aan het nog altijd bigde St.-Nicolaasfeest, toreeht, om zijn diepe beteekenis, in fcooge esre gehouden maar er zijn zoovele nieuwe verschijn selen en opvattingen, die met het won derbare verhaal in botsing komen, dat we reeds de groctste moeite hebben om do kinderlegende in zuik een fatsoen lijken vorm te gieten, dat ze er niet al te moeilijk ingaat. En toch zullen we ons die moeite bebooren te getroosten, willen we het jonge leven de bekoring laten be houden, die het nu eenmaal noodig heeft om gestaald te worden tegen den levens strijd. Er vloog een zenuwachtige trek over Robespierre's gelaat. „Burgeres Théot, in de Contrescarpe straat 1* hernam bij verbaasd en nieuws gierig te geljjk. „Ja, burger Robespierre.8 „En was dat waar Madame Tallien trok, eenigszins be- leedigd door dien twijfel, haar sehoone schouders omhoog. „Ik was er zelf bij tegenwoordig." „Gij zelf, burgeres P Bezoekt gij bur geree Tbéot ook P Een zoo heiderden- kende, geestrijke vrouw „Waarom zou het een vrouw verbo den zijn ook een enkele maal een blik te werpen aohter het doek, dat onzs toekomst verbergt f' „Eu gij gelooft werkelijk, dat die Tbéot iets weet P „Zij heeft meer aan éénmaal bewezen, dat zij meer weet dan iemand anders. Toen zij Marat zijn dood door sluip moord profeteerde, stond bij in den vollen glans van de liefde des volks. Geen mensoh in Parijs zou het geloofd hebben; bij zelf beschouwde het als een praatje. Wie kon ook vermoeden, dat daar een half krankzinnig meisje uit Bretagne naar Parijs zm komen Dit geldt natuurlijk volstrekt niet alleen voor het St.-Nieolaasfeest integendeelmaar wa zijn au weer tot dat feest genaderd ea het geeft zulk een ongezochte gelegenheid om eens over die dingen te spreken. Stel u voor dat de avond van den 5sn December een avond werd, waarop bloedverwanten, vrienden en bekenden, elkander bijzoa der gedachtig waren, door het zenden van kleine geschenken. Voor een groot deel komt het feest daar feitelijk op nser. Denk dan die langzame voorbe reiding, die bigde opwinding bij de jsugd, dat geheimzinnige doen, dat hopen en vreezen en verlangen en al dien uitwendiogen glans eens weg. Zou dan datgene, waarop de zaak feitelijk neerkomt, niet al zjjn beteekenis en bekoring verloren hebben P Daarom handelen we wèl, indien wa dezen dag in eero houden en hem met verstand vioran. Dat doende, leeren wij het kind iets als waar aannemen, waarvan wij de wetenschap bezitten, dat het niet in waarheid beeft plaats gehad en dat wordt soms bedenkelijk gevonden. "Wij vragen in vollen ernst: waarom toch Het bezwaar zon mogen gelden, indien wij aan de jeugd verhalen doen van minder goede daden, aan den aenen of anderen persoon toegeoohreven. Doen wij dat een enkele maal, dan geschiedt het om tevens te doen uitkomen hoe het kwade gestraft wordt. Da besta op voeders zijn het er over eens, dat dit geen middel is om van het kwade af te schrikken evenmin ais hef aanbe veling verdient om het goede te be vorderen door het uitzicht op balosning. Van dat aiies is hier geen sprake, al hechten we in onze St.-Nieolaasverhalen straf en belooaing ook wel eens aan da begrippen van kwaad en goed vast. Verstandig voorgedragen, kan dat geen kwaad maar het moet geen hoofdzaak worden. Overigens doet do vorm, waarin de legenda voorgedragen wordt, zoo bitter weinig tot da zaak. Wij weten zelf zoo weinig van de ware toedracht der zrak en kannen dus zelveu waarheid en ver dichting zjo moeilgk onderscheiden, dat het wel geen groot versohil zal maken, hoe wij het verhaal inkleedan, mits wij het doel geen oogenblik uit het oog verliezen. Wanneer wij kinderen iets verhalen Abonnt ments-Advevtentiën op zeer wordeelijo voorwaarden. „Het is zonderling, zeer zonderling I" „Zeker is het dat, en het is waar bovendien burger.8 „Het sohgnt zoo.8 „Het is zoo. Niet aan Tbéot alzoo de schuld, dat Marat vermoord ia, en wanneer ik een man van beteekenis was, ik zou zeker niet nalaten ïaij ook tot die waarzegster te wenden, zelfs dan, als ik niet aan haar geloofde." „Gij meent, ik zon „Ik meen niets. Wanneer echter de oogen zijner medeburgers z»o op iemand rusten als thans op u, is men verplicht niets te verzuimen, wat tot eigen vei ligheid dient." „Gij soberst, schoons vrouw." Burger Tallien naderde, me» zette zich aan tafel, Robespierre geleidde Léo- nore Duplay naar haar plaats. Dit was een jong meisje met schuchtere oogen en blsake wangen, dat voor den be roemden oommenaaal barer ouders een onbegrensde achting en beschroomde vereering gsvoelde. Robespierre had de eereplaats naast Danton. Deze dronk hem zeer dikwijls toe en stootte menigmaal het waterglas om, uit het leven van een buitengewoon begaafd en milddadig maD, die groote en kleine kinderen hartelijk lief had, die daardoor alom zegen op zijn weg verspreidde an dien daarom het ver mogen is toegekend om dat voortdurend te big ven doen, dan zullen wij, in verband met dia uitwendigen vorm van het feest en mot de kleine geschenken waarmede wij onze lievelingen ea zij elkander en ons big maken, toch zeker geen slechte gedachten bij hen opwek ken en vooral fèn niet, wanneer wij het wat matig aanleggen en, ongemerkt, tot mededeelzaamheid aansporen. Tot het kinderhart komt men hef best langs een omwsg. Daarom gebrui ken wij sprookjes, omdat die kleine verhalen, zonder al te zeer de verbeelding te prikkelen, toch boeien en aantrekken en zóo de waarheden en de goede voor beelden dia er in versoholen liggen, door de hersenen naar het gemoed brengen. E'gezs.iijk doen we dat op St. Nioolaas ook, maar dan mot het allermooiste sprookje dat we kennen, dat altoos nieuw en altoos aantrekkelijk en vol bekoring blijft. Laat dan ook nu weer het zonnetje vroolijk schijnen in de kinderziel, des te vroolgker, waar buiten alles in ne velen is gehuld, Maar met de verlanglijst moeten we voorzichtig wezen, 't Kan zeker geen kwaad, als we ongemerkt eens traehten te weten te komen wat een kind gaarne heeftmaar we zouden niet verstandig handelen, indien wij het in staat stelden om steeds al zijn wensehen en verlan gens vervuld te zijn. Geven ie geen kunst, vooral niet waaneer wjj de middelen bezitten maar wèl doen, goed en verstandig handelen, in het belang van den begiftigde, dat is wel degelijk een kunsten ook tegenover een kind is dat het geval, Liat ons, ook nu, die waarheid geen oogenblik uit het oog verliezen. Wij ouderen hebben natuurlijk ook onze verlanglijst en eigenlijk hebben we die het geheele leven door maar we hebben ook onze ervaringen, die ons leerden dat geluk en bezit allesbehalve steeds samengaandat het begeeren dikwijls heel wat meer is dan het be< zitten. Ea zoo zijn we er misschien toe waaruit Robespierre dronk, teneinde hem zoodoende te noodzaken ook wjjn te drinken. Maar Robespierre dronk slechts water, terwijl Danton zwaren Bourgogne bij glazen vol naar binnen „Al wat wij liefhebben, leve 1" riep Danton overmoedig en kuste daarbg zgn jonge, szhooso vrouw op de wangen. Robespierre zag hem koud aan. „Wat wij liefhebben?" vroeg hij ver- wctidetd. Robespierre had niets lief. Na een poos riep hij „Lsva Frankrijk, leve de deugd 1" „Nu," riep Danton laohend, „ieder, wat hem past. Ik voor mij heb miju vrouw lief. Wat zegt ge er van, Robespierre, dat ik honderd veertig duizend trank op naam mijner vrouw heb doen schrijf en, voor het geval dat ik sterf?" Honderd veertig duizend frank 1" herhaalde Robespierre verbaasd, er aan denkende, dat Banton nog kort geleden diep in de schulden stak. Overigens viel hem niets bijzonders in. „Men moet voorzichtig zgn. In onzen tijd staat geen mensohenhoofd vast,8 voer Danton voort. „Noemt gij dat voorziohtig vroeg gekomen om te erkennen, en ook prachtisch toe te passen, wat reeds het kinderrijmpje ons leerde en wat ook onze kindefsn zullen moeten leeren Dat een verstandig meiiach geen dingen moet Tbegeeren, Die hij te voren weet, dat hij niet krijgen kan. Het wèl doen is een kunBtmaar gelukkig is die kunst niet zoo heel groot tegenover heu die minder door het lot begunstigd zgn. Sint Nieolaas gaf ook aan het arme kind, dat morde, een pep van taai-taai en het was er niets minder gelukkig om. Nu, er zgn a o g wel eenige poppen van taai-taai. Cok zgn er nog wei eenige groote en kleine kinderen, die meer reden hebben dan wij om te morren. Laat ons het zoeklioht eens doen werken en dan zullen wij er nog wel vinden, die zioh ook gaarne eens zouden koesteren in de warme stralen van het geiukszonnetje en, als we onze geluk kige kleinen bij die minder gelukkigen dan eens voor St. Nioolaas laten spelen, wel, dan is het sprookje immers wer kelijkheid geworden Er zijn er die aan den avond van het leven nog met weemoedige bljjd- sohap kunnen terugzien op de heerljjke uren van het Sint Nicolaasfeest in het onvergetelijke ouderhuis. In deze uren zien wjj nog eens uilen en alles terug alien die hun eens dierbaar waren es door wie zij wederkeerig geliefd wer den alles wat in die zalige dagen met en voor hen werd gedaan. Er zgn er die nog voorwerpen uit die dagen be zielen en als een heiligdom bewaren. Als er één feest geschikt is om in lateren tijd gelukkige gedachten op te wekken, nog eeas te brengen in de rechte stemming, nog eens kind te wezen met al de zaligheid aan dat tijdperk verhouden, waarlijk, dan ia het wel het feest van den Decemberavond of van den morgen die er op volgt. Dat hef ook nu zoo zgn moge en we zeiven er ists toe zullen kunnen bjjdtagen, om anderen later zulke heer lijke herinneringen te verschaffen. Waarlijk, dèu zou het nog eens een heerlijk feest voor ons zgn 1 Robespierre met een langen biik op hem. „Natuurlijk Het bezit is de eenige afdoende voorzorg tegen de verrassin gen des levens. Daarom heb ik de toekomst mijner vrouw verzekerd. Ben ik niet bedachtzaam Robespierre zag eeret hem aan en liet toan zjjn blik nadenkend gaan door de pronkkamer, waarin de tafel stond, waarover de edelste wijnen uit Frank rijk in stroomen vloeiden. Eindelijk zei bij kort en somber „Neen !8 „Niet viel Danton verrast en toor nig uit. „Neenzei Robespierre nogmaals koud en afgemeten. „Wanneer ik de toekomst mijner vrouw verzeker I Moet zij dan honger lijden na wijn dood vroeg Danton weer den kleinen, bleeken man naast zich hooaend aanziende. „Beter honger lijden dan brood eten, waaraan onrecht kleeft.8 Danton had reeds veel gedronken. Hij rees bjj het woord „onrecht8 in de hoogte, alsof bij zgn nevenman met één slag zijner geweldige vuist wou neervellen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1908 | | pagina 1