1908.
M
idl
^MK
Eerste Blad.
b'.EXDLLBIOW.
Pe Gouvernante.
Iiisïüaiidsek heriehtsa
a draait PLOllVMs
Dil nummer bestaattti!2 ftladen.
Maandag
26 October.
468 Jaargang.
TEEKENEN.
mfci
B(k 253.
MA's
1 VELEND.
TJ
kuanen nog
latst worden,
.Danaolub
m van prima
per ons»
ARSMA.
VLISSIStlSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden ,30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. M ;n abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Maikt.
ADYERTENTIËN: van 1—4 regete ƒ0.40. Voor ë&so regel
tneer 10 eant. Bij directe opgaaf van driemaa' plaatsing rferzelfde
iidvertentie wordt de prijs slechts twe&naai berekemL Groofa letters
n eliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks» uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telephoomittmmer 10.
Abonni nients-Advertentien op zeer wordeeiige voorwaarden.
Dicht in onze buurt ligt een fraaie
kweekerg, eertg^s een schoon lustoord
féér worden Flora's kinderen geteeld
van daar uit gaan ze de gansche
wereld door hare sierlijke vormen en
fresia kleuren verblijden. Dèar waren,
nog eleohts enkele dagen geleden, dui-
I eenden der heerlijkste nazomerbloemen
in volle praeht te aanschouwen ddar
richtten we telkens onze eohreden heen,
ons aan dien overvloed te laven en,
met de heerlijkste sohatten der
istuur, naar onze woniDg terug te
I keereu en ze er mee te versieren of
't midden zomer ware.
Morgen zouden we nog weer eens
l gaas. Morgen 1
Icherera»
g3-
Domburg.
9.23,12.18,
m S.S.) 9.20,
10.40, 1.35,
idekerke.
SDIEBST.
6.20, 6.45
110.20,10.40,
l.—,1.80*
O, 4.50, 5.20
6,10, 6.80,
10,10, 10.80,
13.10, 12.46,
0, 4.10, 4,40
s, 8.—, SM
Zondags nit.
IHEL0&
c) ea 6,15 d)
0 c) en 6,45
a) en 4,45
in 6.15d) h)-
vertrek van
izen vm. 8,3'!
)le en Neuzen
loraselen *D
,n 10.25 ai'
16 Apfü
In dien nacht kwam de boude lucht-
olf met zijn killen adem over de bloe-
I men atryken, om et ons aan ie herin-
I nerea dat alle heerlgbbeid is ais gras.
I In één enkelen nacht was aan alles een
einde gemaaktwaren alle klenren
I ovargegaan in de kleuren van den dood.
IToE'E de dag aanbrak staken dan de
I toornen, met gansch verschrompelde
I bladen getooid, als spookgestalten de
magere takken uit; een zonderling
■grillig licht viel naar binnenlange
I loodblauwe wolken strekten zich uit
Iran het noorden uaar het znides en de
litotm liet zieb over bet land booren,
lom te knakken wat reeds door den
Ikonden adem van den nacht was ver-
lilijfd. Stammen en takken krommen
liioh als onder een loodzwaren laat. Bg
duizendtallen bomen de verschrompelde
bladeren schuifelende en ritselende naar
Iomlaag. Het worden booze en donkere
loaobba. Het vea in de weide loeit
Iklagend en verlazgt naar den warmen
■•UI, waar de landbouwer nsg niet ge-
1 is om bet te ontvangen.
Naar het Duitsob.
48.)
Daar kwamen geen rijtuigen of voet
legers meer voorbij, en Carmela wist
pt, wat zij zou aanvangen met het
[""as, koortsige meisje, dat peinzend
l'P den groeten gskouden steen zat en
wilde opstaan. Geen enkele maal
N zij het oog naar Carmela opgesla
P. Deze knielde nu bij haer neder,
de droge heete lippen van bet
menswaardige meisje en fluisterde
faar toe
Ken je me niet, Eisabeth Wil
aa niet met me naar huia gaan P
Carmela I riep Elisabeth nu
lÜ sloeg de armen om den hals
L'a haar vriendin. Kom je eindelijk P
T'Offl me mee 1 Laten wij ver weg
Ik wil je dienstbode zgn, maar
m ">9 mee, ver van hier, laat mg
niet bier big ven
Carmela hielp haar bij het opstaan
en bracht haar voorzichtig op den
strandweg. Ze sloeg haar wjjden man
tel ook om Elisabeth heeD. Dat was
een moeilijke tooht, zij moest Elisabeth
bijna vco'tslepen, want hulpeloos klemde
dez8 zich aan haar vast. Zelfs haar
sterke arm beefde van uitputtingze
was big, dat ze eindelijk een man
ontmoette, die door de belofte van een
rijke belooning zich liet bewegen om
terug te keecen en haar naar het Tra-
nehuis te rijden. Onder het rijden
viel Elisabeth in een soort van slaap,
die nog aanhield toen ze in huis wa
ren aangekomen» Daardoor viel het
Carmela gemabkeljjk haar uit te klee-
den en te bed te brengen.
Edgar was al eens terug geweest en
had naar Carmela gevraagd, vertelde
Ellen. Toen hij hoorde, dat zij nog
niet terng was, stormde hg weer weg
denzelfden kant op, vanwaar hij ge
komen was.
Op dat oogenblik werd luid aange
scheld. Carmela liep heen om te gaan
zien.
Ik beb haar gevondenriep ze
Edgar toe, zoodra zij hem sag.
Eiken morgen, bg bet ontwaken, treft
ons een nieuw beeld van verwoesting
en straks znlien ook de wateren een
geweldigen aanval doen op wat nog
overgebleven is van de half afgedragen
tooi van den zomer. Dankbaar zijn we
reeds, wanneer niet alle elementen sa
menwerken om, in boozen naebt, ons
den slaap uit de cogen te houden en
versuft te doen ontweken in den killen
morgenstond.
Alleen de zich nooit verloochenende
jeugd heeft schik in hei spel dor ver
woesting en loopt de half verdorde bla
deren na of trippelt er met zeker wel
behagen op voortof juicht bij het
eerste sneeuwvlokje, of trapt in de
plasjes met hetzelfde welbehagen ala
na een onweersbni in den zomer. De
jeugd denkt niets, maar geniet en leert
ook ons te genieten. En, er valt
nog te genieten want sohoon de heer
lijke bladerenkroon ten deele is afge
rukt, wat er overgebleven is kan ons
tinten vertoonen, wanneer nog een en
kele maal het lsohende zonnetje er op
speelt, waarbij die van den zomer
niet kunnen halen.
Wij kunnen en willen dan ook wel
genieten ven hetgeen er nog te genieten
valtmaar wg denken tevens en
heel veol stof tot denken geven ons
altjjd die onbedriegelyke teekenen van
snelle vergankelijkheid. Zg bevatten een
les in levenswijsheid, die wg wèl zul
len doen op hoogen prijs te stellen en
ernstig ter harte te nemen.
Ons kwam weer dat aardige kinder
gedichtje van Van Alphen in de ge
dachte, oud en onveranderd misschien
en toch nog altijd zoo vol diepen zin
en beteekenis
Waarom verwelkt de roos zoo ras
Zei Jantje och,- of 't anders was
God wierd ook, dunktme, meer geprezen,
Zoo 't roosje langer bleef in wezen.
Al denkt ge,: dat ge 't wel doorziet,
Mijn lieve Jan 1 het is zoo niet.
De Schepper weet het best van allen,
Waarom 't zoo schielijk af moet vallen
En wil ook, dat ge gadeslaat,
Hoe ras het aardsche sohoon vergaat.
Terwijl de vallende bladeren zeggen
dat de zomer is gedaan, nadert de win
ter maar toch, we hebben nog wel een
tusschentijd in den herfst, het late na
jaar, te goed, en dien mogen we wel
op prijs stellen en aandaohtig gade
slaan, als een levensbeeld bij uitne
mendheid.
Zeker, 't is wel eens een recht treu
rig gezicht, die zwart bevroren twijgen
en die neerhangende bloemknoppen, die
ons zoo levendig herinneren aan wat
Beets noemde„bekoorbre lentebloe
sems, gestorven in bun groene knop
pen*. Zeker, 't etemt wel eens tot
somberheid, ais we die grauwe wolk
gevaarten weer door bet luchtruim zien
jjlen en de ontbladerde takken zich zoo
doodsoh afteekenen tegen dat donkere
zwerk
Toch, we doelden er reeds op, is ook
dit getijde ganseb niet van natuurschoon
ontbloot en nog zeer vaak in staat om
het hart te verblgden. Wel nemen de
taUooze sohakeeringen van het groen
een donkerder tint aan maar daartus-
sehen verschaft bet geel en bet bruin
en bet rood een ganso'a niet onbehaag-
lyken aanblik. Ea wanneer dan het
najaarszonnetja, kalm en zaoht, nog eens
daartusschen wil spelen van het met
lichte wolkjea bezaaide luchtruim, wan
neer we ons zoo eigenaardig over dat
tapijt van gevallen grootheid bewegen,
dan, ja dan kunnen we nog wel eens
in verrukking geraken, en dan kunnen we
misschien nog wel niet begrijpen waarom
het roosje zoo kort in wezen moest
big ven, maar komen we er tooh lang
zamerhand toe, iets te gevoelen van de
noodzakelgkheid, on. de vergankelijk
heid van al het sardecbe tenminste te
beecboawen en te overdenken, en de
beteekenis ervan te vaiten.
Io zulk een stond gevoelen we ons
ook meer tot dankbaarheid gestemd
voor 't geen eens was en wellicht nog
eens voir ons terugkeert. Welliobt 1
Vermoedelijk zijn we allen mensoh ge
noeg om bet te hopen met stille hoop.
We mog6n dat ook, als we maar in
bet oog bondon dat, als we 't zoover
brergen, ook voor ons de tijd zal ke
rnen, waarin de gale bladeren des levens
vallen en bet met den zomer voorgoed
gedaan is. Velen onzer hebben dat tijd
perk reeds tereikt..
Maar dat beboeft ons volstrekt niet
tot somberheid te stemmen ais we er
maar voor zorgen, dien tijd niet zoo
ver mogelijk weg te denken want dan
zou hg ons overvallen, En dan, we heb
ben een geheele lente en een gansohen
zomer gebad om ons voor te bereiden
op den naderenden herfst I
Hebben wg van dien tijd goed ge
bruik gemaakt, dan zullen we, ondanks
alle stormen en vlagen en sohoon alles
om ons been valt, het seboone en het
goede van het najaar toch wel ervaren.
In den goeden tijd legt men gewionlijk
wat over voor den kwaden daj, bespaart
men een weinig zgo krachten, die men
later zoo hoog noodig heeft. Hebben
ook wij dat gedaan, dan mag onze hoop
groot zijn, dat de herfst des levens ons
een heerlgk weldadige en kalme rust
schenkt, zonder ons tot ledigheid te
doemen. Ons eigen najaar begroeten
we wel niet met de boop op weerzien
van lente en zomer; want die hebben
onherroepelgk afgedaanmaar toch,
sohoon nog een winter volge of niet,
zal het ons wèl zijn, als we lente en
zomer hebben leeren doorbrengen in een
onwrikbaar geloof aan taak en roeping
op aarde, en wanneer we met lust en
ijver aan die taak hebben gearbeid.
Misschien, vrienden, big ven we zóo
nog een poosje voortweveo, eer bet
winterzonnetje ter westerkimme ver
dwijnt, om ons te doen aanschouwen
wat hot dèn zal zijn om ons eindeljjk
wellicht hot groote raadsel op te los
sen van de roos die verwelkte en niet
langer in wezen kon blijven.
De nieuwe mailbooten ran de
Hi}. „Zeeland".
De Rotterdameche correspondent van
I het „Hbl.* meldt
In verband met de diseussie over de
I order der stoomvaartmaatschappij „Zes
land', is het misschien van belang om
op te merken dat bet in welingelichte
kringen reeds lang vaststond dat de
nieuwe schepen voor onze nationale lijn
zouden gebouwd worden door de Fair
field Shipbuilding Co. te Govan in de
nabjjheid van Glasgow en wel om deze
reden, dat men het werk niet toever
trouwde aan de Nederlandsohe werven,
wijl deze van de eisohen, voor den
Goddank I zeide bij en van ver
moeidheid leunde hij tegen den muur.
Zijt ge ziek P vroeg zij verschrikt,
Neen, maar ik ben vermoeid en
de bekommering maakt me ellendig,
antwoordde bij, terwijl bij haar lang
zaam de kamer in volgde.
O, Carmela, wat heb ik vandaag
geleden, en vooral omdat ze mijn hulp
had ingeroepen. Nog nooit heb ik den
ellendigsten hond weggejaagd, die bg
mg bescherming zocht, en E'isabeth
liet ik ongetroost van mg gaan. Waar
is zij Mag ik baar zien, Carmela
Zs is ziek, baron Edgar, ernstig
ziek I Ik wilde u juist verzoeken, pro
fessor Meldorf uit Tarbeck te laten
ontbieden.
Oogenblikkelgk 1 Ik rijd er zelf
heen I
Hij wilde heengaan, maar plotseling
bleef bg staan en zeide op smeekenden
toin
Carmela, misleidt ge mg niet P
Ge wilt me toch niet wegsturen, om
dat omdat Elisabeth dood is P
In zulk een pijnlijken toestand van
kwellende onzekerheid kon zjj hem
niet laten vertrekken. Zij nam hem
mee en opende de dear van een kamer
zg wenkte hem, dat bij daar moest
blijven staan om niet gezien te worden.
In het getemperde lieht eener kleine
lamp zag hg haar lippen, die hij ge-
zaoht had.
Waar is ja broer, Carmel P vroeg
j ze halflaid, als in slaap. Waar ia hg P
j riep ze luider en daarbij richtte zij
zich op. Men kon zien, hoe haar borst
zwoegde. Koortsgloed klenrde haar
wangen en deed haar oogen akelig
schitteren.
Hij is hier niet, zeide Carmela.
Ga maar liggen, mijn engel
Ik mag niet, fluisterde Elisabeth
angstig. Ze kunnen het aan den over
kant bij mevrouw Bergenau zien. Ze
zeggen, dat ik bij je brosr ben.
O neen, volstrekt niet I Dat weet
niemand, dat kan niemand zienHet
huis van mevrouw Bergenau is ver
genoeg weg
Maar de oogen van Elisabeth zoch
ten onrustig in de kamer rond en ble
ven teen op de openstaande deur ge
richt, waar Edgar in het donker stond.
Carmela, riep ze, baron Edgar
ataat aan het venster. Ik zie hem, al
is hij ver weg. En hij ziet mij ook...
na wendt hg het hoofd af... hg ge-
Cross Channeldienst gesteld, geen erva
ring kunnen hebben. Onder die omstan
digheden zou men het van het bestuar
van de „Zeeland* verstandiger hebben
gevonden, indien het onmiddellijk voor
den dag was gekomen met dit argn-
ment, waaromtrent men wel is waar
van op'nie kan verschiller, doch dat
althans een argument is, meer dan de
uitvlucht dat de verschillende maohi-
nedeelen van alle booten in elkander
moeten passen. Immers, dit kan volko
man in Nederland bereikt worden door
aan één werf den bouw der machinerie
van alle booten op te dragen.
Inderdaad aoht men de uitnoodiging
tot de Nederlandsohe werven gericht,
niet veel meer dan een sobijnvertooning,
gebaseerd op de bepalingen van het
maileontract, omdat de directie en com
missarissen van de „Zeeland" heel goed
te voren konden weten, dat geen enkele
Nederlandsohe weri in staat zon zgn
om binnen den korten gestelden tjjd
drie sehepen tegelijk af te leveren, een
eieeh overigens die ook Oen zeer ge
wrongen interpretatie toesohgnt van een
voorwaarde dat de sohepen in Neder
land moeten worden gebouwd.
Naar aanleiding van wat wij in ons
vorig nummer ontleend hebben aan
het onderhond dat een redacteur van
de „Nieuwe Courant* met de direotie
van de „Zeeland" heeft gehad, aehten
wij bet niet overbodig om onze lezers
van deze belangrijke quaeatie geheel
op de hoogte te houden, ook mede
te deelen wat thans het „Hbl.* nog
schrijft.
Genoemd blad verneemt ni. het vol»
Het breedvoerig betoog, dat de di
rectie der Maatsohappjj „Zeeland*, heeft
noodig geacht om het standpunt barer
maaUehappg ter zake van den bouw
der drie nieuwe maiistoomers uiteen
te zetten, heeft op sommigen een ge-
mengden indruk gemaakt. In de eerste
plaats wordt in deze uiteenzetting met
nadruk de noodzakelgkheid bepleit van
den zoo spoedig mogelgken aanbouw
der schepeD. Een argument wat zeker
allerminst ten ongunste pleit van den
bouw dezer schepen op drie werven in
plaats van op éene. Immers, de kans,
dat de oplevering binnen den bepaalden
tijd zal plaats hebben, zou men door
verdeeliog van het werk over drie
werven niet anders dan zeer vergroot
aehten.
Als belangrijk bezwaar eohter tegen
zulk ren aanbouw op versehiliénde
werven, voerde de direotie der „Zeeland*
aan dat men voor verschillend type
vreest. Hierdoor zouden de onderdeden
der schepen, in geval van defecten,
moeilijk zjjn te verwisselen. Het voor-
looft, dat ik bg je broer ben zsg
hem, dat ik bg jou ben 1 Verberg me,
Carmela, verberg me. Laat bg me niet
zien 1
Ellen moest haar vasthouden om te
voorkomen, dat ze nit het bed sproDg.
Zg trok aan haar lang blond haar en
aan de beddelakensCarmela kon
sleohts met moeite haar handen los
maken. Edgar stormde weg om zgn
paard te bestggen.
Kort daarna, terwgl Carmela bg de
zieke waakte en Ellen boven haar brei-
kous was ingeslapen, trad Rodoifo snel
de kamer binnen. Hg had een paar
frissehe rozen in het knoopsgat en zag
er zeer tevreden uit.
Carmela gaf hem een teeken, dat
hg stil moest zgn, en wees op Elisa
beth, die met half gesloten oogen ne-
derlag. Daarop vertelde zg hem fluis
terend, wat zg wist omtrent de oor
zaak van Elisabeth's ziekte.
Dat dwaze kind I zei Rodoifo op
medelgdenden toon.
(Wordt vervolgd).