Quisisana. 1908. 16 Maart. AANSLIBBEN. Ho. 64. 46e Jaargang. FEUILLETON. Maandag Telephoonnumtner 10. lÉMMlpeiSSl. Ge® eente bestuur. ttmeect K de VUsslspüK Courant wt SA Zondagsblad, Kiem JKodeMai et Imiiigalantek heriehten. KUzflpU IMtZiag. VLISSINGSCIE Prijs pei1 drie maanden f 3 30, Franco pe? post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. M ;n abonneert zich bij. alle Riek» handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE "VELDE Jr., Kleine Maikt, Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen. ADVERTENTIES: van 1—4 rege/b 0.40. Voor elft en regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaa' plaatsing cferzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters m cliché's naar plaatsruimte. Abonnrments-Advertentiën op zeer TOordeeHjse voorwaarden. SCHULDVORDERINGEN. Herinnering aan het tijdig indienen van schuldvorderingen, ten laaie van het Rijk, do provinoie en de gemeente. Burg. en Weth, van Vlissingen Gezien de oiroulaire van den Com- mieaaris der Koningin in de provinci) Zeeland van 27 Februari jl., A no. 87, le afdeeling herinneren de ingezetenen aan de wet van 8 November 1815 (Staatsblad no. 51), volgens welke alle vorderingen ten laste van den Staat, het dienstjaar 1907 betreffende, vóór of op den 30 Juni 1908, bij de betrokkene administration, door welke de bevelen tot het doen van werken, leveringen, enz. uitge geven zijn, moeten zijn ingediend, als mede dai de bij genoemde wet gestelde termijn va:-: verjaring volgens art. 125 der provinciale» en art. 228 der ge. meentewet, ook op de vorderingen ten laste van de provincie ea de gemeente van toepassing is wordende mitsdien belanghebbenden aangemaand, om den uitersten termijn aiet af te waehtea, maar hunne reke ningen en verdere bewijsstukken ten laste van het Rijk, de provinoie of de leente voor het dienstjaar 1907, ter plaatse waar het behoort, ten spoedigste in te dieneD, En is hiervan afkondiging gesobied, waar het behoort, den 14 Maart 1908. Burg. en "Weth. voornoemd, TAN DOORN VAN KOUDEKEEKE. De Secretaris, "WTTTEVEEN. DRANKWET. Burg. en Weth. van Vlissingen gelet op art. 37 der Drankwet doen te weten dat bij hen is ingekomen een ver- zoek van WILLEM VADER alhier, om verlof tot den verkoop van alcohol houdende dranken andere dan sterken drank, ia perceel 82 aan de Badhuis- straat dat vanaf heden, gedurende veertien degen schriftelijke bezwaren tegen het eventueel verleenen van het gevraagde verlof kunnen worden ingebracht bij Burg. en Weth. voornoemd. Ylissingen, 14 Maart 1908. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Sseretaris, WITTEVEEN, 12.) sEa dan, juffrouw Davida, voor Ma betsekent de verandering niets dan ''eugda, althans voor mijn oude hart. Hst besef, dat de graaf weer zien kan, Haakt mij even gelukkig, als ware mij wlfz zoo iets overkomen. Immers, Man- ™d ligt mg even zoo na aan het hart, 'kof hij mijn eigen zoon ware. Met 'We Sussehenpoozen ben ik sedert zestien jaar in zijn onmiddellijke nabij- "e'd j zijn moeder, verloor hij reeds spoedig ua zijn geboorte en toen hij Weinige jaren geleden ook zijn vader verloor, kon ik hem liefhebben als mjjn kind. Wegens het veelvuldig lijden, dat 89a jougd vreugdeloos maakt9, is hij mij ?°8 dierbaarder geworden. En dat ik nu nog gezond, vrij en ziende zal ""gen zien 't Was onze Helmera, de man van e Hollandsohe natie", die de ont- van onzen grond aan de door ons voorgeslacht, in zijn gewone, gespierde taal bezong. Wij zijn altijd van meening geweest dat die ontwoekering, mot de zeer ge brekkige hulpmiddelen waarmede onze voorouders de elementen kouden be strijden, een heel knap stuk werk was, zonder hetwelk tot op den buidigen dag misschien van een Nederland" geen sprake zou geweest zijn. Maar Multatuli, die soms wel eens geestige, soms wel eens wat al te scherpe schrijver, spot er in een van zijn wer ken mede en meent dat, als onze voor ouders 't aan de natuur haddon over gelaten, deza het werk ook wel zou gedaan hebben en, in ieder geval heel wat beter. Men kan dat nemen zooals men wil. Toen de Graven uit hot Holland sohe huis begonnen met het aanleggen van zomerkaden, ter beveiliging van wei land en akker, en vervolgens, voort durend en alom, op groote en kleine schaal met die waterkeerende werken werd voortgegaan, een arbeid die reuzen krachten vorderde en die steeds in om- vaeg en volmaaktheid toenam en nooit een einde zal nemen, toen bracht men langzamerhand een merkwaardig land op de wereldkaart, een land dat groetendeels beneden de oppervlakte der zee gelegen was, dat er altijd door bedreigd werd en toch nooit meer ver der dan voor een klein gedeelte kon worden bemachtigd door het woedende element. Dat land is sinds lang door millioenen bewoondhet heeft reeds een grootseh verleden achter zich maar... ten slotte is en blijft het groe tendeels een delta. De vraag of de natuur, indien onze voorvaderen, te hunner eigen beveili ging dat grooteche werk niet hadden ondernomen, het in hunne plaats zou hebben gedaan, moet naar alle waar schijnlijkheid bevestigend worden be antwoord. Zooa's de winden door voort durend overstuiven de zandheuvels vormen, zoo brengt de dagelijbsehe over strooming van den bodem door de zse, daarover een nauw merkbare, maar toeh voortdurend aangroeiende hoeveelheid van uit zee afkomstige stoffen. Zoo zou de zee, in haar werk niet gestoord, Nederland, voorzoover het beneden den waterspiegel lag, langzamerhand daar mede gelijk hebben gemaakt, hier en daar zelfs hooger, daarin geholpen door de zandverstuiving, door den natuur lijken groei van allerlei planten en door den toevoer van andere stoffen, van andere zijden, nl. door de rivieren, aangebracht. Die rivieren hebben waar- scbijnlijk een groot stuk verricht van het werk dat nog maar voor een klein gedeelte klaar was, toen da menschen begonnen met haar dat werk uit de handen te nemen al was het een onverstandig gepoch van Lodawijk XIV, toen hij beweerde dat Holland gevormd was door het slib van zijn rivieren. Nog dagelijks zien wij, waar men de natuur ongestoord haar gang Iaat gaan, hoe eilanden en platen te voorschjjn komen, hoe da diepten geringer wor den, open vakken in zee zich dicht werken en de kaart langzamerhand ge wijzigd wordt. Maar het gaat langzaam, o, zoo langzaam en wij overdrijven niet, wanneer wij zeggen dat ook in het werk der natuur duizend jaren als één dag zijn. "Welk een ontzettende macht is er dan in de aanslibbiDg, in dat netuur- lijke verzamelen en aangroeien gelegen 1 En hoe goed wordt het werk verricht, hoe stevig zit alles in elkaar, hoe over- tr eft het in vele opz'chten het werk van mensehenhanden 1 Dit is de taal der natuur, een niet zeer moeilijk te leeren taal, maar die wij ons juist daarom des te ijveriger befaooren eigen te maken. Wat we stilletjes laten zitten slibt aan. Laten we maar beginnen om, als voorbeeld, ons eigen lichaam te nemen. Als er iets noodig heeft de hand die reinigt en onderhoudt, dan is het zeker ons lichaam wel en waar dat onderhoud niet naar behooren plaats vindt,daar komt straks een onmerkbaar laagje slib de noodzakelijks verbinding met de buiten lucht verstoren en is alreeds de kiem gelegd voor allerlei verstoringen van den bloedsomloop, kunnen ziekten en gebreken een bodem vinden om welig op te tieren. Ean machinist, werkelijk man van zijn vak, is, als hij er gelegenheil toe heeft, altijd bezig om te poetsen en te schuren aan zijn machine en de zinde De goede dokter was ontroerd ge worden. „U zal mö wel begrijpen', zeide bij na een poosje, op oen toon, alsof hij zich verontschuldigde. „U heeft Manfred gedurende deze drie zomermaanden leeren kennen in de reinheid van zijn gemoed, den echten adel van zijn karak ter, en het geduld, waarmee hij het lijden heeft gedragen, dat zijn schoonste levensjaren vreugdeloos deed voorbij gaan. Juist daarom moest u zich toch met mij verheugen Plotseling had Davida hem haar volle gelaat toegekeerd. In haar blik lag zooveel stille smart, zulk een smeekende bede, zulk een wanhopige tegenweer, dat hij alleen kon stotteren Vergeef mij, juffrouw Davida, vergeef mg, ouden lompen babbelaar Zij knikte zonder een woord te sprekenen toen voelde hij zich plotseling krampachtig bjj den arm gegrepen zij stonden voor de cliniek. Toen zij het salon binnentraden, dat met eenige andere vertrekken ter be schikking van graaf Reiehenan was gesteld, stond een rjjk gekleede dame bjj het venster van haar stoel op. „Nu, die ontbreekt er juist nog maar aan', dacht de dokter. „Arme Davida Is „Ja, ja, hier beu ik, waarde dokter 1" riep de bekoorlijke dame hem uit da verte reeds toe. „Zet nu niet zoo'n beteuterd gezicht, of gs een spook zaagt staan I Denkt ge, dat ik het nog een minuut langer kon uithouden, nadat ik uw telegram had ontvangen F Oob, wat ben ik gelukkig I Die goede jongen 1 Nietwaar dat hadden wij niet durveD hopen, toen wij hem naar Berlijn zonden om het verwijt te ontgaan, dat niet al het mogelijke was beproefd geworden 1 Ik ben al bij hem geweest maar ge weet, ik waj hem altijd een beetje te druk hij heeft me eenvoudig er uitgestuurd. Ik zit hier al een eeuwig heid aan het venster de regendroppels te teilen, die op het standbeeld daar ginder neervallen en verteer van ver langen naar uw vriendelijk gelaat. Maar wie hebt ge daar bij u, doktertje Wilt ge dat meisje eens aan mij voorstellen P Wat zet ge tooh groote oogen op F Ge wordt toeh op uw ouden dag F Weet ge niet meer, dat ge aan mij eeuwige trouw hebt gezworen F" Zoo ratelde onophoudelijk het mondje der bekoorlijke dame. Toen dokter Ebhardt eindelijk er toe lijke, ijverige machinist spaart er zijn i instrument mede, want niets heeft het meer te vreezen dan de aanslibbing, hier het natuurlijk en gestadig verza melen van vuile stoffen, die de metalen aantasten en langzamerhand vernielen. Dit is een voorbeeld in het groot, maar zoo zouden ar tal van voorbeelden in het klein te noemen zijn. 't Zijn dikwijls heel onschuldige dingen. Als ons lapje tuingrond den ganschen langen winter daar aan zichzelf ia overgelaten, dan hebben allerlei vuil en stof over alles de overhand gekregen. Intusschen, de hovenier zal wel zorgen dat ons hofje zijn lentegewaad weer aanneemt en er verder de hand aanhouden, bij gebreke waarvan ons tuingenot van 't zomer al van zeer beperkten omvang zou wezen. Maar laat ons de oud-Hollandeehe zindelijkheid nu eens in huis nalaten. Tien tegen éen dat er in korten tijd haast geen redden meer aan is. Moeder de vrouw weet maar el te goed wat het begin en wat het einde is. Het begin ismet zekere luchthartigheid, met den Franscben slag, wet een lik en eeB veeg den boel naloopen 't gedoe van Sloddermieke. De witte hoekjes op de trap zeggen 't al voor 't oog is 't nog watmaar je moet niet boven op de kasten of andere verborgen plaatsen kijken. En dat is dan nog maar stof maar begin niet aan wezenlijk vuil of aan roest of andere gevolgen van ver waarlozing of gebrek aan gewoon on derhoud, dat later altijd buitengewoon onderhoud noodig maakt. Laten wij onze goede, Hollandsohe huismoeders toeh nooit lastig vallen over hare da- gelijksche zindelijkheid en haar haat tegen verwaarloozing van wat ook. Zij zorgen wei dat de slib niet over het land komt, wetende hoe gemakkelijk dat gaat en tevens hoeveel psardekraeh- ten er ncodig zijn om later den Augias stal der verwaarloozing te zuiveren. Nu willen we niet zeggen dat er geen aanslibbing in den goeden zin van het woord bestaat o, volstrekt niet. Loven wij gaarne de oud Holiandsche zindelijkheid, wij doen het ook gaarne de oud-Holiandsohe zuinigheid, 't Is zoo aardig, zie je, als je zoo'n potje maakt, daar af en toe ongemerkt wat bijkomt zoo'n appeltje voor 't geval van dorst. Het tooveron van de zuinige huis vrouw, met vier vingers en een duim, en trouwens van ieder zuinig menscb, kwam, Davida Imhoff aan mevrouw de barones Lota voor te stellen, vloog er een schaduw over haar vrooiijk lachend ge'asst. „Ach, mejuffrouw ImhoffI Ik heb reeds over u hooren spreken", zei de barones langzaam, terwijl zij Davida ongegeneerd door haar lorgnet opnam. „Ea niets dan goeds, beste juffrouw Wij zijn u werkelijk veel dank schuldig. In de brieven die de goede dokter ons zond, nam u altijd minstens een bladzijde in. En wil u mjjn broeder ook hier bezoeken F Dat ia werkelijk heel lief van u ik vrees alleen, dat u niet zal worden toegelaten. Mij heeft meu zonder vee! complimenten aan de deur „Manfred heeft zijn uitdrukkelijk verlangen te kennen gegeven vandaag mejuffrouw Imhoff te zien de professor gaf zijn toestemming...' „Zoo F Dat is wat anders", yiel de barones met een glimlach den dokter in de rede, terwijl zij nog voortdurend haar lorgnet op Davida gericht hield. „Het is eigenaardig, dat u mg zoo bekend voorkomt, lieve juffrouw 1 U doet mij denken aan maar dat is onzin, nieta dan onzin en tooh is ook een soort van aanslibbing, 't Gaat zoo lekker ongemerkt, als je spaart en komt zoo heerlijk vooruit, 't Geeft zoo'n gevoel van rust en tevredenheid, van voldaanheid met zichzelf't is zoo'n heilzame aansporing om dien weg ver der te bewandelen en Dog meer te ont woekeren aan de baren van ounoodige uitgaaf, noodelooze weelde en wat alzoo meer ons dagelijkech budget pleegt te verslinden. Zoo zien we dat de kabbelende gol ven der levenszee zoowel het goede ala het kwade kunnen brengen. Laat ons dan waakzaam en oplettend wezen, op dat wij het goede kunnen bevorderen en het minder goede nog in tgds keersn. Da ragearingBTOklaring. De „Stand." vindt het zeer onbiiljjk dat men in de liberale pers het nieuwe Kabinet in de hoogte steekt en dat van 1901 een hak zet. De vergelijking gaat niet op. want in 1901 vond het Kabinet in de Kamer „a working majority" en kon dus flink van wal steken dit Ka binet daarentegen moet uiterst voorzich tig zijn om corfl eten te vermijden. Er komt (dan ook) niets in dit pro gram voor, dat uitsluitend rechts sym pathie wekt. Tot zelfs de maatregelen tegen de onzedelijkheid worden nu reeds in een orgaan van links toegejuicht. Strijd staat alzoo niet in dien zin voor de deur, dat rechte op links botsen zal, en men mag verwachten, dat dit Kabi net veel goeds zal tot stand brengen en de Stafen-Generaal in staat zal stellen den tijd, die haar nog tot Juni 1909 rest, nuttig te feesteden. Van liberale zijde is men zelfs zoo verlegen met zjjn positie, dat men er niets in vindt, dat dit Kabinet zich als een rechts kabinet aandient, en met de aanbieding van zijn medewerking zelfs kwistig is. Jammer is alleen, dat men uit de weglating van het woord „chris telijk" voor „beginselen* met zekeren schijn van reent kan afloiden, dat dit Kabinet niet voor het uitgangspunt van zijn Btaatkundig belaid durft uitkomen. Natuurlijk is dat niet bedoeld, maar de weglating geeft vat. Alvorens eebtar uit hetgeen nu ge schiedt een aanklacht te formuleeren tegen het Kabinet van 1901, zou men door den heer Heemskerk de vraag moe ten laten beantwoorden, of zijn optreden geheel hetzelfde els nu zou geweest zijn, zoo hij in 1901 ware geroepen ge worden. Ea dan weet men vooruit, dat hg, zonder een oogenblik te aarzelen, antwoorden zou met een beslist neen. het is, of ik u reeds meermalen heb gezien." Jozef kwam en flaisterde Davida toe, dat mijnheer de graaf reeds eenige keeren naar haar had gevraagd. Terwijl Davida, langs de barones gaande, achter het deurgordijn verdween het is onmogelijk weer te geven, met welke gelaatsuitdrukking de barones haar naoogde riep de sohoone vrouw, terwijl zij den dokter met haar lorgnet overmoedig op den neus tikte „Maar zeg eens doktertje, wat be doelde u toch met uw duisters, geheim zinnige toespelingen F Ge hebt tooh niet gevreesd, dat Manfred verliefd zou raken op dat meisje F Brrr Met een komiek gebaar gaf zij te kennen, dat die gedachte haar deed griezelen. „Lang als een boomstaak, stóm als een visch, leelijk als een uil 1 Dokter, dokter 1 Jelui geleerde mannen zijt tooh wonderlijk volkje 1 In uw bovenkamertje is het stellig niet reoht pluis." Zg wees met den vinger naar haar voorhoofd en ging lachend weer op haar stoel zitten. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1908 | | pagina 1