Dinsdag 21 Januari, 1908. FEUILLETON. Telepliaonmimmer 10. nrgeineegter telburg. 3E Bij Kon. ingang van 1 tot burgemest.„ fg jhr. M. van skenning van ag ala bur gem t. risis. IE. In politieke kJ icbt, dat de recht» Aomen met de v«, 'sterie, dooh dat j 1 het officieel beno; worden gewaoht Ier begrootte» (]0. Snellen, f oakende hoogleatai prof. dr. H. Snel: erleden. »ot gestrand. OLLAND, Hedet lende Harwiohboti s van mist bij di aan de zuidziji ij het derde bake •en. i meldt dat, behalti stoomreddingshoi om zoo mogelij, te halen. Ook 4 derwaarts tot h( ntie. ontvangen tele ende :e berichten is ii len. De atoom hooi eren de passagien oodat de reddingj Lhneen aasinim f®rschtjni -lugelps, Prijs per drie naaoden LSft 'fiteum pm Wft Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek» handelaren, Postdirecteuren of rechtstreek» bij tien Uitgever F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Mat' t. ADVERTENTIÉN: van 14 regels ƒ0.4©. Voor eiken rege; meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adverte-ntie wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clicbé's naar plaatsruimte uitgezonderd op Jj'ob- en feestdagen. 'WD: 15 j. en E. A. LEN. eb. Veroouter, Huser, d. M, b. van der Putte, eb. Barremans, i, DEN: ad. van N. J. B,| j. C. Ewjfe, aar, 73 j. J. - P. C. M. de Eamerontb'nd:ng. j;r wordt zwaar geboomd over de •ram? "f bet ministerie Heemskerk Kuyper schijnt weer achter decou- te verdwijnen dat weldra zal worden, moet beginnen mat ontbinding der Tweede Kamer. Vooral de Katholieke bladen hebben gretig geadviseerd tot zulk een kracht daad 0" daartegen heeft nu de „N. R. Qt," haar waarschuwende stpm doen hoóren. Het '8 volgens het Rotterdam- gobe blad niet te rjjmen met het a b-o eener goede constitutioneel® politiek, dat nu de Kamer wordt ontbonden. Vfelk motief is er voor Welk lends- eischt zulk een daad dat Kamerontbinding constitutioneel niet geheel on al in den haak is, dunkt ons toch, zegt de „Tel.", dat op de vraag, of er eonig landsbelang mede is gemoeid, wel een bevestigend antwoord gegeven kan worden. Men kan er namelijk de •aag tegenover stellen, of het lands talig gediend wordt door een toestand handhaven, dien we thans beleven, odra en zoolang er een Kabinet op- dat niet achter zich heeft een eerderheid, moet zulk een Kabinet eouleeren, moet het in zekeren zin een scharrel-politiek volgen. Daaraan ralt niet te ontkomen. Geen Kamerontbinding", roept de R. Ct." uit, „want dat is niet institutioneel". Maar ie het dan wel mstituti >neel, dat er een ministerie eemskerk optreedt zonder meerder- ieid? Groen van Prinsterer heeft bet n eersten conetitutioneelen eiseh ;enoemd, dat 'n Kabinet steune op een iserderbeid en zelf homogeen zij. Welnu, waaneer de ,N. R. Ct." geen hmerontbinding wil, dan moet ze wil len een ministerie-Heemskerk zonder iserderheid. Eu dan begint het schar- len weer. Is dat constitutioneel Ds „M. R. Ct." zegt: Een Kabinet- leemeksrk „zou door en met de Ka- erontbinding te kennen geven, zoo jgressief van karakter te zijn, dat het van stonde af aan de gansohe linker- zjjde zander ééne uitzondering, van Van Karnebeek tot Troelstra, tegen over zich zou moeten vinden." Vleit de ,N. R. Ct," zich inderdaad een oogenblik met de gedaohte, dat dit niet zoo zal zijn Zou de politiek, die bij snoade wetjes opduikt, zich in da gen als deze, inderdaad zoo veriooohenen dat een ministerie Heemskerk rekenen kan op steun van links En is, in dit üoht bezien, de vrees voor Kameront binding niet overdreven De geheele 1 zich van meet af aan legen het ministerie-Heemskerk scharen, n is die ontbinding dan wel gewettigd ver 'n paar maanden, als er eerst 'n oonfliot is geweest Is dat geen struis vogelpolitiek Naar het Engelsoh. (Verhaald door dr. Philip Brand te Londen.) Zeker, niat dan in uiterste gevallen mag van Kamerontbinding gebruik wor den gemaakt. Maar in ons land is men er hl te bevreesd voor. Het wil de „Tel." verder voorkomeD, dat het volk nu eens moet spreken. Eenedeelp, orr» dat dan de duffe atmosfeer wellicht wordt opgefrisoht en we tenminste een Kabinet krijgen, dat regeeren kan en niet één, dat een speculatieve politiek moet voeren. En anderdeels omdat in de Ieger-politiek van den laatsten tijd en in de voorgenomen kiesrecht-politiek van bet demissionaire kabinet genoeg factoren en motieven aanwezig zijn oor een volksuitspraak uit te lokken. Daar is Kamerontbinding een veel beter mid del voor dan de gewone periodieke verkiezingen, omdat aan deze laatste lang zooveel kiezers niet zullen deel nemen als aan verkiezingen, die op Kamerontbinding volgen. Maar niet in het landsbelang is den onzskeren toe stand van heden te doen voortduren. Dat eisoht een gezonde oonstitutioneele politiek ook niet. Het k'esrecMraagstuk. „De Tijd" verneemt uit goede bron, dat de herhaalde conferenties van R.- K. en A. R. Kumeileden hebben geleid tot overeenstemming in zake een ge meenschappelijk standpunt der beide reohteche Kamerfracties ten opzichte van het kiesrechtvraagstuk. Met de Chr.Hist. Kamerfraotie duurt de onder- handeling nog voort. L herals Unis. De gewone algem. vergadering der Liberale Unie wordt gehouden op Za terdag 8 Februari e. s., des voormid dags 101', uur, in het gebouw „Eens gezindheid", Spui Amsterdam. Punten vau behandeling zjjn o. m. Verslag omtrent den toestand der Li berale TJoie en de werkzaamheden van het bestuur gedurende het jaar 1907, verkiezing van 3 bestuursleden, behan deling van huishoudelijke aangelegen heden in besloten vergadering en be handeling van een motie, door het be stuur voor te stellen, in zake het kies- reoht voor de Tweede Kamer. 2-) Hg was groot en slank, zijn geheele voorkomen zeer bevallig en net. Hg zag IIM niet alleen fatsoenlijk nit, maar zelfs edistingeerd. Zijn gelaatskleur was leek, zijn trekken waren fijn besneden regelmatig. Zijn voorhoofd deed een jroote verstandelijke ontwikkeling ver goeden en er was iets in de ontwik- keling zijner wenkbrauwen, dat deskun digen in de schedelleer (meen ik) be- inhouwen als een bewijs voor het bezit 'ener groote verbeeldingskracht. De geheele uitdrukking van zijn gelaat was van droefheid en zijn verfijnde 'onoonheid werd nog verhoogd door een paar zaohte, donkere, droomerige oogen. Er blgft me nog alleen over hier bij voagen, dat ik hem, naar zija kleeding, Da stand van predikant. De „Stand." merkte op, dat er sohool- boofden, onderwijzers en zelfs werk lieden zijd, die een inkomen, waar meer dan éen predikant niet aan riekt. Eo 171, 2de lid, der Grcndwet geeft uit drukkelijk recht aan de Orerheid, on genoegzame traetementen van bediena ren van den godsdienst te verhoogen. Maar de Overheid, zoo zegt het blad verder, heeft, terwijl men van rijkswege ten behoeve van tal van andere gega digden veel deed, juist ten bate van deze klasse van personen niet alleen niets gedaan, maar zelfs bij stille af- voor een knnstenaar hield, een kunste naar van beroep, in hart en nieren. In den loop van het gesprek vertelde ik hem, waar ik hem voor hield. Hij glimlachte, Ik ben slechts amateur, zeide hij, ik heb nieta te doen, en gij P Helaas, ik ben geneesheer. Dan hebben wij elkander geen verwijt te doen over onze zonden tegen de regelen der schilderkunst, Wij praatten gezellig voort tot de inwendige mensoh versterkt was. Daarna staken wij een sigaar op, wat na een goeden maaltijd bevorderlijk is aai de epij. vertering. Willen wij naar buiten gaan om te rocken vroeg Carriston. De avond is heerlijk. We gingen naar buiten en namen plaats op een der houten backen. Zoo als mijn nieuwe vriend zeide, was het een heerlijke avond. Er was nauwelijks een koeltje ie bemerken. De maan en de sterren stonden aan den helderen hemel en het geruisch van de rivier in de nabijheid kwam tot ons als een zaoht gefluister. Dicht bjj ons zaten drie of vier jonge kunstenaars. Zij waren in goeden luim, een van hen had dien spraak een aocoord aangegaan om niets te doen. Blijkt hieiuit nu nietten duidelijkste, dat de publieke opinie zich om do eere van den stand van predikant veel ie weinig bekommert? Op elk ander ter rein ijvert men voor lotsverbetering, hier onthoudt men zich met schuldige koelheid. En dit nu vindt zjjn oorzask in de te geringe waardeering der religie, en in de daaruit voortvloeiende mindere waardeering van haar dienaren. En dit nu mag zoo niet voortduren. Ook hier behoort gerekend te worden met de hooge opleidingskosten, met den eisoh van een rustig en onbekommerd leven, met de mogelijkheid om de eere van zjjn stand op te houden, en met de noodzakelijkheid om zrch op de hoogte te houden vaa zijn vak. Heel ons volk heeft er belang bij, dat de predikant wetenschappelijk zij opgeleid dat bij, als geroepen om in alle kringen te verkeeren, zjjn stand kunne ophoudenen ook dat hij zijn ontwikkeling met de academie niet af- sluite. Juist dit nu moest er o. i. alls Ker ken toe ieiden, om, hoe eer hoe beter, de afrekening op grond van ait. 171 tot een voldongen feit te maken. Zoo lang de meeste predikanten steunen moeten op art. 171, raken zealmeer ten achter bij onderwijzers en andere ambtenaren. En eerst ala de Kerken, na behoorlijke afrekening, zelve den plicht op zioh namen, om in de goede verzorging ven hun predikanten te voor zien, zou ten deze van een eeren van den predikant, naar eieah van zijn op leiding, naar eisch van zijn levenssten daard, en naar eisch an zijn sociale positie sprake kunnen komen. Amerika toont het. Thans daarentegen drukt Art. 171 zelia die andere Kerken, die niet nit Art. 171 genieten. Thans toch acht men in de vrjje Kerken reeds genoeg zaam voor zijn predikanten gezorgd te hebben, zoo men hun een inkomen ver zekert, dat het inkomen van de nit Art. 171 gesalarieerde predikanten vrjj- wel of van verre nadert. Juist alzoo tengevolge van Art. 171 slaapt de pu blieke opinie. Ze stelt het gewichtig vraagstuk van den stand der predikan ten niet aan de orde. Ze bekreunt er zioh niet om. En ze voelt het niet in hoe menige pastorie tengevolge hiervan bitter geleden woidt, en hoe de positie der Kerken zelve, en dus ook de eere der R-ligie, er door wordt gedrukt. Dit moet andera worden. Het hoog belang, dat heel ons volk heeft bij het eeren der Religie ook in haar dienaren, moet op da consciëntie worden gebonden. Alles wacht hier op een radicale ver betering. En juist omdat de niet uitvoe ring van art. 172, tweede lid, toont hoe ten deze van de publieke activiteit niets is te verwachten, en o. i. niets verwacht mag worden, kon uit niets zoo sterk a's juist uit een op den voorgrond stel- dag eene schilderij aan een toerist verkocht. Wij luisterden naar bun scherts, totdat zij de herberg weer binnentraden, waarschijnlijk omdat zij dorst hadden gekregen. Carriston bad weinig gesproken sedert wij buiten waren. Hij rookte rustig zijn sigaar en staarde in de onmetelijke hemelruimte. Met dat witte maanlicht op zijn schoon gelaat, in de bevallige hou ding waarin hij zat, scheen hij mij de ver persoonlijking der dichtkunst, Hij sloeg geen acht op het vroolijk gesnap der jonge schilders, dat mij zoo vermaakte, ik twjjfel zelfa of hij hunne stemmen hoorde. Toch moet bij ze wel gehoord hebben, want zoodra zij naar binnen waren ge gaan, ontwaakte hij uit zijn mijmering. Het moet wel prettig zijn, als men van de kunst moet leven, zeide hjj. Prettig voor hen, die door de kunst hnn onderhoud kunnen verdienen, antwoordde ik. Dat kunnen allen, die het waard zijn. De tijd der miskende geniën is voorbij. Muller was de laatste die mis kend werd, geloof iken hij stierf jong. „Wanneer ge er zoo over denkt, AbojmemcHts-Adlt'erteiitiëit len van dit artikel, in verband met de niet uitvoering ervan, voor een ieder blijken, hoe dringend noodzakelijk het is, in den bestaanden toestand die ra dicale verandering aan te brengen, waarbjj, in het belang van Volk en Religie beide, het beter eeren van den stand van den predikant uitgangspunt moet zijn. Niet wat oen verouderd, versleten en niets meer uitwerkend Grondwetsartikel aangeeft, mag hierbij maatstaf blijven, maar als maatstaf moet gelden de mi nimum eisch, die voortvloeit uit de kos ten van wetenschappelijke opleiding, ven het leven in zijn stand ea van het openen van gelegenheid voor verdere ontwikkeling, Praf dr. H. Snellen Sr. t Zaterdagmorgen is zooals in het kort reeds onder de „Laatste Berich ten" in om vorig nummer is gemeld prof. dr. II. Snellen Sr., na een lang durige ongesteldheid, die zijn gestel ernstig ondermijnde, heengegaan. Als oog speoialiteit heeft prof Snel len zich groote vermaardheid verwor ven en zijn wetenschappelijken naam wijd en zijd bevestigd. Herman Snellen werd 19 Feb. 1834 te Zeist geboren, alwaar zjjn vader ge neesheer was. Aan de universiteit te Usrecht waren Mulder, Sohroeder, Van der Kolk ea Donders zij o leermees ters en vcoral laatstgenoemde heeft veel invloed ten goede op hem uitge oefend. Snellen promoveerde tot doctor in de geneeskunde den 4en Juli 1857, op proefschrift, getiteld „De invloed der zenuwen op de ontsteking", waarin een zeer heldere geest aan dan dag ge legd werd. Door bemiddeling van den hoogleeraar Mulder kwam Snellen in 1853 in aanraking met prof. Donders, hetgeen beslissend zou zijn voor zijn verderen levensloop. Ia de oogheelkun dige kliniek van Donders, waaruit zich in 1858 't Nedarlandsch gasthuis voor oogljjdara ontwikkelde, kreeg Snellen zijn eerste opleiding. Als eerste uitwonend assistent, waa Saelien de rechterhand van Donders. Later vestigde bij zich als praetizeerend geneesheer te Utreeht, tegelijkertijd echter als tweede geneesheer aan het gasthuis verbonden blijvend... Over da cholera epidemie van 1866 te Utreeht schreef hij een wetens waardige verhandeling, waarin de oor zaken van het eerste uitbreken van de cholera aangetoond werden. Bij de benoeming van Donders in 1862, tot hoogleeraar, trad Snellen als eerste ganeejhear van 't gasthuis op. Hiermede verpiiohtte Snellen zich, de gewone geneeskundige praktijk te laten varen. Het was derhalve ean beslissende stap voor bem. Sohitterend heeft bij eohter de van hem als oogheelkundige gekoesterde verwachtingen beantwoord. In hetzelfde jaar verscheen van zijn hand de verhandeling„Letterproeven zeer voordeclige voorwaarden, (ot bepaling der geziehtsscbarpte", waarmede hij zich een Europeesche vermaardheid verworven heeft, en zijn naam over de geheele wereld bevestigde. In 1865 volgde zija „Bijdrage tot do geschiedenis der oogziekte, heerecheide in de rijkegeetiohten Veenhuizan en Oinraerschans," als inspecteur van den oogheelkundigen dienst van 18601863, wslke functie hg met de wisariisg van het ministerie neerlegde. Wat Snellen verder op het gebied der wetenschap is geweest, behoeft hier niet in bjjzonderheden uiteengezet te worden. Groot zijn zija verdiensten. De dank van het nageslacht komt hem ten volle toe. Den 27eten October 1884 aanvaardde bij uit de handen van prof. Donders het directeurschap van het Ned. Gast» huis voor Ooglijders, en tot 1903 ia hij dit blijven vervullen met groote liefde en toegenegenheid. In 1899 legde Snel len het hoogleeraareambt neer, dat hij den 15an December 1817 aanvaard had. Het nieuwe gebouw van het Nederl. Gasthuis voor Ooglijders ia in 1894 verrezen en in gebruik genomen, tijdens bet beheer van Snellen. Daarmede was eindelijk een ook reeds door den inmid dels overleden Donders lang gekoesterde wensoh verwezenlijkt. In 1904 zag hij zich genoodzaakt zijn praktijk geheel en al vaarwel te zeggen. Esn gelukkige gebeurtenis was hem eohter nog bescho ren. Ter gelegenheid van zijn SOjarig doctoraat werd het vorige jaar zijn borstbeeld in hei gasthuis geplaatst, bij welke plechtigheid hij zelf tegenwoor dig kon zijn. Een longontsteking wierp hem on langs op het ziekbed, dat thans zijn doodsbed is geworden. Met prof. Snellen is een wetenschap- pelijk welbesteed leven afgesneden. Oveiplaats'ng van notarissan. Het hoofdbestuur van de broedersohap der notarissen in Nederland heeft zioh tot den minister van justitie gewend, naar aanleiding van 's ministers mede- aeeling in de memorie van antwoord op het voorloopig verslag naar aanlei ding vaa de begrooting van justitie voor 1908, dat het in zijn bedoeling ligt, om slechts bij uitzondering eene notarieele vacature door een notaris te laten ver vuilen ea alleen, wanneer het openbaar belang zulks vordert. Het hoofdbestuur vreest als gevolg van dit stelsel, waarop door de candidaat-notarissen sterk wordt aangedrongen, dat da weinig inkomsten opleverende notariaten niat meer of niet meer op de gewenschte wijze zullen worden bezet, en dat do notarissen, die hun positie venschen te verbeteren of om gezinsredenen overplaatsing vragen, tegen wi! en dank op bun standplaats zullen worden gehandhaafd. Hierdoor wordt, zoo betoogt het adres o. a., on middellijk en middellijk het openbaat belang geschaad en de candidaat-nota- waarom beproeft ge er dan uw eigen geluk niet mee Ik zon wel willen, maar ongeluk kiger wijze ben ik esn rijk man. Ik lachte om dit misplaatste spijtge- voel. Carriston vertelde mij daarna op heel eenvoudigen toon een groot deel van zijne geschiedenis Hij was wees en eenig kind. Hij had reeds groote inkom eten, maar Fortuna had hem nog meer toegedacht. Bij den dood zijns ooms, nu een oud man, moest hij in het bezit komen van een groot vermogen en een baronschap. Ds natuurlijk ongekunstelde wijze waarop hg mij dit toevertrouwde en bij zeide het mij niet om zioh in mijns oogen te verheffen maakten op mij een geweidigen indruk. Wij namen hierop voor dien avond afscheid vaa elkaar. Sedert dat oogenblik begon ik belang te stellen in mijn nieuwen vriend, en die belangstelling was niet geheel vrij van afgunst. Jong, mooi, rijk, vrij in zijn doen en laten, werken of spe len, al naar bij lust heeft. Gelukkige Carriston HOOFDSTUK II. Ik geloof met recht te kunnen aan nemen, dat nimmer te voren zoo spoedig een opreohte vriendschap, bestemd om jaren te duren, gesloten werd als tussohen Carriston en mij. Hst is rnjj nu nog smartelijk, dat er een korte tijd na onze ontmoeting is geweest, gedurende welke hg mijn boezemvriend nog niet was. Ik weet niet juist meer ol oaze ontmoeting den volgenden morgen, ter plaatse waar wjj kennis hadden gemaakt, toevallig was of volgens afspraak. Hoe dit ook zij, wij brachten den dag samen door, en deze werd gevolgd door vele andere dagen, die wij in eikaars gezelschap doorbrachten. Eiken morgen gingen wij samen u t om schetsen te maken van een of aDder schoon natuurtafereel eiken avond kwamen wij samen thuis, aten samen en hieven samen een sigaar rooken, binnen of buiten, al naar de weergesteldheid wbb of naar wij zelf liefst wilden, j Spoedig waren wij dikke vrienden, onafsoheidalijk zoolang mijn korte vacantie duurde. We vonden het beiden pleizierig te werken in gezelschap van 1 elkaar, omdat wij beiden amateurs waren. i (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1908 | | pagina 1