1006.
Vrijdag
23 November.
No* 276.
4% Jaargang,
Gemeente bestuur.
FEUILLETON.
Blrmeïilaiidselie kricMMi
VLISSIWSfHE COURANT.
Prijs per drie maantfeffl /lsol ftea» pm psi 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever
F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt, I. 187-
AD VER fENTIËN i van i4 regels ƒ0.40» Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters
en cliché's naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en feestdagen.
Telepliaoimummer 10.
Abonnements-Advertenticn op zeer voordeelige voorwaarden.
PERSONEELE BELASTING.
Afkondiging van de kohieren der Per-
soneele Belasting no. 8, 8 en 9,
dienst 1906.
De Burgemeester van VlissiBgen
maakt bekend
dat op heden hij hem ontvangen en
aan den Rijksontvanger zijn gezonden de
executoir verklaarde kohieren wegens
de Personeele Belasting no. 3, 8 en 9,
dienstjaar 1906;
de daarop voorkomende belasting
schuldigen worden uitgenoodigd om
hunne aanslagen op den bepaalden tijd
aan te zuiveren, ook ter voorkoming
van vervolgingen
en herinnert
dat de bezwaarschriften binnen 6
weken na heden behooren te worden
ingediend, terwijl de aangiften ter be-
koming van ontheffing ingeval van ver
huizing, moeten worden gedaan bij den
Directeur der directe belastingen in
wiens directie de aanslag is vastgesteld,
binnen zes weken na het verlaten van
het perceel.
Vlissingen, den 22 Nov. 1906.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
BEKENDMAKING.
Algemeens BrandEchouwing.
Burg. en Weth. van Vlissingen
gezien art, 437 der algemeene ver
ordening van polit e voor deze gemeente,
waarbij voorgeschreven is, dat minstens
eenmaal in het jaar door de brandspuit
en onderbrandspuitmeesters, vergezeld
van een politiebeambte, eene algemeene
bmndschouwing zal plaats hebben
maken bekend
dat die algemeene brandschouwing
voor dit jaar is bepaald op Maandag,
Diasdag, Woensdag en Donderdag den
26, 27, 28 en 29 November a. s.
en noodigen de ingezetenen uit, om
hen, die daarmede belast zijn, tot het
noodige onderzoek in hunne woningen
of gebouwen toe te laten, en zich te
gedragen naar hunne aanwijzing om
trent het aanleggen, veranderen en
verbeteren van stookplaatsen, schoon
maken van sehoorsteenen of bergen van
brandstoffen en petroleum, en in het
algemeen overeenkomstig de bepalingen,
voorkomende in genoemde verordening,
teneinde zich te vrijwaren voor de
toepassing der daarbij bedreigde straffen.
Vlissingen, den 22 Nov. 1906.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Dn Secretaris,
WITTEVEEN.
41.)
„Zou de patroon naar Berlijn gaan
om da zitting van de reehtbank bij te
wonen vroeg de schipper aan Lehnert,
„Hij heeft er niets van gezegd",
antwoordde deze, „maar dat zal hij wel
doenhij is altijd op weg tusschen
Berlijn en hier."
„Ach ja, het was een ander leven,
toen de oude patroon met zijn familie
hiér woonde", zeide een der mannen
doch plotseling verstomde het gesprek
en ieder nam iets.ter hand om bezig
to schijnen. Op bet pad in de grasvlakte
tUBschen het machinegebouw en de
ovens kwam Koenraad Rechling aan
stappen. Hij was geheel in het grijs
gekleed en droeg een slappen, vilten
hoed met breeden rand. Zijn vroegere
Militaire houding miste hg geheel, zijn
Jtoeger blozend gelaat was nu asoh-
De minister van oorlog.
De „N. Ct." schrijftZoodra heeft
het ministerie bij hoofdstuk I te ken-
nen gegeven, dat „het beginsel der ver
mindering van het blijvend gedeelte
der militie inderdaad een deel raakt
van het regeeringsprogram", m. a. w.
dat het kabinet den minister van oorlog
bij de verdediging van dat beginsel
niet in den steek zal laten, óf de kabi-
netfquaestie dreigt tot zelfs de onder
dooien van dat militaire vraagstuk ge
heel te overheersohen.
Nu is echter zegt het blad in
verband met het kabaal, dat gemaakt
is, opmerkelijk, dat de minister van
financiën in zijn antwoord namens de
regeering zich van politieke pressie
zooveel mogeljjk onthoudt.
Natuurlijk de vermindering van het
blijvend gedeelte behoort tot het re^
geeringsprogram en over het algemeen
kan worden gezegd dat de verantwoor
delijkheid van het kabinet bij eiken
eenigszins belangrijken regeeringsmaat-
regel betrokken is. Maar, gaat de stel
ler voort, eon grondige bespreking van
dit onderwerp (een bespreking dus van
de onderdeelen) hoort bij Hoofdstuk VIII
thuisen ook in den dan volgenden
passus, waarin hij het verwijt van „mis
plaatsten aandrang tot bezuiniging"
terugwijst en betoogt, dat van de dienst
plichtigen niet andere of meerdere
diensten moeten worden gevorderd „dan
in het belaDg van 's lands defensie
noodig is" en dat het blijvend gedeelte
op qü sterkte als tot dusver, in stand
is gehouden, niet ten behoeve van de
geoefendheid der dienstplichtigen" maar
om wacht- en corveediensten te ver
richten, roert hij de afschaffing van
het blijvend gedeelte bij de bereden
wapens niet aan, zondert haar veeleer
uit, zou men zeggen, aangezien dat
gedeelte wel degelijk onder de wapens
wordt gehouden ten behoeve eener de
gelijke militaire vorming.
Voegt men hierbij, dat de minister
van financiën het hem voorgehouden
beginsel, dat bezuiniging in geen ge
val leiden mag tot verminking van
onze weerkraoht, niet slechts verklaart
te onderschrijven, maar er aan toevoegt
zelfs niet tot vermindering der weer
kracht dan geven wij de hoop niet
op, dat, als het zekeren vrienden van
het kabinet, die een jaar geleden
de oorlegsbegrooting stemden, niet
lukt met hun fanfares van thans, de
Kamer en de regeering doof te schet
teren, het ministerie ook nu nog luis
teren kan naar waarschuwingen van
bevriende zijde, die het herinneren
aan .de overwegende bezwaren welke
generaal Staal op 21 December 1905
tegen afschaffing van het blijvend ge
deelte bij de bereden wapens ontvouwde.
Deed het dit, dan zou de „N. Ct.",
grauw en zijne oogen, aan welke anders
nooit iets ontging, stonden droomerig
en flets.
Hij was zoo in zijn gedachten ver
diept, dat hij de groep mannen eerst
bemerkte, toen hij nog slechts weinige
schreden van hen verwijderd was.
Nu bemerkte hij ook de verlegenheid
van deze mannen, die niet gewoon waren
te veinzen, en onmiddellijk begreep hij
waarover zij gesproken hadden. Dit
veroorzaakte hem innig leed. Zijn nood
lot, de dood zijner moeder daar
spraken zijn arbeiders over. Zijn aange
beden Valentine door hen beoordeeld
en veroordeeld 1 Maar dat deed men ook
te Berljjn en in geheel het land. Als
een van zijn werklieden een dag vrijaf
nam om naar Berlijn te gaan en haar
op de bank der beschuldigden te zien
Eerst wilde Koenraad zijn treurig
gelaat zoo spoedig mogelijk aan de
blikken der mannen onttrekken, doch
hij bedacht zich. De gewoonte van te
gebieden en de daarmee verbonden zolf-
beheersching kwamen hem te hulp. Hij
richtte zich op uit zijn gebogen houding,
beantwoordde vriendelijk de eerbiedige
groeten der mannen, sprak een paar
woorden met den ouden König en ging
naar zij zegt, tevreden zijn. Zij herin
nert er aan, dat zij zich tegen de in
krimping van het bljjvend gedeelte bij
de onbereden wapens niet verzet heeft,
maar tegen de afschaffi-g van bet blij
vend gedeelte, zonder -.equivalent, bij
de bereden wapens protest heef't aan-
geteekend.
De minister van oorlog maakt zich
sterk aan te toonen, dat de noodige
voorzieningen zijn getroffenopdat
's lands weerkracht van de door hem
bevolen maatregelen geen nadeel on-
dervinde, Wat de bereden wapens be
treft, gelooven wij niet niet dat dit hem
gelukken zal, zelfs niet indien achter
af mocht blijken dat die voorzieningen
door het huren van werkkrachten buiten
de dienstplichtigen, in zoo ruime mate
getroffen zijn, dat zij het bedrag der
bezuinigingen verslinden. En slaagt hjj
er niet in, dan zouden wjj op het kabi
net een ernstig beroep wilien doen met
die uitnemende zinsnede, waarin de
minister van financien verklaart, dat
hij vertrouwen heeft op het gelukken
zijner taak, „zoolang voor alle staats
partijen het belang der zaak richtsnoer
blijft bij de bsoordeeiing van de inge
diende en aangekondigde wetsvoorstel
len". Het belang der zaak toeh is in
dit geval het belang van ons leger, het
belang onzer defensie, hetwelk gaat
boven het belang eener schijnbezuini-
ging, strekkende om verwachtingen te
sussen, die in da hitte van den verkie
zingsstrijd te lichtvaardig zijn opgewekt.
"Wat is er in den toestand onzer
weermacht veranderd, sinds de minister
van oorlog, nog geen jaar geleden,
verklaarde, dat aan het w-gzenden van
het blijvend gedeelte bij de bereden
wapens niet kan worden gedachtlo.
wegens „de paardecquaesti9" 2o. we
gens de noodzakelijkheid van het voort
zetten der oefeningen 3o. wegens „de
mobüisatie-quaestie" Ziedaar niet de
eenige, maar toch de eerste vragen,
waarop de minister van oorlog een af
doend antwoord zal hebben te geven,
wil het kabinet zedelijk gerechtigd zijn j
verzamelen te blazen rondem hèm.
i
Politiek geknutsel.
Ds. Talma heeft in een rede te Rot
terdam zich beklaagd, dat de regeering
niet optreedt tegen „het tentoonstellen
van onzedelijke lectuur."
De redenaar scheen te meenen, dat
hiervoor de strafwet moet worden ge
wijzigd. Dit stelt de regeering niat
voor, derhalve moeten de jongelings-
vereenigingen aan het werk: „Ais de
regeering het niet doet, laten wij dan
staan voor de reinheid van ons straat
leven, zooveel het kan 1"
Mooi gezegd. Hot beroep op het par
ticulier initiatief dunkt ook ons voor
treffelijk, zegt „Land en Volk". Maar
de welsprekende agent van de christe
lijke coalitie moet niet politiek trach
ten te slaan uit iets, waar geen politiek
in zit.
zelf met Lehnert naar het heerenhuis
terug, onderweg met hem over aange
legenheden der fabriek sprekende.
Toen Lehnert echter afscheid had
genomen en naar zijn woning gegaan
was, voelde Koenraad dat zijn kracht
ten einde was. Haastig slapte hij het
huis binnen en ging op de canapé
liggen, terwijl hij zijn gelaat met beide
handen bedekte.
„Ik kan het niet meer verdragen, ik
kan het niet meer verdragen", kermde
hij, „en het ergste moet nog komen 1
Overmorgen, overmorgen!" En na een
poos vervolgde bij „Verlaten geheel
verlaten 1 Arme, arme Valentine 1 ze
hebben je allen verlaten 1 Je hebt nie
mand meer dan mij 1 En ik ben mach
teloos, en van mij wil je niets meer
weten 1 Ik ben immers de oorzaak van
je wreed noodlot."
„O, Agnes, Agnes", riep hij verbitterd
uit, „waarom heb je me eerst in de
waan gebracht, dat ik een steun aan je
zou hebben P En Lageman schijnt me
ook zoo lauw, alsof hij nu reeds over
tuigd is, dat hg voor een verloren
zaak strijdt."
Koenraad Rechling meende ten volle
gerechtigd te zijn tot deze verwijten
Art. 451, 3o. van ons strafwetboek
stelt strafbaar hem „die óp eene aan
den openbaren weg zichtbare plaats voor
de eerbaarheid aanstootelijke woorden
of teekeningen stelt."
Dat feit is strafbaar nu, en was het
ook van 1901 tot 1905, Toch viel er
in dat viertal jaren niet minder over
straffelooze overtreding te klagen dan
thans.
Onze tegenwoordige regeering treedt
krachtig op ter handhaving van dit
verbod, en wij verwachten datzelfde
optreden tegen het bij hetzelfde artikel
strafbaar gestelde „zingen van voor de
eerbaarheid aanstootelijke liederen in
het openbaar". Ook van dit verbod liet,
ook van 1901 tot 1905, de handhaving
veel te wenschen.
Maar dit alles ligt buiten de politiek,
meneer Talma. Afkeer van vuiligheden
wordt door u niet dieper gevoeld dan
door elk fatsoenlijk man, aldus besluit
het vrjjz.-dem. hoofdorgaan.
Onzinnig staatsbestuur,
Uitgaande van het voarloopig verslag
op de bcgrooting van marine, waarin de
minister wordt voorgesteld als onder
worpen aan de bezuinigingsplannen van
het concentratieprogram, spreekt de
„Ned." over onzinnig staatsbestuur.
Een ministerie zou du3 gebonden zijn
aan partijen en partijen zijn gebonden
aan verkiezingsprograms. De kiezers
beslissen dus hoe het land moet gere
geerd worden.
Indien er bij de stembus gestreden
ware over een der vragen wat is den
Nederlander zijn nationale onafhanke
lijkheid waard is het geoorloofd oorlog
te voerenwil men als voorheen, een
huurleger, dan wel nationalen dienst
plicht, dan kan men toegeven, dat
over zulke vragen geheel de natie recht
zou hebben gehad van meespreken
recht om zich te doen hooren. Yoor
zulke vragen echter heeft men haar
niet gesteld daarvoor heeft men zich
wel gewacht.
Alleen de vraag is gesteld of her
ziening voor marine en oorlog noodig
is. Maar heeft men daarmede bedoeld
vermindering van uitgaven zelfs ten
koste onzer weerbaarheid P Men beweert,
dat de opofferingen voor onze nationale
onafhankelijkheid niet kunnen leiden
tot het dGel en dat de. verdediging van
het land ondergeschikt moet zijn aan
de draagkracht der natie. Over deze
vragen nu kunnen de kiezers niet met
kennis van zaken oordeelen. Wat aan
deze vragen vast zit eisehfc ernstig, veel
zijdig, onbevooroordeeld onderzoek en
moet door het Kabinet in overleg met
de Staten-Generaal worden opgelost.
Maar een groot deel der linkerzijde
maakt er politieke quaesties van. Het
is lichtzinnig zich ten aanzien der ge
noemde vragen te beroepen op de uit
spraak en den wil der kiezers, die ze
niet ernstig onderzocht hebben.
De „Ned." vergelijkt de zaak bij het
aan het adres zijner bondgenooten. In
de twee maanden, dat de drie verbonden
waren om Valentine te redden, was hjj
meermalen met Agnes en Lageman
samengekomen maar dit had, meende
hij, niet veel nut gedaan. Er kwam geen
verandering, niets kwam aan het licht
ter ontlasting van Valentine en de
openbare meening keerde zich meer en
meer tegen haar. Hoe zorgvuldig hij
zijn vrienden en bekenden ook vermeed,
toch ontmoette bij er soms een, en
gewoonlijk spraken ze er onverholen hun
afkeuring en verwondering over uit, dat
hij de moordenares van zijn moeder nog
in bescherming nam en bijna haar eenige
verdediger was. Meer dan eens hoorde hij
ook dat mevrouw Von Beeren, die
aanvankelijk met warmte haat onschuld
verdedigde, ook van dien verkeerden
waan genezen scheen te zijn en nu weinig
meer van hat geval sprak.
Dit scheen helaas, maar al te waar
en maakte Koenraad nog zoeveel onge
lukkiger, omdat die verandering plaats
gegrepen had, nadat Agnes, op aandrin
gen van Valentine's advocaat, bij de
gevangene was toegelaten. Dit geschied
de echter niet, voordat het voorloopig
onderzoek was afgeloopen en de be
bouwen van groote spoorbruggen. Dan
zou men bij de verkiezingen de vraag
kunnen stellen zijn die bruggen wel
noodig Zijn ze ons het geld wel waard,
dat ze zullen moeten kosten Maar,
eens uitgemaakt, dat ze er wezen moe
ten, dan vraagt men aan de kiezers
niet hoeveel ze er voor geven willen.
Dat kan alleen een deskundige beoor-
deeling.
Bij vragen echter van nog veel ern
stiger belang dan spoorbruggen hande
len vele liberale volksleiders anders.
Zij vervaardigen eerst een aantrek
kelijke spijskaart voor de kiezers zetten
hun die voor op de „meetings", be
stemd om de voortreflijkheid van de
eone groep, het staatsgevaarlijke van
de andere in het licht te stellen. Wie
daarbij hst meeste belooft heeft de
meeste kans van slagen. Op de spijskaart
staan zeer verscheiden spijzen om welke
daarvan de candidaat gekozen wordt,
kan niemand nagaan. Maar is de can
didaat gekozen, dan wordt ondersteld,
dat de kiezers op alle voorgezette spijzen
even gesteld zijn geweest. Zoo wordt
dan ook nu uit de gedane keuze afge
leid, dat „het volk" per se en vóór
alles „bezuiniging" wil, ook al kan
niemand dat aantoonen en al kar. „het
vólk" over die quaestie niet oordeelen.
Ons komt een staatsinrichting, waarbij
zulke uitkomsten worden verkregen,
hoogst gebrekkig yoor. Zulk een staats
inrichting keert in het staatsbestuur
alies ten onderste boven. Zij laat ds
beslissing over vragen van teehnischen
aard over aan de massa, die tot oordeelen
volkomen onbevoegd is. En zjj brengt
een regeering op het kussen, die willens
en wetens haar eigen zelfstandigheid
inboet die zich niet meer mag afvragen
wat het welzijn des lands eischt, maar
wel wat„hare partij van haar verwacht I"
Ia dit onzinnig of niet
Het Nationaal Comité voor de De
Ruyter-hulde heeft aan de vereeniging
„'t Koggeschip" te Amsterdam het ver
zoek gericht het initiatief te willen
nemen tot de oprichting van een plaatse
lijk comité in Amsterdam, ter organisatie
van Da Ruyter-feesten in de hoofdstad.
Naar man verneemt, heeft de vereeni
ging „'t Koggeschip" aan dit verzoek
voldaan en zal z(j, evenals by de Rem-
brandtfeesten, voor Amsterdam het ini
tiatief voor oen feestviering ter eere
van den nationalen zeeheld op zich nemen.
Onze twaalfde provincie.
Met een verklaarbaar gevoel van
„groote vreugde" heeft de „Zuiderzee-
vereeniging", blijkens een adres aan
minister Kraus, kennis genomen van
de „haar uiterst sympatieke bewoordin
gen", waarin H. M. de Koningin inde
Troonrede gesproken heeft over het
groote nationale belang van afsluiting
en gedeeltelijke drooglegging der Zui
derzee. Adr. spreekt daarbij den wensch
schuldigde naar de openbare terecht
zitting verwezen was.
Lageman had zich aangemeld om
Valentine te verdedigen. Zij had tegen
die keuze van haar vrienden geen be
zwaar gemaakt en meermalen met haar
verdediger in de gevangenis gesproken,
Doch Koenraad kreeg noch van Agnes,
noch van den advocaat die inlichtingen
over de ontmoetingen met zijn geliefde,
die hij kon verlangen. Zij zeiden weinig
meer dan dat Valentine den moed liet
zakken en dat ze bleef volharden bij
haar beweren, dat zij mevrouw Rechling
geen vergift had toegediend, dat zij geen
verklaring kon geven omtrent de bewezen
vergiftiging en niets wist van de flesch
met vergiftigd bessensap, welke onder
den gootsteen gevonden was. Hg ver
zocht de rechtbank om bij de gevangene
te worden toegelaten en deze maakte
gaen bezwaar, dooh Valentine weigerde
hem te zien. Op de smeekende brieven
die hij haar zond, antwoordde zij sleohts
kort, met het verzoek geen pogingen
te doen om haar te zien. En de reden
daarvoor
(Wordt vervolgd.)