1006. Zaterdag No 151. 30 Juni. 44e Jaargang. Binnenlandsche lieriÉteo. De Eerste Verrekijker. VLISSIltSSCHE C0IIR4IVT. Prijs per drie maaEOes 10S@0 jfe&èö jpusi" 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle "Boek handelaren Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uitgever F. VAN DE YELDE Jr., Kleine Markt, I. 187- ADVERTENT!ÉNvan 14 regels f Ö.4Ö, Voor eiken rege •neer "10 cent. Bij diiecte opgaaf van driemaal plaatsing derzelftle advertentie word! de prijs slechts taieemaal berekend. Groote letters en cliclié's naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Bon- en feestdagen. Bathpolder. In de afdeelingen van do Eerste Kamer werd zeer geklaagd over de overijlde behandeling van het wetsont werp nopens den Bathpolder en ook overigens ontveinzen vele leden zich niet, dat zij weinig met het wetsont werp ziin ingenomen en zij de afwijking van den gewonen regel, met name de terzijdestelling van Ged. Staten van Zeeland niet gemotiveerd achten. "Wel werd toegegeven, dat Ged. Staten hun plicht in het onderhavige geval hadden verzuimd (omdat b.v. de dijken pi.m. 50 c.M. te laag bleken en zij v?aren afgenomen zonder dat onder houdsplichtigen tot hun verplichting waren gedwongen) ook na de doorbraak, maar toch meende men, dat de minister zich had moeten bepalen tot het zorgen voor de belangen van het spoorweg verkeer, voor welke zorg hem trouwens hulde wordt gebracht. De toepassing van de wet van 10 Nor. 1900, regelende het oppertoezicht van de Kroon in geval van verzuim van de bevoegde autoriteiten in water staatsaangelegenheden,was hier meen de men aangewezen. Hier toch was verzuim, en de regee- ïing kon, toen Ged. Staten niet gebruik maakten van hun bevoegdheid, de on derhoudsplichtigen te dwingen, op aan vraag van den Commissaris der Koningin tusschenbeide komen. Dat de regeering hier een heel an deren weg inslaat, is niet te rechtvaar digen met een beroep op urgentie. In zekeren zin toch is er voor alle onder- geloopen polders urgentie en daarvoor wordt geen subsidie gevraagd en voor herstel van den spoorwegdam is er volgens den minister zelf geen urgentie, daar de ophooging slechts geschiedt voor buitengewone gevallen, die zich slechts zelden voordoen. Andere leden konden zich met dit betoog niet vereenigen. Yolgens hen waren volgens art. 88 der wet van 1900 Ged. Staten wel bevoegd, maar niet verplicht handelend op te treden. Deze leden waren van oordeel, dat de door de regeering ingeslagen weg da meeste zekerheid biedt, dat in den koristen tijd de dijken in voldoenden toestand worden gebracht en daardoor de spoorwegdijk afdoende zal worden beveiligd. Yele leden hadden ook bedenking tegen het wetsontwerp, omdat h. i. door het verleenen van een subsidie van f 250,000 aan eene particuliere maat schappij eene niet gerechtvaardigd en bedenkeljjk antecedent wordt gesteld. Hoe zal de regeering handelen, zoo werd gevraagd, wanneer andere provin ciale besturen zich hierbij zullen be roepen en ook subsidie zullen vragen om de waterstaatswerken die ten hunne laste zijn te onderhouden. FEU1LLETOM. Een beroep op de buitengewone om etandigheden ging volgens de leden, niet op. Herinnerd werd aan het gebeurde met de Lekdijken in 1876, Het was aan een aantal leden niet duidelijk welke de verhouding is tus schen de oude en de nieuwemaatechappij. Bestaat er connectie tusschen die maat schappij Sommige leden, die het door den minister ingenomen standpunt betreur den, waren intusschen toch geneigd met het oog op de buitengewone om standigheden, met het ontwerp mede te gaan. Verschillende denkbeelden werden ontwikkeld omtrent hetgeen zou be hooren te geschieden als dit wetsont werp niet werd aangenomen. Verschil lende leden waren er o. a. voor den spoorwegdam tot een zeekeerend werk te maken en den Bathpolder aan zijn lot over te laten. Meerdere leden waren van oordeel dat de herdijking van dien polder van rijkswege behoorde te geschieden, doch dan ook gebruik te maken van de be voegdheid, die het burgerlijk wetboek den Staat geeft, de betrokken gronden te onteigenen tegen voldoening van de waarde, waarop de gronden als verdron» ken land worden geschat, wanneer de eigenaars weigeren over te gaan tot bepoldering. De tijd die daarmee heen zou gaan, achtten deze leden geen bezwaar, even min vreesden zij, dat het onvoordeelig zou zijn, immers dan zou zich geen maatschappij hebben aangeboden voor het verrichten van het werk. Anderzijds echter werd gewaarschuwd tegen het zich wagen door den Staat in speculatieve ondernemingen. Gc 2) Radat zij kennis gemaakt hadden, vroeg Jansen vertrouwelijk: „Zeg eens Michiel, hoe heette de gezel, die het laatst hier gewerkt heeft En waarom is hij weggegaan „Hij heette Gerard Tegelen", ant woordde de leerling met een schelmschen glimlach, „en hij is heen gegaan uit korzeligheid, omdat de meester hem voor ezel schold." „"Waarom gebruikte de meester dat leelijke scheldwoord Zoo iets kan een fatsoenlijk gezel zich niet laten welge vallen. Weet je de oorzaak?" „Ja, heel goed Juffer Justine is er de onschuldige oorzaak van." „Aha! zoc iets vermoedde ik wel!" „Verleden jaar hebben we drie ge zellen gehad, die achter elkaar wegge jaagd werden omdat ze het durfden wagen hun oogen naar de schoone Justine op te slaan. Toen kwam Gerard u&gva wgï<ü naar net s.a öa hioa bestaan van een beweerde geheime clausule in het contract tusschen de nieuwe combinatie en de liquideerende maatschappij, volgens welke clausule bij aanneming van dit wetsontwerp aan de maatechappij een hooger bedrag zou worden uitgekeerd dan anders het geval zou zijn. Het Bathpolder-ontwerp, „De Red." schrijft aan het adres van „De Stand." Het wil ons toeschijnen, dat het thans door „De Stand geopperde bezwaar geenszins overeenkomt met het eerst aangevoerde, akof hier ware „aantasting van ons historisch Rederlanclsch Staats recht, om gr een Fransch centralistisch expediënt voor in de plaats te schuiven", en dat het blad zich eenvoudig plaatst op het ook door minister Lsly ingeno men, in de Tweede Kamer ampel en breed besproken standpuntzoodat van een „in de fuik loopen" door de Kamer leden ook geen sprake kan zijn. Zij zijn in elk geval gewaarschuwd Van een „lust om dan geideiijken last naar hooger op te schuiven" is o.i. in deze minder sprake, dan van de ïelepli jonmuumër 10= vraag of de provincie verplicht is wa terstaatswerken te doen uitvoeren, waar- j bij niemand genoegzaam belang heelt, i behalve het rijk, hetwelk voor zijn spoordam heeft to zorgen, un of in dat geval het rijk tot uitvoering van dat waterstaatswerk, desnoods op kosten der provincie, mag dwingen. Aangetoond is in de Tweede Kamer, dat men hier met een exceptioneel en twijfelachtig geval te doen beeft, wes halve van „antecedent" nooit sprake kan zijn. En wat betreft de noodzakelijkheid van dadelijk herstel, daarover kunnen alleen deskundigen oordeelen de ver klaringen van minister Veegens, „dat hij zich bij verwerping za! neerleggen" beteekent, vooral in verband met al het overige door hem aangevoerde, niets. Trouwens wat kan dese minister anders doen. kstaatseommissie invoerrechten, De minister van financiën heeft be sloten lo. in te stellen een commissie, wier taak zal zijn hem voor te lichten om trent een technische herziening de: wet van 15 Augustus 1862, houdende vaststelling van het tarief van rechten op den invoer, zooals die bij latere wetten, o. a. die van 6 April 1877 is gewijzigd, zullende de commissie haar advieB uitbrengen, in den vorm van een ontwerp van wet, met memorie van toelichting2o. tot leden dier com missie te benoemen de heerenH. Damsté, hoofdinspecteur, chef der afdeeling invoerrechten en accijnzen, van het departement van financiën te 's Gravenhage, tevens voorzitter J. H. A. M. Heinsius, outran; r der invoer rechten en accijnzen te Oldenzaal P. P. E. Hoefnagels, inspecteur der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen te Arnhem H. J. Kiiissener, expediteur j en cargadoor te Rotterdam W. J. van Haren Roman, directeur der naamlooze vennootschapBlauwhoedenveem, te Amsterdam L. E. Uyttenhooven, raad adviseur van het departement van finan ciën, te 's Gravenhage G. B. Wende!, inspecteur, der directe belastingen, in voerrechten en accijnzen te 's Graven hage, tevens secretaris, Bijkspostspaarbsnk. Vele leden der Tweede Kamer ver klaarden bij hst afdeelingsonderzoek van het wetsontwerp tot wijziging van de wet op de rijkspostspaarbank dat zij de indiening ervan zeer toejuichten. Het beoogt een voorziening te brengen, waarop van verschillende zijden reeds jarenlang ia aangedrongen en men deelde vrij algemeen de verwachting der re geering, de Staatsschuldboekjes hier ,te lande evenzeer op hun plaats zullen blijken te zijn als dat elders het geval is. Vele leden zagen tegemoet, dat op het nieuwe terrein van bemoeiing, het- Aboimements-Advertentiën op zeer voordeelige voorwaarden. welk de voorgestelde wetswijziging voor do rijkspostspaarbank bedoelde te openen, haar optreden even heilzaam zal blijken als dat met betrekking tot andere pun ten het spaarwezen betreffende, is ge- maar het ging hem precies als vorige drie." „En wat zei Justine er van?" „Niemendal, Zij liet de arme jongens zuchten en lachte er om, want zij mocht geen van allen goad lijden." „Het schijnt dat de oude met zijn dochter hooger op wil." „Ja, er wordt gemompeld, dat mijnheer Memling, een lid der vroedschap, naar haar hand dingt." „Is de zaak al beklonken „Dat geloof ik niet." „Des te beier 1 ik wensch die zacht zinnige, mooie Justine een anderen bruigom toe." De leerling barstte in lachen uit en zeide„Ge zijt nu de vijfde, Zaeharias Jansen, namelijk de vijfde gezel, die op, de mooie Justine verliefd raakt." „Wel", sprak Zaeharias, „toen ik vijf jaar geleden dit huis verliet om soldaat te worden in het leger van den Prins van Oranje, toen was Justine nog een kind. Ru vind ik haar terug als eene schoone bloeiende maagd. Of ik op haar verliefd ben, weet ik nog niet recht maar het kan best zoo zijn." „Zijt ge rijk?" „Met vier stuivers in den zak ben ik Enkele leden betoogden, dat zij het i niet op den weg van den Staat achten te liggen de spaarders te lokken naar j een vorm van sparen, die altijd eeniger- j mate een speculatief karakter heeft. i Uit een oogpunt van algemeen belang achtten verschillende leden de invoering van Staatsschuldboekjes, die ertoe strek i ken zal te bevorderen, dat kleine kapi talen in meerdere mate dan thans in Rederlandschc Staatsschuld worden be legd, aiet zonder bedenking. Deze leden wezen erop, dat die kapitalen worden onttrokken aan de naaste omgeving der spaarders, waar zij voor doeleinden van handel, nijverheid of landbouw, of voor den bouw vau goede woningen, zoo nuttig zouden kunnen worden aange wend. De moeilijkheden, waarmede de middenstand overal te kampen, heeft, dreigen daardoor nog te worden ver zwaard. Dit bezwaar geldt trouwens niet alleen voor de Staatsschuldboekjes, maar ook voor alle inlagen bij de Rijks postspaarbank. Bij al het goede, dat op de creditzijde der Rijkspostspaarbank moge zijn te boeken, achtte men da onttrekking van groote sommen aan het plaatselijk krediet een niet te miskennen nadeel en men drong er daarom nog eens op aan, dat de beleggingsbevoegd heid van het bestuur der bank in dier voege werd verruimd, dat, tot zekere grenzen, gelden mochten worden uit geleend aan vereenigingen ter bevorde ring van den bouw van arbeiderswo ningen en aan coöperatieve vereenigin gen, op hot gebied van landbouw en veeteelt werkzaam. Tegen deze beschouwingen merkten andere leden op, dat de bedoeling, die bij do instelling der Rijkspostspaarbank heeft voorgezeten, uitsluitend ib geweest het sparen te bevorderen door een goede gelegenheid tot sparen te bieden en dat alle maatregelen, die deze of gene met betrekking tot de bank wenschelijk mocht achten, aan dat doe! behooren te worden getoetst. Uit dit oogpunt be schouwd, mag bij de keuze van de be- leggingswijze geen ander richtsnoer worden gevolgd dan dat, hetwelk naar de soliedst mogelijke en tegelijk voor deelige belegging voert. Mat 1 Juli a.s. wordt de naam van het ministerie van waterstaat, handel en nijverheid veranderd in het „minis terie van waterstaat" alleen. Minister Kraua wordt tegen 15 Juli aan zijn departement terugverwacht. gericht en waarmede het kabinet en zijn formateur weinig ingenomen zullen zijn. Het blad schrijft Gebroken werd met de politiek van concentratie zonder meer, en de schijn getrotseerd, alsof men een daad van agressie beging. Eu de h6er Tydeman gaf het onomwonden te verstaan. De vrije liberalen willen wel overleg met andere groepen, maar staande op hun eigen erf, wonende onder bun eigen dak. Een „samenwerking van alle vrij zinnigen", als het vorige jaar werd uit gevonden en die feitelijk neerkomt op een allegaartjes-politiek, bevredigt hen niet. Zij gaan hun eigen weg. Voor de zuiverheid van onze staat kundige verhoudingen is dit besluit toe te juichen. Wij kunnen dit zonder eenige nevenbedoeling getuigen, omdat het meer dan naïef zou zijn, onzerzijds stembus verwachtingen op deze defini tieve afscheiding der vrije liberalen te bouwen. Hoeveel organisaties er ook aan de overzijde mogen ontstaan, bij de verkiezingen zal men daar steeds de oude, anti-clericale concentratie in praetijk brengen en zullen bijv. de oud liberalen van Enschede onverdroten op den socialist stemmen. Maar de groep- Tydeman zal nu tenminste kleur ba- kennen, een banier ontrollen en onom - wonden zeggen, wat het volk aan haar heeft, ook op het stuk van beginselen. Dat is beter, dat is zuiverder dan een cencentratie-program, in dagen van ver kiezings agitatie opgemaakt, met eeu blanco-artikel als lokvogel en.... funda- ment. De Unie-liberalen en vrijzinnigs-de mocraten kunnen op dit stuk vaa 's heeren Tydeman's geestverwanten wel iets leeren. „Land en Volk" meent, dat ook onder de vrije liberalen op belangrijke punten meenings-verBchil bestaat en zegt De Bond, die blijkbaar de rechterzijde van de eertijds vereenigde liberale partij wenscht te wezen, zal op zijn beurt aan eigen boezem een rechter- en een linker fractie moeten koesteren, tenzij, naar wij vertrouwen, de meer links staanden zich rondweg gaan voegen bij de voor uitstrevende groepen, Het is dit vertrouwen, dat mede aan leiding geeft om de stichting van der vrije-liberalen bond als een voor de politieke verhoudingen gunstig ver schijnsel te beschouwen. Ook en vooral omdat een behoorlijke organisatie waar borgt tegen het afdwalen van vrij-libe- rale stemmen naar den clericalen kant. naar Middelburg teruggekomen." „Laat dan niets van uw liefde be merken, anders zet de meester u on middellijk buiten de deur. Dus ge zijt nu de vijfde En over een jaar ben ik misschien do zesde." „Stil, Michielik geloof dat de meester komt Inderdaad kwam meester Jan Lippers- haijm binnen, om met den nieuwen gezel te spreken. De meester was een bekwaam bril- lenslijper, en hij had in zijn vak ver scheidene uitvindingen gedaan om de brillen te verbeteren. Doch hoeveel de eerzuchtige hoogmoedige man ook gepeinsd had, tot heden had hij geen bijzondere gewichtige uitvinding gedaan. In den loop der eerstvolgende dagen en weken bleek ten duidelijkste, dat Zaeharias Jansen gedurende zijn lang soldatenleven zijn bekwaamheden als brillensiijper niet had verloren. Hij bleek een uitmuntend werkman, wiens arbeid de volle tevredenheid van den meester verwierf. Wat juffer Justine betreft zij was den vroolijken, fermen jonkman zeer genegen, en met den dag nam haar genegenheid nog toe. Het geluk beguu- De Band van Vrije Liberalen, „Het Centrum" wil in de organisatie der vrije liberalen een daad zien, waar van de spits tegen de Lib. Unie is stigde „den vijfden" meer dan de anderen. Op zekeren avond troffen de jonge lieden elkaar in de schemering in den bloementuin aan en daar openbaarden zij elkaar hunne taedere gevoelens. Doch toen de eerste roea van het geluk voorbij was, kwamen zij tot nadenken. Uw vader is trotsch en wil geen armen gezel tot schoonzoon", zei Zaeharias. „Eu ik wil geen ouden man, al is hij lid van de vroedschap", fluisterde zij. „Heeft mijnheer Memling al aanzoek om je hand gedaan „Rog niet, maar vader beweert, dat hij van plan is het spoedig te doen." „En hoe denkt je moeder daarover „Die hoopt en wenscht, dat ik geluk kig zal worden. Maar het behoeft juist niet met een half lammen heer van de regeering te zijn, zegt ze." „Dus is zij tegen dat huwelijk?" „Ja!" Op dat oogenbiik hoorde het verliefd paar esn opzettelijk kuchen, gevolgd door een scherp, spottend gelach. Ver schrikt keken beiden op. Bij het tuinhek zagen zij mijnheer Memling, een half lam, mager manneke van ruim veertig jaar, met een bleek, tamelijk verwelkt gelaat. Qnvereenigbare betrekkingen, De classicale vergaderingen dar Red. Hery. Kerk zijn gehouden. Onder de aan de Synode te geven consideraties kwam de volgende voor „Invoeging eener nieuwe tweedealinea in art. 3 van het Synodaal Reglement voor de Kerkeraden, bedoelende onver- eenigbaarverklaring van het lidmaat- „Ei, juffer Justine, geniet u de heer lijke avondlucht vroeg hij spottend. „Ja, mijnheer", antwoordde Justine kortaf'. „En u heeft aangenaam gezelschap, naar het schijnt. Wieis dat jonge heertje?" „Het is Zaeharias Jansen, de gezei van mijn vader." „Zoo, zooDus met hem fluistert u zoo teeder." „Hij is soldaat geweest in het leger van den Prins en nu heeft hjj me van zijn krijgsbedrijven verteld." „Mijn zwaard hangt nog in mijn kamer", sprak Zaeharias en streek uit dagend langs zijn knevels. „Jonge krijgsheld", sprak mijnheer Memling honend, „al hebt ge het va derland ook gered, dan hebt ge nog geen verlof om deze eerzame dame te kussen." „Daartoe had ik u zeker eerst verlof moeten vragen Mijnheer Memling antwoordde niet op deze stekelige woorden, maar keerde zich naar Justine en vroeg„Is uw vader thuis „Hij is op zijn kantoor." (WfercEf vervolg^

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1906 | | pagina 1